NL8702354A - Nestbare rolcontainer. - Google Patents

Description

'4*

Nw 9363 o

Nestbare rolcontainer.

De uitvinding heeft betrekking op een nestbare rolcontainer, omvattend een ten minste deels opklapbare bodem, een tweetal aan weerszijden van de bodem geplaatste vertikale zijhekken, die t.o.v. een achterste framedeel om een vertikale as kunnen scharnieren en van een even-5 wijdige bedrijfsstand in een divergerende neststand kunnen worden gebracht, waarbij de container twee onder het achterste framedeel gemonteerde loopwielen heeft en twee voorste wielen, die elk zijn bevestigd onder een wielplaat, die zich aan de voor- en onderzijde van elk zijhek binnenwaarts uitstrekt, en waarbij de bodem aan de voorzijde is voorzien 10 van een onder het bodemvlak liggend trekorgaan.

Een dergelijke nestbare rolcontainer is beschreven in de Nederlandse octrooiaanvrage 85.00419.

De bekende rolcontainer is zodanig uitgevoerd, dat de opklapbare bodem vanuit de opgeklapte stand slechts neergeklapt kan worden, indien 15 de zijhekken gelijktijdig in de bedrijfsstand worden gebracht of zich reeds in de bedrijfsstand bevinden. Bij het neerlaten van de bodem vallen zich aan de onderzijde van de bodem bevindende uitsteeksels in corresponderende openingen in de wielplaten van de voorste wielen.

Op deze wijze worden de zijhekken in de bedrijfsstand geborgd en 20 worden op het trekorgaan uitgeoefende trekkrachten via de uitsteeksels op de wielplaten en op de rest van het frame overgebracht, waardoor het bodemscharnier ontlast wordt.

In de praktijk is gebleken, dat in bepaalde situaties, waarin een dergelijke nestbare rolcontainer middels een op het trekorgaan aan-25 grijpende trekkracht langs een bepaalde baan door bijv. een fabriekshal wordt voortbewogen, de kans bestaat, dat de trekkracht een opwaarts gerichte component ontwikkelt. Als gevolg hiervan zou het opklapbare bodemdeel dan enigszins omhoog kunnen scharnieren waardoor tevens de borging van de zijhekken zou kunnen wegvallen.

30 De uitvinding beoogt een in dit opzicht verbeterde nestbare rol container, en in het algemeen een robuuste en doeltreffende nestbare rolcontainer ter beschikking te stellen. Hiertoe wordt volgens de uitvinding een nestbare rolcontainer van de bovenbeschreven soort daardoor 8702354 -2- gekenmerkt, dat het opklapbare deel van de bodem is voorzien van gren-delorganen, die met ten minste één zijhek kunnen samenwerken om in de bedrijfsstand van de rolcontainer een opwaartse zwenking van de bodem te verhinderen.

5 In het volgende zal de uitvinding nader worden beschreven met verwijzing naar de bijgevoegde tekening van een uitvoeringsvoorbeeld.

Fig. 1 toont een zijaanzicht van een voorbeeld van een rolcontainer; fig. 2 toont een vooraanzicht van de rolcontainer van fig. 1; 10 fig. 3 toont een achteraanzicht van de rolcontainer van fig. 1; fig. 4 toont een bovenaanzicht van de rolcontainer van fig. 1; fig. 5 toont de bodem van een rolcontainer volgens de uitvinding; en fig. 6 toont een detail.

15 De algemene opbouw van de in de fign. 1 t/m 4 getoonde nestbare rolcontainer komt in grote lijnen overeen met de in de Nederlandse octrooiaanvrage 85.00419 of de Nederlandse octrooiaanvrage 85.01404 beschreven en getoonde rolcontainer. De rolcontainer zal daarom in het volgende slechts summier worden beschreven, althans voor zover het as-20 pecten betreft die voor een goed begrip van de uitvinding niet gedetailleerd behoeven te worden toegelicht.

Fig. 1 toont in zijaanzicht een rolcontainer met een achterhek 1, en een (linker)-zijhek 2. Het zijhek is evenals het andere, in fig. 1 niet zichtbare zijhek, op gebruikelijke wijze opgebouwd uit een uit 25 rechthoekige buis gevormd, in hoofdzaak rechthoekig vertikaal frame 3 met afgeronde bovenhoeken. Binnen het frame 3 strekken zich horizontale en vertikale verbindingsdraden uit. Voorts zijn drie horizontale, op bekende wijze uit hoekijzer gevormde dragers 4, 5, 6 aanwezig, die in de bedrijfstoestand legbordetages ondersteunen. De legbordetages zijn in 30 fig. 1 met onderbroken lijnen aangegeven bij 7, 8 en 9.

Fig. 4 toont meer gedetailleerd de bovenste legbordetage 7, die evenals de andere legbordetages bestaat uit een vast achterste deel 40, een middelste deel 41 en een voorste deel 42. Het voorste en het middelste deel kunnen op bekende wijze opgeklapt worden. Het achterste 35 deel is in dit voorbeeld in horizontale stand vast aan de achterwand gelast, zoals in fig. 1 bij 10 is aangegeven.

De achterwand zal in het volgende nog nader worden beschreven.

876 2 35 4

O

-3-

Wel wordt reeds opgemerkt, dat de achterwand twee staanders 11, 12 omvat die zich elk op een achterhoek van de rolcontainer bevinden en zich vertikaal uitstrekken.

Het linker zijhek 3 is evenals het rechter zijhek 13 (fig, 3, 5 fig. 4) middels scharnieren 14 aan de corresponderende staander 11 resp. 12 van de achterwand bevestigd, zodanig dat de zijwanden buitenwaarts kunnen zwenken, althans indien geen vergrendeling aanwezig is.

Elke zijwand draagt aan de voor- en onderzijde een zich binnenwaarts uitstrekkende, in hoofdzaak horizontale, wielplaat 15 resp. 16.

10 Onder de wielplaten zijn in dit voorbeeld zwenkwielen 17 gemonteerd.

Aan de achterzijde is de rolcontainer eveneens van wielen, aangegeven met 18, voorzien, die nabij de achterhoeken van de container onder een plaat 19 van een achterste framedeel zijn gemonteerd. De plaat 19 heeft aan de achterzijde een opstaande rand 20 en verbindt de beide 15 staanders 11, 12 van het achterhek.

De getoonde container is van het type dat geen voorhek of voordeur heeft, doch aan de voorzijde open is. Teneinde te voorkomen dat op de legbordetages geplaatste voorwerpen, zoals bijv. pakken melk of dergelijke, ongewild uit de container vallen, is het voorste deel 42 van 20 elke legbordetage voorzien van een beugelvormige, opstaande voorrand 21, 22, 23. Ook de nog niet beschreven bodem van de container heeft een dergelijke beugelvormige voorrand 24.

De bodem van de rolcontainer van de fign. 1 t/m 4 is getoond in fig. 5. De bodem is op soortgelijke wijze opgebouwd als getoond in fig. 25 4 van de Nederlandse octrooiaanvrage 85.00419, en omvat een vast achter deel 50 en een daarmee scharnierend en opklapbaar verbonden voorste deel 51. Het achterdeel strekt zich boven de in dit voorbeeld in bovenaanzicht U-vormige plaat 19 van het achterste framedeel uit en is aan de opstaande achterrand 20 gelast. Het achterste bodemdeel 50 heeft 30 voorts een afhangende dwarsstrip 52, die tevens aan de benen van de U-vormige plaat 19 is gelast.

Op soortgelijke wijze als omschreven in de eerdergenoemde Nederlandse octrooiaanvrage 85.00419 werkt de afhangende dwarsstrip 52 samen met zich tussen de plaat 19 en het achterste bodemdeel 50 aan weerszij-35 den van de rolcontainer uitstrekkende platen 53, 54, die van een inkeping 55, 56 zijn voorzien, welke elk om een uiteinde van de dwarsstrip vallen. De platen 53, 54 zijn elk aan een zijhek gelast en de inkepingen 8702354

O

>4- staan een begrensde buitenwaartse zwenking van de zijhekken toe.

De platen 53, 54 hebben voorts elk een voorrand 57 die op soortgelijke wijze als in de Nederlandse octrooiaanvrage 85.00419 beschreven samenwerkt met een ter hoogte van de scharnierverbinding 58 met het 5 voorste bodemdeel 51 aangebrachte nok 59, die met het voorste bodemdeel mee draait.

De nokken 59 staan een kleine buitenwaartse zwenking van de zijhekken toe als de bodem in de neergeklapte stand is en een grotere buitenwaartse zwenking tot in de neststand als het voor>ste bodemdeel ge-10 heel omhoog is geklapt.

Het voorste bodemdeel 51 heeft aan de voorzijde de reeds beschreven opstaande beugel 24. Het voorste bodemdeel is voorts aan de voor- en onderzijde voorzien van een trekorgaan, dat in dit voorbeeld een trekoog 60 is. Teneinde de in bedrijf op het trekoog 60 uitgeoefen-15 de krachten te kunnen opvangen is het trekoog bij voorkeur via een ver-stevigingsconstructie met het voorste bodemdeel verbonden.

In het getoonde voorbeeld omvat de verstevigingsconstructie een voorste dwarsstrip 61, een op enige afstand achter de voorste dwars-strip aangebrachte tweede dwarsstrip 62, die onder het bodemvlak ligt, 20 en een trapeziumvormige plaat 63 die tussen de voorste en de tweede dwarsstrip is gelast.

In fig. 5 zijn voorts de voorste wielplaten 15 en 16 zichtbaar, die zich vanaf de voor- en onderzijde van de zijhekken 3, 13 binnenwaarts uitstrekken. In bedrijf rust het voorste bodemdeel 51 op de wiel-25 platen 15, 16. In het getoonde voorbeeld rust het voorste bodemdeel met de tweede dwarsstrip 62 op de wielplaten 15, 16.

Teneinde te voorkomen, dat het voorste bodemdeel onder invloed van in bedrijf op het trekoog uitgeoefende kracht omhoog scharniert, is het voorste bodemdeel aan de onderzijde voorzien van twee naar beneden 30 vijzende haakvormige organen 64, 65, die elk met een omgebogen deel 66, 67 onder ëën der wielplaten 15, 16 grijpen.

De haakvormige organen kunnen in beginsel om elke vrije rand van de wielplaten grijpen of eventueel om een rand van een speciaal aangebrachte uitsparing in de wielplaten. In het getoonde voorbeeld is elk 35 haakvormige orgaan gevormd uit een aan de tweede dwarsstrip 62 gelaste, zich neerwaarts uitstrekkende en aan het ondereinde omgebogen metaal-strip, die met het omgebogen uiteinde 66, 67 grijpt onder een aan de 8702354 »

O

-5- corresponderende wielplaat gevormd, zich binnenwaarts uitstrekkend, oor 68, 69.

Om vanuit de in fig. 5 getoonde neergeklapte stand het voorste bodemdeel omhoog te kunnen klappen, teneinde de rolcontainer in de nest-5 stand te brengen, worden eerst de zijhekken buitenwaarts gezwenkt. Zoals reeds eerder beschreven is zulks na het losnemen van een eventuele vergrendeling, in zekere mate mogelijk als gevolg van de ligging van de nokken 59 t.o.v. de voorranden 57 van de plaat 19. De uitzwenking dient vanzelfsprekend groot genoeg te zijn om de oren 68, 69 van de voorste 10 wielplaten buiten het bereik van de haakvormige organen 64, 65 te brengen. Vervolgens wordt het voorste bodemdeel geheel omhoog geklapt. De zijhekken kunBen dan verder buitenwaarts worden gezwenkt tot in de nest-stand.

In het voorgaande is reeds gesproken over een vergrendeling, die 15 voorkomt dat de zijhekken ongewild buitenwaarts zwenken. Een dergelijke vergrendeling kan op diverse wijzen worden gerealiseerd.

In het getoonde uitvoeringsvoorbeeld is met voordeel gebruik gemaakt van de vertikale gedeelten van de opstaande beugelvormige voorranden van de legbordetages.

20 Zoals het beste is te zien in fig. 2 strekken deze vertikale delen 70 zich langs de voorste vertikale framedelen van de zijhekken 3, 13 uit. Om elk vertikale beugeldeel 70 grijpt nu een aan het corresponderende zijhekframe bevestigde borghaak 71, die in het getoonde voorbeeld is gevormd uit een vertikaal geplaatst stuk hoekijzer, dat met de 25 vrije rand van de ene flens aan het zijhekframe is gelast en waarvan de andere flens zich binnen de rolcontainer naar achter uitstrekt.

Op deze wijze is bewerkstelligd, dat de zijhekken door de legbordetages tegen ongewild uitzwenken geborgd zijn. Pas als de legbordetages opgeklapt zijn kunnen de zijhekken worden uitgezwenkt tot in een eerste 30 stand, waarin de bodem opgeklapt kan worden en daarna tot in de nest-stand.

De in de tekening getoonde container is ingericht om met een automatische beladingsinrichting via de achterzijde te worden beladen. Hiertoe is tussen de staanders 11, 12 van het achterhek een op en neer 35 schuifbare wand 80 (fig. 3) geplaatst. De wand 80 omvat twee vertikale benen 81,82, die zijn verbonden door horizontale dwarspijlen 84.

In de laagste stand van de achterwand 80 bevinden de spijlen 84 8702354 *

O

-6- zich, zoals in fig. 3 getoond, op enige afstand boven de bodem en de leg-bordetages.

Om de rolcontainer te kunnen beladen wordt de achterwand omhoog geschoven tot de spijlen 84 zich juist ter hoogte van de legbordetages 5 bevinden. Het omhoog schuiven kan eventueel door een beladingsinrichting geschieden. Desgewenst kunnen aanslagen en/of arreteringen aanwezig zijn, die de achterwand in de laadstand houden. Een dergelijke aanslag kan bijv. een naar achter wijzend uitsteeksel op één der legbordetages zijn, zoals in fig, 1 bij 85 aangegeven.

10 De vertikale benen 81, 82 van de achterwand zijn opgenomen tussen de naar elkaar toegekeerde oppervlakken van de stijlen 11, 12, die daartoe zoals in fig. 3 en fig. 5 is te zien een holle, de vertikale benen deels omsluitende, vorm 86 hebben.

Bij voorkeur is in de holle vorm van de staanders 11, 12 een aan-15 tal kunststof lagerblokjes aangebracht, waarbij elk lagerblokje zich over enige afstand in de lengterichting uitstrekt.

Fig. 6 toont ter verduidelijking in dwarsdoorsnede een staander 11, 12 met een hol gevormde wand 86, een in de holle vorm geplaatste kunststoffen lagerschaal 87 en een been 81, 82 van de achterwand.

20 Om de achterwand in de laadstand te arreteren kan een aan een bladveer bevestigde pen worden toegepast, die door een boring in een staander 11, 12 verend in een blinde boring in een been 81, 82 grijpt.

Een dergelijke constructie is bij 90 in fig. 1 getoond.

Opgemerkt wordt, dat na het voorgaande diverse modificaties voor 25 de deskundige voor de hand liggen.

Zo kunnen de haakvormige organen van de bodem in beginsel ook direkt onder of in de zijhekken grijpen. In het laatste geval behoeven de organen niet strikt noodzakelijk haakvormig te zijn. Dergelijke modificaties worden geacht binnen het kader van de uitvinding te vallen.

***** 8702.354

Claims (11)

1. Nestbare rolcontainer, omvattend een ten minste deels opklapbare bodem, een tweetal aan weerszijden van de bodem geplaatste zijhekken, die t.o.v. een achterste framedeel om een vertikale as kunnen scharnieren en van een evenwijdige bedrijfsstand in een divergerende nest-5 stand kunnen worden gebracht, waarbij de container twee onder het achterste framedeel gemonteerde loopwielen heeft en twee voorste wielen, die elk zijn bevestigd onder een wielplaat, die zich aan de voor- en onderzijde van elk zijhek binnenwaarts uitstrekt, en waarbij de bodem aan de voorzijde is voorzien van een onder het bodemvlak liggend trek-10 orgaan, met het kenmerk, dat het opklapbare deel van de bodem is voorzien van grendelorganen, die met ten minste ëën zijhek kunnen samenwerken om in de bedrijfsstand van de rolcontainer een opwaartse zwenking van de bodem te verhinderen.

2. Rolcontainer volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de grendelorganen onder het opklapbare deel van de bodem aangebrachte haakvormige organen zijn.

3. Rolcontainer volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de haakvormige organen in de bedrijfsstand onder 20 een rand van de wielplaten van de voorste wielen grijpen.

4. Rolcontainer volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat elke wielplaat van een voorste wiel een naar binnen wijzend oor heeft, dat bij het vanuit een buitenwaartse zwenkstand in de bedrijfsstand brengen van de zijhekken terwijl de bodem zich in 25 de neergeklapte stand bevindt, in een haakvormig orgaan valt.

5. Rolcontainer volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat elk haakvormig orgaan een vanaf de bodem neerwaarts wijzende strip omvat , die op afstand onder de bodem naar voren is gebogen en die om een achterrand van een oor van een wielplaat kan grij-30 pen.

6. Rolcontainer volgens ëën der conclusies 2 t/m 5, met het kenmerk, dat de haakvormige organen zijn bevestigd aan een staand in de bodem aangebrachte en tot onder de bodem reikende dwars-strip. 8702354 » -8- t -J l-

7. Rolcontainer volgens êén der voorgaande conclusies, voorzien van ten minste één opklapbare legbordetage, met het kenmerk, dat het voorste deel van de legbordetage een beugelvormige opstaande voorrand heeft, waarvan in de bedrijfsstand de vertikale 5 zijdelen in aan de voorste staanders van de zijhekken aangebrachte borg-haken vallen, die een buitenwaartse zwenking van de zijhekken verhinderen.

8. Rolcontainer volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat de borghaken bestaan uit hoekijzers waarvan de ene 10 flens zich vanaf het zijhek binnenwaarts uitstrekt en de andere flens zich op afstand van het zijhek achterwaarts uitstrekt.

9. Rolcontainer volgens één der voorgaande conclusies voorzien van een tussen twee op het achterste framedeel achterste stijlen aangebrachte schuifwand, die op en neer kan worden geschoven tussen een af- 15 sluitstand en een beladingsstand, met het kenmerk, dat de achterste stijlen naar elkaar gekeerde oppervlakken hebben die in dwarsdoorsnede hol zijn gevormd en die elk deels een vertikaal been van de schuifwand omsluiten.

10. Rolcontainer volgens conclusie 9, 20 met het kenmerk, dat in de het gevormde delen van de achterste stijlen een of meer vormsluitend aangebrachte kunststof lagerschalen zijn gemonteerd, die de benen van de schuifwand vasthouden en geleiden.

11. Rolcontainer volgens conclusie 9 of 10, gekenmerkt door een arreteerorgaan omvattend een tegen een achterste 25 stijl gemonteerde bladveer met een door een boring in de stijl reikende pen, die tot in een blinde boring in een been van de schuifwand kan reiken. &&&&& 8702354