NL8702334A

NL8702334A - Draagschaal in het bijzonder voor tuinbouwvruchten.

Info

Publication number: NL8702334A
Application number: NL8702334A
Authority: NL
Original assignee: Plastici Articoli Special Ind
Priority date: 1986-09-30
Filing date: 1987-09-30
Publication date: 1988-04-18
Also published as: DE3722789C2; ES2008234A6; GB2195318B; PT85824A; DE3722789A1; BE1000155A7; GR871499B; FR2604421B1; FR2604421A1; CH671201A5; GB2195318A; GB8722810D0

Description

V

y * ' V09341

Titel: Draagschaal in het bijzonder voor tuinbouwvruchten.

De uitvinding heeft betrekking op een in het bijzonder voor tuinbouwvruchten, zoals kersen, aardbeien e.d., geschikte draagschaal volgens de aanhef van conclusie 1, welke in kratten of kartonnen dozen kan worden onderge-5 bracht, welke zijn voorzien van hoekstijlen met een driehoekige doorsnede. Bekende draagschalen van de bovengenoemde soort zijn van boven open, eindigen gewoonlijk in een achthoekige bovenwand, hetgeen leidt tot een aanzienlijk verlies aan nuttige verpakkingsruimte, zijn 10 op verkooptafels niet gemakkelijk en betrouwbaar stapelbaar en ook door de koper niet gemakkelijk te transporteren.

Gewoonlijk worden zij telkens afzonderlijk met een doorzichtig dun folie omhuld, voordat zij op verkooptaf els worden gepresenteerd.

15 Het uit de krat waarin zij zijn ondergebracht trekken van de draagschalen en het vervolgens omhullen met folie, zijn arbeidshandelingen, die verre van gemakkelijk zijn, aangezien de elastisch meegevende randen van de draagschalen de verwerker geen betrouwbaar beetpak-20 ken toelaten en het overtrekken met een folie niet vereenvoudigen, welk folie overigens door gebrekkige ventilatie het bederven van de produkten aanzienlijk versneld.

Bovendien zijn deze draagschalen langs de omtreks-randen van de bodems daarvan bijzonder flexibel en vervor-25 men zich gemakkelijk, bijv. wanneer de koper de draagschalen ongeordend met andere bijzonder stijve produkten in een plastic zak onderbrengt.

De uitvinding heeft als doel de genoemde nadelen te ondervangen.

30 Hiertoe voorziet de uitvinding erin dat een draag schaal volgens de aanhef wordt gekenmerkt door het kenmerk volgens conclusie 1. De hoofdvoordelen van de draagschaal * W V u *γ * -2- volgens de uitvinding zijn gelegen in een beperking van het verlies van nuttige ruimte bij het verpakken in kratten of kartonnen dozen, welke zijn voorzien van hoeklijsten met een driehoekige dwarsdoorsnede, in het 5 verhinderen van een gemakkelijke vervormbaarheid van de randen van de bodem om de draagschaal en van de hemel van de bijbehorende deksel, in de mogelijkheid van een uitstekende ventilatie van de inhoud van de draagschaal, in het vergemakkelijken van een zeer goede en stabiele 10 stapeling van de draagschalen op de verkooptafels. Verdere voordelen blijken uit de navolgende beschrijving, waarin aan de hand van de bijgevoegde tekening enkele voorkeurs- · uitvoeringsvoorbeelden van de uitvinding worden toegelicht. Daarbij toont: 15 fig. 1 een zijaanzicht van een gesloten draagschaal, fig. 2 een zijaanzicht van de draagschaal volgens fig. 1 met een geopende deksel, fig. 3 een bovenaanzicht van het in fig. 2 weerge- gevene, 20 fig. 4 een aanzicht in doorsnede volgens de lijn IV-IV in fig. 3 van enige groeven, fig. 5 en 5a gedeeltelijke zijaanzichten van twee op elkaar gestapelde draagschalen op een bepaalde hoogte, met verschillende uitvoeringsvormen van de groeven, 25 fig. 6 en 7 gedeeltelijke zijaanzichten op een bepaalde hoogte van twee andere op elkaar gestapelde draagschalen met afwijkende groeven, en fig. 8, 9 en 10 bovenaanzichten van drie afwijkende uitvoeringsvormen van de afschuiningen van de deksel.

30 De figuren zijn wèergaves op verschillende schaal; gelijke verwijzingscijfers duiden daarin gelijke of overeenkomstige onderdelen aan.

Volgens de fig. 1 tot 3 bestaat de door warm vervormen van een transparant kunststoffolie vervaardigde 33 draagschaal uit een hoofddeel 15 en een deksel 16 met een in hoofdzaak rechthoekig uitgevoerde bodem 17 resp.

6 / ü £ v? 3 4 , i' % -3- hemel 18 .en rechtlijnige afschuiningen 19 in het bereik van twee hoeken, die een gemeenschappelijk been hebben, alsmede met zijwanden, die zich van de bodem 17 en de hemel 18 uit uitstrekken en in randen 29, 30 van het 5 hoofddeel 15 resp. de deksel 16 eindigen.

Het hoofddeel 15 en de deksel 16 worden door een scharnier 20 bijeengehouden en zijn hierom scharnierend samenklapbaar. Het bestaat uit een ribbe 27 voor het verbinden van het hoofddeel 15 en de deksel 16, welke 10 ter hoogte van het door het ondereind van de randen 29 en 30 verlopende vlak is aangebracht, wanneer het hoofddeel 15 en de deksel 16 zijn opengeklapt, zoals getoond in‘ fig. 2.

In de ribbe 27 zijn twee groeven 28 aangebracht, 15 om de assen waarvan de deksel 16 wordt gedraaid, wanneer het hoofddeel 15 middels drukknoppen, die uit de groeven 21 en de veren 22 bestaan en op raakvlakken 23 tussen het hoofddeel 15 en de deksel 16 in de nabijheid van de afschuiningen 19 zijn gelegen, moeten worden gesloten.

20 De ribbe 27 heeft volgens fig. 3 een kleinere lengte dan de daardoor verbonden wanden. De ribbe is voorzien van uiteinden welke door een cirkelboogvormige aansluiting met de ondergelegen delen van de randen 29 en 30 zijn verbonden.

25 Deze cirkelboogvormige aansluitingen en de corres ponderende lengte van de ribbe 27 verhinderen het vormen van scherpe uiteinden, wanneer de deksel 16 zich in een gesloten stand over het hoofddeel 15 bevindt, zodat de mogelijkheid van het openscheuren van een plastic 30 zak, waarin de draagschalen volgens de uitvinding ongeordend zijn ondergebracht, wordt verkleind.

De randen van de bodem 17 en de hemel 18 zijn versterkt door holle ribben 24 en 24', welke van het hoofddeel 15 resp. de deksel 16 naar buiten toe uitsteken, 35 door de genoemde randen heenlopen en zich over een deel van de bodem en de hemel en de zijwand voortzetten.

ε / {t . o ·.

-4-

Langs de uiteinden van de delen van deze holle ribben in de bodem 17 en 24' in de hemel 18 strekt zich een vlakke strook 31 uit, welke een afgestompt pyramide-vormige verhoging of verdieping 32 omgeeft. Deze strook 5 kan zich ook in de richting van de vier hoeken van de bodem 17 uitstrekken, hoewel dit in de tekening niet is weergegeven.

De holle ribben 24, 24' hebben volgens fig. 4 een vierhoekige doorsnede, het is echter duidelijk, 10 dat zij een willekeurige veelhoekige of halfcirkelvormige doorsnede en verschillende lengtes kunnen vertonen.

Op de stroom 31 zijn cirkelvormige openingen 25 aangebracht, waardoor de lucht in het hoofddeel 15 en de deksel 16 kan dringen resp. daaruit kan treden, 15 hetgeen mogelijk wordt gemaakt door de tussenruimtes tussen de delen van de holle ribben 24 in de bodem 17 en 24' in de hemel 18, hetgeen ook het geval is, wanneer de draagschalen op de verkooptafels zijn gestapeld.

Deze ventilatie in vertikale richting in het 20 binnenste van de draagschaal verhinderd samen die in horizontale richting, welke volgens fig. 1 door venster 26 mogelijk wordt gemaakt, welke door tegenover elkaar gelegen verdiepingen van de randen 29 en 30 langs drie zijden van de draagschalen zijn gevormd, het vormen 25 van condenswater op de in de schaal opgenomen produkten en verlangzaamd het natuurlijke bederf door gebrekkige ventilatie van deze produkten aanzienlijk.

In de op elkaar gestapelde draagschalen wordt de luchtdoorvoer door de tussenruimtes tussen de delen 30 van de holle ribben 24 en 24' in de bodem en in de hemel in de richting van de openingen 25 door die delen van de holle ribben 24 in de bodem gewaarborgd, die een konstante breedte en hoogte vertonen, welke gelijk zijn aan de breedte resp. de hoogte van de delen van de holle 35 ribben 24' in de hemel 18, alsmede door de tussenruimtes tussen de genoemde delen van de holle ribben 24, 24' C' n -· — * / u · ·; ^ -5- $ in de hemel en de bodem, waarvan de breedte konstant en groter- is dan de breedte van de genoemde delen van de holle ribben 24 en 24*, zie fig. 6.

Evenzo is de luchttoevoer door de tussenruimtes 5 tussen de delen van de holle ribben 24 en 24* in de bodem en in de hemel in de richting van de openingen 25 door die delen van de holle ribben 24 in de bodem 17 gewaarborgd, die een konstante breedte en konstante tussenruimtes vertonen, welke gelijk zijn aan de breedte 10 resp. de tussenruimtes van de delen van de holle ribben 24' in de hemel 18, en welke een konstante, waarvan de hoogte van laatstgenoemde afwijkende hoogte vertonen, zie fig. 5. '

De genoemde ventilatie in vertikale richting 15 kan worden bewerkstelligd, doordat de delen van de holle ribben 24 in de bodem 17 een breedte en een tussenruimte breedte wordt toebedeeld, welke onderling konstant verschillende afmetingen hebben, en de delen van de holle ribben 24' in de hemel 18 een breedte en een tussenruimte breedte 20 hebben, welke onderling konstant verschillend zijn, hetgeen door het gegeven, dat de delen van de holle ribben 24 in de bodem 17 een konstante hoogte vertonen, terwijl ten minste een van de delen van de holle ribben 24* in de hemel 18 een hoogte heeft, die geringer is 25 dan de konstante diepte van de tussenruimtes tussen de delen van de holle ribben 24 in de bodem 17, zie fig. 7.

In het bijzonder uit fig. 5a blijkt, dat de delen van de holle ribben 24 in de bodem van het hoofddeel 30 15, een konstante breedte en hoogte vertonen, die gelijk is aan de breedte resp. hoogte van de delen van de holle ribben 24' in de hemel van de deksel 16. De tussenruimtes tussen de genoemde holle ribben hebben een konstante breedte, behalve een in de bodem van het hoofddeel 15, 35 welke een van de breedte van de overige tussenruimtes-afwijkende breedte heeft en overeenkomt met de som van & / U .V. V ** * -6- de breedte van een tussenruimte samen met twee holle ribben.

Hoewel in de tekening niet weergegeven, is het duidelijk dat de holle ribben in fig. 5a evenzo als 5 die in fig. 5 met konstante hoogtes, maar met verschillende afmetingen vervaardigbaar zijn. Bijvoorbeeld kan de hoogte van de holle ribbe van de hemel 18 kleiner zijn gehouden dan die van de holle ribben van de bodem 17, of omgekeerd.

10 Volgens de figuren 5, 5a, 6 en 7 zijn de delen van de holle ribben 24' in de hemel van de deksel 16 ten opzichte van de delen van de holle ribben 24 in de bodem van het hoofddeel 15 versprongen opgesteld, om de draagschalen een betrouwbaar houvast te geven, 15 ook wanneer zij haastig op een verkooptafel zijn gestapeld. De in de genoemde hemel aangebrachte holle ribben 24' voegen zich namelijk in de tussenruimtes tussen de holle ribben 24 van de genoemde bodem van de daarboven liggende draagschaal en verhinderen daarmee een zijdelings afschuiven 20 daarvan ten opzichte van de daaronder gelegen draagschaal.

Volgens fig. 8 is de afschuining 19' naar buiten convex afgerond en heeft het daarmee corresponderende deel 34' van de zijwand een rechtlijnig verloop, waarbij de breedte daarvan van boven naar beneden afneemt. In 25 fig. 3 daarentegen bestaat het met de afschuining 19 corresponderende deel 34 van de zijwand uit drie wandseg-menten, welke een naar buiten concave en zich naar beneden versmallende uitholling vormen.

De uitvoering van de afschuining 19'1 in fig.

30 9 onderscheidt zich van die in fig. 3, doordat het recht lijnige gedeelte is voorzien van gedeeltes 35, welke met een naar buiten convexe, zeer ruime kromming zijn uitgevoerd, terwijl het daarmee corresponderende deel 34f van de wand rechtlijnig verloopt, waarbij de breedte 35 daarvan evenals in fig. 8 naar beneden toe afneemt.

Bij de afwijkende uitvoeringsvorm volgens fig.

ft ·· λ n 7 7 ƒ O i ·: -7- 10 is de afschuining 19’'' als een naar buiten concave welving uitgevoerd, evenals de daarmee corresponderende wand 34'*, waarvan de breedte van boven naar beneden toe afneemt.

% fc 7 C ' . λ 4

Claims

1. Draagschaal, in het bijzonder voor tuinbouwvruchten, uit thermoplastische kunststof en verpakbaar in kratten en/of kartonnen dozen, welke zijn voorzien van hoekstijlen met een driehoekige dwarsdoorsnede, met het kenmerk, 5 dat is voorzien in een hoofddeel (15) en een deksel (16), welke een bodem (17) resp. een hemel (18) vertonen, welke in hoofdzaak rechthoekig met afgeschuinde randen (19, 19', 19'1, W'*) in het bereik van twee hoeken met een gemeenschappelijk been zijn uitgevoerd, alsmede 10 zijwanden, welke zich van de bodem en de hemel af uitstrekken, waarbij het hoofddeel (15) en de deksel (16) middels een scharnier (20) aan de rand van tegenover de afschuinin-gen (19, 19', 191', 19 ' '') gelegen zijwanden bijeen worden gehouden, samenklapbaar zijn en door de knopvormige 15 sluitingen (21, 22), welke zich op raakvlakken (23) tussen het hoofddeel en de deksel in het bereik van de afschuiningen (19, 19', 191', 19 * * *) bevinden, ten opzichte van elkaar fixeerbaar zijn en dat de randen van de bodem (17) en de hemel (18) door naar buiten 20 uitstekende holle ribben (24) resp. (24') zijn versterkt, die deze doorkruisen en zich over ten minste een deel van' de bodem en de hemel, ook in ten opzichte van elkaar verschillende lengtes uitstrekken, waarbij de tussenruimtes tussen de delen van de holle ribben (24) en (24') in 25 de bodem (17) en de hemel (18) de luchttoevoer naar de in de bodem (17) en de hemel (18) aangebrachte openingen (25) ook dan toelaten, wanneer de draagschalen in gesloten toestand op elkaar zijn gestapeld.

2. Draagschaal volgens conclusie 1, met het kenmerk, 30 dat de delen van de holle ribben (24) in de bodem (17) een konstante breedte en konstante tussenruimtes hebben, welke gelijk zijn aan de breedte resp. de tussenruimtes van de delen van de holle ribben (24') in de hemel (18), & / U ^ 0 ** f -9- alsmede een konstante, echter van de hoogte van de delen van de holle ribben (24') afwijkende hoogte vertonen.

3. Draagschaal volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de delen van de holle ribben (24) in de bodem (17) 5 een konstante breedte en hoogte, welke gelijk zijn aan de breedte resp. hoogte van de delen van de holle ribben (24') in de hemel (18), en de tussenruimtes tussen de delen van de holle ribben (24, 24') in de hemel en in de deksel een konstante breedte vertonen, welke groter 10 is dan de breedte van de holle ribben (24 en 24r).

4. Draagschaal volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de delen van de holle ribben (24) in de bodem (17) een konstante breedte en hoogte vertonen, welke gelijk zijn aan de breedte resp. hoogte van de delen van de 15 holle ribben (24') in de hemel (18), en dat de tussenruimtes tussen de genoemde ribben een konstante breedte, behalve ten minste een in de bodem (17) of in de hemel (18), vertonen, waarbij de genoemde ene tussenruimte een van de breedte van de overige tussenruimtes verschillende 20 breedte heeft, welke overeenkomt met een veelvoud van de som van de breedte van een tussenruimte en een ribbe.

5. Draagschaal volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de as van de tussenruimte in de bodem (17) of in de hemel (18), die een van de breedte van de overige 25 tussenruimtes verschillende breedte heeft, met de middenas daarvan in langs- of dwarsrichting van de hemel (18) of de bodem (17) samenvalt.

6. Draagschaal volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de delen van de holle ribben (24) in de bodem (17) 30 een konstante breedte, welke gelijk is aan de breedte van de delen van de holle ribben (24 *) in de hemel (18) is, en van de hoogte van deze ribben (24*) afwijkende hoogte vertonen en dat de tussenruimtes tussen de genoemde ribben, in de bodem (17) of in de hemel (18) een konstante 35 breedte hebben, behalve ten minste een, waarbij de genoemde tussenruimte een van de breedte van de overige tussenruimtes & / y - 0 ^ “10- f έ af wijkende breedte heeft, welke overeenkomt met een veelvoud van de som van de breedte van een tussenruimte en een ribbe, en dat het genoemde veelvoud met de breedte van een ribbe is verhoogd.

7. Draagschaal volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de delen van de holle ribben (24) in de bodem (17) een breedte en een tussenruimte breedte vertonen, die verschillende, maar konstante afmetingen hebben, dat de delen van de holle ribben (24') in de hemel (18) 10 een breedte en een tussenruimte breedte vertonen, die verschillende, maar konstante afmetingen hebben, dat de delen van de holle ribben (24) in de bodem (17) een konstante hoogte vertonen, en dat ten minste een van de delen van de holle ribben (24') in de hemel (18) een 15 hoogte vertoont, die kleiner is dan de konstante diepte van de tussenruimtes tussen de delen van de holle ribben (24) in de bodem (17).

8. Draagschaal volgens een der conclusies 2 tot 7, met het kenmerk, dat de delen van de holle ribben 20 (24) in de bodem (17) ten opzichte van de delen van de holle ribben (24') in de hemel (18) versprongen zijn opgesteld.

9. Draagschaal volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de raakvlakken (23) samen met in de nabijheid van 25 het scharnier (20) gelegen raakvlakken (33) ventilatieven-sters (26) tussen het hoofddeel (15) en de deksel (16) begrenzen.

10. Draagschaal volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het scharnier (20) is voorzien van een ribbe (27) 30 en twee groeven (28) bestaat, om de assen waarvan de deksel (16) draaibaar is, wanneer daarmee het hoofddeel (15) moet worden gesloten.

11. Draagschaal volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat bij het scharnier (20) de ribbe (27) in een vlak 35 ligt, dat door de ondergedeeltes van de randen (29) en (30) van de deksel (16) resp. het hoofddeel (15) 1 - -liver loopt, wanneer dit zich in ongeopende stand bevindt.

12. Draagschaal volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het scharnier (20) minder lang is dan de wanden, die het verbindt.

13. Draagschaal volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat in het bereik van het scharnier (20) de ondergedeeltes van de randen (29) en (30) van het hoofddeel (15) resp. de deksel (16) door een cirkelboogvormige aansluiting met elkaar zijn verbonden.

14. Draagschaal volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat openingen (25) in een vlakke strook (31) zijn aangebracht, welke zich tussen de uiteinden van de delen van de holle ribben (24) en (24') in de bodem (17) en de hemel (18) en een afgestompt pyramidevormige verhoging 15 of verdieping (32) bevindt.

15. Draagschaal volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de randen en de plaatsen, waar de randen samen komen, een naar buiten toe afgeronde vorm hebben.

16. Draagschaal volgens conclusie 1, met het kenmerk, 20 dat de afschuining (19) rechtlijnig verloopt en het daarmee corresponderende deel (34) van de zijwand uit drie wandsegmenten bestaat, die een naar buiten concave, zich naar beneden versmallende verdieping vormen.

17. Draagschaal volgens conclusie 1, met het kenmerk, 25 dat de afschuining (19') naar buiten concaaf is afgerond en dat het daarmee corresponderende deel (34') van de zijwand reöhtlijnig verloopt met een zich van boven naar beneden versmallende breedte.

18. Draagschaal volgens conclusie 1, met het kenmerk, 30 dat de afschuining (19'') een rechtlijnig gedeelte vertoont, waarvan uiteinden uit gedeeltes (35) bestaan, welke een naar buiten toe convexe zeer ruime kromming beschrijven en dat het met deze afschuining corresponderende deel (34') van de wand rechtlijnig verloopt met een zich 35 van boven naar beneden versmallende breedte.

19. Draagschaal volgens conclusie 1, met het kenmerk, c 'J .. ? * -12- Λ i dat de afschuining (19111) een naar buiten concave afronding vertoont/ evenals het daarmee corresponderende deel (34 * *) van de zijwand, dat een zich van boven naar beneden versmallende breedte vertoont. ^ ƒ (i fcn O V.‘