NL8702301A

NL8702301A - Verrijdbare grondverzetinrichting, voorzien van een schraapbord.

Info

Publication number: NL8702301A
Application number: NL8702301A
Authority: NL
Original assignee: Jan Mantingh
Priority date: 1987-09-25
Filing date: 1987-09-25
Publication date: 1989-04-17
Also published as: US4928409A; JP2691917B2; RU1838511C; JPH01111929A; CA1302957C; DE3869889D1; EP0309064B1; EP0309064A1

Description

( \ VO 9356

Titel: Verrijdbare grondverzetinrichting, voorzien van een schraapbord.

De uitvinding heeft betrekking op een grondverzetinrichting, omvattende tenminste ëên êén-assige een wielenpaar dragende wielconstructie; een door het wielenpaar verrijdbaar ondersteund freem 5 welk freem verder is voorzien van middelen voor het opnemen van grond, omvattende een langwerpig schraapbord dat met een naar de grond gekeerde langsrand die een snijrand bevat die in hoofdzaak haaks op de voorwaartse rijrichting van de inrichting staat; 10 hulpmiddelen die voor verbeterde grondopvoer samen werken met de middelen voor het opnemen van grond; middelen voor grondtransport; middelen voor het storten van opgenomen grond; middelen voor het egaliseren van grond; 15 middelen waarmee de afstand van de snijrand ten opzichte van de grond instelbaar is; middelen waarmee de hellingshoek van het schraapbord ten opzichte van de grond instelbaar is; middelen voor koppeling van de inrichting aan een 20 trekker of middelen voor zelf-aandrijving van de inrichting; en middelen voor het mechanisch of hydraulisch bedienen van de inrichting via het aandrijvingssysteem van de trekker of van het eigen aandrijvingssysteem.

25 Een bekende grondverzetinrichting van een dergelijk type is de zogenaamde 'scraper' of schraper. Kenmerkend voor grondverzetinrichtingen van dit type is dat de middelen voor het opnemen van grond zoals het schraapbord eerst werkzaam worden bij het verrijden van de inrichting.

30 Tijdens het verrijden van de grondverzetinrichting door hem achter een trekker voort te trekken of door middel 8702301 »1 t -2- van een eigen aandrijvingssysteem schraapt het schraapbord een laag grond af in een laagdikte, die afhankelijk is van de insteekdiepte daarvan. De laag wordt daarbij tegen het schraapbord naar boven opgestuwd en gedeponeerd in 5 een, gezien in de voorwaartse rijrichting van de inrichting, achter het schraapbord gelegen laadbak, waarbij het schraapbord scharnierend met de laadbak verbonden is. Indien de laadbak voldoende is gevuld kan deze aan de voorzijde worden gesloten door het neerklappen van een sluitklep die 10 met een rand over de breedte van het schraapbord daarmede in aanslag komt. De schraper kan vervolgens worden verreden naar een daarvoor uitgezóchte plaats en de grond daar na openen van de sluitklep uit de laadbak worden gestort.

Om de opvoer van de door het schraapbord losgenomen 15 grond te verbeteren, dat wil zeggen te versnellen, is het bekend de schraper daartoe met speciale hulpmiddelen uit te rusten, bijvoorbeeld te voorzien van een Jacobsladder.

Doel van de uitvinding is een grondverzetinrichting van de in de aanhef vermelde soort die beschikt over 20 een aanmerkelijk verbeterde opvoer van de door middel van het schraapbord losgenomen grond door toepassing van verbeterde met het schraapbord samenwerkende hulpmiddelen.

Volgens de uitvinding wordt voor het bereiken van 25 het in de vorige alinea omschreven doel de in de aanhef vermelde grondverzetinrichting voorzien van een op een afstand van en in bedrijfsstand boven het schraapbord in hoofdzaak parallel daaraan aangebrachte cilindrische rotor; 30 middelen voor het doen roteren van de rotor in een richting van de snijrand af naar het bovendeel van het schraapbord; en slaglijsten die vast op de zijwand van de rotor 870 i 3 0 1 -3- zijn bevestigd waarbij de afstand van de draaicirkelomtrek van de slaglijsten tot het schraapbord in de rotatie-richting van de rotor afneemt.

Met behulp van de rotor van de grondverzetinrichting 5 volgens de uitvinding is het op basis van de rotatiesnelheid van de rotor op continue regelbare wijze mogelijk niet alleen de grondopvoer te verbeteren maar de grond met grote kracht en snelheid en over grote afstand achterwaarts te werpen. Aldus is het mogelijk onregelmatige opeenho-10 pingen grond snel en met egaliserend effect te verspreiden. Dit effect wordt verder verstrekt bij een uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding die daarom voorkeur heeft, waarbij het schraapbord van de snijrand af gekromd is uitgevoerd tot een rand en met de holle zijde gekeerd 15 naar de voorwaartse rijrichting is opgesteld.

De uitvinding heeft eveneens betrekking op een grondverzetinrichting van de in de aanhef vermelde soort die zoals bekend ook een aan het freem bevestigde voor grondtransport bruikbare laadbak bevat, welke laadbak is voorzien 20 van een bodemdeel dat een bodemklep bevat die kan worden geopend en gesloten onder het vrijgeven respectievelijk sluiten van een grondstortopening en die tot kenmerk heeft, dat tenminste het bodemdeel van de laadbak in een doorsnede evenwijdig aan de voorwaartse rijrichting 25 taps toelopend is uitgevoerd onder vorming van, in voorwaartse rijrichting gezien, een voorste bodemwand en een achterste bodemwand die elkaar snijden volgens een basislijn die in hoofdzaak haaks staat op de voorwaartse rijrichting terwijl de bodemklep scharnierbaar met het schraapbord 30 verbonden is en daarmede kan samenwerken voor het vrijgeven en afsluiten van de stortopening.

Een bijzondere voorkeursuitvoeringsvorm van de grondverzetinrichting volgens de uitvinding waarbij deze 870230 1 * -4- hulpmiddelen bevat die samenwerken met de middelen voor het opnemen van de grond is gekenmerkt door een op een afstand van en in bedrijfsstand boven het schraapbord in hoofdzaak parallel daaraan aangebrachte cilindrische 5 rotor; middelen voor het doen roteren van de rotor in de richting van de snijrand af naar het bovendeel van het schraapbord; en slaglijsten die vast op de zijwand van de rotor 10 zijn bevestigd waarbij de afstand van de draaicirkelomtrek van de slaglijsten tot het schraapbord in de rotatie-richting van de rotor afneemt.

De grond verzetinrichting volgens de uitvinding is niet slechts bruikbaar voor aarde, maar meer algemeen 15 voor korrelvormige materialen met de structuur van aarde.

Zo is de grondverzetinrichting ook bruikbaar voor zand welk materiaal bijvoorbeeld in de wegenbouw op grote schaal wordt toegepast en verwerkt.

De uitvinding wordt aan de hand van de tekening, 20 die als voorbeeld een voorkeursuitvoeringsvorm van een grondverzetinrichting volgens de uitvinding weergeeft, nader toegelicht. In de tekening toont figuur 1 in zijaanzicht een grondverzetinrichting volgens de uitvinding in een voor het loswerken van en 25 beladen met grond bruikbare stand; figuur 2 vergroot en schematisch in zijaanzicht het samenstel van rotor en schraapbord in een stand waarbij juist met het afschrapen van de grond is begonnen; figuur 3 vergroot in zijaanzicht het samenstel volgens 30 figuur 2 waarbij de afgeschraapte grond via de op de rotor aangebrachte slaglij sten wordt weggeworpen; figuur 4 in zijaanzicht de grondverzetinrichting volgens figuur 1 in een voor het lossen van de opgeslagen 8702.30 1 i -5- grond bruikbare stand; figuur 5a in vooraanzicht schematisch de grondverzet-inrichting waarbij de werkbreedte van het schraapbord is verlengd door aankoppeling van schraapborddelen ter 5 weerszijden van het schraapbord, en figuur 5b in vooraanzicht uitsluitend het in figuur 5a weergegeven schraapbord in beladingsstand.

Door 1 is in de tekening (figuur 1) een grondverzet-inrichting weergegeven met een freem dat voorzien is 10 van een trekbalk 2 met behulp waarvan de grondverzetinrichting via niet nader getoonde koppelingsmiddelen aan de achterzijde van een niet-getoonde trekker kan worden gekoppeld en waarvan de voorwaartse rijrichting door pijl S is aangegeven.

15 De in de tekening getoonde verrijdbare grondverzet- inrichting is van het één-assige type en rust met wielen 5 op de grond.

Door 35 (figuur 1) is een laadbak voor tijdelijke opslag van grond weergegeven, die is verdeeld in met 20 elkaar in verbinding staande voorste bak 6 en achterste bak 7. De voorste bak 6 en de achterste bak 7 zijn van elkaar gescheiden door een drempelzone 9.

Door 8 (figuur 4) is verder een samenstel weergegeven van met elkaar samenwerkende organen, te weten rotor 25 10 en schraapbord 11 met schraaprand 29, waarbij het schraapbord 11 in bordscharnierpunt 12 scharnierend met de onderzijde van het freem is verbonden. De rotor 10 is een horizontaal opgestelde cilinder op de gebogen zijwand waarvan via houders 14 slaglijsten 13 zijn aan-30 gebracht.

Voor aandrijving en bediening van de grondverzet-inrichting wordt gebruik gemaakt van aftakas en hydraulisch vermogen (p.t.o.) van de niet-weergegeven trekker.

In dit kader is door 15 een cardanas aangegeven door 35 middel waarvan aandrijfas 16 wordt aangedreven en waarvan 870 £301 • ' -6- t de rotatie wordt doorgegeven aan de rotor 10 via een tandwiel-ketting overbrenging, omvattende tandwielen 17, 18, die respectievelijk met de aandrijfas 16 en de rotor 10 aan de kopse einden daarvan verbonden zijn, 5 en kettingen 39. De richting van de uiteindelijk door de rotor 10 aangenomen rotatiebeweging is aangegeven door pijl P (figuren 2 en 3).

Het freem is ten opzichte van de as van de wielen 5 scharnierbaar in freemscharnierpunt 19 via arm 20 op 10 de as van de wielen afgesteund als ook via cilinder-zuiger-samenstel 21.

De tot de bak 35 behorende voorste bak 6 bevat een deelbare bodem met een achterste bodemwand 22 en een daarvan wegschuifbare bodemklep 23 die tevens de voorste 15 bodemwand vormt. De bodemklep 23 is enerzijds in scharnierpunt 24 scharnierend met het schraapbord 11 en anderzijds via schuifplaat 25 glijdend met en over een freembalk met het freem verbonden.

Het schraapbord 11 en de scharnierbaar in het schar-20 nierpunt 24 daarmede verbonden voorste bodem wand of bodemklep 23 worden bediend door cilinder-zuiger-samenstel 26.

De achterste bak 7 is afgesloten met een sluitklep 27 die in geopende en gesloten stand kan worden gehouden 25 onder invloed van de werking van cilinder-zuiger-samenstel 28.

De werking van de grondverzetinrichting waarbij deze via de koppelingsmiddelen 3 gekoppeld is aan een trekker en overigens via de cardanas 15 met de aftakas 30 van de trekker en ten slotte op niet nader aangegeven wijze met het hydraulische systeem van de trekker, kan als volgt worden beschreven.

In ingetrokken stand van het hydraulisch bedienbare cilinder-zuiger-samenstel 26 en het cilinder-zuiger-samenstel 870230 1 -7- 21 is respectievelijk de bodemklep 23 gesloten en is de afstand van het schraapbord 11 tot de grond respectievelijk de helling daarvan ten opzichte van de grond gebracht in de laadstand zoals weergegeven in figuur 1. Bij het 5 vooruit trekken van de grondverzetinrichting door middel van de trekker in de door de pijl S weergegeven richting wordt via de schraaprand 29 van het schraapbord 11 een laag grond afgeschraapt (figuur 2) die tegen het schraapbord oploopt. De laagdikte van de grond die wordt opgenomen, 10 hangt af van de met het cilinder-zuiger-samenstel 21 bereikte diepte-instelling van het schraapbord 11.

De tegen het schraapbord 11 oplopende grond 40 beweegt zich omhoog naar de steeds nauwere spieetvormige ruimte 31 waarbij de grond een steeds grotere persdruk ondergaat.

15 Binnen het bereik van de met de rotor 10 meeroterende slaglijsten 13 gekomen, wordt de samengeperste grond door de slaglijsten gegrepen en onder verder samenpersen verder in de spieetvormige ruimte 31 gestuwd tot de rug 30 van het schraapbord en daar voorbij. De zich in de 20 spieetvormige ruimte 31 bevindende grond kan in het gebied tussen de rotor 10 en de rug 30 van het schraapbord 11 een snelheid bereiken van ca. 60 km/uur. In de ruimte na de rug 30 ontspant de grond zich plotseling en "schrikt" waarbij het grootste deel daarvan (ca. 90%) in een gerichte 25 straal in de richting van de achterste bak 7 wordt geworpen en daarin opgevangen en waarbij de bak 35 gaandeweg van achteren naar voren wordt gevuld. Ca. 5 % van de de spieetvormige ruimte tussen de rotor 10 en de rug 30 verlatende grond is slecht gericht en valt nagenoeg direct naar 30 beneden en via lekspleet 32 (figuur 2 en 3) weer naar buiten. De resterende grond is weliswaar beter maar toch nog onvoldoende gericht en valt onderweg in de voorste bak 6.

8702301 i -8-

Wanneer de bak 35 gevuld is, kan de grondverzetin-richting in transportstand worden gebracht door het uitdrijven van de zuiger van het cilinder-zuiger-samenstel 21 waarbij het gehele freem en het daarmee verbonden 5 schraapbord 17 worden opgetild. Nadat de grondverzetin-richting met de trekker naar een daarvoor uitgekozen terrein is verreden wordt de grond gelost, vanuit de achterste bak 7 door openduwen van de sluitklep 27 met behulp van het cilinder-zuiger-samenstel 28 en vanuit 10 de voorste bak 6 door het wegschuiven van de bodemklep 23. Hiertoe wordt de zuigerstand van het cilinder-zuiger-samenstel 26 naar buiten gedreven waarbij het schraapbord 11 om het bordscharnierpunt 12 met het bovendeel daarvan naar voren en naar een meer rechtstandige positie scharniert 15 onder meenemen van de met het bovendeel van het schraapbord verbonden bodemklep 23. In deze stand van het schraapbord 11 en door verder bijregelen van de vertikale stand en van de afstand daarvan tot de grond met behulp van de samenwerkende cilinder-zuiger-samenstellen 26 en 21 kan 20 de gestorte grond met behulp van het schraapbord 11, die dan als egalisator bruikbaar is, tot een gelijkmatige laag worden geëgaliseerd.

De aanwezigheid van een lekspleet op de relatief korte afstand achter het samenstel van rotor 10 en schraap-25 bord 11 is van groot belang voor een goede werking van het samenstel. Zonder lekopening zou de 5% slecht gerichte hoeveelheid grond dicht achter het samenstel aanleiding geven tot vorming van een hoop grond die de goede werking van het samenstel verstoort. De afvoer van de kort na 30 het samenstel neervallende grond door de lekspleet 32 naar buiten wordt bevorderd door het schraapbord voorbij de rug 30 om te zetten tot een schuin benedenwaarts gerichte glijplaat 38.

8702301 Μ -9-

De scharnierbare bevestiging van de bodemklep 23 aan de bovenrand van het schraapbord zoals weergegeven in de tekening (figuur 4) enerzijds gepaard aan de glij-verbinding 25 van de bodemklep met het freem anderzijds 5 zorgt bij het openen van de bodem van de laadbak door uitdrijven van de zuiger van het cilinder-zuiger-samenstel 26 dat de bodemklep 23 daarbij een kanteleffect, in de tekening rechtsom en naar boven, ondergaat. Hierdoor wordt een volledige ontlediging van de laadbak 35 respectievelijk 10 het voorste compartiment gewaarborgd.

Uiteraard kunnen aan de grondverzetinrichting zoals in het vorenstaande besproken en in de tekening getoond is wijzigingen worden aangebracht onder dat men daarbij het kader van de uitvinding verlaat.

8702501

Claims

1. Grondverzetinrichting, omvattende tenminste één éên-assige een wielenpaar dragen wielconstructie; een door het wielenpaar verrijdbaar ondersteund freem welk freem verder is voorzien van middelen voor 5 het opnemen van grond, omvattende een langwerpig schraap-bord dat met een naar de grond gekeerde langsrand die een snijrand bevat die in hoofdzaak haaks op de voorwaartse rijrichting van de inrichting staat; hulpmiddelen die samenwerken met de middelen voor 10 het opnemen van grond; middelen voor grondtransport; middelen voor het storten van opgenomen grond; middelen voor het egaliseren van grond; middelen waarmee de hoogte van het de snijrand be-15 vattende schraapbord ten opzichte van de grond instelbaar is; middelen waarmee de hellingshoek van het schraapbord ten opzichte van de grond instelbaar is; middelen voor koppeling van de inrichting aan een 20 trekker of middelen voor zelf-aandrijving van de inrichting; en middelen voor het mechanisch of hydraulisch bedienen van de inrichting via het aandrijvingssysteem van de trekker of van het eigen aandrijvingssysteem, g e-25 kenmerkt door een op een afstand van en in bedrijfs-stand boven het schraapbord 11 in hoofdzaak parallel daaraan aangebrachte cilindrische rotor 10; middelen voor het doen roteren van de rotor 10 in een richting van de snijrand 29 af naar het bovendeel 30 van het schraapbord; en 8702301 * -1.1- slaglijsten 13 die vast op de zijwand van de rotor zijn bevestigd waarbij de afstand van de draaicirkelomtrek van de slaglijsten tot het schraapbord in de rotatie-richting van de rotor afneemt. 5

2, Inrichting volgens conclusie 1, m e t h e t kenmerk, dat het schraapbord 11 van de snijrand 29 af gekromd is uitgevoerd tot een rand 30 en met de holle zijde gekeerd naar de voorwaartse rijrichting is opgesteld.

3. Grondverzetinrichting, omvattende een tenminste ëën êën-assige een wielenpaar dragende wielconstructie; een door het wielenpaar verrijdbaar ondersteund freem, welk freem verder is voorzien van middelen voor het opnemen van grond omvattende een 15 langwerpig schraapbord dat met een naar de grond gekeerde langsrand die een snijrand bevat die in hoofdzaak haaks op de voorwaartse rijrichting van de inrichting staat; middelen voor het storten van grond; middelen voor het egaliseren van grond; 20 middelen waarmee de hoogte van het snijrand bevattende schraapbord ten opzichte van de grond instelbaar is; middelen waarmee de hellingshoek van het schraapbord ten opzichte van de grond instelbaar is; middelen voor koppeling van de inrichting aan een 25 trekker of middelen voor zelf-aandrijving van de inrichting; en middelen voor het mechanisch of hydraulisch bedienen van de inrichting via het aandrijvingssysteem van de trekker of van het eigen aandrijvingssysteem; en 30 een aan het freem bevestigde voor grondtransport bruikbare laadbak, welke laadbak is voorzien van een bodemdeel dat een bodemklep bevat die kan worden geopend en gesloten onder het vrijgeven respectievelijk sluiten van een grondstortopening, met het kenmerk, 8702301 -12- * dat tenminste het bodemdeel van de laadbak 35 in een doorsnede evenwijdig aan de voorwaartse rijrichting taps toelopend is uitgevoerd onder vorming van, in voorwaartse rijrichting gezien, een voorste bodemwand en een achterste 5 bodemwand 22 die elkaar snijden volgens een basislijn 36 die in hoofdzaak haaks staat op de voorwaartse rijrichting terwijl de bodemklep 23 scharnierbaar met het schraapbord 11 verbonden is en daarmede kan samenwerken voor het vrijgeven en afsluiten van de stortopening.

4. Inrichting volgens conclusie 3, m e t het kenmerk, dat de bodemklep 23 deel is van de voorste bodemwand.

5. Inrichting volgens conclusie 3, m e t het kenmerk, dat de basislijn 36 een rand is van de 15 stortopening.

6. Inrichting volgens conclusie 3, waarbij de hellingshoek van het schraapbord ten opzichte van de grond veranderbaar is,met het kenmerk, dat de inrichting voorzien is van op het schraapbord aangrijpende, de hellings- 20 hoek daarvan onder gelijktijdig vrijgeven of afsluiten van de stortopening door de bodemklep wijzigende middelen 26.

7. Inrichting volgens conclusies 3-6, met het kenmerk, dat de laadbak 35 door een drempel 9 in 25 twee met elkaar in verbinding staande, in voorwaartse rijrichting gezien als voorste respectievelijk achterste compartiment 6 respectievelijk 7 te onderscheiden compartimenten verdeeld is waarbij tenminste het bodemdeel van het voorste compartiment 6 in een doorsnede evenwijdig 30 aan de voorwaartse rijrichting taps toelopend is uitgevoerd onder vorming van de in voorwaartse rijrichting gezien voorste bodemwand respectievelijk de achterste bodemwand 22 die elkaar snijden volgens de basislijn 36 en waarbij 870 2 30 1 e -13- de bodemklep 23 deel is van de voorste bodemwand terwijl het bodemdeel van het achterste compartiment 7 hellend afloopt naar een door middel van een sluitklep 27 af te sluiten achterste stortopening.

8. Inrichting volgens conclusie 7,met het kenmerk, dat de laagste rand 37 van het hellende bodemdeel van het achterste compartiment 7 tevens een rand van de achterste stortopening is.

9. Inrichting volgens conclusies 3-8, met het 10 kenmerk, dat het freem in een freemscharnierpunt 19 scharnierbaar ten opzichte van de wielas daarmee verbonden is; een hydraulisch bedienbaar cilinder-zuiger-samenstel 21 verbonden is met de wielas en met het freem in een 15 aangrijpingspunt waarbij de werklijn van het cilinder- zuiger-samenstel 21 ten opzichte van de voorwaartse rijrichting van de grondverzetinrichting achter het freemscharnierpunt 19 gelegen is; het schraapbord met het freem scharnierbaar in 20 bordscharnierpunt 12 verbonden is; een hydraulisch bedienbaar cilinder zuiger-samenstel 26 verbonden is met het freem en met het schraapbord waarbij de werklijn van het cilinder-zuiger-samenstel 26 ten opzichte van de voorwaartse rijrichting achter 25 het bordscharnierpunt 12 is gelegen.

10. Inrichting volgens conclusie 3, m e t het kenmerk, dat de bodemklep 23 met het van het schraapbord afgekeerde randdeel via een glijverbinding 25 wegschuif baar van de achterste bodemwand 22 met het freem 30 verbonden is.

11. Inrichting volgens conclusies 3-10, met het kenmerk, dat de werkbreedte van het schraapbord 11 verlengbaar is. 870230 1 -14-

12. Inrichting volgens conclusie 11, gekenmerkt door in langsrichting ter weerszijden aan de uiteinden van het schraapbord 11 te koppelen schraapborddelen 36.

13. Inrichting volgens conclusie 12, m e t het Skenmerk, dat in gekoppelde stand de schraapborddelen 36 onder een hoek ten opzichte van het schraapbord 11 naar voren gericht zijn.

14. Grondverzetinrichting volgens conclusie 3, voorts omvattende hulpmiddelen die samenwerken met de middelen 10 voor het opnemen van de grond, gekenmerkt door een op een afstand van en in bedrijfsstand boven het schraapbord 11 in hoofdzaak parallel daaraan aangebrachte cilindrische rotor 10; middelen voor het doen roteren van de rotor 10 in 15 de richting van de snijrand naar het bovendeel van het schraapbord; en slaglijsten 13 die vast op de zijwand van de rotor zijn bevestigd waarbij de afstand van de draaicirkelomtrek van de slaglijsten 13 tot het schraapbord 11 in de rotatie-20 richting van de rotor afneemt.

15. Inrichting volgens conclusie 14,met het kenmerk, dat het schraapbord 11 van de snijrand 29 af gezien gekromd is uitgevoerd tot de rand 30 en met de holle zijde gekeerd naar de voorwaartse rijrichting 25 is opgesteld.

16. Inrichting volgens conclusie 14, m e t het kenmerk, dat de voorste bodemwand in voorwaartse rijrichting van de inrichting voor de bodemklep 23 en evenwijdig aan de bovenrand daarvan een lekspleet 32 30 bevat.

17. Inrichting volgens conclusie 3, m e t het kenmerk, dat het schraapbord 11 van de snijrand 29 af gekromd is uitgevoerd tot een rand 30 en met de 8702301 -15- holle zijde gekeerd naar de voorwaartse rijrichting is opgesteld.

18. Inrichting volgens conclusies 16-17, met het kenmerk, dat het schraapbord 11 voorbij 5 de rand 30 is omgezet tot een schuin benedenwaarts naar de lekspleet 32 aflopende glijplaat 38. 8702301