NL8801145A - Oplegger en tegen diefstal beveiligende inrichting voor een oplegger. - Google Patents

Description

* -1“ 27390/CV/tl

Korte Aanduiding: Oplegger en tegen diefstal beveiligende inrichting voor een oplegger.

De uitvinding heeft betrekking op een oplegger voorzien van een 5 door wielen ondersteund chassis,van een koppelingspen en van een ter hoogte van de koppelingspen aangebrachte glijplaat voor samenwerking met een koppelingsschotel van een met behulp van de koppelingspen met de oplegger te koppelen trekker.

Dergelijke opleggers worden in zeer grote aantallen overat ter 10 wereld gebruikt. Daarbij komt het veelvuldig voor,dat met waardevolle lading geladen opleggers,welke zonder trekker geparkeerd staan,doo-r onbevoegden worden meegenomen. uit kan vrij eenvoudig geschieden,daar de meeste opleggers en trekkers met gestandariseerde koppelingspennen en overeenkomstig uitgevoerde koppetingsschotels zijn uitgerust.

15 Met de uitvinding wordt nu beoogd een dergelijke oplegger op een voudige wijze tegen diefstal te kunnen beschermen.

Volgens de uitvinding kan dit worden bereikt doordat de oplegger is uitgerust met een tegen diefstal beveiligende inrichting,welke een * blokkeerpen bezit,welke met behulp van versteImiddelen ten opzichte van 20 het chassis verstelbaar is tussen een eerste stand,waarin de blokkeerpen boven de onderzijde van de glijplaat is gelegen en een tweede stand, waarin de blokkeerpen onder de glijplaat uitsteekt in het gebied waar de koppelingsschotel is gelegen indien de oplegger met een trekker is gekoppeld.

25 Bij een van een trekker losgekoppelde oplegger kan men de blokkeer pen brengen in bovengenoemde tweede stand,waarin de blokkeerpen onder de koppelingsplaat uitsteekt. In deze stand van de blokkeerpen is het onmogelijk om een trekker met de oplegger te koppelen,zodat verhinderd wordt, dat onbevoegden een geparkeerde oplegger snel aan hun trekker aankoppe-30 ten en met de oplegger wegrijden.

Daarbij leent de inrichting volgens de uitvinding zich ook bijzonder goed voor latere inbouw in reeds bestaande opleggers.

De uitvinding zal hieronder nader worden uiteengezet aan de hand van bijgaande figuren.

35 Fig.1 toont schematisch een bovenaanzicht op het vooreinde van een oplegger voorzien van een tegen diefstal beveiligende inrichting volgens .880114? ft* 41

-2- 27390/CV/tL

de uitvinding.

Fig. 2 toont schematisch een dwarsdoorsnede over fig.1

Fig. 3 toont in perspectief een uitvoeringsvoorbeeld van een tegen diefstal beveiligende inrichting volgens de uitvinding.

5' Zoals schematisch in de-fig.1 en 2 is weergegeven is een oplegger bijvoorbeeld voorzien van een tweetal zich in de lengterichting van de oplegger uitstrekkende chassisbalken 1,die onderling zijn verbonden door dwarsbalken 2. Door de voorste dwarsbalken wordt een gebruikelijke glij-plaat 3 ondersteund voor samenwerking met de koppelingsschotel van een 10 met de oplegger te koppelen trekker. Voor het aankoppelen van de trekker is verder de oplegger uitgerust met een gebruikelijke zich vanaf de· glijplaat 3 naar beneden toe uitstrekkende koppelingspen 4 (ook wel king-' pin genoemd).

3

Tussen de voorste dwarsbalken 2 is bij de oplegger volgens de uit-15 vinding een tegen diefstal beveiligende inrichting 5 aangebracht,welke tussen de chassisbalken en boven op de glijplaat 3 is opgesteld.

Zoals nader in fig.3 is weergegeven omvat de tegen diefstal beveiligende inrichting een huis voorzien van een bodemplaat 6,en een tweetal zich evenwijdig aan elkaar uitstrekkende langswanden 7 en 8,die met hun 20 uiteinden onderling zijn gekoppeld door dwarswanden 9 en 10. Tussen de dwarswanden 9 en 10 is nog een de langswanden 7 en 8 met elkaar verbindend tussenschot 11 aangebracht,voorzien van een uitsparing 12. De kast wordt bij voorkeur uit metalen platen gevormd.

Met behulp van gesloten zelf smerende legers 13 zijn in de zijwand 25 9 en het dwarsschot 11 een tweetal zich evenwijdig aan elkaar uit- strekkende schroefspindels 14 en 15 gelegerd.Aan de buiten het huis uitstekende uiteinden van deze schroefspindels 14 en 15 zijn rondsels 16 resp.17 bevestigd,welke deel uitmaken van een niet nader weergegeven overbrenging via welke de schroefspindels 14 en 15 kunnen worden aangedreven 30 met behulp van schematisch in fig.1 aangeduide,aan het huis van de inrichting 5 bevestigde electromotoren 18 resp.19.

De schroefspindel 14 is geschroefd in een van schroefdraad voorzien gat,dat is aangebracht in een blok 20. Aan het blok 20 is een zich naar boven toe uitstrekkende pen 21 bevestigd,dat is gelegen in een sleuf- • 35 gat 22 ,dat is aangebracht in een arm 23 van een kniehefboom 24. De knie-hefboom 24 is met behulp van een zich evenwijdig aan de pen 21 uitstrekken- -3- 27390/CV/tl s de scharnierpen 25 verzwenkbaar gekoppeld met een aan de bodemplaat 6 bevestigd steunstuk 26.

De andere arm 27 van de kniehefboom 24 strekt zich uit door de uitsparing 12 in het tussenschot 11. Deze arm 27 is voorzien van een zich in 5 de lengterichting van de arm u'itstrekkend sleufgat 28 .In het sleufgat 28 is een zich evenwijdig aan de pen 21 uitstrekkende pen 29 gelegen,welke is bevestigd aan een zich horizontaal uitstrekkende grendelpen 30, welke de eveneens horizontaal opgestelde schroefspindets 14 en 15 loodrecht kruist.

10 De schroefspindel 15 is geschroefd door een van schroefdraad voor zien gat,dat is aangebracht in een blok 31. Aan dit blok 31 is een arm 32 bevestigd,welke zich vanaf het blok evenwijdig aan de schroefspindel 15 9 uitstrekt tot voorbij het tussenschot 11.Aan zijn vrije uiteinde is de arm 32 vorkvormig uitgevoerd en met behulp van een horizontaal en zich 15 loodrecht op de schroefspindel15 uitstrekkende pen 33 gekoppeld met het uiteinde van een arm 34. Het van de pen 33 afgekeerde uiteinde van de arm 34 is eveneens vorkvormig uitgevoerd en met behulp van een zich evenwijdig aan de pen 33 uitstrekkende pen 35 scharnierend gekoppeld met een oor 36,dat is bevestigd aan een uiteinde van een blokkeerpen 37,welke in 20 het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld wordt gevormd door een in doorsnede rechthoekig blok. De blokkeerpen 37 is zwenkbaar in het huis aangebracht met behulp van een zich evenwijdig aan de pennen 33 en 35 uitstrekkende scharnierpen 38,die is ondersteund in een zijwand 8 en een evenwijdig aan deze zijwand 8 verlopende plaat 39,welke zich uitstrekt tussen 25 de dwarswand 10 en het tussenschot 11.

In de in fig.2 en 3 weergegeven stand is de blokkeerpen 37 gelegen in een stand,waarin deze blokkeerpen onder de bodemplaat 6 en onder de glijplaat 3 uitsteekt. Tevens is hierbij,zoals weergegeven in fig.3, de pen 30 gelegen in een in het blok 37 aangebrachte en zich evenwijdig 30 aan de scharnierpen 38 uitstrekkende boring 40,terwijl het vrije uiteinde van de pen 30 is gelegen in een in de zijwand 8 aangebracht gat 41.

Zoals nog schematisch in fig.1 is weergegeven zijn de beide elec-tromotoren 18 en 19 met behulp van kabels 42 gekoppeld met een aan het chassis van de oplegger bevestigde slotinrichting 43.De slotinrichting t 35 43 is met behulp van verdere kabels 44 verbonden met een een aan het chassis bevestigde aansluitstekker 45,welke op op zichzelf bekende wijze «8801145 *

-4- 27390/GV/1L

met een stroom voerende kabel van een trekker kan worden gekoppeld.

Met de bijvoorbeeld met behulp van een geschikte sleutel of dergelijke bedienbare slotinrichting 43 kan de stroomdoorvoer vanaf de stekker 45 naar de motoren 18 en 19 worden onderbroken resp.tot stand worden ge-5 bracht. *

Indien de stroomdoorvoer tot stand is gebracht tussen de electro-motoren 18 en 19 en een met de oplegger te koppelen trekker kan met behulp van de electromotor 18 de schroefspil 14 zodanig in draaiing worden gebracht,dat het blok 2D langs de schroefspil in de richting volgens pijl 10 A wordt verplaatst. Het zal duidelijk zijn,dat dit een verdraaiing van de kniehefboom 24 tot gevolg heeft zodanig,dat de grendelpen 30 uit het gat 40 in de blokkeerpen wordt teruggetrokken. Indien de grendelpen 30 uit de blokkeerpen 37 is teruggetrokken kan met behulp van de electromotor 19 de schroefspil 15 zodanig in draaiing worden gebracht,dat het blok 31 15 langs de schroefspil gaat bewegen in een richting tegengesteld aan pijl A. Dientengevolge zal de blokkeerpen 37 op de scharnierpen 38 worden ver-zwenkt in een richting volgens pijl B over een hoek van " 90° ,zodanig dat de blokkeerpen 37 dan komt te liggen in een stand waarin de blokkeerpen boven de onderzijde van de glijplaat 3 is gelegen. Vervolgens zal de 20 schroefspil 14 weer in draaiing worden gebracht zodanig,dat het blok 20 tegengesteld aan de richting volgens pijl A langs de schroefspil wordt verplaatst,zodat dan de grendelpen 30 onder de blokkeerpen 37 wordt geschoven,waartoe in een zijvlak van de blokkeerpen 37 een half ronde uitsparing 46 is aangebracht. Het zal duidelijk zijn,dat zo de blokkeerpen 37 25 in zijn boven het ondervlak van de glijplaat 3 teruggetrokken stand is geblokkeerd tegen een per ongeluk weer naar beneden zwenken van deze blokkeerpen 37.

Indien nu de blokkeerpen 37 is teruggetrokken kan een trekker op de normale wijze met de oplegger worden gekoppeld,zonder dat dit door 30 de blokkeerpen 37 wordt gehinderd.

Indien de oplegger zonder trekker wordt geparkeerd kunnen na het loskoppelen van de trekker boven omschreven handelingen in omgekeerde volgorde worden herhaald,zodat dan de blokkeerpen 37 weer in de in fig.2 en 3 weergegeven stand wordt gebracht en in deze stand wordt geborgd met 35 behulp van de grendelpen 30. Het zal duidelijk zijn,dat in deze stand van de blokkeerpen,waarin deze zich onder de glijplaat 3 uitstrekt in het ge- .8801145 % -5- 27390/CV/tl bied,waarin de situatie dat een trekker met de oplegger is gekoppeld de koppelingsschotel van de trekker zal zijn gelegen een aankoppelen van een trekker onmogelijk wordt gemaakt. Zodoende is een goede beveiliging tegen diefstal verkregen,dit in het bij zonder,daar in het algemeen 5 slechts een met een container, resp. met vrachtgoed beladen oplegger interessant is voor diefstal en de container resp. de vracht de toegang tot de tegen diefstal beveiligende inrichting 5 vanaf het laadvtak van de oplegger afsluit. Het inwendige van de inrichting 5 is verder sLechts open ter plaatse van de opening waarin de blokkeerpen 37 wordt terugge-10 trokken,maar deze opening is zo klein,dat een via deze opening sabor-teren van de tegen diefstal beveiligende inrichting 5 praktisch is, uitgesloten,althans niet in korte tijd kan worden bewerkstelligd.

• Het zat duidelijk zijn,dat er binnen de geest en beschermingsom- vang van de uitvinding variaties en/of aanvullingen op boven omschreven 15 uitvoering van de inrichting volgens de uitvinding denkbaar zijn. Zo kan men bijvoorbeeld de inrichting zodanig uitvoeren,dat de blokken 20 en 31 verplaatsbaar zijn met verstelciLinders,bijvoorbeeld pneumatische cilinders.

Ook is het denkbaar de blokkeerpen 37 verschuifbaar in plaats van 20 zwenkbaar aan te brengen.

Daarbij is de tegen diefstal beveiligde inrichting niet alleen geschikt voor inbouw in nieuwe opleggers bij de fabricage daarvan,maar ook geschikt voor inbouw in reeds bestaande opleggers.

25 % .8801145

Claims (10)

1. Oplegger voorzien van een door wielen ondersteund chassis ,van een koppelingspen en van een ter hoogte van de koppelingspen aangebrachte glijplaat voor samenwerking met een koppelingsschotel van een met behulp van de koppelingspen met de oplegger te koppelen trekkerset het kenmerk, 5 dat de oplegger is uitgerust'met een tegen diefstal beveiligende inrichting,welke een blokkeerpen bezit,welke met behulp van verstelmiddelen ten opzichte van het chassis verstelbaar is tussen een eerste stand,waarin de blokkeerpen boven de onderzijde van de glijplaat is gelegen en een tweede stand,waarin de blokkeerpen onder de glijplaat uitsteekt in het ge-10 bied waar de koppelingsschotel is gelegen indien de oplegger met een trekker is gekoppeld.

2. Oplegger volgens conclusie 1,met het kenmerk,dat een met de blokkeer-pen samenwerkend, zich dwars op de verplaatsingsrichting van'de blokkeerpen uitstrekkende en verplaatsbare grendelpen is aangebracht,met behulp 15 waarvan de blokkeerpen in de beide standen vergrendelbaar is.

3. Oplegger volgens conclusie 1 of 2,met het kenmerk,dat de blokkeerpen om een zich horizontaal uitstrekkende scharnieras verzwenkbaar is.

4. Oplegger volgens een der voorgaande conclusies,met het kenmerk,dat - de oplegger is uitgerust met een motor,bij voorkeur een electromotor met 20 behulp waarvan de blokkeerpen verstelbaar is.

5. Oplegger volgens een der voorgaande conclusies 2- 4,met het kenmerk, dat de oplegger is uitgerust met een motor,bij voorkeur een electromotor, met behulp waarvan de grendelpen verplaatsbaar is.

6. Oplegger volgens een der voorgaande conclusies,met het kenmerk,dat 25 voor het verplaatsen van de blokkeerpen een schroefspindel is aangebracht met een op deze schroefspindel geschroefd blok,dat met behulp van althans een koppelstang met de blokkeerpen is gekoppeld.

7. Oplegger volgens een der conclusies 2- 6,met het kenmerk,dat een schroefspindel is aangebracht met een op de schroefspindel aangebracht 30 blok,dat via een overbrengingsmechanisme is gekoppeld met de grendelpen.

8. Oplegger volgens conclusie 7,met het kenmerk,dat het overbrengingsmechanisme een kniehefboom omvat.

9. Oplegger volgens een der voorgaande conclusies,met het kenmerk,dat de blokkeerpen verstelbaar is gekoppeld met een aan het chassis van de 35 oplegger bevestigd huis,waarin de middelen voor het verstellen en/of vergrendelen van de blokkeerpen zijn opgenomen. .8801145 -7- 27390/CV/tl

10. Tegen diefstal beveiligende inrichting kennelijk bestemd voor een oplegger volgens een der voorgaande conclusies. t « .8801145