NL8700277A

NL8700277A - Inrichting voor het opzuigen en druppelsgewijs afgeven van een vloeistof.

Info

Publication number: NL8700277A
Application number: NL8700277A
Authority: NL
Original assignee: Livestock Control Holding
Priority date: 1987-02-05
Filing date: 1987-02-05
Publication date: 1988-09-01
Also published as: DK165963C; NO880501D0; DK165963B; DE3879731T2; RU1769726C; DK57588A; CN88100416A; JPS6485634A; DK57588D0; EP0280347B1; ATE87450T1; DE3879731D1; NO880501L; EP0280347A1

Description

% N.0. 34333 ^ *

Inrichting voor het opzuigen en druppelsgewijs afgeven van een vloeistof.

De uitvinding betreft een inrichting voor het opzuigen en druppelsgewijs afgeven van een vloeistof.

5

Een dergelijke inrichting dient in het bijzonder voor het opzuigen van bloed, bijvoorbeeld verkregen door een incisie in de huid van een levend wezen, en het vervolgens verkrijgen van één of meer druppels van . dit bloed voor het uitvoeren van een proef of proeven, bijvoorbeeld 10 voor het bepalen van de samenstelling van het bloed.

Een bekende inrichting van dit type bestaat uit een pipet met een daarmee verbonden ballon. Door met de hand in de ballon te knijpen en vervolgens deze geleidelijk weer los te laten, waarbij het vrije spitse 15 eind van de pipet in het bloed is gedoopt, kan een hoeveelheid bloed in de pipet worden opgezogen, waarna, door weer in de ballon te knijpen, één of meer druppels bloed uit de pipet kunnen worden gedreven.

Het nadeel van deze inrichting is dat de grootte van de verkregen 20 druppels afhankelijk is van de kracht waarmee in de ballon wordt geknepen, zodat het praktisch onmogelijk is om druppels van constante grootte te verkrijgen, wat meestal een vereiste is voor de uitvoering van de proeven. Bovendien is het op zichzelf al moeilijk om met de bekende inrichting telkens één enkele druppel bloed uit de pipet te 25 drijven.

Het doel van de uitvinding is een inrichting van het genoemde type te verschaffen die deze nadelen niet heeft.

30 Dit doel wordt bereikt doordat de inrichting volgens de uitvinding een eerste capillaire ruimte met tenminste één inlaatopening omvat, welke ruimte in verbinding staat met tenminste een tweede capillaire ruimte met tenminste één uitlaatopening, waarbij de eerste capillaire ruimte zodanig is gevormd dat, bij het in de betreffende vloeistof dopen van 35 de inlaatopening, een bepaalde minimale hoeveelheid van de vloeistof in deze ruimte kan worden opgezogen en de tweede capillaire ruimte zodanig is gevormd dat bij het plaatsen van de inrichting met de 870027? -2- 4 uitlaatopening naar beneden gericht, een hoeveelheid van de betreffende vloeistof, door de capillaire krachten, in deze tweede ruimte kan worden vastgehouden, welke hoeveelheid kleiner is dan de eerstgenoemde minimale hoeveelheid, waarbij de uitlaatopening zodanig is uitgevoerd 5 dat de hoeveelheid vloeistof die het verschil is tussen de eerste en tweede hoeveelheid in wezen druppelvormig uit de tweede capillaire ruimte kan vloeien.

Met een op deze wijze uitgevoerde inrichting wordt dus uitsluitend 10 gebruik gemaakt van capillaire krachten voor zowel het opzuigen van een hoeveelheid bloed als voor het verkrijgen van één of meer druppels bloed voor het nemen van proeven, zodat bij het vormen van de druppels geen mechanische krachten en/of vormveranderingen optreden met als gevolg dat de grootte van de druppels niet wordt beïnvloed door andere 15 factoren en derhalve in hoge mate constant is. Bovendien ontstaan daarbij geen luchtbellen waardoor het constant blijven van de druppelgrootte wordt bevorderd.

Bij voorkeur heeft de eerste capillaire ruimte in dwarsdoorsnede een 20 langgerekte vorm met een langste langsafmeting en een loodrecht daarop staande kortere dwarsafmeting terwijl tenminste het aan de uitstroomopening grenzende deel van de tweede capillaire ruimte in dwarsdoorsnede een vorm heeft met in wezen aan elkaar gelijke langs- en dwarsafmetingen die tennaastebij van dezelfde orde van grootte zijn als 25 de dwarsafmeting van de eerste capillaire ruimte.

Bij een eenvoudig te vervaardigen uitvoeringsvorm heeft de eerste capillaire ruimte in dwarsdoorsnede de vorm van een rechthoek en het genoemde deel van de tweede capillaire ruimte in dwarsdoorsnede de vorm 30 van een vierkant, waarbij bij voorkeur de in doorsnede langgerekte capillaire ruimte geleidelijk overgaat in het genoemde deel van de tweede capillaire ruimte.

Op voordelige wijze kan een opvanghouder met de uitlaatopening in 35 verbinding staan, welke houder losneembaar met de inrichting is verbonden.

8700277 ΜΙ*"."" -3- »

Deze houder kan, nadat een hoeveelheid bloed in de inrichting is opgezogen, met het druppelsgewijs uit de uitstroomopening stromende bloed worden gevuld en vervolgens van de inrichting worden verwijderd, zodat dan een exact met de inhoud van de houder overeenkomende 5 hoeveelheid bloed is verkregen.

De uitvinding wordt nader uiteengezet onder verwijzing naar de tekening waarin een uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding is getoond.

10

Zoals getoond in de tekening bestaat de inrichting uit een plat lichaam 1 bijvoorbeeld vervaardigd van een kunststof, metaal, glas of een soortgelijk materiaal.

15 Binnen het lichaam is een eerste capillaire ruimte 2 gevormd met een » inlaatopening 2'. Deze capillaire ruimte 2 heeft in dwarsdoorsnede de vorm van een rechthoek met een langsafineting van bijvoorbeeld 5 mm en een dwarsafmeting van bijvoorbeeld 0,7 mm, waarbij de lengte van de ruimte +_ 20 mm bedraagt.

20

Verder is in het lichaam 1 een tweede capillaire ruimte 3 gevormd met een uitlaatopening 3’. De ruimte 3 heeft bijvoorbeeld een lengte van 25 mm en in dwarsdoorsnede de vorm van een vierkant met bijvoorbeeld afmetingen van 0,7 maal 0,7 mm. Deze ruimte 3 gaat via de schuinlopende 25 wanden 4 geleidelijk over in de ruimte 2.

Bij toepassing van de inrichting wordt de inlaatopening 2' in een hoeveelheid bloed gedoopt, die bijvoorbeeld is verkregen door een incisie in de huid, waarbij deze inlaatopening 2' naar beneden is 30 gericht. Een hoeveelheid van het bloed wordt dan in de capillaire ruimte 2 opgezogen. Zolang de inlaatopening in contact staat met het bloed, zal bloed naar binnenstromen totdat een evenwichtssituatie tot stand is gekomen tussen de zwaartekracht en de capillaire krachten. Vervolgens wordt het lichaam 1 omgedraaid tot de in de tekening 35 getoonde stand, waardoor de hoeveelheid bloed binnen de ruimte 2 naar beneden stroomt in de capillaire ruimte 3 en in druppelvorm uit de uitstroomopening 3', totdat weer een evenwichtssituatie tot stand is gekomen tussen de zwaartekracht en de capillaire krachten. De in de ruimte 2 opgezogen hoeveelheid bloed is daarbij groter dan de hoeveelheid bloed waarbii 8700277 i ‘ -4- de laatstgenoemde evenwichtssituatie tot stand komt, zodat tenminste één druppel bloed uit de uitstroomopening 3' uittreedt.

Een niet getoonde opvanghouder kan, met de uitlaatopening 3' in 5 verbinding staand, losneembaar, bijvoorbeeld afscheurbaar, met het lichaam 1 zijn verbonden. Deze houder kan dan, nadat hij geheel is gevuld met bloed dat uit de uitlaatopening 3' druppelt, van het lichaam 1 worden afgescheurd, zodat een nauwkeurig met de inhoud van de opvanghouder overeenkomende hoeveelheid bloed wordt verkregen, die 10 kleiner kan zijn dan één druppel.

8700277

Claims

1. Inrichting voor het opzuigen en druppelsgewijs afgeven van een vloeistof, met het kenmerk, dat de inrichting een eerste capillaire ruimte met tenminste één inlaatopening omvat, welke ruimte in verbinding staat met tenminste een tweede capillaire ruimte met 5 tenminste één uitlaatopening, waarbij de eerste capillaire ruimte zodanig is gevormd dat, bij het in de betreffende vloeistof dopen van de inlaatopening, een bepaalde minimale hoeveelheid van de vloeistof in deze ruimte kan worden opgezogen en de tweede capillaire ruimte zodanig is gevormd dat bij het plaatsen van de inrichting met de uitlaatopening 10 naar beneden gericht, een hoeveelheid van de betreffende vloeistof, door de capillaire krachten, in deze tweede ruimte kan worden vastgehouden, welke hoeveelheid kleiner is dan de eerstgenoemde minimale hoeveelheid, waarbij de uitlaatopening zodanig is uitgevoerd dat de hoeveelheid vloeistof die het verschil is tussen de eerste en de 15 tweede hoeveelheid in wezen druppelvormig uit de tweede capillaire ruimte kan vloeien.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de eerste capillaire ruimte in dwarsdoorsnede een langgerekte vorm heeft met een 20 langs de langsafineting en een loodrecht daarop staande kortere dwarsafmeting en tenminste het aan de uitstroomopening grenzende deel van de tweede capillaire ruimte in dwarsdoorsnede een vorm heeft met in wezen aan elkaar gelijke langs- en dwarsafmetingen die tennaastebij van dezelfde orde van grootte zijn als de dwarsafmeting van de eerste 25 capillaire ruimte.

3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de eerste capillaire ruimte in dwarsdoorsnede de vorm heeft van een rechthoek en het genoemde deel van de tweede capillaire ruimte in dwarsdoorsnede de 30 vorm van een vierkant heeft.

4. Inrichting volgens conclusies 2 of 3, met het kenmerk, dat de in doorsnede langgerekte capillaire ruimte geleidelijk overgaat in het genoemde deel van de tweede capillaire ruimte. 35

5. Inrichting volgens conclusies 1-4, met het kenmerk, dat een •87-0 02 7 7 i ' -6- ί opvanghouder met de uitlaatopening in verbinding staat, welke houder losneembaar met de inrichting is verbonden. 870027? * » I Ij I I I I i I* I !l l] I |l I I II l| I ii li I _.y4-‘ ** III N !il i \ W""3 / t 4' ! * 8700277