NL8800326A - Inrichting voor het verplaatsen van een invalide persoon. - Google Patents
Inrichting voor het verplaatsen van een invalide persoon. Download PDFInfo
- Publication number
- NL8800326A NL8800326A NL8800326A NL8800326A NL8800326A NL 8800326 A NL8800326 A NL 8800326A NL 8800326 A NL8800326 A NL 8800326A NL 8800326 A NL8800326 A NL 8800326A NL 8800326 A NL8800326 A NL 8800326A
- Authority
- NL
- Netherlands
- Prior art keywords
- seat
- sliding part
- backrest
- frame
- wheels
- Prior art date
Links
Classifications
-
- A—HUMAN NECESSITIES
- A61—MEDICAL OR VETERINARY SCIENCE; HYGIENE
- A61G—TRANSPORT, PERSONAL CONVEYANCES, OR ACCOMMODATION SPECIALLY ADAPTED FOR PATIENTS OR DISABLED PERSONS; OPERATING TABLES OR CHAIRS; CHAIRS FOR DENTISTRY; FUNERAL DEVICES
- A61G7/00—Beds specially adapted for nursing; Devices for lifting patients or disabled persons
- A61G7/10—Devices for lifting patients or disabled persons, e.g. special adaptations of hoists thereto
- A61G7/1013—Lifting of patients by
- A61G7/1019—Vertical extending columns or mechanisms
-
- A—HUMAN NECESSITIES
- A61—MEDICAL OR VETERINARY SCIENCE; HYGIENE
- A61G—TRANSPORT, PERSONAL CONVEYANCES, OR ACCOMMODATION SPECIALLY ADAPTED FOR PATIENTS OR DISABLED PERSONS; OPERATING TABLES OR CHAIRS; CHAIRS FOR DENTISTRY; FUNERAL DEVICES
- A61G5/00—Chairs or personal conveyances specially adapted for patients or disabled persons, e.g. wheelchairs
- A61G5/006—Chairs or personal conveyances specially adapted for patients or disabled persons, e.g. wheelchairs convertible to stretchers or beds
-
- A—HUMAN NECESSITIES
- A61—MEDICAL OR VETERINARY SCIENCE; HYGIENE
- A61G—TRANSPORT, PERSONAL CONVEYANCES, OR ACCOMMODATION SPECIALLY ADAPTED FOR PATIENTS OR DISABLED PERSONS; OPERATING TABLES OR CHAIRS; CHAIRS FOR DENTISTRY; FUNERAL DEVICES
- A61G5/00—Chairs or personal conveyances specially adapted for patients or disabled persons, e.g. wheelchairs
- A61G5/10—Parts, details or accessories
- A61G5/1056—Arrangements for adjusting the seat
- A61G5/1059—Arrangements for adjusting the seat adjusting the height of the seat
-
- A—HUMAN NECESSITIES
- A61—MEDICAL OR VETERINARY SCIENCE; HYGIENE
- A61G—TRANSPORT, PERSONAL CONVEYANCES, OR ACCOMMODATION SPECIALLY ADAPTED FOR PATIENTS OR DISABLED PERSONS; OPERATING TABLES OR CHAIRS; CHAIRS FOR DENTISTRY; FUNERAL DEVICES
- A61G7/00—Beds specially adapted for nursing; Devices for lifting patients or disabled persons
- A61G7/05—Parts, details or accessories of beds
- A61G7/0528—Steering or braking devices for castor wheels
-
- A—HUMAN NECESSITIES
- A61—MEDICAL OR VETERINARY SCIENCE; HYGIENE
- A61G—TRANSPORT, PERSONAL CONVEYANCES, OR ACCOMMODATION SPECIALLY ADAPTED FOR PATIENTS OR DISABLED PERSONS; OPERATING TABLES OR CHAIRS; CHAIRS FOR DENTISTRY; FUNERAL DEVICES
- A61G7/00—Beds specially adapted for nursing; Devices for lifting patients or disabled persons
- A61G7/10—Devices for lifting patients or disabled persons, e.g. special adaptations of hoists thereto
- A61G7/1025—Lateral movement of patients, e.g. horizontal transfer
- A61G7/1032—Endless belts
-
- A—HUMAN NECESSITIES
- A61—MEDICAL OR VETERINARY SCIENCE; HYGIENE
- A61G—TRANSPORT, PERSONAL CONVEYANCES, OR ACCOMMODATION SPECIALLY ADAPTED FOR PATIENTS OR DISABLED PERSONS; OPERATING TABLES OR CHAIRS; CHAIRS FOR DENTISTRY; FUNERAL DEVICES
- A61G7/00—Beds specially adapted for nursing; Devices for lifting patients or disabled persons
- A61G7/10—Devices for lifting patients or disabled persons, e.g. special adaptations of hoists thereto
- A61G7/104—Devices carried or supported by
- A61G7/1046—Mobile bases, e.g. having wheels
-
- A—HUMAN NECESSITIES
- A61—MEDICAL OR VETERINARY SCIENCE; HYGIENE
- A61G—TRANSPORT, PERSONAL CONVEYANCES, OR ACCOMMODATION SPECIALLY ADAPTED FOR PATIENTS OR DISABLED PERSONS; OPERATING TABLES OR CHAIRS; CHAIRS FOR DENTISTRY; FUNERAL DEVICES
- A61G7/00—Beds specially adapted for nursing; Devices for lifting patients or disabled persons
- A61G7/10—Devices for lifting patients or disabled persons, e.g. special adaptations of hoists thereto
- A61G7/1049—Attachment, suspending or supporting means for patients
- A61G7/1057—Supported platforms, frames or sheets for patient in lying position
Landscapes
- Health & Medical Sciences (AREA)
- Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
- Animal Behavior & Ethology (AREA)
- General Health & Medical Sciences (AREA)
- Public Health (AREA)
- Veterinary Medicine (AREA)
- Nursing (AREA)
- Invalid Beds And Related Equipment (AREA)
- Accommodation For Nursing Or Treatment Tables (AREA)
Description
- 1 - *
Inrichting voor het verplaatsen van een invalide persoon*
De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het verplaatsen van een invalide persoon, welke inrichting een van een aantal wielen voorziene wagen omvat, op welke wagen middelen zijn aangebracht voor het in 5 hoogte verstelbaar opnemen van een freem voor het ondersteunen van een zit-ligplaats omvattende een rugleuning, een zitting en een zittingelement dat zijdelings naast de zitting en in één vlak daarmee kan worden gebracht ter overbrugging van de afstand tussen een andere zit-lig-10 plaats en de zitting.
Een dergelijke inrichting is bekend uit EP-A-0 067 069. Deze bekende inrichting wordt zodanig gebruikt, dat de zitting, tezamen met het daarvan afstekende zittingelement gelijktijdig onder een patiënt kunnen worden 15 gebracht. Daarna moet de patiënt echter, ten opzichte van een vertikale as, over 90° worden gedraaid om in de stoel plaats te kunnen nemen. Een dergelijke inrichting is dan ook slechts beperkt bruikbaar.
De uitvinding verschaft nu een inrichting van het 20 boven beschreven type, die daardoor is gekenmerkt, dat het zittingelement een schuifdeel omvat, dat verschuifbaar is ten opzichte van de zitting zodanig dat in de ingeschoven stand het schuifdeel en de zitting zich in hoofdzaak boven elkaar bevinden, en een zwenkdeel dat 25 scharnierend is verbonden met die rand van het schuifdeel die in de uitgeschoven stand het verst van de zitting af ligt en welk zwenkdeel naar een vertikale stand kan worden verzwenkt, waarbij over de in de gebruiksstand boven liggende vlakken van de zitting en van de beide 30 delen van het zittingelement één eindloze transportband loopt die motorisch kan worden aangedreven.
Op deze wijze kan niet slechts een aanmerkelijke afstand tussen de inrichting en een andere zit-ligplaats worden overbrugd maar de patiënt kan direct in de juiste 35 stand op de zitting worden gebracht nadat slechts een beperkt deel van het zittingelement onder de patiënt is geschoven en de transportband in werking is gesteld.
.8800326 i - 2 - *
Voor verplegend personeel betekent dit dat zij minder behoeven te tillen, terwijl het ook de patiënt zelf onnodige pijn kan besparen.
Gewezen kan nog worden op NL-A-7010301, waaruit 5 het bekend is een eindloze transportband te gebruiken bij het vervoer van patiënten. Hierbij gaat het echter om een brancard waarvan het bovenvlak wordt gevormd door een in lengterichting van de brancard lopende transportband zodat een liggende patiënt in lengterichting op de brancard 10 kan worden geschoven.
Volgens een verdere uitwerking van de uitvinding bevindt het schuifdeel van het zittingelement zich in de ingeschoven stand onder de zitting en is onder het schuifdeel een spanrol aangebracht waarover de transportband 15 zich over nagenoeg 180° uitstrekt, welke spanrol draaibaar is op een as die in een richting haaks op zijn hartlijn verplaatsbaar is om de eindloze band onder spanning te houden wanneer het schuifdeel onder de zitting wordt geschoven en de transportband vrij komt van het bovenvlak 20 van het schuifdeel.
Hierdoor wordt dus voorkomen, dat de op het bovenvlak van het zittingelement liggende transportband bij het naar binnen toe schuiven van het schuifdeel tot onder het oppervlak van de zitting wordt meegenomen. Hier-25 door zou de transportband kunnen worden beschadigd en zouden storingen kunnen optreden.
Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding wordt voor het bedienen van het zittingelement gebruik gemaakt van een draaibaar aangebrachte, axiaal 30 niet verplaatsbare, schroefspindel waaroverheen een moer beweegbaar is die vast is verbonden met het schuifdeel en op welke moer zich een bus bevindt die op de moer verschuifbaar is in een richting evenwijdig aan de schroef-spindel en welke bus, bij het naar buiten toe brengen 35 van de moer en daarmee van het schuifdeel, nadat het schuifdeel nagenoeg zijn uitgeschoven stand heeft bereikt, door een op de schroefspindel aangebracht aanslagelement wordt tegengehouden en ten opzichte van de moer wordt verplaatst voor het ten opzichte van het schuifdeel in 40 lengterichting bewegen van een met de bus gekoppelde • 880 0326 r - 3 - t trekstang, die het zwenkdeel vanuit de vertikale naar de horizontale stand verzwenkt bij het verder naar buiten toe bewegen van het schuifdeel.
Op deze wijze wordt dus bereikt, dat slechts de 5 schroefspindel behoeft te worden gedraaid om zowel de naar buiten toe schuivende beweging van het schuifdeel als de verzwenkende beweging van het zwenkdeel mogelijk te maken.
Volgens een verdere uitwerking van de uitvinding 10 kan er in worden voorzien, dat tenminste het steunvlak van de rugleuning in zijn vlak zijdelings verschuifbaar is, zodanig dat het ter plaatse van het naar buiten toe verschoven schuifdeel van het zittingelement kan worden gebracht.
15 Het is daardoor mogelijk het steunvlak van de rugleuning bijvoorbeeld aan te schuiven tegen de rugleuning van een stoel waarop de patiënt zit. Wanneer de patiënt nu door middel van de eindloze transportband wordt verplaatst behoeft hij slechts even van de rug-20 leuning van de stoel vrij te komen om daarna tegen het steunvlak van de rugleuning van de inrichting volgens de onderhavige uitvinding aan te kunnen leunen. Het steunvlak schuift dan tezamen met de patiënt naar de plaats boven de zitting.
25 Om de inrichting ook geschikt te maken voor een liggende patiënt kan er in worden voorzien, dat de rugleuning om een evenwijdig met de achterrand van de zitting lopende scharnieras verzwenkbaar en instelbaar is tot een stand waarbij hij nagenoeg in één vlak ligt met 30 de zitting, terwijl bij de voorrand van de zitting een beensteun verzwenkbaar is aangebracht, zodanig dat hij in een stand kan worden gebracht waarbij hij nagenoeg in één vlak ligt met de zitting en waarbij tenminste het steunvlak van de beensteun in zijn vlak zijdelings 35 verschuifbaar is, zodanig dat het ter plaatse van het naar buiten toe geschoven schuifdeel van het zittingelement kan worden gebracht.
Hierdoor kan dus een langgerekt, in hoofdzaak vlak oppervlak worden verkregen met een lengte die groter 40 is dan de lengte van een patiënt. Dit oppervlak kan .8800326 » - 4 - bijvoorbeeld op of tegen een behandeltafel of bed worden aangebracht, waarbij het met het schuifdeel verbonden zwenk-deel van het zittingelement buiten het genoemde oppervlak uitsteekt. Door de patiënt iets te draaien kan het zwenk-5 deel over een zekere afstand onder hem worden geschoven, waarna hij door middel van de transportband geheel op het door zitting, rugleuning en beensteun gevormde oppervlak kan worden gebracht.
Om de inrichting ook als rolstoel te kunnen gebrui-10 ken, is de rugleuning voorzien van armleuningen die ver-zwenkbaar zijn zodat zij nagenoeg in het vlak van de rugleuning kunnen komen te liggen.
In het bijzonder zal de armleuning, die zich aan dezelfde zijde bevindt als het uitschuifdeel van het 15 zittingelement, zich achter het steunvlak van de rugleuning bevinden en niet met dit steunvlak naar buiten toe schuiven. De armleuning kan dan geen belemmering vormen bij het overbrengen van een patiënt van een zit-ligplaats op de inrichting volgens de onderhavige uitvinding of omge-20 keerd.
Het zal duidelijk zijn, dat het zwaartepunt van een liggende patiënt zich ten opzichte van de zitting op een andere plaats bevindt dan van een zittende patiënt.
Om het risico van kantelen van de inrichting zo klein 25 mogelijk te maken zal de wagen een aanmerkelijke lengte moeten bezitten. Dit bemoeilijkt echter het manoevreren met de gehele inrichting.
Volgens de uitvinding wordt er daaom in voorzien, dat de zit-ligplaats ten opzichte van het freem binnen 30 zekere grenzen verschuifbaar is in lengterichting van een op de inrichting liggende persoon.
Het is duidelijk, dat wanneer de inrichting als rolstoel wordt gebruikt en de patiënt dus een zittende houding inneemt de zitting zich ten opzichte van de wagen 35 verder naar achteren moet bevinden, dan wanneer de patiënt zich in liggende houding bevindt.
Om er voor te zorgen dat het zwaartepunt van een patiënt nagenoeg automatisch op de gewenste plaats komt te liggen, kan er in worden voorzien, dat de rugleuning, 40 in een punt op afstand van het zwenkpunt ervan, scharnierend .8800326 - 5 - Φ is verbonden met een stang waarvan het andere einde scharnierend is verbonden met het freem in een punt dat, in de nagenoeg vertikale stand van de rugleuning, achter de rugleuning ligt.
5 Wanneer nu de rugleuning naar een meer horizontale stand wordt gebracht, zal de onderrand van de rugleuning, tezamen met de zitting automatisch naar voren toe schuiven, zodat het zwaartepunt van een patiënt zich op de gewenste plaats ten opzichte van het freem zal bevinden. Het gevaar 10 van kantelen van de inrichting naar voren of naar achteren toe wordt hierdoor opgeheven.
Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding is tussen de wagen en het freem een dubbele schaarconstructie aanwezig, waarbij twee vertikaal boven 15 elkaar liggende vrije einden van de schaararmen op vaste plaatsen scharnierend met respectievelijk de wagen en het freem zijn verbonden en de andere vrije einden ten opzichte van de wagen en het freem in horizontale richting verplaatsbaar zijn.
20 In het bijzonder zal hierbij de hoogteverstelling van het freem plaatsvinden door middel van een spindelmotor die zorgt voor het in lengterichting verplaatsen van een in hoofdzaak vertikaal lopende stang die door middel van scharnierende trekstangen met delen van de schaararm-25 constructie is verbonden.
Dit levert een stevige en betrouwbare ondersteuning op van het freem door de wagen.
In het bijzonder zullen alle wielen van de wagen zwenkwielen zijn en zal worden voorzien in middelen om de 30 wielen ervan, vanaf een centraal punt, af te kunnen remmen en om tenminste éên paar zwenkwielen in een zodanige stand te kunnen blokkeren, dat de draaiingsassen van de betreffende wielen zich in eikaars verlengde bevinden.
Voor toepassing van vier zwenkwielen kan de in-35 richting gemakkelijk in de juiste stand bij een andere zit-ligplaats worden gebracht en in deze stand worden vastgehouden doordat elk wiel door middel van een remorgaan wordt vastgezet.
Wanneer de inrichting wordt verreden kan het gunstig 40 zijn wanneer bijvoorbeeld de twee zwenkwielen, die zich bij .8800326 • - 6 - de voorrand van de zitting bevinden, tegen verzwenken worden geblokkeerd en wel zodanig dat de draaiingsassen van de wielen zich in êên lijn bevinden. Door de achterste wielen verzwenkbaar te houden is het manoevreren met de 5 inrichting bijzonder gemakkelijk.
Ter bereiking van het bovengestelde doel kan er in worden voorzien, dat een zwenkwiel een in hoofdzaak in vertikale richting verplaatsbare stootstang omvat waarvan de hartlijn concentrisch loopt met de zwenkas van het 10 zwenkwiel en welke stootstang aan zijn ondereinde is voorzien van een remblok en vanuit een neutrale stand omlaag kan worden gebracht om met het remblok het wiel af te remmen en omhoog kan worden gebracht om samen te werken met een, met de vork van het zwenkwiel verbonden, orgaan 15 om de vork in een bepaalde stand te blokkeren.
Bij elk zwenkwiel behoeft dus slechts een in vertikale richting verplaatsbare stootstang aanwezig te zijn voor zowel het afremmen van het wiel als het blokkeren van de vork van het zwenkwiel.
20 In het bijzonder kan de stootstang worden bediend door middel van een nokrol waarvan de draaiingsas haaks op de lengterichting van de stootstang staat, terwijl de stootstang door middel van een veer tegen de nokrol aangedrukt wordt gehouden.
25 Doordat de stootstang centrisch ten opzichte van de hartlijn van de zwenkas van het zwenkwiel is aangebracht kunnen de nokrollen van twee, zich ter weerszijden van de wagen bevindende, zwenkwielen zich op een vaste plaats bevinden en bijvoorbeeld door middel van êên as 30 met elkaar zijn verbonden. Deze as kan bijvoorbeeld door middel van een voetpedaal worden verdraaid om de nokrol in de gewenste stand te brengen. De twee onderling evenwijdig lopende assen, die elk twee nokrollen dragen, kunnen zodanig met elkaar zijn gekoppeld dat bij het ver-35 draaien van de ene as naar een stand waarbij de wielen worden afgeremd, de andere as automatisch naar dezelfde stand toe wordt gedraaid. Bij verdraaiing van de as in tegengestelde richting wordt de andere as niet meegenomen .
.9800326 - 7 - w
De uitvinding wordt nader toegelicht aan de hand van een uitvoeringsvoorbeeld, weergegeven in de tekening, waarin:
Fig.1 een zijaanzicht toont van een inrichting vol-5 gens de onderhavige uitvinding;
Fig.2 een vooraanzicht toont van de inrichting van fig.1 maar met weglating van bepaalde delen;
Fig.3 een aanzicht toont overeenkomstig fig.1 maar met het freem en de zitting in een hogere stand; 10 Fig.4 een achteraanzicht toont van de inrichting van fig.1;
Fig.5 een zijaanzicht toont van de inrichting met de onderdelen in de stand voor het transport van een liggende patiënt; 15 Fig.6 schematisch een aanzicht en gedeeltelijke doorsnede toont over de zitting en het zittingelement ongeveer volgens de lijn VÏ-VI van fig.3;
Fig.7 een deel van fig.6 toont maar met het zittingelement in uitgeschoven en uitgeklapte toestand; 20 Fig.8 een zijaanzicht toont van een zwenkwiel met het bedieningsmechanisme daarvoor in de neutrale stand;
Fig.9 een zijaanzicht toont overeenkomstig fig.8 maar met het wiel in de afgeremde stand; en
Fig.10 een zijaanzicht overeenkomstig fig.8 25 maar met de vork van het zwenkwiel in de geblokkeerde stand.
De in het bijzonder de in de fig. 1-5 weergegeven inrichting omvat een wagen 1, die is voorzien van vier zwenkwielen 2. De wagen 1 ondersteunt een schaararm-30 constructie 3, die aan weerszijden van de wagen een stelsel 4 van schaararmen 5 omvat. De schaararmen 5 zijn in de punten 6 scharnierend met elkaar verbonden. Van elk stel armen 4 is de ene onderste arm 5 in het punt 7 scharnierend verbonden met de wagen 1, terwijl de andere arm is voorzien 35 van een rol 8, die op niet nader weergegeven wijze passend is opgenomen in een profiel van de wagen 1, zodat de rol 8 zich slechts in de richting van de pijl P, zie fig.3, kan verplaatsen.
Van de stelsels 4 zijn twee bovenste schaararmen 40 5 in de punten 9 scharnierend verbonden met een freem 10, .8800326 t - 8 - terwijl de einden van de andere schaararmen 5 zijn voorzien van een rol 11, zie fig. 6, die is opgenomen binnen een profiel 12 van het frame 10.
Op deze wijze wordt bereikt, dat het frame 10 bij 5 het omhoog brengen vanuit de stand weergegeven in fig. 1 naar de stand weergegeven in fig. 3 evenwijdig blijft aan het vlak van de wagen 1.
Voor het omhoog brengen van het frame 10 dient een spindelmotor 13, die op de wagen 1 is gemonteerd en zorgt 10 voor het in vertikale richting verplaatsen van een stang 14. Met het boveneinde van de stang 14 zijn twee schuin langs de stang naar beneden toe lopende strippen 15 scharnierend verbonden. De ondereinden van de beide strippen 15 zijn scharnierend verbonden met twee poten 16 die vast-15 gezet zijn aan een scharnieras 17, die zich uitstrekt tussen de twee scharnierarmenstelsels 4, zoals blijkt uit fig. 2. Door toepassing van twee strippen 15 ter weerszijden van de stang 14 en door het scharnierbaar opstellen van de spindelmotor 13 zal op de stang 14 nagenoeg geen 20 buigend moment worden uitgeoefend. Ook kan de inbouw- hoogte van de motor 13 door toepassing van de naar beneden toe stekende strippen laag zijn terwijl toch het frame 10 over een aanmerkelijke afstand in hoogte kan worden versteld.
25 Door het frame 10 wordt een zit-ligplaats 18 zoda nig ondersteund, dat deze in de richting van de pijl P, zie fig. 1, verstelbaar is ten opzichte van het frame 10 en dus ten opzichte van de wagen 1.
Zoals schematisch aangegeven in fig. 6 kan de 30 zit-ligplaats 18 bijvoorbeeld profielen 19 omvatten die verschuifbaar zijn over rollen 20, die zijn verbonden met het frame 10.
De zit-ligplaats omvat een rugleuning 21, een zitting 22, een zittingelement 23 en een beensteun 24.
35 Fig. 1 toont de rugleuning en de beensteun in een stand waarbij de inrichting een rolstoel vormt. Fig. 5 toont de rugleuning 21 en de beensteun 24 in ëën vlak met de zitting 22, zodanig dat een patiënt liggend kan worden vervoerd. Indien noodzakelijk kan op de rugleuning 40 21 nog een hoofdsteun 25 zijn aangebracht.
.8800326 - 9 -
De rugleuning 21 is door middel van scharnierende stangen 26 verbonden met het frame 10, terwijl de rugleuning in het punt 27 scharnierend is verbonden met de zitting 22. De beensteun 24 is in het punt 28 eveneens 5 scharnierend verbonden met de zitting 22.
Wanneer nu de zitting 22 vanuit de in fig. 1 weergegeven stand in de richting van de pijl P wordt verschoven zal de rugleuning 21 automatisch in een meer horizontale stand terecht komen en de zitting 22 naar voren toe ver-10 schuiven ten opzichte van de wagen 1, zodat het zwaartepunt van een zich op de inrichting bevindende patiënt ongeveer boven het midden van de wagen 1 blijft liggen.
Om de beensteun 24 in een gewenste stand te brengen en te houden, zullen tussen deze beensteun en de zitting 15 22 dan wel het frame 10 instelmiddelen worden aangebracht, die van bekend type kunnen zijn en hier niet nader behoeven te worden besproken. Het kan bijvoorbeeld gewenst zijn dat ook bij een rechtop staande stand van de rugleuning 21 de beensteun 24 zich horizontaal uitstrekt.
20 De rugleuning 21 omvat een steunvlak 29 dat, zoals weergegeven in fig. 4, verschuifbaar is aangebracht, bijvoorbeeld door middel van de dubbele geleidingsrails 30, aangegeven in fig. 1. Het verdere deel van de rugleuning blijft dus op zijn plaats staan.
25 Op overeenkomstige wijze kan ook de beensteun 24 zijn voorzien van een steunvlak 31, dat zijdelings verschuifbaar is om een patiënt gemakkelijker vanaf de ene zit-ligplaats op een andere te brengen. Het steunvlak 31 zal dan in lijn komen te liggen met het steunvlak 29, 30 dat is aangegeven in fig. 4.
Opgemerkt kan nog worden, dat de rugleuning 21 kan zijn voorzien van stangen 32, die kunnen worden gebruikt voor het verrijden van de inrichting, in het bijzonder wanneer deze als rolstoel wordt toegepast.
35 De fig. 6 en 7 tonen in het bijzonder het zitting- element 23 dat vanuit de in fig. 6 weergegeven stand ten opzichte van de zitting 22 naar buiten toe kan worden gebracht, naar de stand zoals deze in fig. 4 met streep-lijnen is aangeduid.
40 Het zittingelement omvat daartoe het schuifdeel 33 .8800326 <Ί - 10 - en een zwenkdeel 34, welke delen met elkaar zijn verbonden in het scharnierpunt 35.
Het schuifdeel 33 bestaat uit de bovenplaat 36 en de onderplaat 37, die door enkele vertikale plaatdelen 5 38 met elkaar zijn verbonden. Het schuifdeel 33 wordt verschuifbaar ondersteund door middel van niet nader aangeduide rollen, die verbonden zijn met de zitting 22, zodanig dat de bovenplaat 36 van het schuifdeel 33 aanligt tegen de onderzijde van de bovenplaat 39 van de zitting 22. 10 Het zwenkdeel 34 bestaat uit de bovenplaat 40 en de onderplaat 41, die met elkaar zijn verbonden door vertikale plaatdelen 42.
Voor de bediening van het schuifdeel 33 en het zwenkdeel 34 dient een schroefstang 43, die door middel 15 van een drukleger 44 verdraaibaar maar axiaal niet verplaatsbaar wordt ondersteund door een vast met de zitting 22 verbonden deel 45.
Op de schroefstang 43 is een tandwiel 46 vast aangebracht en over dit tandwiel loopt een tandriem 47, die 20 op niet nader weergegeven wijze kan worden aangedreven door middel van de elektromotor 48.
Op de schroefstang 43 bevindt zich de van inwendige schroefdraad voorziene bus 49, die niet verdraaibaar is ten opzichte van het schuifdeel 33 en met een kraag 50 25 aanligt tegen een vast met het schuifdeel 33 verbonden aanslag 51. Op de bus 49 is een verdere schuifbus 52 verschuifbaar en deze schuifbus is door middel van ten minste één stang 53 verbonden met het zwenkdeel 34 en wel in het draaipunt 54, dat op enige afstand ligt 30 van het scharnierpunt 35 tussen het schuifdeel 33 en het zwenkdeel 34.
De schroefstang 43 is aan zijn andere einde voorzien van een drukleger 55, dat wordt opgesloten door middel van een moer 56.
35 Wanneer nu het schuifdeel 33 en het zwenkdeel 34 zich in de stand bevinden als weergegeven in fig. 6 kan de schroefstang 43 worden verdraaid, waarbij de schroefbus 49 zich naar links gaat verplaatsen en via de kraag 50 en de aanslag 51 het schuifdeel 33 naar 40 links toe verplaatst.
.8800326 - 11 -
Na een zekere verplaatsing van de schroefbus 49 en dus het over een zekere afstand naar buiten toe schuiven van het schuifdeel 33 komt de schuifbus 52 aan te liggen tegen het drukleger 55. Bij verder verdraaien 5 van de stang 43 schuift de kraag 50 van de schroefbus 49 naar de schuifbus 52 toe, zodat het scharnierpunt 35 verder naar links toe zal bewegen ten opzichte van het draaipunt 54 tussen het schuifdeel 33 en het zwenkdeel 34. Hierdoor zal het zwenkdeel 34 naar de horizontale stand 10 worden verzwenkt, zoals deze is weergegeven in fig. 7.
Bij het in de andere richting draaien van de schroefstang 43 zullen de delen 33 en 34 weer in de stand worden gebracht zoals deze is weergegeven in fig. 6. Voor het op tijd uitschakelen van de motor 48 kunnen op zich 15 bekende eindschakelaars worden toegepast.
terwijl in de in fig. 7 weergegeven stand van het schuifdeel 33 en het zwenkdeel 34 het brengen van een patiënt vanaf een andere zit-ligplaats op de zitting 22 reeds aanmerkelijk wordt vergemakkelijkt, is verder voor-20 zien in een transportband 57, die zich uit kan strekken over het bovenoppervlak van de bovenplaat 39 van de zitting 22, van de bovenplaat 36 van het schuifdeel 33 en van de bovenplaat 40 van het zwenkdeel 34. Dit is het geval in de stand van de delen weergegeven in fig. 7. 25 De transportband loopt daartoe verder over twee omkeer-rollen 58, waarvan er ten minste één, door niet nader weergegeven middelen, kan worden aangedreven vanaf de motor 59. De transportband 57 loopt verder over de geleidingsrollen 60, die zich op een vaste plaats ten 30 opzichte van de zitting 22 bevinden, over een verplaatsbare omkeerrol 61, over geleidingsrollen 62 in het zwenkdeel 34, een omkeerrol 63 bij het einde van het zwenkdeel 34 en eventueel langs een verdere geleidingsrol 64, die slechts werkzaam is wanneer het zwenkdeel zich in zijn 35 horizontale stand bevindt, weergegeven in fig. 7.
De omkeerrol 61 is draaibaar op een as 65, die bij zijn einden wordt ondersteund door middel van niet nader aangeduide glijblokken, die verschuifbaar zijn opgenomen in sleuven 66, aangebracht in twee vertikale plaatdelen 40 67, die deel uitmaken van de zitting 22.
.8800326 4 - 12 - «
In de stand van de delen weergegeven in fig. 6 zal de omkeerrol 61 zich in de meest rechtse stand bevinden. Wanneer nu de schroefstang 43 wordt verdraaid en het schuifdeel 33 naar links toe gaat bewegen, wordt 5 de omkeerrol 61, tegen de kracht van niet weergegeven veren in, naar links toe getrokken, zodat de transportband 57 steeds gespannen blijft staan en in de eindstand van de delen, weergegeven in fig. 7, kan worden aangedreven om een er zich op bevindende patiënt op de zitting 22 10 te brengen, bij verplaatsing van de transportband 57 in de richting van de pijl R, aangegeven in fig. 7. Bij verplaatsing van de transportband 57 in tegengestelde richting kan uiteraard een patiënt vanaf de zitting 22 op een andere zit-ligplaats worden gebracht.
15 In het bijzonder wanneer de inrichting wordt ge bruikt als rolstoel is het gewenst dat de patiënt over leuningen beschikt. Deze leuningen zijn in de fig. 1 en 2 aangeduid met 68. De leuningen 68 zijn wegklapbaar in het vlak van de rugleuning 21, zoals weergegeven in het 20 rechter deel van fig. 4. Hierdoor levert het brengen van een patiënt op de zitting 22 geen moeilijkheden op. Bij het gebruik van de inrichting als brancard, zoals weergegeven in fig. 5, zullen in het algemeen beide leuningen weg zijn geklapt.
25 Om in alle gevallen de inrichting op zo gemakkelijk mogelijke wijze bij een andere zit-ligplaats te kunnen brengen, is deze voorzien van de zwenkwielen 2, waarvan de uitvoering schematisch is weergegeven in de fig. 8-10. Elk zwenkwiel 2 omvat een wiel 69, dat door middel van 30 een as 70 verdraaibaar wordt ondersteund in de vork 71.
De vork omvat een bovenplaat 72 en een daarvan afstekende bus 73, die draaibaar maar axiaal niet verplaatsbaar is opgenomen in een bus 74, die vast kan worden verbonden met de wagen 1 van de inrichting. Met de wagen 1 kan ook 35 nog de steunplaat 75 zijn verbonden, waar de bovenplaat 72, bijvoorbeeld via een niet weergegeven druklager, tegenaan ligt.
Door de bus 73 heen strekt zich de stootstang 76 uit, die in vertikale richting verschuifbaar wordt geleid 40 en aan zijn ondereinde is voorzien van het remblok 77.
ik .8800326 * - 13 -
Bij zijn boveneinde is de stootstang 76 voorzien van het aanslagvlak 78, dat door middel van een niet nader aangegeven veer aangedrukt wordt gehouden tegen een nokrol 79, die is aangebracht op een as 80, die zich bijvoorbeeld 5 uitstrekt tussen de twee nokrollen 79, die zich aan weerszijden van de wagen 1 bevinden.Door verdraaiing van de as 80 kan de nokrol 79 in drie standen worden gebracht.
Een eerste stand is weergegeven in fig. 8. Hierbij bevindt de stootstang 76 zich in de middenstand en is het remblok 10 77 vrij van het wiel 69. Wanneer de as 80 linksom wordt verzwenkt als gezien in fig. 8, komt de nokrol 79 in de stand als weergegeven in fig. 9. Hierbij wordt de stootstang 76 naar beneden toe gedrukt en komt het remblok 77 in aanraking met het wiel 69.
15 Vanuit de in fig. 8 weergegeven stand kan de as 80 ook in tegengestelde richting worden gedraaid, zodat de stootstang 76 dan aan komt te liggen tegen een deel van de nokrol 79 met een kleinere diameter, zodat de stootstang 76 omhoog wordt gedrukt. Hierdoor kan een met de vork 71 20 verbonden pal 81 komen te vallen in een sleuf 82, die is aangebracht in een onderdeel 83, dat is verbonden met de wagen 1. De vork 71 is dan dus tegen verdraaiing geblokkeerd, zodat de zwenkwielen 2 in wezen vaste wielen zijn geworden.
25 De twee uiteinden van de as 80 kunnen elk zijn verbonden met een pal 81, zodat bij verdraaiing van de as 80, bijvoorbeeld door middel van een Voetpedaal, beide nokrollen 79 gelijktijdig naar een bepaalde stand worden verdraaid. De as 80 zal zich uitstrekken dwars op de 30 normale rijrichting van de inrichting en dus dwars op het vlak waarin de inrichting in de fig. 1, 3 en 5 is geprojecteerd. De as 80, die zich bevindt bij het in fig. 1 meest linkse wielenpaar kan eventueel via een stang worden bediend door een voetpedaal, dat is aangebracht bij de 35 as 80 die zich bevindt bij het meest rechtse wielenpaar.
De bediening van de twee assen 80 kan dan vanaf een centraal punt plaatsvinden.
De bediening van de assen 80 kan, op niet nader weergegeven wijze, eventueel ook motorisch plaatsvinden.
40 Voor de bediening van deze eventuele motoren en van de .8800326 « - 14 - motoren 13, 48 en 59 kan gebruik gemaakt worden van een enkel toetsenbord, dat door middel van een kabel met de wagen is verbonden, zodat de bediening van de diverse motoren vanaf een enkele, variabele plaats bij de in-5 richting plaats kan vinden.
Het zal duidelijk zijn, dat slechts een mogelijke uitvoeringsvorm van de uitvinding in de tekening is weergegeven en in het bovenstaande beschreven en dat vele wijzigingen kunnen worden aangebracht zonder buiten 10 de uitvindingsgedachte te vallen.
.8800326
Claims (14)
1. Inrichting voor het verplaatsen van een invalide persoon, welke inrichting een van een aantal wielen (2) voorziene wagen (1) omvat, op welke wagen (1) middelen (3-9) zijn aangebracht voor het in hoogte verstelbaar 5 opnemen van een frame (10) voor het ondersteunen van een zit-ligplaats (18) omvattende een rugleuning (21), een zitting (22) en een zittingelement (23) dat zijdelings naast de zitting (22) en in êên vlak daarmee kan worden gebracht ter overbrugging van de afstand tussen een andere 10 zit-ligplaats en de zitting (22), met het -kenmerk, dat het zittingelement (23) een schuifdeel (33) omvat, dat verschuifbaar is ten opzichte van de zitting (22) zodanig dat in de ingeschoven stand het schuifdeel (33) en de zitting (22) zich in hoofdzaak boven elkaar 15 bevinden, en een zwenkdeel (34) dat scharnierend is verbonden met die rand van het schuifdeel (33) die in de uitgeschoven stand het verst van de zitting (22) af ligt en welk zwenkdeel (34) naar een vertikale stand kan worden verzwenkt, waarbij over de in de gebruiksstand boven 20 liggende vlakken (39,36,40) van de zitting (22) en van de beide delen van het zittingelement (33,34) één eindloze transportband (57) loopt die motorisch kan worden aangedreven .
2. Inrichting volgens conclusie 1, m e t het ken-25 m e r k, dat het schuifdeel (33) van het zittingelement (23) zich in de ingeschoven stand onder de zitting (22) bevindt en dat onder het schuifdeel (33) een spanrol (63) is aangebracht waarover de transportband (57) zich over nagenoeg 180° uitstrekt, welke spanrol (63) draaibaar 30 is op een as (65) die in een richting haaks op zijn hartlijn verplaatsbaar is om de eindloze band (57) onder spanning te houden wanneer het schuifdeel (33) onder de zitting (22) wordt geschoven en de transportband (57) vrij komt van het bovenvlak (36) van het schuifdeel (33).
3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het k e n m er k, dat voor het bedienen van het zitting- .8800326 i - 16 - element (23) gebruik wordt gemaakt van een draaibaar aangebrachte, axiaal niet verplaatsbare, schroefspindel (43) waaroverheen een moer (49) beweegbaar is die vast is verbonden met het schuifdeel (33) en op welke moer 5 (49) zich een bus (52) bevindt die op de moer (49) verschuifbaar is in een richting evenwijdig aan de schroefspindel (43) en welke bus (52), bij het naar buiten toe brengen van de moer (49) en daarmee van het schuifdeel (33), nadat het schuifdeel (33) nagenoeg 10 zijn uitgeschoven stand heeft bereikt, door een op de schroefspindel (43) aangebracht aanslagelement (55), wordt tegengehouden en ten opzichte van de moer (49) wordt verplaatst voor het ten opzichte van het schuifdeel (33) in lengterichting bewegen van een met de bus (52) 15 gekoppelde trekstang (53), die het zwenkdeel (34) vanuit de vertikale naar de horizontale stand verzwenkt bij het verder naar buiten toe bewegen van het schuifdeel (33).
4. Inrichting volgens ëën der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat ten minste het steun- 20 vlak (29) van de rugleuning (21) in zijn vlak zijdelings verschuifbaar is, zodanig dat het ter plaatse van het naar buiten toe verschoven schuifdeel (33) van het zitting-element (23) kan worden gebracht.
5. Inrichting volgens ëën der voorgaande conclusies, 25 met het kenmerk, dat de rugleuning (21) om een evenwijdig met de achterrand van de zitting (22) lopende scharnieras (27) verzwenkbaar en instelbaar is tot een stand waarbij hij nagenoeg in ëën vlak ligt met de zitting (22), terwijl bij de voorrand (28) van de 30 zitting (22) een beensteun (24) verzwenkbaar is aangebracht, zodanig dat hij in een stand kan worden gebracht waarbij hij nagenoeg in ëën vlak ligt met de zitting (22) en waarbij ten minste het steunvlak (31) van de beensteun (24) in zijn vlak zijdelings verschuifbaar is, zodanig 35 dat het ter plaatse van het naar buiten toe geschoven schuifdeel (33) van het zittingelement (23) kan worden gebracht. .8800326 i} < - 17 -
6. Inrichting volgens ëên der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de rugleuning (21) is voorzien van armleuningen (68) die verzwenkbaar zijn zodat zij nagenoeg in het vlak van de rugleuning (21) kunnen 5 komen te liggen.
7. Inrichting volgens conclusie 6,met het kenmerk, dat ten minste de armleuning (68) die zich aan dezelfde zijde bevindt als het uitschuifdeel (33) van het zittingelement (23), zich achter het steunvlak (29) van 10 de rugleuning (21) bevindt en niet met dit steunvlak (29) naar buiten toe schuift.
8. Inrichting volgens ëên der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de zit-ligplaats (18) ten opzichte van het frame (10) binnen zekere grenzen 15 verschuifbaar is in de lengterichting van een op de inrichting liggende persoon.
9. Inrichting volgens conclusie 8, m e t het k e n-m e r k, dat de rugleuning (21), in een punt op afstand van het zwenkpunt (27) ervan, scharnierend is verbonden 20 met een stang (26), waarvan het andere einde scharnierend is verbonden met het frame (10) in een punt, dat in de nagenoeg vertikale stand van de rugleuning (21), achter de rugleuning (21) ligt.
10. Inrichting volgens ëën der voorgaande conclusies, 25 met het kenmerk, dat tussen de wagen (1) en het frame (10) een dubbele schaarconstructie (3) aanwezig is, waarbij twee vertikaal boven elkaar liggende vrije einden (7,9) van de schaararmen (5) op vaste plaatsen scharnierend met respectievelijk de wagen (1) en het frame (10) zijn verbonden en de andere vrije einden (8) ten 30 opzichte van de wagen (1) en het frame (10) in horizontale richting verplaatsbaar zijn.
11. Inrichting volgens conclusie 10, m e t h e t kenmerk, dat de hoogteverstelling van het frame (10) plaatsvindt door middel van een spindelmotor (13) die .8800326 % - 18 - zorgt voor het in lengterichting verplaatsen van een in hoofdzaak vertikaal lopende stang (14) die door middel van scharnierende trekstangen (15) is verbonden met delen(16, 17) van de schaararm-constructie (3).
12. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat alle wielen van de wagen zwenkwielen (2) zijn en is voorzien in middelen (72-83) om de wielen (69) ervan, vanaf een centraal punt, af te kunnen remmen en om ten minste ëên paar zwenkwielen (2) 10 in een zodanige stand te kunnen blokkeren, dat de draaiïngs-assen (70) van de betreffende wielen (69) zich in eikaars verlengde bevinden.
13. Inrichting volgens conclusie 12, m e t het kenmerk, dat een zwenkwiel (2) een in hoofdzaak 15 in vertikale richting verplaatsbare stootstang (76) omvat waarvan de hartlijn concentrisch loopt met de zwenkas van het zwenkwiel (2) en welke stootstang (76) aan zijn ondereinde is voorzien van een remblok (77) en vanuit een neutrale stand omlaag kan worden gebracht 20 om met het remblok (77) het wiel (69) af te remmen en omhoog kan worden gebracht om samen te werken met een, met de vork (71) van het zwenkwiel (2) verbonden, orgaan (81) om de vork in een bepaalde stand te blokkeren.
14. Inrichting volgens conclusie 13, met het 25 kenmerk, dat de stootstang (76) wordt bediend door middel van een nokkenrol (79) waarvan de draaiïngsas (80) haaks op de lengterichting van de stootstang (76) staat, terwijl de stootstang (76) door middel van een veer tegen de nokrol (79) aangedrukt wordt gehouden. • 0800326
Priority Applications (2)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL8800326A NL8800326A (nl) | 1988-02-10 | 1988-02-10 | Inrichting voor het verplaatsen van een invalide persoon. |
EP89200295A EP0328221A1 (en) | 1988-02-10 | 1989-02-09 | Device for moving an invalid person |
Applications Claiming Priority (2)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL8800326A NL8800326A (nl) | 1988-02-10 | 1988-02-10 | Inrichting voor het verplaatsen van een invalide persoon. |
NL8800326 | 1988-02-10 |
Publications (1)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
NL8800326A true NL8800326A (nl) | 1989-09-01 |
Family
ID=19851750
Family Applications (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
NL8800326A NL8800326A (nl) | 1988-02-10 | 1988-02-10 | Inrichting voor het verplaatsen van een invalide persoon. |
Country Status (2)
Country | Link |
---|---|
EP (1) | EP0328221A1 (nl) |
NL (1) | NL8800326A (nl) |
Families Citing this family (7)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
US5613697A (en) * | 1994-11-18 | 1997-03-25 | Johnson; David D. | Elevatable wheelchair |
DE29505186U1 (de) * | 1995-03-28 | 1995-05-18 | Fredi Luderich GmbH, 53804 Much | Kranken- und Hilfsbedürftigenstuhl |
CH693700A5 (fr) * | 1999-12-06 | 2003-12-31 | Yves Birbaum | Fauteuil roulant manuel. |
US6540250B1 (en) * | 2000-05-12 | 2003-04-01 | Clifford D. Peterson | Height adjustable wheelchair |
GB0602572D0 (en) * | 2006-02-09 | 2006-03-22 | Targonski Roy | Elevation |
GB2509049A (en) * | 2012-11-05 | 2014-06-25 | James Spencer & Co Ltd | A chair with a pivoting armrest to improve access |
CA3214818A1 (en) * | 2021-04-07 | 2022-10-13 | Arjo IP Holding Aktiebolag | Brake assembly of a transporting means for a patient handling apparatus |
Family Cites Families (10)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
US2146191A (en) * | 1937-03-16 | 1939-02-07 | Henry E Peters | Flexible health chair |
GB523114A (en) * | 1938-12-23 | 1940-07-05 | Robert Mawby | Improvements in or relating to wheeled stretchers, hand trollies and like hand-propelled carriages |
US2982336A (en) * | 1959-02-13 | 1961-05-02 | Joe P Minici | Portable and adjustable wheel chair |
US3057638A (en) * | 1960-05-19 | 1962-10-09 | Margit H Floyd | Ambulatory seating device |
NL155727B (nl) * | 1970-03-02 | 1978-02-15 | Philips Nv | Brancard. |
US3967328A (en) * | 1974-09-06 | 1976-07-06 | Cox Ellis V | Load lifting and transferring device with multiple powered belts |
US4155588A (en) * | 1976-05-03 | 1979-05-22 | Reuven Danziger | Wheelchair |
US4101143A (en) * | 1977-01-03 | 1978-07-18 | American Safety Equipment Corporation | Wheelchairs |
EP0067069A1 (en) * | 1981-06-10 | 1982-12-15 | Harold Swallow | Invalid chairs |
NO841425L (no) * | 1984-04-10 | 1985-11-04 | Svein Bekkelund | Forflytningsinnretning for bevegelseshemmede. |
-
1988
- 1988-02-10 NL NL8800326A patent/NL8800326A/nl not_active Application Discontinuation
-
1989
- 1989-02-09 EP EP89200295A patent/EP0328221A1/en not_active Withdrawn
Also Published As
Publication number | Publication date |
---|---|
EP0328221A1 (en) | 1989-08-16 |
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
US5015024A (en) | Carriage for a stretcher | |
US4527829A (en) | Foldable wheel chair, especially for invalids | |
US11865055B2 (en) | Seat positioning system for a wheelchair | |
DK2079429T3 (en) | DEVICE FOR TRANSPORTING AN INVALID | |
KR101245543B1 (ko) | 조정 가능한 활강 트랙 저항 및 제동 장치를 구비한 계단식의자 | |
US6427263B1 (en) | Device for moving patients | |
US5022810A (en) | Gurney | |
US2587068A (en) | Invalid lift and transfer apparatus | |
US6454285B1 (en) | Ergonomic wheelchair with patient lifting mechanism | |
NL192370C (nl) | Hefinrichting voor een patiënt. | |
AU2009319252A1 (en) | Bed, particularly hospital or nursing bed | |
JP2001511047A (ja) | 移動介護椅子 | |
NL8601153A (nl) | Ziekenhuisbed. | |
US4405172A (en) | High deck ambulance cart | |
US5179745A (en) | Elevating convertible wheelchair | |
NL8701988A (nl) | Bed- en/of stoelmeubel. | |
NL9200169A (nl) | Universeel verstelbaar bed. | |
US11406190B2 (en) | Recliner with extending stabilizer arms | |
NL8800326A (nl) | Inrichting voor het verplaatsen van een invalide persoon. | |
GB2158350A (en) | Reclinable chair | |
JP3171562B2 (ja) | リクライニング式車椅子 | |
JP2003144496A (ja) | ベッド移乗用車椅子 | |
NL8303388A (nl) | Invalidenwagen met losneembaar zitgedeelte alsmede systeem voor het met het losneembare zitgedeelte in en uit een voertuig brengen van een zich in de invalidenwagen bevindende invalide. | |
NL2023741B1 (nl) | Bevallingsbed | |
NL1024576C2 (nl) | Hulpinrichting, bestemd om te worden toegevoegd aan een zitmeubel, voor het heffen en/of kantelen daarvan. |
Legal Events
Date | Code | Title | Description |
---|---|---|---|
A1B | A search report has been drawn up | ||
BV | The patent application has lapsed |