NL8701621A - Inrichting voor het uitnemen van ingekuild materiaal. - Google Patents

Inrichting voor het uitnemen van ingekuild materiaal. Download PDF

Info

Publication number
NL8701621A
NL8701621A NL8701621A NL8701621A NL8701621A NL 8701621 A NL8701621 A NL 8701621A NL 8701621 A NL8701621 A NL 8701621A NL 8701621 A NL8701621 A NL 8701621A NL 8701621 A NL8701621 A NL 8701621A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
cutting tools
cutting
protective
drive
frame
Prior art date
Application number
NL8701621A
Other languages
English (en)
Other versions
NL194320C (nl
NL194320B (nl
Original Assignee
Lengerich Maschf
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Lengerich Maschf filed Critical Lengerich Maschf
Publication of NL8701621A publication Critical patent/NL8701621A/nl
Publication of NL194320B publication Critical patent/NL194320B/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL194320C publication Critical patent/NL194320C/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01FPROCESSING OF HARVESTED PRODUCE; HAY OR STRAW PRESSES; DEVICES FOR STORING AGRICULTURAL OR HORTICULTURAL PRODUCE
    • A01F25/00Storing agricultural or horticultural produce; Hanging-up harvested fruit
    • A01F25/16Arrangements in forage silos
    • A01F25/20Unloading arrangements
    • A01F25/2027Unloading arrangements for trench silos
    • A01F25/2036Cutting or handling arrangements for silage blocks
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B23MACHINE TOOLS; METAL-WORKING NOT OTHERWISE PROVIDED FOR
    • B23DPLANING; SLOTTING; SHEARING; BROACHING; SAWING; FILING; SCRAPING; LIKE OPERATIONS FOR WORKING METAL BY REMOVING MATERIAL, NOT OTHERWISE PROVIDED FOR
    • B23D31/00Shearing machines or shearing devices covered by none or more than one of the groups B23D15/00 - B23D29/00; Combinations of shearing machines

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Environmental Sciences (AREA)
  • Harvester Elements (AREA)
  • Processing Of Stones Or Stones Resemblance Materials (AREA)
  • Crushing And Pulverization Processes (AREA)
  • Shearing Machines (AREA)

Description

873041/KS/HH ^
Inrichting voor het uitnemen van ingekuild materiaal.
De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het uitnemen van ingekuild materiaal uit vlakke of rijsilo's met een aan de hydraulische driepunts-hefinrichting of dergelijke van een landbouw-5 traktor te monteren gestel en met een het ingekuild materiaal als blok uitsnijdende snijinrichting, die op een bij voorkeur U-vormig uitgevoerd en aan het gestel in hoogte beweegbaar bevestigd draagraam is aangebracht en aan elke draagraambalk een via aandrijf-10 elementen translatoir beweegbaar snijgereedschap met een zich boven de snijkant ervan uitstrekkende alsmede aan de onderzijde van de respektieve draagraambalk geleid glijvlak omvat.
Een dergelijke inrichting is bekend 15 uit het Duitse Offenlegungsschrift 30 23 986. De snij-gereedschappen van de draagraambalken bezitten bij deze inrichting telkens een glijplaat, die glijdend wordt geleid langs de bijbehorende, massieve draagraam-20 balk en die voor het bevestigen van de snijgereedschappen is voorzien van twee, om de draagraambalk grijpende en aan de zijkant daarlangs glijdend geleide glijbeugels, die op hun beurt in hun bovenste eindgebieden scharnierend zijn bevestigd aan drijfstangen van slagcilinders 25 en derhalve zijn uitgevoerd als aandrijfelementen die de snijgereedschappen de direkte aandrijfbeweging verschaffen. Bij deze bekende inrichting is de volledige bedekking van de als glijvlak dienende onderzijde van de draagbalk, die het binnendringen van ingekuild materiaal 30 tot het glijvlak op doelmatige wijze verhindert, voordelig. De wijze waarop de aandrijfelementen zijn aangebracht en uitgevoerd alsook de verbinding van snij-gereedschappen en aandrijfelement laat echter voldoende open ruimten over waarin het ingekuilde materiaal kan 35 binnendringen en kan gaan vastzitten op een wijze die het doelmatig functioneren van de inrichting nadelig 8701621 ·* # -2- kan beïnvloeden. Een voldoende smering van de glijplaten resp. de glijvlakken van de snij gereedschappen en glij — beugels is bovendien ónmogelijk, omdat smeermiddelen vrijwel overal vrij naar buiten kunnen komen, resp.
5 door het afgesneden ingekuilde materiaal kunnen worden meegenomen. De toch al onvoldoende gesmeerde glijvlakken zijn bovendien blootgesteld aan het ingekuilde materiaal dat roestvorming in de hand werkt, zodat het ontstaan van roest op glijvlakken en andere delen van de aan-10 drijfelementen en snijgereedschappen praktisch onver mijdelijk is.Door de starre bevestiging van de snij-gereedschappen en alle aandrijfelementen bestaat bovendien bij de in bedrijf onvermijdelijke onderlinge verschuivingen het gevaar van beschadiging resp.
15 breuk van de snijgereedschappen. Samenvattend is om deze redenen de te verwachten levensduur van deze inrichting uiterst kort.
Het doel van de onderhavige uitvinding is het verschaffen van een inrichting van het genoemde 20 type die met het behoud van de voordelig glijdende geleiding van de snijgereedschappen langs de onderzijde van de draagraambalken, beschikt over een voldoende toevoer van smeermiddel aan de glijvlakken en waarbij het vastlopen van glijdend geleide onderdelen grotendeels 25 uitgesloten is. Bovendien moet in het kader van de uitvinding een weg worden gevonden die bij relatieve verschuivingen van de snijgereedschappen ten opzichte van de aandrijfelementen het gevaar voor beschadiging verkleint.
30 Volgens de uitvinding wordt dit doel bereikt doordat de snijgereedschappen telkens boven hun aan de onderzijde van de respektieve draagraam-balk geleide glijvlak en tenminste de aandrijfelementen die de snijgereedschappen hun direkte beweging ver-35 schaffen in aan het draagraam gevormde beschermruimten zijn aangebracht.
Door het plaatsen van de snijgereedschappen en hun aandrijfelementen resp. de rechtstreeks met 8701621 m <k -3- de snijgereedschappen gekoppelde aandrijfelementen in de beschermruimten, is er ruimte beschikbaar voor de toevoer van smeermiddelen, zodat een voldoende toevoer van smeermiddelen naar de glijdend geleide onderdelen 5 ook nog na langdurig bedrijf is gewaarborgd en het vastvreten van de snijgereedschappen op doelmatige wijze wordt voorkomen. Het optreden van roest op de glijvlakken van de snijgereedschappen of de aandri j felementen behoeft niet te worden gevreesd door 10 de ten opzichte van het ingekuilde materiaal afgedekte, gesmeerde opstelling. Een binnendringen van ingekuild materiaal tussen bewegende delen is eveneens door deze tegen het ingekuilde materiaal afgeschermde opstelling praktisch uitgesloten. Samenvattend wordt daardoor 15 de levensduur van de inrichting volgens de uitvinding aanzienlijk vergroot. Voor wat betreft verdere uitvoeringsvormen van de uitvinding wordt verwezen naar de conclusies 2 t/m 39, de tekening, en de hiernavolgende beschrijving.
20 In de tekening toont: fig. 1 in perspektivisch aanzicht met uiteengenomen delen een uitvoeringsvorm van het draagraam met zijn snijgereedschappen en een aandrijfelement dat is uitgevoerd als rondlopende aandrijfband; 25 fig. 2 in perspektivische weergave een gedeelte van de uitvoeringsvorm volgens fig. 1 in gemonteerde toestand; fig. 3 een aanzicht in dwarsdoorsnede van het draagraam van de uitvoeringvorm getoond in 30' fig. 1 volgens de lijn III-III in fig. 1, in gemonteerde toestand; fig. 4 een aanzicht in dwarsdoorsnede van de uitvoeringsvorm volgens fig. 1 volgens de lijn IV-IV in fig. 1, in gemonteerde toestand; 35 fig. 5 een aanzicht dat overeenkomt met fig. 1, van een alternatieve uitvoeringsvorm waarvan het voorste snijgereedschap wordt aangedreven via een aandrijfbeugel; 8701621 m -4- fig. 6 een vertikale doorsnede door de in fig. 5 slechts schematisch weergegeven slagcilinder met zijn aandrijf-beugel en zijn afzonderlijke onderdelen.
In de tekening zijn in principe slechts 5 de voor een goed begrip van de uitvinding noodzakelijke elementen van de inrichting volgens de uitvinding weergegeven en zijn met elkaar overeenkomende onderdelen aangeduid met dezelfde verwijzingscijfers. In het algemeen is met 1 het draagraam van de inrichting aangeduid, die 10 in zijn geheel U-vormig is uitgevoerd en bestaat uit twee zijdraagraambalken 1.1 en 1.3 en een voorste draag-raambalk 1.2. Op niet afzonderlijk nader weergegeven wijze is het draagraam 1 door middel van verbindingsflenzen 3 in hoogte beweegbaar bevestigd aan het zich in vertikale 15 richting uitstrekkende gestel van het toestel voor het uitnemen van ingekuild materiaal. Zoals gebruikelijk moet het gestel onder het draagraam nog zijn voorzien van een pennenvork voor het vastgrijpen van het in blokvormige voederporties los te snijden ingekuilde 20 materiaal. De snij gereedschappen 2.1, 2.2, 2.3 zijn met hun snijkanten 4.1, 4.2, 4.3 en hun glijvlakken 5.1, 5.2, 5.3 aangebracht aan de onderzijde van hun respektieve draagraambalken 1.1, 1.2, 1.3.
De snij gereedschappen 2.1, 2.2, 2.3 25 bezitten een in hoofdzaak pijlvormige dwarsdoorsnede, zijn aan hun snijkanten 4.1, 4.2, 4.3 naar beide zijden van de punt van de pijl (de binnen- en buitenzijde) voorzien van snijtanden 6 en bezitten boven hun glijvlakken 5.1, 5.2, 5.3 een schachtvormig verlengstuk 7. In het 30 in fig. 1 getoonde uitvoeringsvoorbeeld bezitten deze schachtvormige verlengstukken 7 telkens een rechthoekige dwarsdoorsnede, waarbij de glijvlakken 5.1, 5.2, 5.3 aan de zijvlakken van de rechthoekige schacht 7 zijn aangebracht.
35 In de in de tekening weergegeven uitvoerings- voorbeelden zijn de draagraambalken 1.1, 1.2, 1.3 geheel dubbelwandig uitgevoerd met een voorwand 8 en een achterwand 9 die aan de bovenzijde van het draagraam 1 zijn 8701621 w *· -5- uerbonden door een afdekking 10. Binnen de draagraambalken 1.1, 1.2, 1.3 zijn de beschermruimten 11 gevormd, waarin telkens de schachtvormige verlengstukken 7 van de snijgereedschappen 2.1, 2.2, 2.3 en de aandrijfelementen 5 die de snijgereedschappen hun direkte aandrijfbeweging verschaffen naar buiten toe en dus ten opzichte van het ingekuilde materiaal afgeschermd zijn aangebracht.
Aan de onderkant zijn de draagraambalken 1.1, 1.2, 1.3 open uitgevoerd, zodat de beschermruimten 11 aan 10 hun onderzijden telkens zijn begrensd door de bijbehorend snijgereedschappen 2.1, 2.2, 2.3 resp. hun schachtvormige verlengstukken 7.
Hoewel voor in fig. 1 de hoekgebieden 12 van de draagraambalken 2.1, 2.2, 2.3 met rechte 15 hoeken zijn weergegeven, is met voordeel de achterwand 9 in deze hoekgebieden afgerond uitgevoerd, zodat aan deze afgeronde gebieden van de achterwand 9 rechtstreeks omkeerbochten 13 kunnen worden bevestigd, zoals in fig. 1 aanguid met het verwijzingscijfer 14. Deze omkeer-20 bochten 13, die uiteraard ook binnen het draagraam 1 kunnen zijn aangebracht in als rechte hoeken uitgevoerde hoekgebieden dienen voor het glijdend geleiden van het aandrijfelement dat de snijgereedschappen 2.1, 2.2, 2.3 hun direkte aandrijfbeweging verschaft. In 25 het in fig. 1 weergegeven uitvoeringsvoorbeeld is dit aandrijfelement uitgevoerd als een zich langs de draagraambalken 1.1, 1.2, 1.3 uitstrekkend, in de hoekgebieden afgeronde en tenminste daar ook flexibel uitgevoerde aandrijfband 15, die terwille van de koppeling met 30 de snijgereedschappen 2.1, 2.2, 2.3 aan zijn beide zijvlakken is voorzien van plaatvormige, op vier plaatsen aan de aandrijfband 15 geklonken meenemers 16, die grijpen in uitsparingen 17 van de snijgereedschappen 2.1, 2.2, 2.3. Door de zich langs de draagraambalken 35 1.1, 1.2, 1.3 uitstrekkende aandrijfband 15 kunnen in het in fig. 1 weergegeven uitvoeringsvoorbeeld de drie snijgereedschappen 2.1, 2.2, 2.3 door middel van slechts twee slagcilinders 18 in hun heen en weer gaande 8701621 -6- snijbeweging worden aangedreven, waarbij door de bewegings-koppeling van de aandrijfband 15 met de snijgereed-schappen 2.1, 2.2, 2.3 van bovenaf aan de zijkanten zoveel ruimte beschikbaar is dat de snijgereedschappen 5 in dwarsrichting ingekuild materiaal kunnen uitsnijden.
Voor het eveneens ten opzichte van het ingekuilde materiaal toe afgeschermd onderbrengen van de slagcilinders 18 met hun drijfstangen 20 zijn de aan de zijkant gelegen draagraambalken 1.1 en 1.3 aan hun naar het gestel 10 toegekeerde uiteinden voorzien van verwijdingen 19.
Deze verwijdingen 19 kunnen door het plaatselijk verwijden van de voorwand 8 en de achterwand 9 zijn gevormd. Om produktietechnische redenen wordt echter aanbevolen de voor- en achterwanden 8, 9 in deze gebieden 15 weg te nemen en een afzonderlijk, overeenkomstig de ruimtevereisten gevormd verwijdingsdeel 19 - zoals getoond in het uitvoeringvoorbeeld volgens fig. 1 -aan de draagraambalken 1.1 en 1.3 te bevestigen. In gemonteerde toestand zijn daardoor bij de inrichting 20 volgens de uitvinding van de bewegende delen slechts de gedeelten van de snijgereedschappen die onder de glijvlakken 5.1, 5.2, 5.3 liggen blootgesteld aan het ingekuilde materiaal. De beschermruimten 11 bieden als de onderdelen gemonteerd zijn, voldoende ruimte 25 voor de aanvoer van smeermiddel, dat bijvoorbeeld voor het monteren van de delen in de ruimte tussen de voor-en achterwanden 8, 9 of via afzonderlijk voorziene smeermiddelleidingen in de beschermruimten 11 kan worden ingébracht. De drijfstangen 18, de aandrijfband 15 30 met zijn meenemers 16, de langs de binnenvlakken van de voor- en achterwanden 8, 9 glijdend geleide zijwanden van het verlengstuk 7 en met name ook de horizontale, tegen de onderzijde van het draagraam 1 glijdend geleide en gedurende de snijbewerking aan de onderzijden van 35 de draagraambalken aangedrukte glijvlakken 5.1, 5.2, 5.3 worden derhalve voldoende gesmeerd, zodat vastvreten door onvoldoende smering bij de inrichting volgens de uitvinding uitgesloten is. De aandrijf- resp.
8701621 4 -7- snijbewegingen zorgen daarbij voor het overige voor een voldoende transport van het smeermiddel naar de glijvlakken van de bewegende onderdelen. Dankzij de voldoende smering tussen de glijvlakken 5.1, 5.2, 5.3 5 en de onderzijden van de draagraambalken en de afgeschermde opstelling van de bewegende delen is bovendien nagenoeg uitgesloten dat ingekuild materiaal resp. vloeistof van ingekuild materiaal kan doordringen tot bewegende delen en roestvorming veroorzaakt, resp. bewegende 10 delen vastklemt op een wijze die de snijbeweging nadelig beïnvloedt.
De meenemers 16 van de aandrijfband 15 en de uitsparingen 17 van de snijgereedschappen 2.1, 2.2, 2.3 zijn zodanig gedimensioneerd dat weliswaar 15 een aandrijvende koppeling tussen de aandrijfband 15 en de snijgereedshappen 2.1, 2.2, 2.3 is gewaarborgd, maar dat bovendien nog zoveel ruimte overblijft dat bij een eventuele geringe verschuiving van de snijge-reedschappen 2.1, 2.2., 2.3, met name bij hun uiteinden, 20 bijvoorbeeld bij het slaan op een obstakel in het te snijden ingekuilde materiaal, een geringe onderlinge beweging tussen de meenemers 16 en de snijgereedschappen mogelijk is en daarmee overbelasting resp. het gevaar voor beschadiging van de snijgereedschappen 25 op voordelige wijze kan worden voorkomen .Door de aandrijvende koppeling van de snijgereedschappen door middel van de van boven in de uitsparingen 17 grijpende meenemers 16 is het bovendien ondanks de onderlinge koppeling van de snijgereedschappen door middel van de aandrijfband 30 15 op zeer eenvoudige wijze mogelijk een kruis snede van de snijgereedschappen 2.1, 2.2, 2,3 resp. overlappende snijbewegingen van de messen te verkrijgen.
Omdat met name de aan de kopse zijden gelegen eind-gebieden van de snijgereedschappen in bedrijf dwarskrachten 55 moeten opnemen zijn de uitsparingen 17 aan de uiteinden op afstand van de eindvlakken van de snijgereedschappen 2.1, 2.2, 2.3 in de schachtvormige verlengstukken 7 gevormd, zodat de eindgebieden van de snijgereedschappen 8701 621 i* -8- in geringe mate, maar zodanig dat beschadigingen worden voorkomen, geringe veranderingen van de stand kunnen ondergaan.
In de schachtvormige verlengstukken 5 7 zijn telkens tussen de uitsparingen 17 sleufgaten 21 aangebracht die dienen voor de bevestiging van de snijgereedschappen 2.1, 2.2, 2.3 aan het draagraam 1 door middel van vasthoudelementen. Deze vasthoudelementen omvatten bij voorkeur schroeven 22, die in van binnen-10 schroefdraad voorziene bussen 23 kunnen worden geschroefd, die door de sleufgaten 21 steken en in boringen 24 in het draagraam 1 zijn aangebracht. Zoals aangegeven in fig. 1 kunnen door middel van de schroeven 22 ook de omkeerbochten 13, die ter wille van een betere warmte-15 afvoer uit brons bestaan, alsmede bovendien een aparte snijkantbescherming 25 in de vorm van beschermtanden aan het draagraam 1 zijn bevestigd. De tandvormige snijkantbescherming 25 dient voor het voorkomen van beschadigingen van de snijkanten wanneer deze op harde 20 oppervlakken komen en wordt voor het monteren over de snijgereedschappen 2.1, 2.2, 2.3 gezet, waarbij zijn doorgaande boringen 26 in lijn met de sleufgaten 21 worden gebracht nadat de aandrijfband 15 in de bescherm-ruimten 11 is aangebracht. Vervolgens worden de van 25 binnenschroefdraad voorziene bussen 23 in de gaten 26, 24 en 21 gebracht en de schroeven 22 ingeschroefd.
Deze eenvoudige en gemeenschappelijke uitvoering van de bevestiging van de snijkantbescherming 25, de snij-gereedschappen 2.1, 2.2, 2.3 en de aandrijfband maakt 30 een probleemloos uitwisselen van de snij gereedschappen mogelijk in het geval van beschadiging of bot worden resp. afslijten van een snijkant 4.1, 4.2, 4.3,
De weergave op vergrote schaal volgens fig. 2 toont de opstelling van het snij gereedschap 35 2.1, van de aandrijfband 15 en van de overige onderdelen in gemonteerde toestand binnen de draagraambalk 1.1. Daarvoor is in fig. 2 een deel van de aan de zijkant gelegen draagraambalk 1.1 gedeeltelijk afgebroken 8701621 t -9- perspektivisch weergegeven. Zoals hier nader wordt weergegeven, bevindt de beschermruimte 11 zich tussen de binnenzijden van de voorwand 8 en de achterwand 9 en wordt deze naar boven toe begrensd door een tegen 5 de binnenvlakken van de voor- en achterwand 9 aanliggende afdekplaat 27. Boven deze afdekplaat kan bovendien een afzonderlijke, hier niet weergegeven afdekking 10 aanwezig zijn. Naar de onderzijde toe is de beschermruimte 11 open uitgevoerd en wordt na het inbrengen 10 van het snijgereedschap 2.1 daardoor naar beneden toe begrensd. De glijvlakken 5.1, die aan weerszijden van het schachtvormige verlengstuk 7 zijn gevormd, hebben een breedte die ongeveer overeenkomt met de dikte van de voorwand 8 en de achterwand 9, zodat de voor- en 15 achterwand 8, 9 rechtstreeks aansluiten op het snij-gereedschap 2.1. De aandrijfband 15, die zich over de lengte van de draagraambalken uitstrekt, is tussen het boveneinde van het schachtvormige verlengstuk 7 en de onderzijde van de afdekplaat 27 telkens op een 20 afstand daarvan aangebracht, zodat in totaal voldoende vrije ruimte overblijft voor de toevoer van smeermiddel in de beschermruimte 1. Het smeermiddel kan langs de glijdend langs de binnenvlakken van de voor- en achterwand 8,9 geleide zijvlakken van het schachtvormige verlengstuk 25 7 bij de glijvlakken 5.1 terechtkomen, waarbij de heen en weer gaande beweging van de aandrijfband 15 en het snijgereedschap 2.1 een transporterende werking uitoefent. Samenvattend zijn daarmee alle bewegende onderdelen voldoende van smeermiddel voorzien. In het verlengstuk 30 7 is het sleufgat 21 nog zichtbaar, die binnenwaarts resp. naar binnen toe vanaf de beide zijvlakken scherp toelopend moet zijn uitgevoerd, om eventuele afzetting van vuil of vervuild smeermiddel te voorkomen. Als snijkantbescherming is een beschermtand 25 te zien die met zijn beide benen op afstand van de snijrand 4.1 om het snijgereedschap 2.1 grijpt. In zijn openingen 26 zijn van buitenaf van binnenschroefdraad voorziene bussen 25 gestoken. Vanaf het in fig. 2 niet zichtbare, 9701(21
V
-10- tegenoverliggende been van de beschermtand 25 wordt de schroef 22 via de openingen 24 in de zijde van de draagraambalk 24 ingébracht en vastgeschroefd in de van binnenschroefdraad voorziene bus 23, zodat deze 5 eveneens door het sleufgat 21 steekt. Daardoor worden de beschermtand 25, het snij gereedschap 2.1 en de aandrijf-band 15 vastgehouden op de draagraambalk 1.1.
De aanzichten in doorsnede volgens de fig. 3 en 4 tonenen de opstelling van het snijgereedschap 10 2.1 en de aandrijfband 15 in de in de draagraambalk 1.1. gevormde beschermruimte 11. Tussen de achterwand 8 en de voorwand 9 bevindt zich als begrenzing aan de bovenzijde van de beschermruimte 11 de afdekplaat 27 die door middel van een lasverbinding 28 is verbonden 15 met de verbindingsflens 3. De door aan beide zijvlakken van de aandrijfband 15 aangebrachte meenemerplaten gevormde meenemers 16 zijn door middel van klinknagels 32 bevestigd aan de aandrijfband 15. Tussen de platen van de meenemers 16 is aan de onderzijde nog een elastisch 20 inzetstuk 29 geplaatst, dat een ophoping van vuildeeltjes tussen deze onderdelen moet voorkomen.
Zoals getoond in de weergave in doorsnede volgens fig. 4 zijn de snijkantbescherming 25, het snijgereedschap 2.1 en de aandrijfband 15 vast bevestigd 25 aan de voor- en achterwand 8, 9 van de draagraambalk 1.1 door een gemeenschappelijk vasthouderelement in de vorm van een schroef 22 en een van binnenschroefdraad voorziene bus 23. De van binnenschroefdraad voorziene bus 23 is aan één zijde voorzien van een borst 33 die 30 voor het aan één zijde axiaal borgen van het vasthouderelement resp. als tegenhouder dient en als de schroef 22 is ingeschroefd en aangetrokken aanligt in een daarmee overeenkomstig gevormde uitsparing 34 in de beschermtand. Ook is in deze weergave toegelicht dat de aan de zijkant 35 gelegen benen van de beschermtand 25 op afstand om de snijkant 4.1 grijpen.
Fig. 5 toont in een weergave overeenkomend met fig. 1 een alternatieve uitvoeringsvorm van de 8701 621
V
4 -11- uitvinding. Wat betreft de principiële opbouw is deze uitvoeringsvorm soortgelijk aan die getoond in fig.
1. Principieel onderscheidt deze uitvoeringsvorm zich echter doordat de aandrijving van de snijgereedschappen 5 2.1, 2.2, 2.3 niet plaatsvindt door middel van de beide aan de zijkant aangebrachte slagcilinders 18 en drijfstangen 19 en een zich langs de draagraambalken 1.1, 1.2, 1.3 uitstrekkende aandrijfband 15, zoals weergegeven in fig. 1, maar de beide aan de zijkant aangebrachte 10 slagcilinders 18 elk slechts een aan de zijkant gelegen snijgereedschap 2.1 resp. 2.3 aandrijven en de aandrijving van het voorste snijgereedschap 2.2 plaatsvindt door middel van een derde, afzonderlijk uitgevoerde slagcilinder 35 met drijfstangen 36 en een door middel 15 van een schroefverbinding 37 aan de drijfstangen 36 bevestigde aandrijfbeugel 38. De aandrijfbeugel 38 bezit op soortgelijke wijze als de aandrijfband 15 van de uitvoeringsvorm volgens fig. 1 in uitsparingen 17 grijpende meenemers 16 die als één stuk met de aandrijf-20 beugel 38 zijn gevormd . In elk van de aan de zijkant gelegen benen van de aandrijfbeugel 38 is een inbreng-opening 39 aangebracht die naar boven toe open is, en waarin de van een schroefdraad voorziene eindgebieden van de drijfstangen 36 kunnen worden aangebracht 25 en door middel van de schroeven 37 aan de aandrijfbeugel 38 kunnen worden vastgeschroefd. Bij deze manier om de messen aan te drijven is het ook op eenvoudige wijze mogelijk een draagraam L-vormig uit te voeren.
De voorste slagcilinder met zijn aandrijf-30 beugel 38 is eveneens binnen de dubbelwandig uitgevoerde voorste draagraambalk 1.2 en dus in de voorste bescherm-ruimte 11 afgedekt aangebracht. In de weergegeven uitvoeringsvorm is aan de slagcilinder 35 een van boringen voorziene bevestigingsflens 40 bevestigd die door middel 35 van gebruikelijke schroefverbindingen wordt bevestigd aan de achterwand 9 van de voorste draagraambalk 1.2. Om ruimte te bieden aan de voorste slagcilinder 35 kan de voorste draagraambalk 1.2 ook plaatselijk 870 1 621 * -12- verwijd zijn uitgevoerd. Voorts bestaat ook hier, net als bij de uitvoeringsvorm volgens fig. 1, de mogelijkheid de beschermruimten niet volledig afgedekt binnen de draagraamliggers aan te brengen maar bijvoorbeeld de 5 draagraambalken uit te voeren als massieve platen en daaraan de slagcilinder en de snij gereedschappen met hun schachtvormige verlengstukken 7 te bevestigen en naar het ingekuilde materiaal toe af te dekken door middel van bijvoorbeeld schuine beschermplaten. Een 10 belangrijker voordeel van de in het uitvoeringsvoorbeeld volgens fig. 5 getoonde aandrijving is dat de glijvlakken van de direkte aandrijfelementen aanzienlijk kleiner zijn en dus de smeermiddelbehoefte en het gevaar van vastvreten worden verminderd. Door de bijzondere 15 uitvoering van de slagcilinder, zoals nader weergegeven in fig. 6, wordt er bovendien voor gezorgd dat bij deze uitvoeringsvorm bij een verminderde smeermiddelbehoef te de complexiteit van de constructie en de besturing sinspanning voor de heen en weer gaande 20 beweging van de snij gereedschappen 2.1, 2.2, 2.3 ten opzichte van een aandrijfkoppeling door middel van een zich langs de draagraambalken 1.1, 1.2, 1.3 uitstrekkende aandrijfband niet wordt vergroot,hetgeen nog afzonderlijk nader zal worden toegelicht.
25 De schachtvormige verlengstukken 7 van de snij gereedschappen 2.1, 2.2, 2.3 en de bij de snij-gereedschappen behorende beschermruimten 11 zijn hier in hoofdzaak rechthoekig, maar uitgevoerd met een gebied met een versmalde doorsnede. De draagraambalken 1.1, 30 1.2, 1.3, zijn in de hoeken aan elkaar bevestigd door middel van driehoekige verbindingsdelen 41, die zich echter slechts uitstrekken in het bovenste gebied van de draagraambalken zodat aan de zijkanten van de draagraamliggers 1.1, 1.2, 1.3 inbrengopeningen voor de 35 snij gereedschappen overblijven. Deze kunnen in voorkomende gevallen na het inbrengen van de snijgereed-schappen worden afgesloten door afzonderlijke afdekkingen. Door de vorm van de dwarsdoorsnede van de schachtvormige 870 1 62 1 -13- verlengsteukken 7 en dë achterwanden 9 en voorwanden 8 van het draagraam 1 zijn de snijgereedschappen 2.1, 2.2, 2.3 na het inbrengen in de beschermruimten onmiddellijk beveiligd tegen uitvallen, zodat daardoor ook de montage 5 en het onderhoud worden vereenvoudigd.
Door de bijzondere uitvoering van de voorste si age Hinder 35 kunnen de slagcilinders 18 hydraulisch zijn verbonden met de voorste slagcilinder 35, zodat op een constructief en besturingstechnisch 10 eenvoudige wijze de heen en weer gaande beweging van de drie snijgereedschappen 2.1, 2.2, 2.3 kan plaatsvinden via een gemeenschappelijk omschakelstuurventiel zoals bij de uitvoeringsvorm van fig. 1. Te dien einde bezit de voorste slagcilinder 35, zoals weergegeven in fig.
15 6, een stuurzuigerhuis 42 en daarin beweegbaar aangebrachte stuurzuiger 43, die op zijn beurt in een aandrijvende verbinding staat met de drijfstangen 36 en daardoor via de schroefverbinding 37 met de aandrijfbeugel 38 en via diens meenemers 16 met het snijgereedschap 2.2.
20 Aan de beide uiteinden 44 van de stuurzuiger 43 bevinden zich drukkamers waarbij de in de weergave volgens fig.
6 linker drukkamer is aangeduid met het verwijzings-cijfer 45 en de in de weergave rechter drukkamer met het verwijzingscijfer 46. De linker drukkamer 45 is 25 via een drukaansluiting 47 en de rechte drukkramer 46 via een drukaansluiting 48 onder druk te brengen met een hydraulisch medium dat ook zorgt voor de bediening van de slagcilinders 18. Het vullen van de drukkamers 45 en 46 vindt afwisselend plaats overeen-50 komstig de verlangde bewegingsrichting van de stuurzuiger 43, door middel van een niet nader weergegeven om-schakelklep, die in de ene schakelstand de toegang tot de drukaansluiting 47 en in de andere schakelstand de toegang tot de drukaansluiting 48 vrijgeeft. Om 55 de hydraulische koppeling van de twee slagcilinders te kunnen realiseren is bovendien het stuurzuigerhuis 42 voorzien van stuurboringsaansluitingen 49 en 50 alsmede van een ontlastingsboring 51. Hierbij staat 870 1 62 1 -14- de in de weergave linker stuurboring 49 in de weergegeven ' stand van de stuurzuiger 43 in verbinding met de stuurdruk-kamer 45, waarentegen de stuurboring 45 van de drukkamers 45, 46 is afgesloten door afdichtings- elementen 52 5 die in ringvormige groeven in de stuurzuiger 43 zijn aangebracht. In de tegenovergelegen stand van de stuurzuiger 43 is de stuurboring 50 verbonden met de stuur-drukkamer 46,waarbij gedurende de beweging van de stuurzuiger 43 naar de tegenoverliggende eindstand deze 10 stuurboring 49 wordt afgesloten wanneer een afdichtings-element er overheen beweegt. De ontlastingsboring 51 kan via stromingsleidingen 53 met de stuur-boringsaansluitingen 49, 50 worden verbonden afhankelijk van de slagstand van de stuurzuiger 43.
15 De stuurboringen 49 en 50 zijn aangesloten op een in fig. 6 niet weergegeven stuurboring, die gevuld is met een hydraulisch stuurmedium en die een beweegbare stuurzuigerschuif bevat. Deze stuurzuigerschuif kan aan zijn ene kopse einde worden bekrachtigd met 20 de druk van de stuurdrukkamer 45 en aan zijn andere kopse einde via de stuurboring 50 met de druk van de drukruimte 46, afhankelijk van de slagstand van de stuurzuiger 43, zodra deze door de afdichtingselementen 52 worden vrijgegeven. Om dit te kunnen bewerkstelligen 25 bezit de stuurzuiger 43 in totaal minstens een effectieve lengte die overeenkomt met de som van de snijslag van het voorste snijgereedschap 2.1 en de onderlinge afstand x van de stuurboringsaansluitingen. Bij het vrijgeven van de stuurboring 49 resp. 50 bewerkstelligt de druk 30 op de kopse einden van de stuurzuigerschuif telkens een verplaatsing van de stuurzuigerschuif, waarbij steeds de bij het niet onder druk staande, tegenoverliggende kopse einde aangebrachte stuurboringskamer,via de ontlastingsboring , 51, die kan worden aangesloten 35 op een voorraadhouder, wordt ontlast. De verplaatsing van de stuurzuigerschuif resp. die vanaf de stand van de zuigerschuif van dat moment beschouwde tegengestelde tegengestelde drukuitoefening, die door de opstelling 8701621 -15- van de stuurboringen 49 en 50 en de afdichtingselementen 52 in de stuurzuiger 43 pas bij het bereiken van een betreffende eindstand van de stuurzuiger 43 plaatsvindt, bewerkstelligt bij het bereiken van zijn slageindstand 5 de omschakeling van de omschakelstuurklep, zodat na het bereiken van de slageindstand door de stuurzuiger 43 automatisch de voor de volgende tegengestelde slag-beweging resp. snijbeweging verantwoordelijke druk-aansluiting wordt vrijgegeven.
10 870 1 621

Claims (39)

1. Inrichting voor het uitnemen van ingekuild materiaal uit vlakke of rijsilo's met een aan de hydraulische driepuntshefinrichting of dergelijke van een landbouwtraktor te monteren gestel en met 5 een het ingekuilde goed als blok uitsnijdende snijin- inrichting, die op een bij voorkeur U-vormig uitgevoerd en aan het «gestel in hoogte beweegbaar bevestigd draag-raam (1) is aangebracht en aan elke draagraambalk (1.1, 1.2, 1.3) een via aandrijfelementen (13, 16, 10 18, 20, 35, 36, 38) translatoir beweegbaar snij- gereedschap (2.1, 2.2, 2.3) met een zich boven de snijkant (4.1, 4.2, 4.3) ervan uitstrekkend alsmede aan de onderzijde van de respektieve draagraambalk (1.1, 1.2, 1.3) geleid glijvlak (5.1, 5.2, 5.3) omvat, 15 met het kenmerk, dat de snijgereedschappen (2.1, 2.2, 2.3) telkens boven hun aan de onderzijde van de respektieve draagraambalk (1.1, 1.2, 1.3) geleide glijvlak (5.1, 5.2, 5.3) en tenminste de aandrijfelementen (15, 16, 38. die de snijgereedschappen (2.1, 2.2, 2.3) hun direkte 20 beweging verschaffen in aan het draagraam (1) gevormde beschermruimten (11) zijn aangebracht.
2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de draagraambalken (1.1, 1.2, 1.3) dubbelwandig zijn uitgevoerd met een voor- en achterwand 25 (8, 9) en dat tenminste een deel van de aan het draagraam (1) aangebrachte beschermruimten (11) aan de zijkant door de voor- en achterwanden (8, 9) en aan de bovenzijde telkens door een afdekking (10, 27) zijn begerensd.
3. Inrichting volgens conclusie 1 of 30 2, met het kenmerk, dat tenminste een deel van de aan het draagraam (1) aangebrachte beschermruimten (11) door bijzondere, aan de draagraambalken (1.1., 1.2, 1.3) bevestigbare beschermwanden tenminste plaatselijk zijn begrensd.
4. Inrichting volgens conclusie 2 en 3, met het kenmerk, dat de snijgereedschappen (2.1, 2.2, 2.3) boven hun glijvlak (5.1, 5.2, 5.3) in de β701621 -17- door de voor- en achterwanden (8, 9) van de draagraambalken (1.1, 1.2, 1.3) begrensde beschermruimten (11) en de aandrijfelementen (15, 16, 38) die de snijgereedschappen (2.1, 2.2, 2.3) hun direkte beweging verschaffen, in 5 door de beschermwanden begrensde beschermruimten (11) zijn aangebracht.
5. Inrichting volgens een der conclusies 1-4, met het kenmerk, dat de aan de draagraambalken (1.1, 1.2, 1.3) gevormde beschermruimten (11) het 10 door de onderzijde telkens door aan de respektieve draagraambalk (1.1., 1.2, 1.3) glijdend geleide snij-gereedschap (2.1, 2.2, 2.3) zijn begrensd.
6. Inrichting volgens een der conclusies 1 - 5, met het kenmerk, dat de snijgereedschappen (2.1, 15 2.2, 2.3) telkens boven hun glijvlak (5.1, 5.2, 5.3) een in de respektieve beschermruimte (11) gelegen, schachtvormig verlengstuk (7) bezitten en het glijvlak (5.1, 5.2, 5.3) bij beide zijvlakken van het schachtvormige verlengstuk (7) is gevormd met telkens een 20 glijvlakbreedte die ongeveer overeenkomt met de dikte van de voor- en/of achterrand van de draagraambalken (1.1, 1.2, 1.3).
7. Inrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat het schachtvormige verlengstuk (7) 25 van de snijgereedschappen (2.1, 2.2, 2.3) en de bij de snijgereedschappen (2.1, 2.2, 2.3) behorende bescherm-ruimten (11) telkens een rechthoekig dwarsdoorsnede-profiel bezitten en de snijgereedschappen (2.1, 2.2, 2.3) met hun schachtvormige verlengstuk (7) vanaf de 30 onderzijde van de draagraambalken (1.1., 1.2, 1.3) in de respektieve beschermruimten (11) geleid kunnen worden.
8. Inrichting volgens concusie 6, met het kenmerk, dat het schachtvormige verlengstuk (7) 35 van de snijgereedschappen (2.1, 2.2, 2.3) en de bij de snijgereedschappen (2.1, 2.2, 2.3) behorende beschermruimten in hoofdzaak rechthoekig met een gebied met een verminderde doorsnedebreedte zijn uitgevoerd 8701621 -18- e.n aan aan de zijkant gelegen kopse zijden van de bescherm-ruimten (11) een opening voor het inbrengen van het schachtvormige verlengstuk (7) van een snijgereedschap (2.1, 2.2., 2.3) is aangebracht.
9. Inrichting volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat de opening na het inbrengen van het schachtvormige verlengstuk (7) kan worden afgedekt.
10. Inrichting volgens een der conclusies 1-9, met het kenmerk, dat tenminste het aandrijf- 10 element dat het snijgereedschap (2.2) van de voorste draagraambalk (1.2) de direkte aandrijfbeweging verschaft is uitgevoerd als een van tenminste een meenemer (16) voorziene, translatoir aangedreven aandrijfbeugel (38) waarvan de meenemers (16) in boven het glijvlak (5.1, 15 5.2, 5.3) aangebrachte uitsparingen (17) van het voorste snijgereedschap (2.2) grijpen.
11. Inrichting volgens een der conclusies 1 - 10, met het kenmerk, dat de aandrijfelementen (15, 16. die de snijgereedschappen (2.1, 2.2, 2.3) de direkte 20 aandrijfbeweging verschaffen gevormd worden door een zich langs de draagraambalken (1.1, 1.2, 1.3) uit strekkende, tenminste in de hoekgebieden (12) flexibel uitgevoerde, translatoir beweegbare alsmede van meerdere meenemers (16) voorziene aandrijfband (15),waarvan 25 de meenemers (16) in boven de glijvlakken (5.1, 5.2, 5.3) van de snijgereedschappen (2.1, 2.2, 2.3) uitsparingen (17) grijpen.
12. Inrichting volgens een der conclusies 1 - 11, met het kenmerk, dat in de snijgereedschappen 30 (2.1, 2.2, 2.3) sleufgaten (21) zijn aangebracht, waardoor heen aan de draagraamliggers (1.1, 1.2, 1.3) bevestigbare vasthoudelementen (22, 23) steken.
13. Inrichting volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat de sleufgaten (21) naar binnen 35 toe scherp toelopende randen bezitten.
14. Inrichting volgens een der conclusies 6 - 11 en 12 of 13, met het kenmerk, dat de sleufgaten (21) in het aan de snijgereedschappen (2.1, 2.2, 2.3) 870 f $2 1 ·* · -19- ♦ aangebrachte schachtvormige verlengstuk (7) zijn gevormd.
15. Inrichting volgens conclusie 8 en 14, met het kenmerk, dat de sleufgaten (21) in het gebied met de verminderde doorsnedebreedte van het 5 schachtvormige verlengstuk (7) zijn aangebracht.
16. Inrichting volgens een der conclusies 1 - 15, met het kenmerk, dat bij de snijgereedschappen (2.1, 2.2, 2.3) een plaatselijk om de snijkanten (4.1, 4.2, 4.3) grijpende snijkantbescherming (25) is aangebracht.
17. Inrichting volgens conclusie 16, met het kenmerk, dat de snijkantbescherming (25) van elk snijgereedschap (2.1, 2.2, 2.3) wordt gevormd door twee of meer, aan het draagraam (1) bevestigbare bescherm-tanden (25).
18. Inrichting volgens een der conclusies 12 - 15 en 17, met het kenmerk, dat de beschermtanden (25) aan het draagraam (1) zijn bevestigd door middel van de door de sleufgaten (21) van de snijgereedschappen (2.1, 2.2, 2.3) stekende vasthoudelementen (22, 23).
19. Inrichting volgens conclusie 12 of 18, met het kenmerk, dat als vasthoudelement (22, 23. telkens een schroefverbinding is toegepast.
20. Inrichting volgens conclusie 19, met het kenmerk, dat de vasthoudelementen (22, 23) 25 telkens worden gevormd door twee of meer, in de beschermtanden aanwezige openingen (26) aan te brengen alsmede door de sleufgaten (21) stekende van binnen-schroefdraad vooriziene bussen (23) en daarin schroefbare kopschroeven (22).
21. Inrichting volgens conclusie 20, met het kenmerk, dat de van binnenschroefdraad voorziene bussen (23) telkens aan één zijde axiaal zijn geborgd door een eraan gevormde en tegen een in de beschermtand (25) aangebrachte uitsparing (34) aanliggende borst 35 (33).
22. Inrichting volgens conclusie 10 21, met het kenmerk, dat de uitsparingen (17) die het dichtste bij de uiteinden van de snijgereedschappen (2.1, 2.2, 2.3) liggen, telkens op een afstand ten 8701 62 1 * -20- k op zich te van de kopvlakken van de snij gereedschappen (2,1, 2.2, 2.3) liggen.
23. Inrichting volgens een der conclusies 10 - 22, met het kenmerk, dat de meenemers (16) telkens 5 worden gevormd door twee aan de zijvlakken van de aandrijf-beugels (38) of de aandrijfband (15) bevestigde en daarbuiten uitstekende meeneemplaten.
24. Inrichting volgens een der conclusies 10, 11, of 22, met het kenmerk, dat de meenemers (16) 10 en de aandrijfbeugel (38) resp. de aandrijfband (15) als één stuk zijn uitgevoerd.
25. Inrichting volgens een der conclusies 11 - 24, met het kenmerk, dat in het gebied (12) van naar elkaar toegekeerde uiteinden van de draagraambalken 15 (1.1 , 1.2, 1.3) de aandrijfband (15) glijdend over omkeerbochten (13) is geleid.
26. Inrichting volgens conclusie 25, met het kenmerk, dat de omkeerbochten (13) door middel van door de sleufgaten (21) van de snijgereedschappen 20 (2.1, 2.2, 2.3) stekende vasthoudelementen (22, 23) aan het draagraam (1) zijn bevestigd.
27. Inrichting volgens conclusie 25 of 26, met het kenmerk, dat de omkeerbochten (13) zijn vervaardigd uit brons.
28. Inrichting volgens een der conclusies 4 - 24 en één der conclusies 25 - 27, met het kenmerk dat tenminste de achterwanden (9) van de draagraambalken 1.1, 1.2, 1.3) in hun hoekgebieden (12) afgerond zijn uitgevoerd en tegen de omkeerbochten (13) aanliggen.
29. Inrichting volgens een der conclusies 4 - 28, met het kenmerk, dat in de beschermruimten (11) boven de snijgereedschappen (2.1, 2.2, 2.3) en/of de aandrijfelementen die de snijgereedschappen (2.1, 2.2, 2.3) de direkte aandrijfbeweging verschaffen, 55 telkens één tegen de voor- en achterwand (8, 9) van de draagraambalk aanliggende afdekplaat (27) is aangebracht als afdekking naar boven toe. 870 1 62 1 j ft -21-
30. Inrichting volgens conclusies 1 -29, met het kenmerk, dat de aandrijving van de snij-gereedschappen (2.1, 2.2, 2.3) plaatsvindt via slag-cilinders (18, 35) die grotendeels zijn afgedekt en 5 naar de beschermruimten (11) open aan het draagraam (1) zijn bevestigd.
31. Inrichting volgens een der conclusies 1 - 30, met het kenmerk, dat de aandrijving van de aandrijfband (15) of van de bij de zijkant gelgen 10 draagraambalken (1.1, 1.3) aangebrachte snijgereedschappen (2.1, 2.3) plaatsvindt door middel van twee slagcilinders (18), die in aan de zijde van het gestel gelegen, verwijde eindgebieden (19) van het draagraam (1) binnen, de draagraambalken (1.1, 1.3) zijn aangebracht.
32. Inrichting volgens een der conclusies 10 - 31, met het kenmerk, dat de aandrijving van de aandrijfbeugel (38) van het bij de voorste draag-raamligger (1.2) aangebrachte snijgereedschap (2.2) plaatsvindt door middel van een slagcilinder (35) met 20 diametraal aangebrachte, in tegengestelde richting naar binnen en naar buiten beweegbare en aan tegenoverliggende eindgebieden van de aandrijfbeugel (38) bevestigbare drijfstangen (36) en de slagcilinder (35) alsmede de drijfstangen (36) binnen de voorste draagraam- 25 balk (1.2) zijn aangebracht.
33. Inrichting volgens conclusie 32, met het kenmerk, dat de voorste draagraambalk (2.2) voor het aanbrengen van de slagcilinder (35) plaatselijk verwijd is uitgevoerd.
34. Inrichting volgens conclusies 31 en 32 of 33, met het kenmerk, dat de voorste slagcilinder (35) en de aan de zijkant gelegen slagcilinders (18) voor het bedienen van de snijgereedschappen (2.1, 2.2, 2.3) hydraulisch zijn gekoppeld en een gemeenschappelijke 35 omschakelstuurklep bezitten.
35. Inrichting volgens conclusie 34, met het kenmerk, dat de voorste slagcilinder (35) een in een stuurzuigerhuis (42) beweegbaar aangebrachte 8701 621 -22- t stuurzuiger (43) bezit en aan de beide kopse zijden (44) van de stuurzuiger (43) stuurdrukkamers(45, 46) zijn gevormd, waarbij de beide stuurdrukkamers (45, 46. met op de omschakelstuurklep aangesloten stuur-5 boringsaansluitingen (49, 50) kunnen worden verbonden afhankelijk van de slagstand van de stuurzuiger (43).
36. Inrichting volgens conclusie 35, met het kenmerk, dat het stuurzuigerhuis (42) van de voorste slagcilinder (35) een ontlastingsboringsaansluiting 10 (51) bezit, die via in de voorste slagcilinder (35) gevormde stromingsgeleidingen (53) afhankelijk van de slagstand van de stuurzuiger kan worden verbonden met verschillende stuurboringsaansluitingen (49, 50).
37. Inrichting volgens conclusie 36, 15 met het kenmerk, dat de stromingsgeleidingen tenminste gedeeltelijk gevormd zijn door in de stuurzuiger (43) aangebrachte kanalen.
38. Inrichting volgens conclusie 36 of 37, met het kenmerk, dat de gemeenschappelijke omschakel-20 stuurklep kan worden bediend door de beweging van een stuurzuigercilinder die beweegbaar is aangebracht in een met de stuurboringsaansluiting (49, 50) van de slagcilinder (35) verbonden stuurboring, en bij de kopse zijden waarvan telkens verschillende stuur-25 boringsaansluitingen (49, 50) en de gemeenschappelijke ontlastingsboring (51) zijn aangebracht.
39. Inrichting volgens een der conclusies 35 - 38, met het kenmerk, dat de stuurzuiger (43) een lengte heeft die tenminste overeenkomt met de som 30 van de snijslag van het voorste snij gereedschap (2.1) en de onderlinge afstand (x) van de stuurboringsaansluitingen (49, 50). 8701 621
NL8701621A 1986-01-16 1987-07-09 Inrichting voor het uitnemen van blokken ingekuild materiaal. NL194320C (nl)

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
DE19863601112 DE3601112A1 (de) 1986-01-16 1986-01-16 Vorrichtung zum entnehmen von silagegut
DE3601112 1986-01-16

Publications (3)

Publication Number Publication Date
NL8701621A true NL8701621A (nl) 1989-02-01
NL194320B NL194320B (nl) 2001-09-03
NL194320C NL194320C (nl) 2002-01-04

Family

ID=6291962

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8701621A NL194320C (nl) 1986-01-16 1987-07-09 Inrichting voor het uitnemen van blokken ingekuild materiaal.

Country Status (2)

Country Link
DE (2) DE3601112A1 (nl)
NL (1) NL194320C (nl)

Families Citing this family (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
NL8602592A (nl) * 1986-10-16 1988-05-16 Lely Nv C Van Der Inrichting voor het snijden van voer, zoals kuilvoer.
NL9100384A (nl) * 1991-03-01 1992-10-01 Trioliet Mullos Uithaal-verdeelinrichting voor silagemateriaal.
DE102010051089B4 (de) 2010-11-12 2014-05-22 Bernard Van Lengerich Maschinenfabrik Gmbh & Co. Kg Vorrichtung zum Entnehmen von Silagegut

Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE2357723A1 (de) * 1972-02-04 1974-08-08 Alfons Sprehe Schlepperanbaugeraet zur entnahme von futterportionen aus fahrsilos
DE3536141A1 (de) * 1985-10-10 1987-04-16 Lengerich Maschf Vorrichtung zum schneiden von silage mit wenigstens einem in die silage eindrueckbaren schneidelement
FR2591421A1 (fr) * 1985-12-18 1987-06-19 Audureau Sa Couteau, notamment pour desileuse, et desi- leuse le comportant

Family Cites Families (7)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE3023886A1 (de) * 1980-06-26 1982-02-11 Helmut Dipl.-Ing. 6200 Wiesbaden Sieke Verfahren und vorrichtung zum be- und verarbeiten von materialien, insbesondere von fliessfaehigen feststoffgemischen und dispersionen, durch schwingende werkzeuge
DE3023986A1 (de) * 1980-06-26 1982-01-14 Heinrich 3013 Barsinghausen Bleinroth Geraet zur entnahme von silage
ATE21005T1 (de) * 1982-04-01 1986-08-15 Trioliet Mullos Schneidorgan zum schneiden von silagegut.
EP0102437B2 (de) * 1982-09-03 1992-04-29 Trioliet Mullos B.V. Silagegutschneider, sowie landwirtschaftliches Gerät das einen solchen Silagegutschneider aufweist
EP0140433B2 (de) * 1982-09-03 1992-02-05 Trioliet Mullos B.V. Silagegutschneider, sowie landwirtschaftliches Gerät versehen mit einem Aufnahmeorgan, das einen dergleichen Silagegutschneider aufweist
DE3312916A1 (de) * 1983-04-11 1984-10-11 B. Strautmann & Söhne GmbH u. Co, 4518 Bad Laer Geraet zur entnahme von futterportionen aus silos
EP0128246A1 (de) * 1983-06-13 1984-12-19 Trioliet Mullos B.V. Schneidvorrichtung zum Schneiden von Viehfutter oder dergleichem Gewächs, sowie Silagegutschneider oder sonstiges landwirtschaftliches Gerät, ausgeführt mit einer dergleichen Schneidvorrichtung

Patent Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE2357723A1 (de) * 1972-02-04 1974-08-08 Alfons Sprehe Schlepperanbaugeraet zur entnahme von futterportionen aus fahrsilos
DE3536141A1 (de) * 1985-10-10 1987-04-16 Lengerich Maschf Vorrichtung zum schneiden von silage mit wenigstens einem in die silage eindrueckbaren schneidelement
FR2591421A1 (fr) * 1985-12-18 1987-06-19 Audureau Sa Couteau, notamment pour desileuse, et desi- leuse le comportant

Also Published As

Publication number Publication date
DE3644896C2 (nl) 1989-01-05
NL194320C (nl) 2002-01-04
DE3644896C3 (de) 1999-06-10
NL194320B (nl) 2001-09-03
DE3644896A1 (de) 1987-10-01
DE3601112A1 (de) 1987-07-23
DE3601112C2 (nl) 1990-03-01

Similar Documents

Publication Publication Date Title
DE4000200C1 (nl)
NL8701621A (nl) Inrichting voor het uitnemen van ingekuild materiaal.
EP0831028B1 (de) Transporteinrichtung an einer Behälter-Füll- und/oder Verschliessmaschine
DE3324108C2 (nl)
CA2819072A1 (en) Harvesting attachment for a harvester
WO1994011166A1 (de) Sägekette für kettensägen
DE3807185C2 (de) Kettenförderer für ein Abbaugerät
NL8204264A (nl) Machinevoet voor een kunststof-spuitgietmachine.
DE3132161C2 (nl)
NL8004853A (nl) Trekkeraanhanggereedschap voor het afnemen van porties voer in blokvorm uit rijsilo&#39;s.
WO2009092535A1 (de) Anschlussvorrichtung für einen rinnenschuss von gewinnungseinrichtungen, rinnenschuss und anbauteil hierfür
DE4236434A1 (de) Behälteranordnung
DE2558884A1 (de) Pendelfoerderer
NL9302179A (nl) Inrichting voor het uitdrukken van balen uit landbouw-balenpersen.
DE3712139A1 (de) Vorrichtung zum transport von insbesondere auf werkstuecktraegern angeordneten werkstuecken
NL8301362A (nl) Bandzaai-ploegschaarlichaam.
DE3317801C2 (nl)
DE10044919B4 (de) Spanneinheit für die Triebstockkette insbesondere eines Walzenladers
DE102006055753B4 (de) Aufnahmeelement für Schüttgut
DE3043955C2 (nl)
DE2164065C3 (de) Schneidwerkzeug, insbesondere für die Schwerzerspanung
DE202006017936U1 (de) Aufnahmeelement für Schüttgut
NL8403448A (nl) Inrichting voor het gedoseerd lossen van kuilvoer.
NL8801537A (nl) Inrichting voor het snijden van kuilvoer.
DE2103240A1 (de) Landwirtschaftlich nutzbare Zugmaschine

Legal Events

Date Code Title Description
BA A request for search or an international-type search has been filed
BB A search report has been drawn up
BC A request for examination has been filed
V4 Discontinued because of reaching the maximum lifetime of a patent

Effective date: 20070709