NL8603201A - Werkwijze voor het aanbrengen van leidingen bij een in kleinere vertrekken onder te verdelen van een verdiepingslaag, en elementen geschikt voor die werkwijze. - Google Patents

Description

ï'

Hw/Mv/de Vries c.s.

Werkwijze voor het aanbrengen van leidingen bij een in kleinere vertrekken onder te verdelen van een verdiepingslaag, en elementen geschikt voor die werkwijze

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het aanbrengen van leidingen bij een in kleinere vertrekken onder te verdelen van een verdieping bij woning- en utiliteits-bouw, uitgaande van een onafgewerkte verdiepingsvloer, waar-5 bij een scheidingswandkonstruktie van willekeurige aard wordt gebruikt.

Bij de bekende bouwmethoden is het gebruikelijk om op de verdiepingsvloeren de scheidingswanden aan te brengen al of niet afhankelijk van de wens van de gebruiker. Deze schei-10 dingswanden kunnen permanent of verplaatsbaar zijn. Aan al deze systemen kleeft het nadeel dat de leidingen voor gaswater- elektriciteit en afvoerpijpen naderhand worden aangebracht, hetgeen veel extra werk met zich meebrengt in verband met uit te hakken doorvoeren en dergelijke. Vooral bij 15 prefab-bouw vraagt het aanbrengen van de leidingen een gecoördineerd plan, omdat beslissingen over het ene systeem (bijv. vloeren) met de beslissingen over het andere systeem verstrengeld zijn. Bovendien zijn doorgangen zoals deuren niet goed te kruisen en moeten daarvoor speciale voorzie-20 ningen worden getroffen. Dit alles maken de bouwkosten relatief hoog.

De uitvinding beoogt bovengenoemde bezwaren te ondervangen en verschaft daartoe een werkwijze die zich onderscheidt door: 25 - het op de vloer plaatsen van kanaalvormige delen vol gens het vooraf bepaalde patroon van onderverdeling, - het leggen van leidingen van diverse aard in die kanaalvormige delen, - en het tot aan of nabij de kanaalvormige delen en op 30 de ruwe vloer aanbrengen van een afwerklaag, waarbij de kanaalvormige delen dienen als basis voor de daarop te plaatsen scheidingswanden.

ecc s 201 * * -2-

De uitvindingsgedachte gaat er van uit dat de leidingen, die zich veelal langs of in de scheidingswanden uitstrekken, meteen moeten worden aangebracht vóór het plaatsen van de scheidingswanden, en daar waar deze terechtkomen. Dit is mo-5 gelijk geworden door de de scheidingswanden steunende kanaalvormige delen, welke de gewenste leidingen opnemen. Bovendien zijn kruisingen bij opening, zoals deuren gemakkelijk uit te- . voeren, omdat de leidingen onder de deuropening langs kunnen lopen. Dit maakt de zogenaamde "closed loop" in een "smart 10 house" mogelijk.

Teneinde een gemakkelijke verbinding van de leidingen met toe- resp. afvoerleidingen mogelijk te maken, verdient het de voorkeur om de ruwe verdiepingsvloer te voorzien van per daaruitgespaarde goten. Deze goten kruisen veelal de / 15 scheidingswanden resp. kanaalvormige delen en derhalve de daarin aan te brengen leidingen zodat bij de kruisingen gemakkelijk verbindingen kunnen worden uitgevoerd.

Tevens kunnen volgens de uitvinding nog leidingen in de afwerklaag worden opgenomen.

20 In alle bovengenoemde werkwijzen kan de afwerklaag tweëerlei funkties hebben. Enerzijds voor het afwerken van de vloer, zoals gebruikelijk, maar tevens voor het zijdelings opsluiten van de kanaalvormige delen, zodat deze een stevige basis voor de daarop te plaatsen scheidingswand zijn.

25 De uitvinding heeft voorts betrekking op een element voor een kanaalvormig deel dat kan worden gebruikt voor de bovengenoemde werkwijzen.

Een dergelijk kanaalvormig element onderscheidt zich volgens de uitvinding door tenminste één staand lijfdeel 30 voorzien van een zich horizontaal uitstrekkend flensdeel langs boven- en onderrand daarvan. Het lijfdeel bepaalt de hoogte van het kanaalvormige deel en derhalve de hoogte waarop de scheidingswand boven de onafgewerkte verdiepingsvloer begint. Het onderste flensdeel verzorgt een stabiele onder-35 steuning voor het lijfdeel op de verdiepingsvloer terwijl het bovenste flensdeel een goede basis voor de aan te brengen scheidingswand vormt.

S£C 520 1 i' fc -3-

In een uitvoeringsvorm kunnen de flenzen ten opzichte van het lijfdeel gelijkgericht zijn, zodat een zijdelings openend kanaal wordt gevormd. Zodoende kunnen de leidingen ook na het aanbrengen van de scheidingswanden nog bereikt 5 worden, zodat reparatie, vervanging en dergelijke mogelijk is.

In een verdere uitvoeringsvorm zijn twee lijfdelen tegen elkaar bevestigd, waardoor twee naar weerszijden openende kanalen worden gevormd. Zodoende kunnen de leidingen ter weers-10 zijden van een scheidingswand worden gelegd en naderhand toegankelijk blijven.

In een andere uitvoeringsvorm zijn twee lijfdelen op afstand van elkaar aangebracht en zijn de flenzen onderling met elkaar verbonden ter vorming van een kokerdeel. Deze kokerde-15 len kunnen op afstand van elkaar zijn aangebracht teneinde de toegankelijkheid van de leidingen naderhand mogelijk te maken en om doorvoeren te vormen voor het opnemen van hulpappara-tuur zoals wandkontaktdozen.

Volgens weer een andere uitvoeringsvorm kunnen althans 20 de lijfdelen zijn vervaardigd uit elkaar kruisende staven ter vorming van een korfvormig kanaal.

De uitvinding heeft voorts betrekking op een kanaalvormig element ter vorming van een doroel of dergelijke, welke zich uitstrekt tussen twee kanaalvormige delen ter zijde van 25 een toekomstige doorgang door de scheidingswand. Dit dorpel-element heeft bij voorkeur een ü-vormig dwarsprofiel. Dankzij een dergelijke onderdoorvoer van de leidingen kan op eenvoudige wijze de gewenste "closed loop" van leidingen worden bereikt.

30 Deze en andere kenmerken van de uitvinding zullen in de hieronderstaande figuurbeschrijving nader worden toegelicht aan de hand van enkele uitvoeringsvoorbeelden.

In de tekening toont:

Fig. 1 een perspektivisch aanzicht van een deel van een 35 gebouw, voorzien van een staande draagkonstuktie met zich daartussen uitstrekkende verdiepingsvloeren,

Fig. 2 een perspektivisch bovenaanzicht van een deel van een verdiepingsvloer met daarop geplaatste elementen voor P.rr- ~i y h i ί -4- kanaalvormige delen en scheidingswand volgens een eerste uitvoeringsvorm,

Fig. 3 en 4 elk met fig. 2 overeenkomende perspektivi-sche aanzichten van een verdiepingsvloer met telkens een 5 tweede resp. derde uitvoeringsvorm van de elementen voor kanaalvormige delen.

In de figuren is met het cijfer 1 de onbewerkte verdiepingsvloer, van bijvoorbeeld gewapend beton aangegeven. Met verdiepingsvloer wordt hier ook verstaan de vloer van de be-10 gane grond resp. hogere resp. lagere woon- of verblijflagen.

De konstruktie van de verdiepingsvloer kan van elke aard zijn resp. in prefab of in situ gestort beton zijn gemaakt. Ook vloeren van andere materialen zoals hout, vallen binnen het begrip verdiepingsvloer. / 15 Het in fig. 1 getoonde gebouw voor woning- of utili- teitsdoeleinden is slechts schematisch aangegeven waarbij een achterwand 2 is getoond en een vloerdeel van de eerste daarboven gelegen verdieping. Verder is slechts schematisch de achterwand 3 weergegeven terwijl de tegenover de zijwand 2 20 gelegen wand voor de duidelijkheid is weggebroken.

Verondersteld wordt dat de door de verdiepingsvloeren 1 en de wanden 2, 3 begrensde verdiepingsruimte dient te worden onderverdeeld in kleinere vertrekken, zoals bijvoorbeeld woon- of slaapkamers, keuken, toilet en dergelijke. De inde-25 ling van de woonruimte is vooraf bepaald en deze indeling wordt uitgezet op de ruwe vloer 1. Dit gebeurt bijvoorbeeld door middel van lijnen, die in de tekening met 4 zijn aangegeven. Deze lijnen bepalen de plaats van de daarop aan te brengen kanaalvormige delen 5, zodat daarmee een volledig 3q overzicht van het in te delen vertrek wordt verkregen. De kanaaldelen 5 worden aan de hand van de fig. 2 t/m 4 nader toegelicht. Opgemerkt wordt dat daar waar doorgangen 6 moeten zijn de kanaaldelen 5' verdiept zijn uitgevoerd.

Vervolgens kunnen op de kanaalvorraige delen 5 de 35 scheidingswanden worden aangebracht. De konstruktie van deze scheidingswanden kan van willekeurige aard zijn en valt verder buiten het kader van de uitvinding. Denkbaar is hierbij metselwerk, prefab-wandpanelen, of een houten draagframe met willekeurige beplating al of niet geluiddempend.

t·’' 2 ei i . é -5-

De kanaalvormige delen 5 worden waar nodig echter vooraf voorzien van leidingen voor gas, water, elektriciteit en ook van af voorleidingen.

Voor het verkrijgen van een gemakkelijke verbinding, kan 5 de vloer 1 vooraf zijn uitgevoerd met gootvormige uitsparingen 7, welke zich bijvoorbeeld langs de gehele omtrek van de vloer 1 uitstrekken, maar bijvoorbeeld ook parallel aan elkaar en verdeeld over het vloeroppervlak, zie goten 7* in de bovenste verdiepingsvloer 1.

10 In een dergelijke goot 7 openen de door de leverancier aangebrachte buitenleidingen 8. Zodoende is op eenvoudige wijze het gewenste leidingsysteem in het gebouw aan te brengen, zonder dat hak- of breekwerk moet plaatsvinden.

De kanaalvormige delen 5 kunnen tenslotte op hun plaats^ 15 worden gefixeerd door het aanbrengen van een afwerklaag 9, hetwelk slechts in de linker achterste hqek in fig. 1 schematisch is weergegeven. De hoofdfunktie van de afwerklaag is echter een "verdiept" leidingenstelsel te bereiken, waardoor onderdoorvoer bij openingen vanzelf worden gerealiseerd.

20 Aan de hand van de fig. 2 t/m 4 worden thans verschil lende uitvoeringsvormen van kanaalvormige delen uitgelegd.

Zo bestaat het kanaalvormige deel in fig. 2 uit een in hoofdzaak ü-vormig gebogen metaaldeel 10, dat bestaat uit een vertikaal gericht staand lijfdeel 11, welke langs de boven-25 rand is uitgevoerd met een naar buiten wijzende flens 12 en aan de onderrand met een naar buiten wijzende flens 13. In de getoonde uitvoeringsvorm zijn telkens twee van dergelijke profielen ruggelings tegen elkaar geplaatst, zodat een in hoofdzaak I-vormig profiel wordt verkregen.

30 De onderste flens 13 is tevens voorzien van een ópstaan de eindrand 14, waarvan de funktie nader wordt toegelicht.

Door het plaatsen van dergelijke kanaalvormige delen langs de patroonlijnen 4 en het daaropvolgend op willekeurige wijze hechten van deze delen op de vloer 1, ontstaan naar 35 buiten openende kanalen, waarin de leidingen L kunnen worden ondergebracht. Een dergelijk kanaal kruist ergens op de verdiepingsvloer 1 een daarin uitgespaarde goot 7 met daarin aangebrachte hoofdleidingen H. Bij de kruising van de leidin- -6- gen L met de hoofdleidingen H, kunnen verbindingen worden gemaakt .

Door het aanbrengen van de afwerklaag 9 komen de kanaalvormige delen resp. profielen 11 enigszins verdiept ten op-5 zichte van de bovenlaag van de vloer te liggen en derhalve ook de leidingen L. Deze kunnen zodoende onder een eventuele doorgang 6 worden gevoerd, waarbij de leidingengroep bij die doorgang 6 aan de bovenzijde kunnen worden afgedekt voor een holle dorpel bestaande uit bijvoorbeeld een ü-vormig kanaal-10 deel 15. Dit naar boven openend kanaaldeel kan worden afgedekt door een dorpelbalk 15'. Ook is het mogelijk kanaaldeel 15 omgekeerd als getoond aan te brengen. Hiermee kan een dor-pelloze vloer worden verkregen. De bovenflenzen 12 dienen voor het opnemen van een doorlopende strook 16, waarop een 15 scheidingswand 17 kan worden geplaatst. Het zal duidelijk zijn dat na het plaatsen van die scheidingswand 17 de lei-dinggoot aan weerszijden van de scheidingswand bereikbaar blijft en derhalve de leidingen L. De kanalen kunnen aan weerszijden worden afgedekt door een niet getoonde plintbalk. 20 Uit fig. 2 zal duidelijk zijn dat de hoogte van de opstaande rand 14 ongeveer de dikte van de afwerklaag 9 heeft, zodat na het aanbrengen van de afwerklaag 9 de delen 11 volledig kunnen worden gefixeerd.

Fig. 3 laat een alternatieve uitvoeringsvorm zien, waar-25 bij dezelfde onderdelen met dezelfde verwijzingscijfers zijn aangegeven. Een kanaalvormig deel 10 bestaat hier uit twee op afstand van elkaar aangebrachte lijfplaten, waarbij de bovenflens 12 voor beide lijfplaten gemeenschappelijk zijn, zodat tenslotte een omgekeerd U-vormig dwarsprofiel wordt verkre-30 gen. aan de onderzijde is de plaat uitgevoerd met naar buiten wijzende flens 13 van een zodanige hoogte dat de afwerklaag 9 daar tegen aan kan'komen te liggen.

De kanaalvormige delen 10 zijn op een bepaalde steek s van elkaar aangebracht, zodat tussen de kanaalvormige delen 35 10 een ruimte overblijft voor het bereikbaar houden van tus sen de lijfplaten 11 aangebrachte leidingen L.

Voor het verkrijgen van een stevige konstruktie is vooraf op de verdiepingsvloer 1 een steunlaag 18 neergelegd en een daarop aangebrachte regel 19, waarvan de breedte overeen-f‘ : τ η· Λ· f · λ .· v .< :v y * . > -7- stemt met de breedte van de flens 12, zodat de lijfplaten 11 schrijlings daaroverheen vallen.

In de getoonde uitvoeringsvorm van fig. 3 is weer een goot 7 in de verdiepingsvloer te zien met daarin hoofdleidin-5 gen H, die met de leidingen L kunnen worden verbonden. Ook kan een leiding L direkt in de hoofdleiding 7 worden afgebogen. Voorts is te zien dat parallel aan de kanaalvormige delen 10 in de afwerklaag een leiding L' is opgenomen, die zich voortzet in de goot 7 van de verdiepingsvloer. Een dergelijke 10 leidingkonstruktie kan noodzakelijk zijn vanwege scheiding van leidingen van verschillende aard, bijvoorbeeld elektriciteit en waterleidingen.

Nadat de leidingen zijn verbonden resp. de scheidingswand 17 is geplaatst, kunnen de kanaalvormige delen 11 ter 15 weerszijden worden bedekt door een plint 20, waarvan de kon-struktie eveneens willekeurig kan zijn. Dankzij de uitsparingen tussen de kanaalvormige delen 11 zijn wandkontaktdozen 21 e.d. in de plint op te nemen en naderhand verwisselbaar.

Fig. 4 toont een derde uitvoeringsvorm waarbij het ka-20 naalvormige deel bestaat uit een korfvormige konstruktie, bestaande uit langsstaven 22 en dwarsstaven 23. De konstruktie is zodanig dat een U-vormige dwarsdoorsnede wordt verkregen zodat twee op afstand van elkaar aangebrachte staande lijfdelen worden gerealiseerd, die aan de onderzijde onderling zijn 25 verbonden en verstevigd door extra dwarsstaven 24. Deze rusten op een doorlopende strook 18, welke vooraf op de verdiepingsvloer 1 wordt aangebracht.

De dwarsstaven 23 zijn aan de bovenzijde onderling verbonden door een hoeklijn 25, waarvan de horizontaal naar bui-30 ten wijzende flens dient als steunvlak voor de daarop aan te brengen scheidingswand 17 resp. een vooraf aan te brengen draagstrook 16.

Deze uitvoeringsvorm leent zich voor het vooraf aanbrengen van de leidingen L tussen de staande dwarsstaven 23 in 35 maar niettemin blijven de leidingen L na montage van de scheidingswand 17 zijdelings bereikbaar. Ook hier is de verbinding met in de goot 7 liggende hoofdleidingen H zonder veel arbeid mogelijk.

¢$0"20 1 « -8-

Evenals in de voorgaande beschreven uitvoeringsvormen wordt het kanaalvormig deel aan de zijkant bedekt door een willekeurige plint 20.

Ook in deze uitvoeringsvorm zal het duidelijk zijn dat 5 de afwerklaag 9 het kanaalvormig deel 5 op de plaats kan fixeren.

De uitvinding is niet beperkt tot de hierboven beschreven uitvoeringsvormen.

/ 8 ft 0 i 2 5 1

Claims (11)

1. Werkwijze voor het aanbrengen van leidingen bij een in kleinere vertrekken onder te verdelen van een verdieping bij woning- en utiliteitsbouw, uitgaande van een onafgewerkte verdiepingsvloer waarbij een scheidingswandkonstruktie van 5 willekeurige aard wordt gebruikt, gekenmerkt door: - het op de vloer plaatsen van kanaalvormige delen volgens het vooraf bepaalde patroon van onderverdeling, - het leggen van leidingen van zo mogelijk diverse aard in die kanaalvormige delen, 10. en het tot aan of nabij de kanaalvormige delen en op de ruweverdiepingsvloer aanbrengen van een afwerklaag, - waarbij de kanaalvormige delen dienen als basis voor de / daarop te plaatsen scheidingswand (e n).

2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk 15 dat de kanaalvormige delen telkens op een bepaalde steekaf- stand van elkaar zijn geplaatst.

3. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat vooraf in de verdiepingsvloer goten zijn uitgespaard .

4. Werkwijze volgens conclusie 1-3, met het ken merk, dat in de afwerklaag leidingen worden opgenomen.

5. Element voor een kanaalvormig deel geschikt voor een werkwijze volgens één der voorgaande conclusies, gekenmerkt door tenminste één staand lijfdeel voorzien van een 25 zich horizontaal uitstrekkend flensdeel langs boven- en onderrand daarvan.

6. Element volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de flenzen ten opzichte van het lijfdeel gelijkgericht zijn ter vorming van een zijdelings openend kanaal.

7. Element volgens conclusie 5 en 6, met het k e n m e r k dat twee lijfdelen tegen elkaar zijn bevestigd ter vorming van twee naar weerszijden openende kanalen.

8. Element volgens conclusie 5, met het k e n m e r k, dat twee lijfdelen op afstand van elkaar zijn aangebracht en 35 de flensdelen onderling verbonden zijn ter vorming van een koker. £ f 0 n 1 -10- *

9. Element volgens conclusie 4, met het k e n m e r kf dat althans de lijfdelen zijn vervaardigd uit elkaar kruisende staven ter vorming van een korfvormige koker.

10. Element voor toepassing bij de werkwijze volgens één 5 der voorgaande conclusies 1-4, met het kenmerk, dat deze een langsdoorvoeropening heeft en een hoogte vertoont ten hoogste gelijk aan de dikte van de afwerklaag.

11. Element volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat de dwarsdoorsnede van een onderste deel U-vormig is, welk 1. deel is voorzien van een afdekelement. Ö .? f> 7 O fï 1 v :j y a- y *