NL8700099A

NL8700099A - Transportinrichting met aangedreven kogels, beschermbaar tegen overbelasting.

Info

Publication number: NL8700099A
Application number: NL8700099A
Authority: NL
Original assignee: Nico Rombouts
Priority date: 1987-01-16
Filing date: 1987-01-16
Publication date: 1988-08-16
Also published as: US5147032A; EP0276881B1; EP0276881A1; DE3869436D1

Description

4 - ΐ -5 60.77.953

De heer N. Rombouts

Transportinrichting met aangedreven kogels,· beschermbaar tegen overbelasting

De uitvinding heeft betrekking op een transportinrichting met aangedreven kogels, waarbij elke aangedreven kogel wordt ondersteund door ten minste éën aandrijfrol.

Een inrichting van deze soort is beschreven in EPA 5 180710, waarbij elke aangedreven kogel wordt ondersteund door een verticaal onder het middelpunt van de kogel gemonteerde aandrijfrol. De volledige verticale belasting van de kogels moet daarbij worden opgenomen door de aandrijfrol en door de lagers waarin deze aandrijfrol is 10 gelagerd. Deze bekende transportinrichting is uitsluitend geschikt voor het in ëén richting verplaatsen van goederen.

De uitvinding beoogt een verbeterde inrichting van de in de aanhef vermelde soort, welke inrichting in het bijzon-15 der geschikt is voor het transporteren en sorteren van goederen in dozen of op pallets e.d., waarbij zware belastingen gemakkelijk kunnen worden opgenomen, en de inrichting zelfs tegen overbelasting is beschermd, en waarbij het bovendien mogelijk is de transportinrichting 20 op eenvoudige wijze geschikt te maken voor het verplaatsen van goederen in verschillende richtingen.

Daartoe wordt volgens de uitvinding voorgesteld het contactpunt tussen de aandrijfrol en de kogel van een inrichting van de in de aanhef vermelde soort op enige 25 afstand onder het horizontale vlak door het middelpunt van de kogel te plaatsen, welke afstand kleiner is dan de straal van de kogel. Bij voorkeur is daarbij voorzien in tenminste twee, in het horizontale vlak onder een hoek ' .:· o- e

·.' V

Ï' ί -2- ten opzichte van elkaar georiënteerde aandrijfrollen, welke hoek bij voorkeur 90° is. Bij een op dergelijke wijze uitgevoerde transportinrichting rusten de aangedreven kogels zijdelings tegen één aandrijfrol of, 5 wanneer meer aandrijfrollen worden toegepast, tussen de aandrijfrollen. Daardoor zal als gevolg van wigwerking een grote aandrijfkracht tussen de aandrijfrol en de kogel kunnen worden overgebracht. Ook kan op deze wijze de kogel stabieler in de transportinrichting zijn opge-10 nomen, waarbij het wegrollen in zijdelingse richting eenvoudig kan worden voorkomen, hetzij door stationaire glijblokken met een lage wrijvingscoëfficiënt hetzij door zijdelingse steunrollen. Ook is het op eenvoudige wijze mogelijk een aandrijfrol hol geprofileerd uit te voeren 15 om een aangedreven kogel zijdelings te stabiliseren.

Overeenkomstig een voorkeursuitvoeringvorm volgens de uitvinding wordt elke aangedreven kogel ondersteund door vier, steeds twee aan twee evenwijdig aan elkaar opgestelde aandrijfrollen, waarbij is voorzien in een onaf-20 hankelijke aandrijving voor elk paar evenwijdige aandrijfrollen.

Doelmatig kunnen daarbij de bij elkaar gelegen lagers van een aandrijfrol van elk paar zijn aangebracht, hetzij in een om een verticale as draaibare steun hetzij in een in 25 verticale richting verende steun. Hierdoor worden gelijkmatige belastingen van de aandrijfrollen bereikt, terwijl bovendien een eenvoudige beveiliging tegen overbelasting wordt verkregen.

Bij steeds twee aan twee evenwijdig aan elkaar opgestelde 30 aandrijfrollen met ieder een onafhankelijke aandrijving is het mogelijk alternatief het ene paar of het andere paar aan te drijven. Hierdoor zal de richting van de f \ ’ ' ~ *’ ' f ï i * i ; v «fg

V / V V V

£ £ -3- verplaatsting van goederen, teweeggebracht door de aangedreven kogels, over 90° veranderen. Dit wordt bewerkstelligd doordat de effectieve straal ten opzichte van het middelpunt van de kogel van het aandrijvende aan-5 drijfrollenpaar gelijk is aan de straal van de kogel, terwijl de effectieve straal van het niet-aandrijvende aandrijfrollenpaar aanzienlijk kleiner is, zodat de door dit niet-aandrijvende aandrijfrollenpaar opgewekte wrijving gemakkelijk kan worden overwonnen.

10 Opgemerkt wordt dat in DT AS 1237003 een transportinrichting met aangedreven kogels wordt beschreven, waarbij aandrijfelementen paarsgewijs in eikaars verlengde zijn opgesteld voor het onder een axiale druk- / kracht naar keuze aandrijven van de kogels. Daarbij is 15 echter de aandrijfkracht afhankelijk van de uitgeoefende axiale kracht, waarbij het gewicht van de te transporteren goederen geen rol speelt. Bovendien moeten bijzondere voorzieningen worden getroffen voor het in verticale richting ondersteunen van de kogels.

20 In de Nederlandse octrooiaanvrage NL 7300241 wordt eveneens een transportinrichting beschreven, waarmee het mogelijk is de transportrichting te wijzigen. Daarbij rust elke aangedreven kogel op een om een verticale as roteerbare schijf welke de verticale belasting van de 25 kogel moet opnemen, en waarbij voor het veranderen van de transportrichting de aandrijfschijf als geheel moet worden verplaatst ten opzichte van de aangedreven kogel.

Bij een transportinrichting volgens de uitvinding kan een richtingsverandering zeer eenvoudig worden gerealiseerd 30 door uitsluitend het manipuleren van een of beide aandrijvingen voor steeds een aandrijfrollenpaar. Afhankelijk van de verhouding van de aandrijfsnelheden van steeds een paar aandrijfrollen, kan daarbij zelfs de transportrichting vrij worden gekozen.

*S ΐ -4-

De uitvinding zal hieronder nader worden verduidelijkt onder verwijzing naar een uitvoeringsvoorbeeld, waarbij ook verdere bijzonderheden zullen blijken.

Fig. 1 toont een bovenaanzicht van een uitvoering van 5 een transport- en sorteersysteem;

Fig. 2 geeft een schematische voorstelling weer van de rechtuit gaande verplaatsing;

Fig. 3 geeft een schematische voorstelling weer van een voorziening tegen overbelasting; 10 Fig. 4 geeft een schematische voorstelling weer van een haakse verplaatsing;

Fig. 5 geeft in een schematische voorstelling weer hoe een verplaatsing in meerdere richtingen kan worden gerealiseerd; 15 Fig. 6 geeft in een schematische voorstelling weer hoe een draaibeweging kan worden gerealiseerd;

Fig. 7 toont een uitvoeringsvoorbeeld, waarbij een kogel altijd evenwichtig wordt ondersteund met een aandrijving, waarbij aangrenzende kogels 20 onderling zijn gekoppeld; en

Fig. 8 toont in een uitvoeringsvoorbeeld hoe een bescherming tegen overbelasting kan worden gerealiseerd.

Figuur 1 laat bij wijze van voorbeeld de uitvoering zien 25 van een inrichting, waarbij van een hoofdbaan A-B een zijbaan C wordt afgeleid. De aan- en afvoerbanen kunnen

1· r· ·'; .·*« A A

' ·· 5 ί-ι ί ♦ -5- bijvoorbeeld rollenbanen of lopende banden zijn (zoals B en C). Onderdeel A in de aanvoerbaan en onderdeel D op het kruispunt van deze banen zijn het onderwerp van deze octrooiaanvrage. In deze onderdelen rust het te 5 verplaatsen goed op een voor het goed voldoende aantal kogels 1 die elk aan de onderzijde zo worden ondersteund dat ze in de gewenste richting met de gewenste snelheid kunnen worden aangedreven. Het geheel is afgesloten door een afdekplaat 5, waar de kogels 1 voldoende boven 10 uitsteken.

Figuur 2 betreft onderdeel A, en toont in een zijaanzicht schematisch hoe voor een rechtuit gaande beweging de ondersteuning van elke kogel 1 met rollen 2 moet zijn, en hoe het goed 3 gaat bewegen als gevolg van een aandrij-15 ving van de rollen 2. Het zijdelingse wegrollen van elke kogel kan worden voorkomen door bijvoorbeeld een gladde kunststof ring 4 of gladde kunststof blokken 29 ongeveer ter hoogte van de rollen 2. Door deze opstelling kunnen, vergeleken met de wrijvingskrachten van de zijdelingse 20 ondersteuning, grote aandrijfkrachten worden gerealiseerd. Hoe verder de rollen 2 uit elkaar staan, des te zwaarder drukken zij tegen de kogel 1, Daardoor neemt de neiging tot slippen af. Daarentegen is het effect van wrijvingskrachten minimaal, doordat deze 25 - relatief klein zijn, omdat deze wrijvingskrachten slechts door het zijdelings wegrollen worden opgeroepen; - vergeleken met de straal R waarop de aandrijfkrachten aangrijpen, op een kleinere straal r aangrijpen.

30 Figuur 3 geeft aan dat het voldoende is bij overbelasting ëén rol 2 verend te laten wijken, opdat een onder de kogel 1 geplaatste steun 6 de overbelasting kan opvangen.

ί ζ -6-

Het verdient aanbeveling de steun 6 in het midden te voorzien van een afwateringslot 7.

Figuur 4 betreft onderdeel D, en toont in een zijaanzicht schematisch hoe voor een haakse beweging de ondersteuning 5 van de kogel 1 moet zijn. De kogel rust nu gelijkmatig op vier rollen 2.1 en 2.2 die twee aan twee kunnen worden aangedreven. De contactpunten tussen de aandrijfrollen en de kogel liggen in het verticale vlak onder een hoek 0^ ten opzichte van de horizontaal. Deze hoek ligt tussen 10 20° en 70°, doch bij voorkeur tussen 25° en 35°. Door aandrijving van de rollen 2.1 kan het goed op de tekening van links naar rechts worden bewogen. De kogel rust weliswaar ook op de rollen 2.2, maar de wrijving met de rollen 2.2. zal het draaien van de kogel niet verhinde-15 ren. De reden hiervan is dat de aandrijfkrachten van de rollen 2.1. aangrijpen op een straal R die veel groter is dan de straal r waarop de wrijvingskrachten van de rollen 2.2 werkzaam zijn. Indien de rollen 2.2 de kogel 1 aandrijven, dan zullen de rollen 2.1 deze beweging om 20 dezelfde reden niet kunnen verhinderen. Het goed 3 beweegt dan in een richting loodrecht op het vlak van de tekening.

Figuur 5 toont in een bovenaanzicht schematisch hoe een beweging onder een hoek van 45° kan worden gerealiseerd 25 door zowel de rollen 2.1 en 2.2 met eenzelfde snelheid aan te drijven. Door de rollenparen met verschillende snelheden en in verschillende richtingen aan te drijven, is het te verplaatsen goed in principe in elke richting te bewegen.

30 Figuur 6 toont in een bovenaanzicht hoe een draaibeweging kan worden gerealiseerd. In dit voorbeeld zijn de kogels 1 in vier groepen verdeeld, waarbij de kogels van een groep het goed in een eigen richting aandrijven. De richtingen van de verschillende groepen kunnen haaks op ft· r t. . ; 3 » * -7- elkaar staan.

Figuur 7 toont in een bovenaanzicht een uitvoeringsvoor-beeld, waarbij wordt aangegeven: - hoe de vier rollen 2 kunnen worden opgehangen, 5 zodanig dat de kogel 1 altijd gelijkmatig op de vier rollen rust; hoe de aandrijving van de rollen 2 kan plaatsvinden, zodanig dat de eigen hoogte van de transportinrichting niet nadelig wordt beïnvloed door elkaar 10 kruisende assen.

De lagers 8 van de assen 9, 10, 11 en 12 zijn gefixeerd op hun plaats, zodat deze assen alleen kunnen draaien. De assen 11 en 12 zijn voorzien van flexibele koppelingen 13, waaraan assen 14 met daarop de rollen 2 zijn beves-15 tigd. De andere uiteinden van de assen 14 rusten in een juk 15 dat vrij om een as 16 kan bewegen, zoals de ronde pijl 30 aangeeft. Zodra een kogel 1 tussen de rollen 2 wordt gelegd, zal het juk 15 zich zodanig instellen dat de vier rollen de kogel gelijkmatig ondersteunen.

20 De assen 9 en 11 zijn met elkaar gekoppeld via een ketting 17 en de enkele kettingwielen 18. As 9 wordt aangedreven door het dubbele kettingwiel 19 dat door middel van kettingen 20 met andere kogelaandrijvingen van de transportinrichting is gekoppeld. De assen 10 en 12 25 zijn niet rechtstreeks via een ketting met elkaar gekoppeld, omdat de assen 9 en 10 in hetzelfde vlak liggen. De koppeling vindt via een haakse tandwieloverbrenging plaats. Een tandwiel 21 is vast gemonteerd op as 10 en grijpt in een tandwiel 22 dat vrij om as 9 kan draaien.

30 Tandwiel 22 is dubbel uitgevoerd en grijpt ook in een tandwiel 23 dat is gemonteerd op een hulpas. Tandwiel 23 en as 12 zijn gekoppeld middels een ketting 24 en enkele t ί c -8- kettingwielen 25. De aandrijving van tandwiel 23 geschiedt door een tandwiel 26 dat is bevestigd aan dubbele kettingwielen 27. Kettingwielen 27 en tandwiel 26 kunnen samen vrij om as 9 draaien. Kettingwielen 26 zijn 5 door middel van kettingen 28 met andere kogelaandrijvingen van de transportinrichting gekoppeld.

Figuur 8 toont meer in detail volgens de lijn A-A in figuur 7 hoe een hoekpunt verend door een veer 29 kan worden ondersteund, zodat een kogel bij overbelasting op 10 een steun 6 kan zakken (zie ook figuur 3).

:4 v- {ii*

Claims

1. Transportinrichting met aangedreven kogels, waarbij elke aangedreven kogel wordt ondersteund door ten minste éën aandrijfrol, met het kenmerk dat het contactpunt tussen de aandrijfrol en de kogel zich 5 op enige afstand onder het horizontale vlak door het middelpunt van de kogel bevindt, welke afstand kleiner is dan de straal van de kogel.

2. Transportinrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk dat is voorzien in tenminste twee, in het 10 horizontale vlak onder een hoek ten opzichte van elkaar georiënteerde aandrijfrollen.

3. Transportinrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk dat de of elke aandrijfrol hol geprofileerd is uitgevoerd.

4. Transportinrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk dat de aandrijfrollen onder een hoek van 90° ten opzichte van elkaar zijn georiënteerd.

5. Transportinrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk dat elke aangedreven kogel wordt ondersteund 20 door vier, steeds twee aan twee evenwijdig aan elkaar opgestelde aandrijfrollen, waarbij is voorzien in een onafhankelijke aandrijfinrichting voor elk paar evenwijdige aandrijfrollen. V ί· -10-

6. Transportinrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de contactpunten tussen de aandrijfrollen en de kogel in het verticale vlak onder een hoek OL tussen 20° en 70°, bij 5 voorkeur tussen 25° en 35°, ten opzichte van de horizontaal liggen.

7. Transportinrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat ten minste een van de lagers van ten minste éën aandrijfrol verend is 10 ondersteund.

8. Transportinrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij elke aangedreven kogel wordt ondersteund door vier, steeds twee aan twee evenwijdig aan elkaar opgestelde aandrijfrollen, met het 15 kenmerk dat de bij elkaar gelegen lagers van éën aandrijfrol van elk paar zijn aangebracht in een om een verticale as draaibare steun (figuur 7).

9. Transportinrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij elke aangedreven kogel wordt 20 ondersteund door vier, steeds twee aan twee even wijdig aan elkaar opgestelde aandrijfrollen, met het kenmerk dat de bij elkaar gelegen lagers van één aandrijfrol van elk paar zijn aangebracht in een in verticale richting verende steun (figuur 8).

10. Transportinrichting met aangedreven kogels volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat in ten minste één as van een aandrijfrol een flexibele koppeling is aangebracht. £ Λ - - * V V V»' V -11-

11. Aandrijfinrichting voor een transportinrichting voorzien van een groot aantal aangedreven kogels volgens conclusie lf waarbij elke aangedreven kogel wordt ondersteund door vier, steeds twee aan twee 5 evenwijdig aan elkaar opgestelde aandrijfrollen, en elk paar is voorzien van een aandrijving die onafhankelijk is van de aandrijving van het andere paar, met het kenmerk dat de as van een eerste aandrijfrol van een eerste aandrijfrollenpaar is verlengd, en is 10 voorzien van ten minste één vast daarmee verbonden kettingwiel, welk kettingwiel door middel van een aandrijfketting is verbonden met aangrenzende aandrijfrollen van aangedreven kogels, en de as van de tweede aandrijfrol van het eerste aandrijfrollen-15 paar met de as van de eerste aandrijfrol van dit eerste aandrijfrollenpaar door middel van ketting-wielen en een aandrijfketting is verbonden, terwijl voorts is voorzien in kettingwielen en aandrijfket-tingen voor de verbinding van de assen van de beide 20 aandrijfrollen van het tweede aandrijfrollenpaar, waarbij één kettingwiel is verbonden met de as van één van de aandrijfrollen van dit tweede aandrijfrollenpaar, en een ander kettingwiel via een tandwieloverbrenging is verbonden met de as van de andere 25 aandrijfrol van het tweede aandrijfrollenpaar, waarbij van deze tandwieloverbrenging ten minste één tandwiel los is gelagerd op de as van de eerste aandrijfrol van het eerste aandrijfrollenpaar, terwijl het op een hulpas gemonteerde kettingwiel, 30 waarover de betreffende aandrijfketting tussen de beide aandrijfrollen van het tweede aandrijfrollenpaar loopt, is voorzien van een aandrijftandwiel dat in verbinding staat met een tweede aandrijftandwiel welke eveneens los is gelagerd op de as van de 35 eerste aandrijfrol van het eerste aandrijfrollenpaar, ζ " ' - ^ r Ci ‘ \ 7 \3f -12- en welk los draaiend tandwiel vast is verbonden met ten minste één kettingwiel voor een ketting waarmede deze aandrijving verbonden is met een overeenkomstige aandrijving van ten minste één aangrenzende 5 aandrijfrol (figuur 7).

12. Transportbandelement met een aantal aangedreven kogels van een transportinrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat het transportbandelement is verdeeld in een aantal 10 secties, waarbij de in elke sectie aangebrachte aangedreven kogels van een gemeenschappelijke aandrijving zijn voorzien, waarbij de aandrijvingen van de aangrenzende secties onafhankelijk daarvan bedienbaar zijn (figuur 6).

13. Aangedreven kogel met aandrijfrollen, kennelijk bestemd voor een transportinrichting volgens een der voorgaande conclusies.