NL8701944A - Koppelinrichting. - Google Patents

Description

i t D HO/AM/472 Multinorm * -1-

KOPPELINRICHTING

De uitvinding heeft betrekking op een koppelinrich-ting zoals omschreven is in de aanhef van conclusie 1, een landbouwwerktuig zoals omschreven is in de aanhef van conclusie 6 en werkwijze zoals omschreven is in de aanhef van con-05 clusie 8.

Bij het werken met gevaarlijke stoffen, bijvoorbeeld het verspuiten van een herbicide-oplossing over een akker met behulp van een landbouwwerktuig, moeten ter bescherming van het bedienende personeel de nodige voorzorgsmaatre-10 gelen worden getroffen. Huidcontact en dergelijke met de gevaarlijke stof dient ten allen tijde te worden vermeden. Ook moet de gevaarlijke stof niet worden ingeademd. Hiertoe bestaan veiligheidsvoorschriften, zoals het werken met handschoenen en een masker.

15 Er doet zich echter een probleem voor bij de aan sluiting van een door de chemische industrie in de handel gebracht reservoir met gevaarlijke stof op het werktuig. De gevaarlijke stof wordt in zeer geconcentreerde vorm verhandeld en op de gebruiksplaats met vloeistof, meestal water, tot de 20 gewenste oplossing vermengd. De reservoirs en de grootte van de vulopening c.q. afvoeropening zijn niet gestandaardiseerd. Het aansluiten van de toevoerleiding van het werktuig op het reservoir levert derhalve aanpassingsmoeilijkheden op. Voorts dient om het reservoir geheel te kunnen ledigen de 25 afvoerleiding naar het werktuig tot op de bodem van het reservoir te reiken. Na het gebruik wanneer de leiding uit het reservoir verwijderd wordt, is derhalve de leiding met de gevaarlijke stof bedekt hetgeen gevaar voor het bedienend personeel oplevert.

30 De uitvinding stelt zich het doel een universeel aansluitbare koppelinrichting te verschaffen welke de bovengenoemde bezwaren ondervangt.

870194 4 ’ -2- ¥

Dit wordt volgens de uitvinding bereikt door de maatregelen als omschreven in het kenmerkende deel van conclusie 1.

Met een dergelijke koppelinrichting kan door het tapsverlopende koppelelement een dichtende afsluiting op een 05 vulopening van elke grootte verkregen worden. Na het gebruik wordt de op het werktuig aansluitende leiding geheel in het koppelelement teruggetrokken en dicht daarbij de boring in het koppelelement met het zuigmondstuk van de leiding af. De leiding waarop de gevaarlijke stof nog aanwezig is, is der-10 halve niet meer toegankelijk voor de bedieningsman.

Bij voorkeur is het koppelelement opgebouwd uit de delen zoals omschreven is in conclusie 2. Het stijve deel kan daarbij het tapsverlopende deel zijn, terwijl het aansluitende flexibele deel de verbinding tussen het reservoir en de 15 plaats van het aansluitpunt van het werktuig vereenvoudigt.

De in het koppelelement verplaatsbare leiding kan een buigzame slang zijn teneinde een maximale flexibiliteit te waarborgen.

Bij voorkeur is het zuigmondstuk van het type zoals 20 omschreven is in conclusie 4. In de buiten-gebruiksstand bevindt het zuigmondstuk zich in het koppelelement en afgedicht tegen de binnenwand van de boring van het koppelelement.

Teneinde de afdichting ten opzichte van de vulope-25 ning van het reservoir te optimaliseren is bij voorkeur het stijve deel van het koppelelement van een flexibele mantel voorzien.

De onderhavige koppelinrichting volgens de uitvinding is bij voorkeur toepasbaar op een landbouwwerktuig zoals 30 omschreven is in de Nederlandse octrooiaanvrage 85.01365. Daarbij zijn bij voorkeur de maatregelen volgens conclusie 7 toegepast. Dit levert het voordeel op dat de pomp die de werkzame stof opvoert niet tegen de druk van de pomp die het oplossende middel aanvoert in behoeft te pompen.

35 Bij het verspuiten van de vloeistof over de akker wordt bij voorkeur gehandeld zoals omschreven is in conclusie 8. Door na het verspuiten de aanzuigpomp voor de werkzame stof van richting te doen omkeren wordt het restant van de 870194 4 * κ -3- werkzame stof dat zich nog in de leiding bevindt, teruggepompt, zodat geen stof op ongewenste wijze verloren gaat of verbruikt wordt.

De uitvinding wordt aan de hand van de tekeningen 05 nader verduidelijkt.

In de tekeningen toont:

Figuur 1 een doorsnede-aanzicht van de koppeling volgens de uitvinding;

Figuur 2 een aanzicht van een landbouwwerktuig 10 voorzien van de koppelinrichting volgens de uitvinding; en

Figuur 3 schematisch het pompregelsysteem voor het mengen van het oplosmiddel en de werkzame stof.

De koppelinrichting 1 is bedoeld voor de aansluiting van een werktuig 2 op een reservoir 3 dat gevaarlijke 15 stof bevat. De koppelinrichting bevat een tapsverlopend kop-pelelement 4 dat door de tapse vorm kan aansluiten op vulopeningen 5 respectievelijk 6 van verschillende grootte. In figuur 1 is met onderbroken lijnen een reservoir van grotere afmetingen aangegeven dan het reservoir 3. Het koppelelement 20 4 vertoont een boring 7 waarin axiaal een leiding 8 beweegbaar is die aansluiting kan geven op het werktuig. Aan het naar het reservoir 3 gerichte einde vertoont de leiding 8 een zuigmondstuk 9 met radiaal gerichte aanzuigopeningen 10. In de opgetrokken stand van de leiding 8 sluit het zuigmondstuk 25 dichtend af tegen de rand 12 van het koppelelement 4. In de axiale richting wordt de beweging van de leiding 8 begrensd door de aanslagrand 11. Het koppelelement vertoont behalve het stijve gedeelte 4 nog een flexibel deel 13. Aan het konische deel 4 wordt via de leiding 14 lucht toegevoerd wel-30 ke in de gebruiksstand door kan stromen naar het reservoir 3. Voorts is op het koppelelement nog een leiding 15 aangesloten welke kan worden gebruikt om in de stand waarin de leiding 8 opgetrokken is een spoelmiddel door het konische element 4 te laten circuleren teneinde de leiding, het mond-35 stuk en het konische element 4 schoon te spoelen. De leiding 8 is onder relatief grote en eventueel met een kleminrichting instelbare wrijving axiaal in het koppelelement beweegbaar, zodat gewaarborgd wordt dat de leiding 8 in axiale richting 8701944 . -4- k in de ingenomen stand gefixeerd zal blijven. Axiale verplaatsing is alleen mogelijk bij het uitoefenen van een relatief grote uitwendige axiaal gerichte kracht op de leiding 8. Het konische element 4 is voorzien van een buigzame mantel 16 05 teneinde de afdichting ten opzichte van de vulopening 5 respectievelijk 6 verder te verbeteren. Op het koppelelement 4 is een flensvormig deel 17 geschroefd dat een tapvormig deel 18 draagt. Het tapvormige deel 18 vertoont een doorgang 19 waar de leiding 8 onder relatief grote wrijving doorheen 10 loopt.

Het landbouwwerktuig 2 (zie figuur 2) vertoont een platform 20 voor het dragen van een reservoir 3 voor werkzame stof. Met behulp van het koppelelement 1 volgens de uitvinding is het reservoir 3 op het landbouwwerktuig aangesloten. 15 De koppelinrichting is daarbij in stand aanpasbaar aan de hoogte van het reservoir door middel van de standpijp 21 en de daarop verticaal beweegbare klem 22 welke de koppelinrich-ting draagt. Hierdoor kan worden gewaarborgd dat het konische deel 4 van de koppelinrichting klemmend en derhalve dichtend 20 aansluit op de vulopening 5 van het reservoir 3.

Figuur 3 toont het spuitsysteem van het landbouwwerktuig uit figuur 2. Met het cijfer 24 is de voorraadtank aangegeven, welke dient voor het opslaan van een bepaalde hoeveelheid vloeistof, bijv. water, welke nodig is om de in 25 het reservoir 3 opgeslagen werkzame stof, bijv. herbicide te verspuiten.

Een regelbare pomp 26 is via een voedingsleiding 27 verbonden met de voorraadtank 24. De uitgangszijde van de regelbare pomp 26 is via de leiding 28 en een drukopnemer 29 30 verbonden met een aantal kleppen 30 in elke spuitsectie. Het reservoir 3 is via de door de motor M aangedreven doseerpomp 32 en de leiding 33 verbonden met de elektrisch bedienbare klep 34 waarvan de uitgang met de zuigzijde van de pomp 26 is verbonden.

35 Het spuitsysteem wordt door de stuurketen S gere geld. De werking van het spuitsysteem is geen onderwerp van de onderhavige uitvinding en zal derhalve niet in detail worden beschreven.

870194 4 3 -5-

De inrichting volgens de uitvinding werkt als volgt.

Na het op het platform 20 plaatsen van het reservoir 3 wordt het reservoir 3 aangesloten op het werktuig door 05 het konische deel 4 van de koppelinrichting omlaag te bewegen en met behulp van de klem 22 afdichtend op de vulopening 5 van het reservoir 3 geplaatst. Vervolgens wordt de leiding 8 omlaag bewogen door met de hand het uit het flexibele deel 13 stekende deel van de leiding 8 vast te pakken en tegen de 10 wrijving met het deel 18 in omlaag te drukken. De leiding 8 wordt tot op de bodem van het reservoir 3 bewogen. Vervolgens wordt door het in werking stellen van de pompen de werkzame stof uit het reservoir 3 aangezogen. Eerst wordt klep 34 in een stand gezet, zodanig dat de stof via de leidingen 33 en 15 15 circuleert, teneinde de stof te roeren. Vervolgens wordt de klep 34 omgezet en stof geïnjecteerd. Na de spuitverrich-ting wordt de klep 34 wederom omgezet, teneinde in omgekeerde richting te circuleren, zodat de in de leidingen achtergebleven stof weer in het reservoir komt. De lengte van de leiding 20 tussen de klep 34 en de pomp 26 wordt zo kort mogelijk gekozen. Vervolgens wordt de werkrichting van de pomp 32 omgekeerd en vloeistof via de leiding 15 aan de koppelinrichting toegevoerd. Hierdoor wordt de leiding schoongespoeld en is de koppelinrichting gereed voor het gebruik met een andere werk-25 zame stof. Daarna wordt na het stilzetten van de pompen de leiding 8 opgetrokken tot het spuitmondstuk 9 tegen de aan-slagrand 11 is gekomen en daarbij afdicht tegen de rand 12.

Tijdens deze verrichting is de met de werkzame stof 30 in contact geweest zijnde buitenzijde van de leiding 8 niet toegankelijk voor de gebruiker.

870194 k

Claims (8)

1. Koppelinrichting (1) voor aansluiting van een werktuig (2) op een reservoir (3), in het bij zonder voor voor de gezondheid gevaarlijke stof, gekenmerkt door een op de vulopening (5,6) van het reservoir (3) aansluitbaar tapsver- 05 lopend koppelelement (4), een in een boring (7) in het kop-pelelement (4) op het werktuig (2) aansluitbare leiding (8), welke axiaal beweegbaar is tussen een buiten het koppelelement (4) gelegen stand en een stand waarin de leiding (8) geheel binnen het koppelelement (4) is gelegen en ten opzichte 10 daarvan is afgedicht.

2. Koppelinrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het koppelelement (4) bestaat uit een stijf deel en een daaraan aansluitend flexibel deel (13).

3. Koppelinrichting volgens conclusie 1, met het 15 kenmerk, dat de leiding (8) aan het naar het reservoir (3) gerichte einde voorzien is van een de boring (7) afsluitbaar zuigmondstuk (9).

4. Koppelinrichting volgens conclusie 1-3, met het kenmerk, dat het zuigmondstuk (9) een gesloten einddeel met 20 radiaal gerichte aanzuigopeningen (10) vertoont.

5. Koppelinrichting volgens conclusie 1-2, met het kenmerk, dat het stijve deel is voorzien van een flexibele mantel (16).

6. Landbouwwerktuig (2) voor het over een akker 25 verspuiten van een vloeistof, bijvoorbeeld een herbicide- oplossing, van het type als beschreven in de Nederlandse octrooiaanvrage 85.01365, met het kenmerk, dat het reservoir met de werkzame stof op de met behulp van de koppelinrichting volgens één of meer van de conslusies 1-5 op de daartoe be-30 stemde leiding is aangesloten.

7. Landbouwwerktuig (2) volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de perszijde van de de werkzame stof uit het reservoir (3) aanzuigende pomp (32) met de zuigzijde van de pomp (26) voor het opvoeren van de mengvloeistof is verbon- 35 den.

8. Werkwijze voor het verspuiten van vloeistof over 870 1 94 4 Δ F -7- een akker met behulp van de inrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat na het verspuiten en voorafgaande aan het ontkoppelen van het reservoir (3) voor werkzame stof de opvoerinrichting van de de stof aanzuigende pomp (32) gedu-05 rende korte tijd wordt omgekeerd. 870 194 4