NL8801839A - Houder voor het gecontroleerd vrijgeven van een bij voorkeur vloeibaar medium. - Google Patents

Description

V.0. 1200

Houder voor het gecontroleerd vrijgeven van een bij voorkeur vloeibaar medium.

De uitvinding heeft betrekking op een houder voor het gecontroleerd vrijgeven van een bij voorkeur vloeibaar medium, zoals een vloeibaar wasmiddel, voorzien van een beker en een doserend inzetstuk dat met de beker is verbonden.

5 Het is in beginsel bekend een houder te gebrui ken die uit twee helften bestaat, waarbij een of beide helften zijn voorzien van openingen voor het min of meer gecontroleerd vrijgeven van een medium binnen de houder aan een ander medium, welke houder hetzij met het andere medium in 10 contact is, hetzij daarin is ondergedompeld. Indien dit principe wordt toegepast voor het gecontroleerd vrijgeven van bijvoorbeeld een vloeibaar wasmiddel in de trommel van een wasmachine, moet het wasmiddel zodanig worden vrijgegeven dat het niet in direct contact komt met de kleding in een te ge-15 concentreerde vorm, waardoor de kleding zou worden beschadigd. Verder moet de houder in staat zijn de zware belastingen te verdragen waaraan het wordt onderworpen tijdens het wasproces, in het bijzonder tijdens het centrifugeren, zonder dat de kans bestaat dat de houder breekt of de helften uit-20 eenvallen, aangezien de daarbij vrijkomende scherpe randen de kleding kunnen beschadigen.

De houder volgens de uitvinding is gekenmerkt doordat de beker is voorzien van een binnenwaarts gericht flensgedeelte voor het vormen van een bekeropening en doordat het 25 doserende inzetstuk is voorzien van een flensvormig contra-gedeelte dat met het flensgedeelte van de beker in aanraking is en onder vorming van een opening zich in hoofdzaak complementair met dit flensgedeelte in de richting binnenwaarts van de beker uitstrekt en verder is voorzien van een grendel-30 en doseerdeel, dat twee stabiele standen kan innemen ten opzichte van het contragedeelte en dat is voorzien van een aantal schepvormige bladen die met de binnenrand van het contragedeelte zijn verbonden via dunwandige zones die als scharnieren werken, welke bladen met hun bovenste eindoppervlakken . 880 1 8-3 5

* I

* -2- met het binnenoppervlak van het flensgedeelte van de beker in aanraking komen in de grendelstand en die zich convergerend van de genoemde bovenste eindvlakken uitstrekken in de binnenruimte van de beker waar zij zijn verbonden met een 5 verbindingslichaam door dunwandige zönes die als scharnieren werken.

Aldus wordt een uiterst veilige en betrouwbare verbinding tussen het inzetstuk en de beker verkregen aangezien in de grendelstand het grendel- en doseerdeel van het inzet-10 stuk het contragedeelte tegen het flensdeel van de beker drukt en zelf zich in de binnenruimte van de beker bevindt zodat het niet van buitenaf kan worden gedwongen de grendelstand te verlaten. Gelijkertijd zorgt het grendel- en doseerdeel voor een gecontroleerde vrijgeving van wasmiddel aange-15 zien de schepvormige bladen het binnenstromen van water in de binnenruimte van de houder en het uitstromen van wasmiddel uit de houder bemoeilijken.

Volgens de uitvinding strekt het grendel- en doseerdeel zich in een ingeschoven stand van het doserende inzetstuk bovenwaarts uit door de opening in het contradeel vanaf 20 de verbindingszones tussen het grendel- en doseerdeel en het contradeel.

Aldus bevinden de eindoppervlakken van de schepvormige bladen zich in de inschuifstand van het inzetstuk op een diameter die kleiner is dan de diameter van de opening in 25 de beker. Alleen indien het grendel- en doseerdeel door de opening in het contradeel en in de grendelstand daarvan wordt geschoven strekken de eindoppervlakken van de bladen zich uit en verkrijgen een diameter die groter is dan de'diameter van de bekeropening. Het resultaat hiervan is een groot radiaal' 30 aanslagoppervlak tussen de eindoppervlakken van de bladen en het binnenoppervlak van het flensgedeelte van de beker en derhalve wordt een uiterst betrouwbare koppeling verkregen tussen de beker en het inzetstuk.

Verder vertonen de bladen van het doserende inzet-35 stuk volgens de uitvinding een dubbele kromming.

.8801839 ψ.

* -3-

Aldus wordt een extra obstructie voor instromend water in de houder alswel voor uitstromend wasmiddel verkregen.

Bovendien is het verbindingslichaam van het doseren-5 de inzetstuk volgens de uitvinding een komvormig lichaam voorzien van een inwendige dwarsribbe waarbij de holte van dit lichaam is toegekeerd naar de opening van het doserende inzetstuk.

Wanneer de stand van het doserende inzetstuk moet 10 worden gewijzigd van de ingeschoven stand naar de grendel-stand, is het mogelijk het grendel- en doseerdeel te roteren door inschuiving van een speciaal gereedschap in het verbindingslichaam terwijl het doseerdeel door de opening van het contradeel wordt geschoven.

15 Bovendien strekt een cilinder die gesleufd is overeenkosmtig de schepvormige bladen zich volgens de uitvinding uit vanaf de binnenrand van het contradeel van het doserende inzetstuk in de binnenruimte van de beker. De cilinder strekt zich bovendien volgens de uitvinding omlaag uit totaan de bodem van 20 de beker waar het ondereinde van de cilinder tot aanslag komt met een cirkelvormig aanslagoppervlak.

Aldus wordt een extra hindernis gevormd voor water-instroming in de houder en ook voor wasmiddelstroming uit de houder en de stijfheid van de houder wordt vergroot, in het 25 bijzonder in de axiale richting. Dit is van groot belang wanneer de houders worden gestapeld of worden geplaatst bovenop sluitdoppen van wasmiddelverpakkingen die op elkaar worden gestapeld.

Verdere eigenschappen van de houder volgens de uit-30 vinding zijn beschreven in de conclusies en in het onderstaande waar de uitvinding meer in detail zal worden beschreven onder referte aan de bijgaande tekeningen, waarin: fig. 1 een vertikale doorsnede toont van een uitvoeringsvorm van een houder volgens de uitvinding voorzien 35 van een beker en een doserend inzetstuk, waarbij het doserende inzetstuk zich in de grendel- of werkstand bevindt; .880183? Μ Ι -4- fig. 2 een segment toont van de doorsnede van fig. 1 op grotere schaal; fig. 3 de houder van fig. 1 toont met het doserende inzetstuk in de ingeschoven stand; 5 fig. 4 een bovenaanzicht is van de houder volgens fig. 3 en fig. 5 een vertikale doorsnede-aanzicht is van een andere uitvoeringsvorm van de houder volgens de uitvinding.

Fig. 1 toont een uitvoeringsvorm van de houder vol-10 gens de uitvinding voorzien van een beker 1 en een doserend inzetstuk 2 dat met de beker is verbonden. De in hoofdzaak bolvormige beker 1 is voorzien van een binnenwaarts gericht flensdeel 4 voor het vormen van een bekeropening 3, waarbij het flensdeel is voorzien van een binnenwaarts gerichte 15 schouder 5, die overgaat in een bovenwaarts gerichte hals 6, welke hals bij zijn boveneinde is voorzien van een buitenwaarts gerichte kraag 7.

Het doserende inzetstuk 2 is voorzien van een flensvormig contradeel 8 en een grendel en doseerdeel 15. Het con-20 tradeel 8 is in aanraking met en omgeeft het flensgedeelte 4 van de beker 1, aangezien het is voorzien van een cirkelvormige groef 9 voor het opnemen van de hals 6 van het flensdeel 4 en verder is voorzien van een buitenwand 10, een bovenwand 11 en een binnenwand 12. De binnenwand 12 strekt 25 zich uit naar de binnenruimte 4 van de beker, in hoofdzaak evenwijdig aan de hals 6 van het flensdeel 4 en vormt aldus een opening 3.

Het grendel- en doseerdeel 15 van het doserende inzetstuk 2 kan twee posities innemen ten opzichte van het 30 contradeel 8, namelijk een ingeschoven positie zoals afge-beeld in fig. 3 en 4 en een grendelstand zoals afgebeeld in fig. 1 en fig. 2, Het grendel- en doseerdeel 15 is voorzien van een aantal schepvormige bladen 17 die met de binnenrand 16 van de binnenwand 12 van het contradeel 8 zijn verbonden via 35 dunwandige zones 18 die als scharnier functioneren. Deze schepvormige bladen 17 zijn uitgerust met boveneindvlakken 19 .8801830 -5- die zoals afgebeeld in de grendelstand van fig. 1, in aanraking zijn met het binnenoppervlak 20 van het flensdeel 4 van de beker 1. De bladen 17 strekken zich convergerend uit van genoemde boveneindvlakken 19 naar de binnenruimte 14 van de 5 beker waar zij met een komvormig verbindingslichaam 22 zijn verbonden via dunwandige zónes 21 die als scharnier functioneren. De holte van het verbindingslichaam 22 is toegekeerd naar de opening 13 van het doserende inzetstuk 2 en is voorzien van een binnenste dwarsribbe 23.

10 In de andere stabiele stand, namelijk de ingescho ven stand, strekt het grendel- en doseerdeel 15 van het doserende inzetstuk 2 zich bovenwaarts uit door de opening 13 van het contradeel 8 vanaf de verbindingszónes 18 tussen het grendel- en doseerdeel 15 en het contradeel 8, zoals blijkt 15 uit fig. 3. In deze stand bevinden de eindoppervlakken 19 van de bladen 17 zich op een diameter die kleiner is dan de diameter van de opening 3 van de beker. Alleen indien, met behulp van een speciaal gereedschap dat in het komvormige verbindingslichaam 22 wordt geschoven en dat voorzien is van 20 een groef die correspondeert met de ribbe 23, wordt het grendel- en doseerdeel 15 door de opening 13 van het contradeel 8 geschoven en in zijn grendelstand strekken de eindopper-vlakken van de bladen 17 zich uit tot een diameter die groter is dan de diameter van de bekeropening 3 waardoor het 25 samenstel tegen het binnenoppervlak 20 van het flensdeel 4 van de beker 1 wordt vergrendeld. Door middel van een speciaal gereedschap kan de inwendige dwarsribbe worden gebruikt om het komvormig verbindingslichaam 22 ten opzichte van het contradeel 8 te draaien wanneer het verbindingslichaam 22 30 en derhalve het grendel- en doseerdeel 15 door de opening 13 van het contradeel 8 zijn bewogen. Een dergelijke draaiing vergemakkelijkt het doorlaten of doorpersen van het grendelen doseerdeel.

In de uitvoeringsvorm die in fig. 1 tot 4 is afge-35 beeld is de cirkelvormige groef 9 van het contradeel 8 op de binnenwand 12 voorzien van een afdichting in de vorm van .8801839

X

-6- een ringvormige verdikking 24 die in aanraking is met het buitenoppervlak 25 van de hals 6 van het flensdeel 4 wanneer het inzetstuk 2 ten opzichte van de beker 1 is vergrendeld en vormt aldus een goede afdichting. Op het binnenoppervlak 5 26 van de bovenwand 11 van het contradeel 8 bevindt zich een corresponderende afdichting in de vorm van een cirkelvormige verdikking 27 die tegen het buitenoppervlak 28 van de kraag 7 van het flensdeel 4 wordt geperst en vormt aldus een goede afdichting wanneer het grendel- en doseerdeel 15 van het 10 doserende inzetstuk 2 zich in zijn grendelstand bevindt.

Tenslotte is er een aantal grendelmiddelen 30 op het binnenoppervlak 29 van de buitenwand 10 van het contradeel 8, dat aangrijpt achter de kraag 7 van het flensdeel 4.

Een cilinder 31 (met streeplijnen aangegeven) die 15 gesleufd is in overeenstemming met de schepvormige bladen 17, strekt zich in de binnenruimte 14 van de beker uit vanaf de binnenrand 16 van het contradeel 8 van het doserende inzetstuk 2 naar de binnenzijde van de bodem 32 van de beker 1, waar het ondereinde 33 van de cilinder in aanraking is met 20 een cirkelvormig aanslagoppervlak 34 in de binnenruimte 14 van de beker. Bij het ondereinde is de cilinder voorzien van een aantal binnenwaarts gerichte schepbladen 35 (afgebeeld met een streeplijn). Overeenkomstige schepbladen 36 (met streeplijnen weergegeven) strekken zich binnenwaarts uit van 25 het binnenoppervlak 37 van de hals 6.

Fig. ,5 toont een andere uitvoeringsvorm van de houder volgens de uitvinding, welke afwijkt ten opzichte van de uitvoeringsvorm volgens figuren 1 tot 4, doordat het flensdeel van de beker is voorzien van een binnenwaarts ge-30 richte flens 40 met een afdichting in de vorm van een cirkelvormige verdikking 42 op zijn buitenoppervlak en doordat het contradeel van het doserende inzetstuk een L-vormige dwarsdoorsnede heeft, waarbij een been 43 in aanraking is met het buitenoppervlak 41 van het flensdeel van de beker 35 terwijl het andere been 44 zich langs de binnenomtrek van het flensdeel uitstrekt naar de binnenruimte van de beker.

.8801839 -7-

Met zijn binnenrand, op dezelfde wijze als in de uitvoeringsvorm volgens fig. 1 tot 4, is de flens met het grendel- en doseerdeel, dat overeenkomstig de uitvoeringsvorm volgens fig. 1 tot 4 is gevormd, verbonden door dunwandige zones die 5 als scharnieren werken. Bovendien is deze uitvoeringsvorm niet voorzien van een gesleufde cilinder voor het verhogen van de stijfheid van de houder op de bladen in de inlaat.

In beide afgeheelde uitvoeringsvormen worden de. oppervlakken van de houder die in een werkstand buitenwaarts 10 zijn gericht, zodanig gevormd dat zij geen scherpe randen hebben waarmee kleding kan worden beschadigd terwijl de houder wordt gebruikt. In de verbindingszöne tussen de beker en het inzetstuk gaat het flensdeel van het doserende inzetstuk continu en geleidelijk over in de beker.

15 De houder volgens de uitvinding kan hetzij van het type voor eenmalig gebruik zijn, in welk geval het met de gewenste hoeveelheid wasmiddel in de fabriek wordt gevuld en de opening wordt gesloten door een stuk folie dat bij het bovenoppervlak 38 van het inzetstuk aan de houder wordt ge-20 last, dan wel kan de houder zonder wasmiddel worden geleverd. In het laatste geval is de opening 13 bij voorkeur zodanig gekozen dat de houder kan worden geplaatst op de sluiting van een houder waarin het wasmiddel is verpakt en kan aldus bevestigd aan de wasmiddelverpakking worden geleverd. De 25 houder volgens de uitvinding is vervaardigd van doorzichtig of doorschijnend materiaal en is voorzien van een of meer maatmerktekens 45 zodat de gebruiker de houder zelf kan vullen met de gewenste hoeveelheid wasmiddel. Voor dit doel is de houder voorzien van een platte bodem 46 zodat de houder' 30 tijdens het vullen met wasmiddel stabiel is. In het geval dat de houder reeds gevuld met wasmiddel wordt geleverd heeft het in verband met het vullen in de fabriek eveneens zin de houder met een platte bodem uit te voeren.

De beker en het doserende inzetstuk zijn vervaardigd 35 van kunststof, bij voorkeur polypropyleen en voor het vervaardigen van de beker wordt bij voorkeur gebruik gemaakt .8801839 t -8- van injectie/blaasgieten of extrusiegieten, terwijl injec-tiegieten wordt gebruikt voor het vervaardigen van het doserende inzetstuk. Het doserende inzetstuk wordt bij voorkeur gevormd in de ingeschoven positie.

5 De uitvinding kan op verschillende manieren worden gevarieerd zonder buiten het raam van de uitvinding te treden. Aldus kunnen zowel de schepbladen 36 als de gesleufde cilinder 31 uit de uitvoeringsvorm van de figuren 1 tot 4 worden weggelaten. Bovendien kan het wenselijk zijn het 10 flensdeel van de beker vast te lassen aan het contradeel van het doserende inzetstuk, bijvoorbeeld door toepassing van ultrasoon lassen, warm-lassen of centrifugerend lassen, voor het verbeteren van de verbinding tussen het inzetstuk en de beker.

.88D1839

Claims (14)

1. Grendelinrichting voor het koppelen van een houder (1) met een flensdeel (4) dat zich in radiale richting binnenwaarts uitstrekt voor het vormen van een houderopening (3) welk flensdeel (4) is voorzien van een binnenoppervlak(20) 5 waarbij de houderopening (3) op de langsas loodrecht op de radiale richting is gecentreerd, welke grendelinrichting is voorzien van een grendelinzetstuk (2) dat losneembaar in de houderopening (3) is geschoven, met het kenmerk, dat het grendelinzetstuk (2) is voorzien van een contradeel (8) dat 10 in de houderopening (3) past, een grendeldeel (15) en een inzetopening (13), welk grendeldeel (15) is voorzien van ten minste één blad (17) waarvan een einde door middel van een eerste scharnierdeel (18) zwenkbaar scharnierend is verbonden met het genoemde contradeel (8) en een ander einde daar-15 van door een tweede scharnierdeel (21) zwenkbaar is verbonden met een verbindingslichaam (22) dat zich in de genoemde inzetopening (13) bevindt, waarbij het genoemde ene einde van het blad is voorzien van een aanslagoppervlak (19) en het genoemde verbindingslichaam (22) in langsrichting langs ge-20 noemde as beweegbaar is tussen twee stabiele standen, zodat wanneer het verbindingslichaam (22) zich in een eerste van de genoemde twee stabiele standen bevindt, het genoemde aanslagoppervlak (19) van het genoemde ene einde van het genoemde blad zich radiaal binnenwaarts uitstrekt van de houder-25 opening (3) waardoor het mogelijk is het genoemde grendelinzetstuk (2) in de genoemde houderopening (3) te schuiven en wanneer het verbindingslichaam (22) is verplaatst naar de tweede van de genoemde twee stabiele standen, het genoemde blad (17) om de eerste en tweede scharnierdelen zwenkt en 30 daarbij het genoemde aanslagoppervlak (19) radiaal buitenwaarts beweegt en in aanraking met het genoemde binnenopper-vlak (20) van het genoemde flensdeel (4) waardoor het inzet- .8801839 A V -10- stuk (2) in de houderopening (3) wordt vergrendeld.

2. Grendelinrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het flensdeel (4) wordt gevormd door een schouder (5) die zich radiaal binnenwaarts uitstrekt en overgaat in 5 een hals (6) die zich omhoog in langsrichting uitstrekt, welke hals (6) aan het boveneinde daarvan een kraag ( 7) heeft die zich buitenwaarts in radiale richting uitstrekt en waarbij het contradeel (8) is uitgevoerd met een bovendeel dat een cirkelvormige groef (9) heeft voor het opnemen van 10 het genoemde flensdeel (4).

3. Grendelinrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de genoemde groef (9) is voorzien van grendelmidde-len (30) voor het aangrijpen van de genoemde kraag ( 7) van het genoemde flensdeel (4).

4. Grendelinrichting volgens conclusie 1, met het ken merk dat het genoemde contradeel (8) is voorzien van een cirkelvormige verdikking (24, 27, 42) op een buitenoppervlak daarvan voor het vormen van een ringafdichting met het genoemde flensdeel (4).

5. Grendelinrichting volgens conclusie 1, met het ken merk, dat het genoemde blad (17) van het genoemde grendel-deel (15) een gebogen configuratie heeft.

6. Grendelinrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het genoemde verbindingslichaam (22) een komvormig 25 lichaam is.

7. Grendelinrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat het genoemde komvormige lichaam is voorzien van een inwendige dwarsribbe (23) die bovenwaarts reikt ten opzichte van de genoemde inzetopening (13).

8. Grendelinrichting volgens conclusie 1, met het ken merk, dat het genoemde grendelinzetstuk (2) is voorzien van een cilinder (31) die zich uitstrekt vanaf een binnenrand (16) van het genoemde contradeel (8) in de binnenruimte van de houder (1) en is voorzien van een daarin gevormde sleuf 35 in lijn met het genoemde blad (17). .8801839 -11-

9. Grendelinrichting volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat de genoemde cilinder (31) zich omlaag uitstrekt naar een bodemdeel van de genoemde houder en in aanraking is met een ringvormig aanslagoppervlak (34) dat op het ge-5 noemde bodemdeel is gevormd.

10. Grendelinrichting volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat de genoemde cilinder (31) is voorzien van een schepblad (35) dat zich radiaal in de houder (1) uitstrekt.

11. Grendelinrichti..^ volgens conclusie 1, met het ken-10 merk, dat het genoemde contradeel (8) is voorzien van een schepblad (36) dat zich radiaal binnenwaarts in de inzet-opening (13) uitstrekt.

12. Grendelinrichting volgens conclusie 1, bestemd voor het gecontroleerd vrijgeven van een vloeibaar medium, zoals 15 een dik vloeibaar wasmiddel, met het kenmerk, dat het gren-delinzetstuk (2) is voorzien van een aantal in omtreksrich-ting gespatieerde bladen (17) en een cilinder (31) die zich vanaf een binnenrand (16) van het genoemde contradeel (8) uitstrekt in de binnenruimte van de genoemde houder (1), 20 welke cilinder is voorzien van een aantal sleuven die in lijn liggen met de genoemde bladen (17).

13. Grendelinrichting volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat de genoemde cilinder (31) is voorzien van een schepblad (35) dat zich radiaal binnenwaarts in de houder 25 (1) uitstrekt.

14. Grendelinrichting volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat het verbindingslichaam (22) een komvormig lichaam is. .8801839