NL8700144A - Borgplaat- en pensamenstel voor de drijfketting van een continu variabele transmissie. - Google Patents

Description

f " i

Korte aanduiding: Borgplaat- en pensamenstel voor de drijf- ketting van een continu variabele trans missie 865119/Ti

De uitvinding heeft betrekking op een borgplaat- en pensamenstel, zoals beschreven in de aanhef van conclusie 1.

Continu variabele transmissie, waarvan de met de poelieschijven samenwerkende pennen onderling zijn gekoppeld 5 door om de pennen aangebrachte schalmen zijn bekend uit onder andere EP-A-0.060.008 en EP-A-0.102.673. Uiteraard moeten de op de pennen aangebrachte schalmen tegen verschuiving in de penlangsrichting op zekere wijze zijn geborgd en de hiervoor in EP-A-0.060.008 aangegeven oplossing bestaat 10 uit het aanbrengen van verende eindclips, die gaan door in de verbrede penkopwangen gevormde groeven, waarbij de / haakvormige einden der clipbenen om de penkop sluiten. Deze uitvoering heeft het bezwaar, dat in de penkoppen speciale, vrij diepe en de pennen verzwakkende groeven moeten worden 15 gevormd, terwijl het aanbrengen der clips een bewerking is, die moeilijk kan worden geautomatiseerd. De in EP-A-0.102.673 aangegeven oplossing, bestaande uit het gebruik van twee met elkaar samenwerkende speciaal gevormde plaatvormige delen, vergt eveneens de aanwezigheid van vrij 20 diepe groeven in de penkoppen en is in het bijzonder bestemd voor toepassing bij een transmissieketting, waarin tussen de schalmen en de pennen in de penlangsrichting verschuifbare afroltussenstukken worden toegepast.

De uitvinding beoogt een borgplaat- en pensamenstel te 25 verschaffen van bijzonder eenvoudige constructie met het voordeel dat de borgplaat op eenvoudige en snelle wijze, zonder gebruik van eenvoudig gereedschap op de peneinden kan worden aangebracht.

Een samenstel volgens de uitvinding is daartoe uitge-30 voerd op de in het kenmerk der hoofdconclusie aangegeven wij ze.

Gunstige uitvoeringsvormen zijn aangegeven in de conclusies 2 tot en met 5, waarbij met betrekking tot laatstgenoemde conclusie wordt opgemerkt, dat deze een hli » * 2 uitvoeringsvorm beschrijft, die in het bijzonder geschikt is te worden toegepast bij een drijfketting met verschuifbaar afroltussenstuk, dus uitgevoerd, zoals aangegeven in EP-A-0.102.673.

5 De uitvinding wordt toegelicht aan de hand van de tekening.

Figuur 1 is een zijaanzicht van een gedeelte van een transmissieketting van de soort waarin de uitvinding wordt toegepast.

10 Figuur 2 is een eindaanzicht van de volgens de uitvin ding voorgestelde borgplaat;

Figuur 3a is een half aanzicht/halve doorsnede door deze borgplaat;

Figuur 3b is een half aanzicht/halve doorsnede door een 15 variant daarvan;

Figuur 4 is een zijaanzicht, gedeeltelijk in doorsnede, van een borgplaat- en pensamenstel volgens de uitvinding;

Figuur 5 is een eindaanzicht daarvan.

Figuur 1 toont een gedeelte van een transmissieketting, 20 opgebouwd uit schalmen 2, welke onderling zijn gekoppeld via een scharnierpen 4, die met de schalmopeningen samenwerken via afroltussenstukken 6, een en ander op de in EP-A-0.060.008 beschreven wijze. Uiteraard moeten bij een dergelijke transmissieketting en ook bij een ketting zonder 25 dergelijke afroltussenstukken de buitenste schalmen van een stel op een pen aangebrachte schalmen tegen verschuiving in de penlangsrichting zijn geborgd; bekende constructies hiertoe zijn reeds aangegeven in EP-A-0.060.008 en EP-A-0.102.673.

30 De volgens de uitvinding toegepaste borgplaat is in vooraanzicht afgeheeld in figuur 2, en in zijaanzicht in figuur 3 afgebeeld. Deze, in zijn geheel met het verwij-zingscijfer 10 aangegeven borgplaat is symmetrisch ten opzichte van zowel het middendwarsvlak 12 als het midden-35 langsvlak 14 en bestaat uit een plaatvormig deel 16 met een haaks omgezette rand 18, waarvan de hoogte, zoals in het bijzonder figuur 3 toont, vanaf het midden 20 naar de einden 22 respectievelijk 24 afneemt.

ί ? · - * * 3

In het plaatvormig lijf 16 is een centrale opening 26 gevormd, die - zie figuur 5 - is aangepast aan de contouren van de penkoppen 28a, 28b van de scharnierpen 30 waarop de borgplaat moet worden aangebracht en wel zodanig, dat de 5 vier hoeken 32a-32d zonder speling sluiten rond de hoeken 34a-34d van de penkoppen 28a respectievelijk 28b.

Zowel boven- als onderrand van de centrale opening 26 zijn onderbroken door insnijdingen 36a-36d, zodat twee lippen 38a, 38b overblijven waarvan de randbegrenzing 40a, 10 40b is aangepast aan de vorm van de bovenwand der penkoppen 28a respectievelijk 28b.

De eindranden 40a, 40b steken iets verder naar binnen dan de hoekbegrenzingen 32a-32d, terwijl de lippen 38a respectievelijk 38b op de in figuur 3a en figuur 3b aangege-15 ven wijze enigszins zijn uitgebogen. Het gevolg is dat de borgplaat slechts in een richting, namelijk vanaf het peneinde naar binnen op de pen kan worden gedrukt en vanuit een eenmaal ingenomen stand niet meer zonder uitoefenen van kracht en zonder plastische vervorming in tegengestelde 20 richting kan bewegen. Zo kunnen de borgplaten 10, 10b, afgeheeld in figuur 4, slechts in de richting der pijlen 42a, 42b op de pen worden geschoven, de schalmen 44 tussen zich insluitend. De eindranden 40a, 40b van de lippen 38a respectievelijk 38b staan dan vrijwel loodrecht op de 25 hartlijn van de pen 30.

Bij de montage moeten de borgplaten, gebruikmakend van een geschikt gereedschap, over een voorafbepaalde afstand op de pennen worden aangebracht, doch het positioneren der borgplaten en de daarmee verkregen borgwerking worden nog 30 verbeterd wanneer in de penkoppen 28a, 28b ondiepe groeven 46a, 46b zijn aangebracht, waarin de eindranden 40a respectievelijk 40b der lippen 38a, 38b insnappen. De uitvoeringsvorm volgens figuur 3a is in het bijzonder bestemd te worden toegepast in combinatie met een pen met dergelijke groeven, 35 terwijl de uitvoeringsvorm volgens figuur 3b (waarin overeenkomstige delen met dezelfde verwijzingscijfers zijn aangegeven), die zich van de uitvoering volgens figuur 3a onderscheidt doordat de met 40c aangegeven einden van de * : ; : .· λ 4 # * t lippen 38a, 38b niet enigszins zijn teruggebogen, doch met deze lippen in een vlak liggen, kan worden toegepast in combinatie met een pen zonder deze groeven.

Bij voorkeur zal de transmissieketting zijn uitgevoerd 5 met afroltussenstukken, zoals aangegeven met het verwij-zingscijfer 6 in figuur 1 en met het verwijzingscijfer 48 in figuur 4. Dergelijke afroltussenstukken zijn voorzien van een centrale ribbe 50 en, zoals beschreven in EP-A-0.102.673 zijn zij bij voorkeur in beperkte mate in langsrichting ten 10 opzichte van de pen verschuifbaar aangebracht. Teneinde deze afroltussenstukken te borgen, zijn uit de plaat 16 twee lippen 52a, 52b uitgebogen.

Figuur 4 toont in zijaanzicht hoe de einden van een pen 30 samenwerken met de poelie-oppervlakken 54a, 54b. Hier 15 komt ook het voordeel van de vorm der omgezette eindranden 18, waarvan de hoogte vanuit het midden van de borgplaat naar de einden daarvan afneemt tot uiting: door deze vorm kunnen de borgplaten 10 verder naar buiten op de pen worden aangebracht en kan dus de ruimte tussen de borgplaten 20 optimaal worden benut voor het onderbrengen van schalmen 44, met andere woorden: wanneer het aantal schalmen per pen, bepaald door het door de transmissie over te brengen koppel vastligt, kan door deze speciale vorm een kortere pen worden toegepast, resulterend in een meer compacte transmissie.

25 Een ander voordeel van de constructie volgens de uitvinding is, dat als gevolg van de symmetrische vormgeving twee montageposities mogelijk zijn, zodat foutieve montage is uitgesloten. Voorts is de borginrichting licht in gewicht, bijdragend tot een verlaging van het totale massa-30 traagheidsmoment van de transmissie.

8700144

Claims (6)

1. Borgplaat- en pensamenstel voor de drijfketting van een continu variabele transmissie voor het tegen verschuiving in de penlangsrichting borgen van de de pennen onderling koppelende schalmen daarvan, met het kenmerk, dat in de 5 borgplaat een penopneemopening is gevormd, waarvan twee tegenover elkaar gelegen eerste randbegrenzingen zijn aangepast aan de contouren der beide penkoppen, een en ander zodanig, dat de penkopeindranden zonder speling door de plaat worden omsloten, terwijl van beide randbegrenzingen 10 het centrale deel via twee aan weerskanten daarvan gelegen insnijdingen van de hoeken is gescheiden en een verend uit het plaatvlak gebogen lip, waarvan de eindrand zodanig samenwerkt met het centrale penkopdeel, dat na het aanbrengen der borgplaat op het ene peneinde slechts een beweging 15 van deze borgplaat naar het andere peneinde mogelijk is.

2. Samenstel volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat in de penkop met de respectievelijke borglipranden samenwerkende groeven zijn gevormd.

3. Samenstel volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de 20 eindranden der lippen na montage liggen in een met het borgplaatvlak evenwijdig vlak.

4. Samenstel volgens conclusie 1 tot 3, met het kenmerk, dat de borgplaat symmetrisch is ten opzichte van het midden-dwarsvlak ervan en is uitgevoerd met haaks omgezette eind- 25 randdelen, waarvan de hoogte vanaf het midden der borgplaat naar de beide einden afneemt.

5. Samenstel volgens conclusie 1 tot 4 voor toepassing bij pennen waarvan het lijfdeel samenwerkt met de schalmen via een in de penlangsrichting verschuifbaar afroltussenstuk, 30 waarvan de lengte enigszins kleiner is dan die der pen, met het kenmerk, dat de borgplaat in het midden en ter plaatse van deze ribbe is voorzien van een in dezelfde richting als de borglip haakvormig uit het borgplaatvlak uitgebogen lip.

6. Transmissieketting van een continu variabele transmis-35 sie, voorzien van borgplaat- en pensamenstellingen volgens een of meer der conclusies 1 tot 5. t - w v i 4 4