NL8603198A

NL8603198A - Hulpbrontoewijzing bij verdeelde besturingsstelsels.

Info

Publication number: NL8603198A
Application number: NL8603198A
Authority: NL
Original assignee: American Telephone & Telegraph
Priority date: 1985-12-17
Filing date: 1986-12-16
Publication date: 1987-07-16
Also published as: JP2671920B2; JPS62194570A; CA1270958A; BE905952A; KR940009989B1; US4747130A; KR870006462A

Description

i t *' » VO 8490

Hulpbrontoewijzing bij verdeelde besturingsstelsels.

De uitvinding heeft betrekking op een verdeeld besturingsstelsel en meer in het bijzonder op de hulpbrontoewijzing bij een dergelijk verdeeld besturingsstelsel.

Bij moderne informatie-verwerkende stelsels wordt dikwijls ge-5 bruik gemaakt van de methode van verdeelde besturing voor het verkrijgen van zowel een groot vermogen als een grote betrouwbaarheid. Bij een stelsel, waarbij gebruik wordt gemaakt van verdeelde besturing, is een aantal processors betrokken bij het verwerken van een transactie, zoals bijvoorbeeld een verzoek om een reservering op een vlucht met een vliegtuig.

10 Soms is het voor het verwerken van een transactie noodzakelijk gebruik te maken van een hulpbron, welke behoort tot een groep van êên of meer hulpbronnen, waarvan de leden over een aantal transacties worden gedeeld.

Zo kan bijvoorbeeld een drukinrichting voor het afdrukken van resumé-informatie, welke elke transactie betreft, bij de verwerking van vele 15 transacties worden gebruikt en nodig zijn voor het verwerken van delen van transacties, welke onder bestuur staan van verschillende processors.

Een voorbeeld van een verdeeld verwerkingsstelsel, waarin een behoefte bestaat om hulpbronnen te gebruiken, welke tussen een aantal processors worden gedeeld, is een modern digitaal telecommunicatiestelsel.

20 Om in staat te zijn diensten te verlenen aan een uitgestrekt gebied van centrale afmetingen en de betrouwbaarheid te vergroten, wordt bij vele huidige stelsel gebruik gemaakt van de methode van verdeelde besturing, waarbij het stelsel in een modulen wordt gesplitst. Bij sommige van der-

TM

gelijke stelsels, zoals de 5ESS -schakelaar, beschreven in het Ameri-25 kaanse octrooischrift 4.322.843, omvat elk van deze modulen een aantal poorten voor aansluiting met abonneelijnen en met interlokale verbindingslijnen naar andere schakelaars, onder bestuur van individuele moduulprocessors. Bij dit stelsel is ook een centrale processor nodig, welke in sterke mate is betrokken bij het uitvoeren van oproepverwer-30 kingsfuncties.

Een voorbeeld van een functie, welke meer in het bijzonder is toegewezen aan de centrale processor is het zoeken naar een beschikbare poort van een interlokale verbindingslijngroep (trunk zoeken) of het zoeken naar een beschikbare poort van een een aantal lijnen omvattende 35 zoekgroep (lijn zoeken). Trunkgroepen zijn groepen van interlokale 8603198 ï f -2- verbindingslijnen, die twee schakelaars met elkaar verbinden, en een aantal lijnen omvattende zoekgroepen zijn groepen van lijnen, welke zijn verbonden met een huiscentrale (PBX) of een automatische oproepverdeler (ACD). Trunkzoekwerkingen en lijnzoekwerkingen worden hier betiteld als 5 multipoortgroepzoekwerkingen of als poortzoekwerkingen. Een trunkzoek-werking wordt voor een groot gedeelte van alle oproepen uitgevoerd en een lijnopzoekwerking vindt plaats bij oproepen, welke uitkomen in een PBX of ACD.

Voor een optimale verkeerswerking van typerende communicatie-10 schakelnetwerken, is het bekend, dat de leden van een multipoortgroep over verschillende modulen van een schakelaar dienen te worden verspreid. Teneinde de waarschijnlijkheid van het opsporen van een beschikbare poort maximaal te maken, is het een onderkende praktijk, dat een zoekwerking over alle poorten in een groep wordt uitgevoerd. Het is derhalve wense-15 lijk, dat een poortzoekwerking wordt uitgevoerd door de centrale processor, welke een informatiebasis omvat, die bijgewerkte statusinformatie van alle poorten van een schakelaar bevat. Dit vereist het gebruik van een zeer betrouwbare en derhalve dure centrale processor aangezien een multipoortzoekwerking nodig is voor een groot gedeelte van alle oproepen, 20 welke in een schakelaar worden gericht.

Gezien het bovenstaande doet zich bij de bekende verdeelde bestu-ringsstelsels het probleem voor, dat het gebruik van dure gecentraliseerde processorstelsels. nodig is voor het toewijzen van gemeenschappelijk toegankelijke gedeelde hulpbronnen vanuit een groep voor het ver-25 werken van individuele transacties of communicaties, waarbij de transacties of communicaties worden bestuurd door verschillende processors, die elk onafhankelijk van de anderen werken en elk toegang hebben tot de gedeelde hulpbronnen.

Het bovenstaande probleem wordt opgelost door en men verkrijgt 30 een technische vooruitgang door een specifieke illustratieve hulpbron-toewijzingsmethode en een stelsel daarvoor in een verdeeld besturings-stelsel, waarin voor het toewijzingsproces geen centrale processor wordt gebruikt. Bij deze illustratieve verdeelde verwerkingsarchitectuur, onderhoudt elk van de verdeelde processors zijn eigen informatiebasis 35 voor hulpbrontoewijzing, kiest éên lid van een groep van één of meer gedeelde hulpbronnen en wekt informatieberichten op, welke informatie δ δ 9 3 1 9 3 * 4 -3- ten aanzien van een verandering van hulpbronbeschikbaarheid aangeven, voor een gunstige overdracht over een snel werkende gemeenschappelijke infonnatiecommunicatiefaciliteit. De faciliteit voert slechts êên bericht tegelijkertijd en is met de processors van het verdeelde besturingsstel-5 sel verbonden om berichten, welke informatie ten aanzien van veranderingen in hulpbronbeschikbaarheid voeren vanuit één processor naar de andere processors van het verdeelde besturingsstelsel te zenden. Bij voorkeur maakt de gemeenschappelijke informatiecommunicatiefaciliteit het mogelijk, dat hulpbronbeschikbaarheidsveranderingen in een geregelde 10 volgorde naar alle beïnvloede processors van het verdeelde besturingsstelsel worden uitgezonden, zodat elke processor in dezelfde volgorde van veranderingen van de beschikbaarheid van gedeelde hulpbronnen wordt geïnformeerd en deze bronnen onafhankelijk van de werkingen van andere processors kan vastnemen en vrijgeven. Voorts wordt door het vermogen 15 van de gemeenschappelijke informatiecommunicatie-organen om berichten in een bestuurde volgorde uit te zenden, een race tussen verschillende van de verdeelde processors, welke trachten een bepaalde hulpbron vast te nemen, vermeden.

Meer in het algemeen kiest een processor in een verdeeld ver-20 werkingsstelsel een beschikbare hulpbron en zendt een informatiebericht naar andere processors van het verdeelde verwerkingssteisel uit om aan te geven, dat de hulpbron is gekozen. In responsie op dit uitgezonden bericht wijzigt elk van de andere processors de bijbehorende informatiebasis om de niet-beschikbaarheid van de hulpbron te reflecteren. Deze 25 werkwijze maakt het met voordeel mogelijk, dat elke processor naar een beschikbare hulpbron zoekt onder gebruik van zijn eigen informatiebasis.

Bij een bepaalde uitvoeringsvorm volgens de uitvinding kiest de processor slechts een kandidaathulpbron en wacht totdat het bericht is uitgezonden. Indien geen andere processor de kandidaathulpbron vóór 30 het uitzenden van het bericht is voltooid, heeft gekozen, is de hulpbron kennelijk nog steeds beschikbaar in de informatiebasis van de kiezende processor en wordt de kandidaathulpbron de gekozen hulpbron.

Bij een illustratieve werkwijze voor het kiezen van een beschikbare hulpbron volgens de uitvinding wordt een kandidaathulpbron, welke 35 kennelijk beschikbaar is, vastgenomen door een moduul, welke, ter illustratie onder bestuur van een speciaal-doelprogrammareeks, dan in zend-

8S03t2S

¢- * -4- νοηα een bericht over de gemeenschappelijke informatiecommunicatiefaci-liteit naar andere modulen uitzendt. De ene moduul wijzigt niet direkt zijn eigen registratie van beschikbaarheid van de hulpbron, doch controleert de beschikbaarheid van de hulpbron nadat het bericht is uitge-5 zonden om er zeker van te zijn, dat geen andere moduul de hulpbron voor dat tijdstip heeft vastgenomen. Het gebruik van deze methode van volg-ordewerking en vastnemen van hulpbronnen onder gebruik van een gemeenschappelijke informatiecommunicatiefaciliteit voor het communiceren van één bericht op een bepaald moment, zorgt ervoor, dat elk vastnemen in 10 de informatiebasis van elke processor wordt geregistreerd in de volgorde, waarin het vastneemverzoek wordt uitgezonden, zodat een race tussen bijna gelijktijdige vastneemhandelingen kan worden vermeden. Indien op het controletijdstip de hulpbron niet langer als zijnde beschikbaar is geregistreerd, is deze door een andere moduul vastgenomen tus-15 sen het tijdstip waarop de hulpbron als een kandidaat werd gekozen, en het tijdstip waarop het vastneembericht over de gemeenschappelijke communicatiefaciliteit werd uitgezonden. In dat geval kan een andere kandidaat worden gekozen.

Bij een illustratief verdeeld besturingstelecommunicatieschakel-20 stelsel wordt gebruik gemaakt van een snel werkende gemeenschappelijke informatiecommunicatiefaciliteit, welke tussen alle schakelmodulen is verbonden om zendpoortbeschikbaarheidsinformatie tussen de moduulpro-cessors van elk van de schakelmodulen uit te zenden. Elke schakelmoduul omvat een aantal poorten, welke zijn verbonden met lijnen en/of inter-25 lokale verbindingslijnen (trunks), een schakelmoduulprocessor, een aantal uitgangen voor selectieve verbindingen met uitgangen van andere schakelmodulen, en een schakelnetwerk om de poorten en uitgangen van deze moduul onderling te verbinden. Een dergelijke constructie maakt het met voordeel mogelijk, dat poortbeschikbaarheidsinformatie naar alle 30 schakelmodulen van het stelsel kan worden gezonden, zodat elke moduul de poortzoekfunctie kan uitvoeren op basis van de informatie, welke in de processor van die moduul ter beschikking staat. Bij de bij wijze van voorbeeld gekozen uitvoeringsvorm vindt een poortzoekwerking plaats door elk van de schakelmoduulprocessors ten aanzien van oproepen, waarvan de 35 toevoerpoort zich in de bijbehorende moduul bevindt. Het zoekproces vindt plaats in twee trappen. Bij de eerste trap wordt een vrije kandi- ö Q ij ^ i 9 v V 4 -5- daatspoort gekozen doch nog niet geregistreerd als zijnde niet onbezet.

Een zendbericht, dat alle schakelmodulen inclusief de zendmoduul informeert ten aanzien van het vastnemen van deze poort, wordt dan opgesteld en naar alle schakelmoduulprocessors gezonden. In responsie op dit be-5 richt werken alle modulen, behalve de zendende moduul, hun informatiebasis bij om te registreren, dat de kandidaatspoort niet vrij is. De zendende moduul controleert of de kandidaatspoort in zijn eigen informatiebasis nog steeds als zijnde vrij staat geregistreerd. Indien de poort in zijn eigen informatiebasis niet langer staat geregistreerd als 10 zijnde vrij, moet de poort zijn vastgenomen door een andere moduul en is deze niet langer beschikbaar; in dat geval kiest de zendende moduul een andere vrije kandidaatspoort en herhaalt het proces. Indien de kandidaatspoort nog steeds is geregistreerd als zijnde vrij, wordt deze in de zendende moduul als bezet gemarkeerd en gaat de oproepverwerking van de 15 oproep, behorende bij deze poort, voort. Wanneer een poort vrijgemaakt wordt nadat een communicatie is voltooid, wordt de gerevideerde status van deze poort naar alle modulen gezonden, welke modulen hun informatie-bases wijzigen om de onbezette status te reflecteren. Deze constructie maakt het met voordeel mogelijk, dat een poortzoekwerking geheel in elk 20 van de schakelmoduulprocessors wordt uitgevoerd, terwijl tegelijkertijd alle interlokale verbindingslijnen in de groep ter beschikking worden gesteld om te worden gebruikt door alle schakelmoduulprocessors.

De uitvinding zal onderstaand nader worden toegelicht onder verwijzing naar de tekening. Daarbij toont: 25 fig* 1 een blokschema van een bekend verdeeld verwerkings- telecommunicatieschakelstelsel voorzien van een aantal schakelmodulen; fig. 2 en 3 andere uitvoeringsvormen van een verdeeld verwer-kingstelecommunicatieschakelstelsel, elk voorzien van een aantal schakelmodulen, die volgens de uitvinding werken; 30 fig. 4 - 7 schema's van geheugens, welke in de schakelstelsels worden gebruikt om de opbouw van gesprekken te besturen en beschikbare interlokale verbindingslijnen op te zoeken; fig. 8-11 gecombineerde stroom- en berichtuitwisselschema’s voor het besturen van de opbouw van een telefoongesprek en het bestu-35 ren van de keuze van een beschikbare interlokale verbindingslijn; en fig. 12 een stroomdiagram van een inrichting voor het in wer- 860 3 1 9 8 ϊ ί -6- king stellen van het geheugen van de processors van schakelmodulen van het schakelstelsel volgens fig. 2 en 3.

Fig. 1 toont een bekend verdeeld verwerkingstelecommunicatie-schakelstelsel overeenkomende met het stelsel, dat meer gedetailleerd 5 is omschreven in het bovengenoemde Amerikaanse octrooischrift. Het stelsel omvat schakelmodulen IA, 2A, 3A, ..., 4A, elk voorzien van poorten voor aansluiting op lijnen en interlokale verbindingslijnen, en inter-moduuluitgangen voor het opbouwen van intermoduulbanen. Zo zijn bijvoorbeeld de poorten 101A,___,102A;...;111A,...,112A en de intermoduul- 10 uitgangen 121A,...,122A aangegeven voor de schakelmoduul IA. Ofschoon individuele poorten en uitgangen zijn aangegeven, zijn sommige van de poorten, verbonden met pulscodemodulatie- (PCM) faciliteiten en alle uitgangen gegroepeerd in tijdmultiplexfaciliteiten, waarbij êén faciliteit een aantal gelijktijdige spreek- of informatiekanalen kan voeren.

15 Dit geldt ook voor de in de fig. 2 en 3 afgeheelde stelsels.

De intermoduuluitgangen van elke van de schakelmodulen 121A,..., 122A; 221A,..., 222A; 321A,... 322A;...; 421A,...,422A zijn via banen 1210A, ...,1220A;2210A,...,2220A? 3210A,...,3220A;...;4210A,...,4220A met een tijdmultiplexschakelaar 6A verbonden. De tijdmultimplexschakelaar kan 20 verbindingen tussen elk paar van deze uitgangen uit verschillende schakelmodulen tot stand brengen. Een intermoduulverbinding tussen twee poorten, verbonden met verschillende modulen, wordt gevormd door een verbinding in de tijdmiltiplexschakelaar 6A tussen twee intermoduuluitgangen en intramoduulverbindingen tussen elk van deze twee intermoduuluitgangen 25 en één van de twee poorten.

Met de tijdmultiplexschakelaar is voorts via informatiekanalen 821A,...,822A een berichtschakelaar 8A verbonden. De berichtschakelaar 8A ontvangt ook informatie uit een centrale processor en administratieve moduul 7A over een informatiekanaal 720A, en uit de processor 30 630A van de tijdmiltimplexschakelaar 6A via een informatiekanaal 636A.

De berichtschakelaar 8A kan informatieverbindingen tussen elk van de ingangen daarvan en elk van de uitgangen daarvan tot stand brengen.

De centrale processor- en administratieve moduul 7A omvat een processor 730A voorzien van een centrale verwerkingseenheid (CPU) 731A, 35 een geheugen 732A, een informatiekoppelinrichting 733A voor communicatie met de berichtschakelaar 8A, en een schijfkoppelinrichting 734A voor 8603198 * * -7- communicatie met een schijf 735A. De processor communiceert met een persoon-inrichtingskoppelinrichting 736A voor communicatie via de infor-matiebaan 741A met een besturingspaneel 740A.

Elke schakelmoduul bezit zijn eigen processor. De processer 5 130A voor de schakelmoduul IA omvat een centrale verwerkingseenheid 131A, een geheugen 132A en een koppelinrichting 136A voor communicatie via de infonnatiebaan 137A met één van de intermoduuluitgangen van de schakelmoduul IA, zoals de uitgang 122A. Die uitgangen, welke worden gebruikt voor een communicatie met de processor, worden eveneens via 10 de tijdmultiplexschakelaar 6A met de berichtschakelaar 8A verbonden.

Derhalve communiceren de processors van de verschillende schakelmodulen met elkaar en met de centrale processor- en administratieve moduul via informatiekanalen, welke met de tijdmultiplexschakelaar 6A zijn verbonden en vandaaruit via informatiekanalen 821A,...,822A naar de bericht-15 schakelaar 8A. De informatiefrequentie voor deze informatieberichten, uitgezonden als informatiepakketten, is dezelfde als de informatiefrequentie voor de interabonneecommunicatie. Voor dit stelsel is deze informatiefrequentie de standaardfrequentie van 64 kilobit/sec, welke kenmerkend is voor de gewoonlijk ter beschikking staande pulscodemodu-20 latie- (PCM) spraakcommunicatiestelsels.

Onder gebruik van dergelijke informatiekanalen brengt een informatiepakket van 100 bytes een vertraging van meer dan 12 millisec met zich mede om de berichtschakelaar te bereiken en indien het bericht is voor een andere schakelmoduul treedt nog eens een vertraging van 25 12 millisec op om deze tweede moduul te bereiken. In de praktijk is de vertraging aanmerkelijk groter omdat zich extra vertragingen voordoen in de berichtschakelaar zelf en omdat de processors gewoonlijk niet direct gereed zijn om een ontvangen bericht te verwerken. In het geval van het bekende stelsel volgens fig. 1, bedraagt de vertraging bij het 30 uitzenden van een bericht tussen twee modulen en het reageren in de bestemmingsmoduul op dit bericht minimaal 60 millisec en bedraagt de vertraging bij het uitzenden van een bericht tussen een moduul en de centrale processor en het reageren op dit bericht minimaal 30 millisec.

Bij het bekende stelsel wordt het aantal berichten, dat tussen modulen 35 en tussen modulen en de centrale processor- en administratieve moduul kam worden uitgewisseld, door deze grote vertragingen beperkt.

860 3 1 9 8 i λ.

-8-

De toewijzing van verwerkingstaken aan de schakelmoduulprocessors 130A, 230A, 330A,...,430A en een centrale processor 730A wordt in aanzienlijke mate bepaald door de tempeerbeperkingen, welke behoren bij de uitwisselingen van berichten tussen de modulen en tussen de modulen en 5 de centrale verwerkingsmoduul. Internationale normen hebben als eis gesteld, dat de kruiscentralevertraging over een telecommunicatieschake-laar wordt beperkt tot gemiddeld 180 millisec. Deze eis betekent, dat vanaf het tijdstip, dat een schakelaar een verzoek voor een verbinding ontvangt, tot het tijdstip waarop de verbinding tot stand is gebracht, 10 niet meer dan gemiddeld 180 millisec mag verstrijken. Het is duidelijk, dat bij een dergelijke tempeereis en rekeninghoudende met informatie-verwerkingshandelingen in responsie op ontvangen informatieberichten de "software"-structuur van het bekende stelsel volgens fig. 1 slechts twee berichten tussen een schakelmoduul en de centrale processor plus één 15 bericht tussen de oorsprongs- en eindschakelmodulen voor het verwerken van een intermoduulverbinding mogelijk kan maken indien deze berichten informatie verschaffen voor sequentieel uit te voeren verwerkingshande-lingen. Om intermoduulberichten, cosistent met deze beperking, tot een minimum terug te brengen, wordt in wezen de gehele dynamische inter-20 moduulinformatiebasis, dat wil zeggen dat gedeelte van de informatie basis, dat verandert wanneer gesprekken worden opgebouwd en verbroken en dat informatie bevat, welke betrekking heeft op meer dan één schakelmoduul, in een centrale processor onderhouden; de centrale processor voert in wezen alle verwerkingsfuncties uit, welke toegang tot die in-25 formatiebasis vereisen.

De dynamische intermoduulinformatiebasis omvat drie elementen, welke nodig zijn voor de opbouw en het verbreken van het grootste gedeelte van de telefoongesprekken. Deze zijn de routeer-, interlokale-verbindingslijntoewijzing-, en baantoewijzingsinformatiebases.

30 De routeerinformatiebasis is die informatiebasis, welke wordt gebruikt voor het kiezen van een bepaalde uitgaande intercentrale trunkgroep voor een uitgaand of tandemgesprek, de trunkinformatiebasis wordt gebruikt voor het kiezen van een onbezette trunk in een groep en voor het onderhouden van een lijst van onbezette trunks, en de baan-35 toewijzingsinformatiebasis wordt gebruikt voor het kiezen van een baan om twee modulen met elkaar te verbinden. In een stelsel, waarin een Ö .·$ Λ “y Λ Λ Λ »9 Uo > i -9- centrale processor deze infonnatiebases omvat, voert de centrale processor de routeer-, trunJctoewijzings- en baankeuzeprocessen uit. Bij een dergelijk stelsel wordt het aantal berichten, dat tussen verschillende processors moet worden uitgewisseld op een gunstige wijze tot een 5 minimum teruggebracht. De inrichting bezit evenwel als een bezwaar een knelpunt, dat de afmeting van het stelsel begrenst, door de vermogens van de centrale processor en de betrouwbaarheid van het stelsel begrenst in verband met de noodzaak tot een gemeenschappelijke betrouwbare faciliteit. Indien deze processen moeten worden toegewezen aan de 10 schakelmoduulprocessors van de parallelle schakelmodulen in plaats van de gecentraliseerde processor is het nodig meer informatie tussen deze processors uit te wisselen aangezien geen daarvan de gehele informatiebasis kaïn onderhouden, welke nodig is voor de opbouw van dit gedeelte van alle gesprekken, welke door deze moduul worden verwerkt. Een gunstig 15 iets is, dat door het toewijzen van deze processen aan de schakelmoduulprocessors ervoor gezorgd wordt, dat er een kleinere afhankelijkheid van de enkele centrale processor aanwezig is en dat de uiteindelijke afmetingen van een schakelaar niet worden begrensd door het vermogen van een dergelijke centrale processor.

20 Fig. 2 toont een bij wijze van voorbeeld gekozen uitvoerings vorm van een stelsel, dat bestemd is om volgens de uitvinding te werken.

De koppelinrichting, zoals de koppelinrichting 136A (fig. 1), met informatiekanalen voor een communicatie over de uitgangen van elke schakelmoduul teneinde berichten tussen de moduulprocessors te communiceren, 25 is vervangen door een communicatiemedium (CM) -koppelinrichting, zoals de CM-koppelinrichting 133 (fig. 2) voor het verschaffen van toegang tot een gemeenschappenj k informatiecommunicatiemedium 90. Dit gemeenschappelijke informatiecommunicatiemed ium, dat gescheiden is van het abonneecommunicatiestelsel, kan met een andere frequentie, bij de bij 30 wijze van voorbeeld gekozen uitvoeringsvorm bij 10 megabits per seconde worden bedreven. Het informatiecommunicatiestelsel omvat het communicatiemedium en de CM-koppelinrichtingen. Het communicatiemedium met grote informatiefrequentie maakt het mogelijk, dat veel berichten binnen een korte periode worden overgedragen. Een inf ormatiering, welke de volgorde 35 van pakketten onderhoud, kan eveneens als een gemeenschappelijk communicatiemedium worden gebruikt, zelfs ofschoon verschillende pakketten 8603198 5 i -10- gelijktijdig in verschillende segmenten van de ring worden overgedragen. Praktisch alle functies, welke nodig zijn voor het opbouwen van inter-moduulverbindingen, worden uitgevoerd door de met elkaar samenwerkende moduulprocessors, die informatie over het communicatiemedium uitwisselen, 5 zonder dat het nodig is dat informatie-verwerkingshandelingen worden uitgevoerd door de administratieve processor 730. (Een uitzondering is het verschaffen van informatie voor een testverbinding, waarom door de administratieve processor wordt verzocht.) Het gemeenschappelijke communicatiemedium met grote informatiefrequentie maakt het mogelijk veel 10 meer informatieberichten tussen processors voor het opbouwen van een verbinding uit te wisselen, waardoor een beperking wordt opgeheven, die bij het bekende stelsel volgens fig. 1 vereiste, dat een groot aantal informatieverwerkingsfuncties werd uitgevoerd door een centrale processor. Informatieberichten worden bijvoorbeeld gebruikt voor het 15 overdragen van informatie teneinde een coöperatief proces voor het kiezen van beschikbare uitgangen ten gebruike in een baan tussen twee schakelmodulen of voor het verschaffen van toegang tot informatie in het geheugen van een andere processor mogelijk te maken.

Fig. 2 toont vier typerende schakelmodulen, 1,2,3,...,4, die 20 vier van de schakelmodulen van een typerende schakelaar voorstellen.

Tevens zijn aangegeven een tijdmultiplexschakelaar 6 en een administratieve moduul 7. De schakelmodulen 1,2,3,...,4, de tijdmultiplexschakelaar 6 en de administratieve moduul 7 zijn alle verbonden met het gemeenschappelijke informatiecommunicatiemedium 90. Elk van de schakelmodulen 25 bestaat uit een schakelmoduul van het type, beschreven in het bovengenoemde Amerikaanse octrooischrift. De schakelmoduul 1 is verbonden met poorten 101,...,102;...;111,...,112; elke groep van poorten is verbonden met een groep van lijnen of intercentrale trunks.(Een dergelijke groep van trunks is niet een trunkgroep zoals deze term gewoonlijk wordt 30 gebruikt en ook hier wordt toegepast). De schakelmoduul 1 is tevens verbonden met een groep van intermoduuluitgangen 121,...,122. De schakelmoduul 1 wordt bestuurd door een schakelmoduulprocessor 130, welke is voorzien van een CPU 131, een geheugen 132 en een communicatiemedium-(CM) -koppelinrichting 133 voor koppeling met het communicatiemedium 90. 35 De schakelmodulen 2,3,...,4 bezitten overeenkomstige respectieve processors 230,330,...,430, groepen poorten (201,...,202;...;211,...,212), IS Λ A fi V ‘j ij 0 ! $ -11- (301,...,302;...,-311,...,312), resp. (401,...,402,-...,-411,...,412), verbonden met lijnen en trunks, en groepen intermoduuluitgangen (221,..., 222), (321,...,322),..., resp. (421,...,422).

Bovendien bevat de illustratieve uitvoeringsvorm volgens fig. 2 5 een tijdmultiplexschakelaar 6, welke is verbonden met de intermoduuluitgangen van alle schakelmodulen. Deze tijdmultiplexschakelaar maakt verbindingen tussen dergelijke intermoduulschakelfaciliteiten mogelijk teneinde een baan tussen poorten van twee verschillende schakelmodulen tot stand te brengen. De tijdmultiplexschakelaar 6 omvat ook een pro-10 cessor 630 voor de opbouw en het verbreken van verbindingen in de schakelaar. De intermoduuluitgangen uit de schakelmodulen 1,2,3,...,4 zijn met de tijdmultiplexschakelaar verbonden door banen (1210,—,1220), (2210,...,2220), (3210,...,3220),..., resp. (4210,...,4220). De illustratieve uitvoeringsvorm volgens fig. 2 omvat ook een administratieve moduul 15 7, voorzien van een processor 730 en een massaopslagschijf 735. De pro cessor bezit een centrale verwerkingseenheid 731, een lokaal geheugen 732, een CM-koppelinrichting 733 voor het communiceren met het communicatiemedium 90, en een schijfkoppelinrichting 734 voor communicatie met de schijf 735. De processor communiceert met een persoon-inrichtings-20 koppelinrichting 736 voor een communicatie via de informatiebaan 741 met een besturingspaneel 740. De schijf wordt gebruikt voor het opslaan van inleidingsinformatie, zoals de programmatekst, welke nodig is in de processors 130, 230, 330,...,430 en 630, om de schakelmodulen 1,2,3,...,4 respectievelijk de tijdmultiplexschakelmoduul 6 te besturen. Het bestu-25 ringspaneel wordt gebruikt voor het weergeven van onderhoud- en administratieve informatie voor en het ontvangen van ingangsinformatie en be-sturingsberichten uit een het verkeer besturende persoon of controlerende persoon.

Teneinde de betrouwbaarheid van de informatiecommunicatiefacili-30 text te vergroten, is een duplicaatcommunicatiemedium 91 aanwezig, en heeft elke processor toegang tot de beide communicatiemedia 90 en 91.

Zo heeft bijvoorbeeld de CM-koppelinrichting 133 van de processor 130 van de moduul 1 toegang tot het communicatiemedium 90 via de informatiebaan 134 en toegang tot het duplicaatcommunicatiemedium 91 via de infor-35 matiebaan 135. Een dergelijke constructie maakt het mogelijk, dat het stelsel het falen van een communicatiemedium of een falen, dat veroor- 0503198 -12- zaakt, dat één van de communicatiemediumkoppelinrichtingen over één van de media een kortsluiting tot stand brengt, overleeft.

Het stelsel werkt in het kort als volgt: Een telefoonabonnee, zoals de telefoonpost 116, welke via de baan 114 met de poort 101 is 5 verbonden, of een ingangstrunk, zoals 115, welke via de baan 117 met de poort 111 is verbonden, waarbij de beide poorten zich in de schakelmoduul 1 bevinden, zendt een inleidingssignaal uit door de telemicrofoon van de wieg op te nemen of, in het geval van een ingangstrunk, een vast-neemsignaal door een spanning aan de poort aan te leggen, daarvan weg 10 te nemen of deze spanning om te keren. Onder bestuur van de schakel-moduulprocessor, zoals de processor 130, wordt het kengetal of bestem-mingsgetal van de bestemmingstelefoonabonnee via de poort ontvangen en in de processor 130 opgeslagen. In het geval van de bekende methode van gemeenschappelijke kanaalsignalering worden vastneem- en nummersignalen 15 over een afzonderlijk informatiekanaal gezonden en kunnen deze in een verschillende moduul worden ontvangen; deze moduul zendt een bericht uit, dat de ontvangen informatie omvat, en wel naar de moduul, welke de trunk-poort bezit.

Wanneer een vol kengetal is ontvangen, wordt het getal aan een 20 translatie onderworpen om de identiteit van een bestemmingspoort voor communicatie met de bestemmingsabonnee op te zoeken. De translatiewer-king kan plaatsvinden in een moduulprocessor, of in deze processor kan een voorafgaande translatiehandeling plaatsvinden teneinde een geschikte translatieprocessor te kiezen, welke de translatiewerking zal uitvoeren. 25 Als het gesprek in de moduul kan worden opgebouwd, is geen verdere communicatie met andere modulen nodig. Indien het gesprek via een poort van een andere moduul wordt gerouteerd, worden informatieberichten via het informatiecommunicatiemedium 90 naar andere betrokken modulen gezonden en wordt het gesprek coöperatief tussen de ingangs- of oorsprongs(bron)-30 moduul en de uitgangs- of eind(bestemmings-)moduul opgebouwd. Tevens wordt een bericht gezonden naar de tijdmultiplexschakelaar teneinde de verbinding tussen uitgangen van de bron- en bestemmingsmodulen op te bouwen. Volgens de uitvinding is geen tussenkomst van de administratieve moduul 7 nodig. Dit wordt mogelijk gemaakt door in elke moduul een ge-35 schikte bijgewerkte informatiebasis te onderhouden en oproepbesturings-berichten tussen de modulen uit te zenden. Zoals verder is aangegeven 8 S 0 3 1 9 8 -13- in de fig. 8-11, zendt een aantal informatieberichten tussen de schakelmodulen alle informatie uit, welke nodig is voor het voltooien van de gesprekken.

De alternatieve illustratieve uitvoeringsvorm volgens fig. 3 5 komt overeen met die volgens fig. 2 behalve dat geen tijdmultiplex- schakelaar nodig is. In plaats daarvan zijn de schakelmodulen direkt via de intermoduuluitgangen daarvan met elkaar verbonden. Ofschoon deze constructie in hoofdzaak is bestemd om in kleine centrales te worden toegepast, kan deze ook in grotere centrales worden gebruikt, waarbij ge-10 bruik wordt gemaakt van één schakelmoduul voor het tot stand brengen van een tandemverbinding tussen twee andere schakelmodulen. Indien schakelmodulen volledig onderling met elkaar moeten verbonden zonder een tussengelegen schakelaar, zoals de tijdmultiplexschakelaar 6, kan de afmeting van de intermoduuluitgangsgroep, welke elke twee modulen in 15 een groot stelsel met elkaar verbindt, niet voldoende groot zijn om als een doeltreffende uitgangsgroep te werken; er is een extra overstroom-inrichting, zoals een intermoduultandemschakelinrichting noodzakelijk.

Elk schakelmoduul van het stelsel volgens fig. 3 bezit dezelfde uitgangen als bij het stelsel volgens fig. 2. De modulen 1,2,3,...,4 20 bezitten respectievelijk uitgangen (121,...,122),(221,...,222),(321,..., 322),...,(421,...,422). De banen, welke met de intermoduuluitgangen zijn verbonden, worden evenwel met de andere uitgangen verbonden, en niet met een tijdmultiplexschakelaar. In fig. 3 zijn de banen tussen intermoduuluitgangen zodanig genummerd dat het eerste cijfer het nummer 25 van één van de door een uitgang verbonden moduul voorstelt, en het tweede cijfer de andere moduul voorstelt. Teneinde dezelfde aanduiding voor de beide uiteinden van een intermoduulbaan te gebruiken, wordt in fig. 3 gebruik gemaakt van de regel, dat het eerste cijfer van het nummer van een baan steeds gelijk is aan of kleiner is dan het tweede cijfer 30 Er zijn geen intramoduulbanen nodig aangezien de inwendige schakelaar van elke moduul een intramoduulverbinding tussen twee poorten van de moduul kan opbouwen. De ontbrekende intramoduuluitgangen voor de modulen 1;2;3;...;4 zijn grafisch aangegeven door stippellijnen, welke het inwendige equivalent van intramoduulbanen voorstellen en zijn aangeduid 35 met 1100,...,1101;2200,...,2201;3300,..,3301;...; resp. 4400,...,4401.

Fig. 3 toont de modulen 1,2,3,...,4 met banen en stippellijnen resp.

830 3-1 9 8 » * -14- [1100,... ,1101,-1200,... ,1201,-1300,... ,1301;... ,-1400,... ,1401], [1200,.. . ,1201,-2200,.. .,2201,-2300,.. . ,2301;... ,-2400,... ,2401], [1300,... ,1301,-2300,...,2301,-3300,... ,3301;... ,-3400,... ,3401],..., [1400,... ,1401,-2400,... ,2401,-3400,... ,3401;...;4400,.. .,4401].

5 Zo bezit de moduul 2 bijvoorbeeld banen 1200,...,1201, verbonden met de moduul 1; stippellijnen 2200,...,2201, welke de niet nodig zijnde intramoduulbanen van de moduul 2 voorstellen; banen 2300,...,2301, verbonden met de moduul 3;...; en banen 2400,...2401, verbonden met de moduul 4.

10 Bij de stelsels volgens fig. 2 en 3 voert elke moduulprocessor een programma uit, dat een bedrijfsstelsel wordt genoemd. Bedrijfsstel-sels zijn op zichzelf bekend- Een dergelijk stelsel is het Duplex Multi-Environment Real Time (DMERT) bedrijfsstelsel, beschreven door Grzelakowski e.a.: "DMERT Operating System", Bell System Technical 15 Journal, Vol. 62, No. 1, deel 2, januari 1983, pag. 303-322. Tot de functies, welke onder bestuur van een bedrijfsstelsel worden uitgevoerd, behoren die van het uitzenden van berichten, het ontvangen van berichten en het associëren van ontvangen berichten met een procesblok voor het besturen van een proces, zoals een telefoongesprek. Wanneer een 20 proces in één processor een trap bereikt, waarbij moet worden gecommuniceerd met een andere processor, geschiedt dit door het opwekken van een bericht, dat één of meer informatiepakketten omvat, voor deze andere processor. De berichten worden overgedragen onder bestuur van de bedrijfsstelsels van de zendende en ontvangende processors. Elk pakket 25 omvat zijn eigen procesidentificatie en, indien bekend, de identificatie van het proces, dat in de andere processor waarmede communicatie gewenst is, wordt uitgevoerd. De onderlinge samenwerking van processen en berichten is verder weergegeven in de fig. 8-11.

Het algemene proces van het kiezen van een trunk voor een uit-30 gaand of tandemgesprek zal nu in het kort worden beschreven. De keuze omvat een routeertrap voor het kiezen van een trunkgroep en een trunk-opzoektrap voor het kiezen van een trunk in die groep. Alle lidtrunks van een trunkgroep hebben een gemeenschappelijke bestemming, zodat een proces voor het routeren van telefoon- of informatieverkeer slechts betrek-35 king behoeft te hebben op de keuze van trunkgroepen. Een routeerproces vindt normaliter een trunkgroep met voorkeurskeuze en voorziet in een trunk- 8603198 -15-

groep via een andere route in het geval, dat alle trunks in de voor-keursgroep bezet zijn. Een goed ontworpen routeerproces vereist evenwel, dat het flexibele type van eerste keuze en andere routering ter beschikking wordt gesteld in huidige telecommunicatieschakelaars, zoals de TM

5 4ESS -schakelaar, vervaardigd door AT&T Technologies, Ine. In dergelijke schakelaars kunnen verschillende eerste-keuze- en altematieve-routes worden gekozen overeenkomstig de verkeersomstandigheden, welke op een bepaald tijdstip aanwezig zijn. In sommige gevallen kan de alternatieve routering verder worden gewijzigd door een invoer uit de verkeerscon-10 trolelnrichting, zodat het stelsel op de juiste wijze kan reageren op noodtoestanden (zoals het uitvallen van een groot aantal trunks of,de aanwezigheid van een noodtoestand, welke veroorzaakt, dat een grote hoeveelheid verkeer ontstaat vanuit één bestemming of voor één bestemming bestemd is) of voor speciale verkeersomstandigheden, zoals die, 15 welke zich voordoen op Moederdag. Teneinde de routering op een optimale wijze te besturen, is het wenselijk, dat de routeerbesturing voor een bepaalde bestemming plaatsvindt onder bestuur van een enkele informatiebasis. In verband met het sterk dynamische karakter van het verkeer is het verder wenselijk, dat als een minimum de besturing voor het routeren 20 van alle gerelateerde verkeer door een enkele processor wordt onderhouden.

Wanneer eenmaal een route derhalve een trunkgroep is gekozen, kan een trunk in deze trunkgroep worden gekozen door een afzonderlijk trunkopzoekproces. De keuze van een beschikbare trunk moet evenwel op 25 een zodanig wijze worden gedaan, dat de trunk niet gelijktijdig wordt vastgenomen door twee schakelmodulen, die verschillende gesprekken verwerken. Dit suggereert het gebruik van een enkele informatiebasis voor elke trunkgroep of, zoals besproken ten aanzien van fig. 11, het gebruik van een informatiebasis, welke in elke moduul is gerepliceerd en 30 daarin constant wordt bijgewerkt.

Het proces van het opbouwen van een intermoduulbaan zal in het kort worden besproken. Er doen zich twee typen problemen voor bij de keuze van een baan tussen twee modulen. Indien de banen tussen de twee modulen direct zijn dat wil zeggen zonder dat zij een schakeltrap om-35 vatten, is het slechts van belang, dat twee modulen, welke met een baan zijn verbonden, niet gelijktijdig de twee uiteinden van een baan voor 8603138 -16- verschillende gesprekken vastnemen. Teneinde een baan te kiezen, moet de processor, welke de baankeuze uitvoert, kennis hebben van de beschikbaarheid van de beide uiteinden van tenminste een onderstel van de banen, welke de twee modulen verbinden. Indien een schakeltrap aanwezig is en, 5 zoals het meest gebruikelijk is bij de huidige schakelstelsels, deze schakeltrap een niet-blokkerende tijdmultiplexschakelaar met tijdverde-ling is, is het nodig, dat de twee modulen, welke met elkaar worden verbonden, beide dezelfde tijdgleuf ter beschikking hebben voor een bepaald gesprek; het is ook nodig ervoor te zorgen, dat dezelfde tijdgleuf niet 10 gelijktijdig door de twee modulen voor verschillende gesprekken wordt vastgenomen. Voor dit baankeuzeproces moet de processor, welke een beslissing neemt ten aanzien van het feit welke baan moet worden gebruikt, kennis dragen van tenminste een onderstel van de beschikbare tijdgleu-ven van elk van de modulen, welke bij de verbinding betrokken zijn.

15 Fig. 4 is een illustratief geheugenschema van een procesblok 800, dat informatie bevat, welke nodig is voor het besturen van de werkingen van één schakelmoduul voor één gesprek. Het procesblok 800 omvat een procesidentificatienummer 801, dat gebruikt wordt voor het identificeren van het gesprek en gebruikt wordt om eventuele ingangsberichten 20 met dit procesblok te koppelen. Het procesblok 800 bevat voorts de identificaties 802, 803 van processen, welke met dit proces hetzij binnen de moduul hetzij in daarbuiten gelegen modulen zijn gekoppeld.

Het procesblok 800 bevat voorts de identificaties van de bron- en bestem-mingspoorten 804, 806, welke worden gebruikt bij het gesprek en de baan-25 informatie 805 voor de verbinding, welke tot stand wordt gebracht of in een moduul of tussen modulen om dergelijke poorten met elkaar te verbinden. Het procesblok 800 omvat voorts het kengetal 807 van de eind-abonnee.

De fig. 5-7 tonen verdere illustratieve geheugenschema1s voor 30 het besturen van telefoongesprekken. Fig. 5 is een schema van een geheugen, dat gebruikt wordt voor routering. Elk bestemmingsabonneekengetal of bestemmingsgetal omvat een gebiedscode of centrale code, welke hier voor het gemak zal worden betiteld als een bestemmingscode. Elke bestem-mingscode bezit een bijbehorende route-index, een van de n+l-route-35 indices 811,...,812 van tabel 810. Een aantal bestemmingscodes kan een route-index delen; dit is bijvoorbeeld waarschijnlijk het geval indien 8 Λ Λ «V 4 Λ Λ (j K 1 ‘i-i -ft -17- de bestemmingscodes, welke een route-index delen, alle bestemd zijn voor abonnees, die met dezelfde schakelaar zijn verbonden. Elke route-index werkt samen met één van de m+l-invoeren in de tabel 825; elk van deze invoeren omvat een primaire trunkgroep, 826,...,828 en een alternatieve 5 route-index 827,...,829. Een rou,te-index kan ook een intraschakelbestem- ming aangeven door een speciale waarde, welke een intracentrale bestem-mingscode voorstelt, voor de "primaire trunkgroep". Wanneer een route-index is gevonden vindt eerst een onderzoek plaats naar een beschikbare trunk in de primaire trunkgroep. Indien geen onbezette trunk in de pri-10 maire trunkgroep beschikbaar is, wordt daarna de alternatieve route-index gebruikt voor het verkrijgen van een nieuwe trunkgroep met primaire keuze en een nieuwe alternatieve route-index. De uiteindelijke . alternatieve route-index zal die zijn van een overstroomtoon of van een aankondiging, welke aangeeft, dat geen faciliteiten ter beschikking 15 staan voor communicatie met de bestemmingsschakelaar. Een dergelijke routering is bekend en bijvoorbeeld beschreven door W. Ulrich e.a.: "Translations in de No. 1 Electronic Switching System", Bell System Technical Journal, vol. 43, no. 5, deel 2, september 1964, pag. 2533-2573, meer in het bijzonder pag. 2542-2545 en door T.V. Greene e.a.: 20 "Network Management and Administration", Bell System Technical Journal, vol. 56, no. 7, september 1977, pag. 1169-1202.

Fig. 6 is een schema van een geheugenblok 830, dat gebruikt wordt voor het kiezen van een onbezette trunk in een trunkgroep. De eerste twee gleuven van dit geheugen bevatten een wijzer naar de eerste 25 onbezette trunk 831 (d.w.z., de trunk, welke het langst onbezet is geweest), en de laatste onbezette trunk 832 (d.w.z. de trunk, welke het meest recent werd gebruikt). Bovendien is er per trunk één invoer aanwezig, zoals 833,834,835,836 en 837, welke of informatie omvat, betreffende het huidige gebruik vein de trunk, of een wijzer naar de dichtstbij 30 gelegen onbezette trunk omvat. Invoeren, zoals 833 en 835 voor bezette trunks omvatten baaninformatie voor deze trunk. De onbezette trunks, voorgesteld door de geheugeninvoeren 834, 836, 837, zijn met elkaar gekoppeld in een lijst, elk wijzende naar de meest nabij gelegen onbezette trunk. De laatste onbezette-trunkinvoer 837 heeft geen wijzer doch een 35 speciale indicatie om aan te geven, dat er geen verdere onbezette trunks aanwezig zijn. wanneer een onbezette trunk nodig is, wordt de eerste 8603198 -18- onbezette trunk vastgenomen; daarna vervangt de identiteit van de volgende onbezette trunk, gevonden in de informatiegleuf, behorende bij de trunk, welke is vastgenomen, de informatie in de eerste onbezette-trunk-gleuf van de trunkgroepinformatie. Wanneer de trunk, aangegeven met 5 "laatste onbezette trunk" wordt vastgenomen, wordt in de eerste onbe-zette-trunkwijzer een speciale indicatie opgenomen, welke erop wijst, dat geen trunks beschikbaar zijn. Wanneer een trunk wordt vrijgegeven wordt de inhoud van de wijzer van de laatste onbezette trunk gebruikt voor het opzoeken van de voorgaande laatste onbezette trunk en deze 10 trunk wordt dan gekoppeld met de trunk, welke zojuist is vrijgegeven.

De trunk, welke zojuist werd vrijgegeven, wordt aangeduid met "laatste onbezette trunk", hetgeen erop wijst, dat er geen verdere onbezette trunks zijn, en de identiteit daarvan wordt in de laatste-onbezette trunkgleuf geplaatst. Lijnzoekhandelingen kunnen op dezelfde wijze plaats-15 vinden als trunkzoekhandelingen.

Fig. 7 toont een schema 840 van een geheugen, dat gebruikt wordt voor het opsporen van beschikbare banen tussen een schakelmoduul en andere schakelmodulen. Voor het stelsel volgens fig. 3 worden intermoduul-uitgangen in groepen 841,...,842 gegroepeerd, waarbij elke groep uit-20 gangen naar één andere schakelmoduul bevat. Zo kan bijvoorbeeld groep 841 kanalen tussen de modulen 1 en 2 voorstellen. Indien gebruik wordt gemaakt van een tijdmultiplexschakelaar, kunnen eventuele uitgangen worden gebruikt voor verbinding met een andere moduul, zodat een groep niet met een bepaalde moduul behoeft te zijn gebonden. Voor elke uitgang 25 wordt een bezet-oabezet-indicatie 0 of 1 in een bitpositie zoals 843 onderhouden teneinde de toestand van een overeenkomstig kanaal voor te stellen.

De fig. 8-11 vormen een combinatie van stroomdiagram- en bericht-uitwisseldiagrammen ter illustratie van de verwerking van een binnen-30 komend telefoongesprek. De verwerkingsstappen zijn in kolommen aangegeven onder het hoofd van de moduulprocessor, welke de verwerkings-stappen uitvoert. Processors worden overeenkomstig hun gebruik bij het illustratieve telefoongesprek geïdentificeerd. Berichten zijn aangegeven als dikke lijnen, welke rechthoeken in kolommen van de processor, welke 35 het bericht uitzendt, en de processor, welke het bericht ontvangt, met elkaar verbinden. De inhoud van het bericht is, waar dit niet voor de 8603198 -19- hand ligt, aangegeven in een parallellogram, dat bij de dikke lijn behoort.

Een oorsprongsgesprek is een gesprek, dat zijn oorsprong vindt bij een abonnee, die met deze schakelaar is verbonden. Een ingangs-5 telefoongesprek is een gesprek, dat afkomstig is van een abonnee, welke met een andere schakelaar is verbonden, welke door een ingangstrunk met deze schakelaar is verbonden. De handelingen voor ingangs- en oorsprongs-gesprekken zijn sterk op elkaar gelijkend; de voornaamste verschillen zijn, dat voor een oorsprongsgesprek de signalen worden gezonden naar 10 en ontvangen uit een oorsprongsabonnee, terwijl bij een ingangsgesprek, de signalen worden gezonden naar en ontvangen uit een andere schakelaar. Eerst zal een ingangsgesprek uit een met een ingangslijn 115 verbonden poort 111 van de schakelmoduul 1 naar een abonneetelefoonpost 315, die via de lijn 314 met de poort 301 van de schakelmoduul 3 is verbonden, 15 worden toegelicht. Tevens zal een tandemgesprek vanuit de trunk 115, dat naar de uitgangstrunk 415 wordt gerouteerd, welke via de baan 414 met de poort 401 van het schakelknooppunt 4 is verbonden, worden besproken.

Het ingangsgesprek wordt ontvangen in de ingangsschakelmoduul 20 (rechthoek 501). Wanneer het gesprek wordt gedetecteerd, wordt een procesblok 800 ingesteld om het gesprek door het bedrijfsstelsel van de processor 130 te verwerken. Een soortgelijk procesblok wordt daarna ingesteld in een bestemmingsmoduul wanneer het betreffende bericht 509 of 561 wordt ontvangen. De ingangsschakelmoduulregelaar, de schakel-25 moduulprocessor 130 van de schakelmoduul 1 bij het bij wijze van voorbeeld gekozen gesprek, test of het gesprek in deze schakelaar of in een andere schakelaar eindigt (test 503). Deze test is gebaseerd op de be-stemmingscode. Indien wordt vastgesteld, dat dit gesprek in deze schakelaar eindigt, vindt een translatie plaats om de eindmoduul te bepalen 30 (rechthoek 505). Bij het illustratieve eindgesprek wordt verondersteld, dat dit de moduul 3 is. Een bericht 509 wordt door de rechthoek 507 naar deze eindmoduulprocessor gezonden. De tekst van het bericht 509 omvat het bestemmingsnummer, het ingangsgesprekprocesnummer, toegewezen aan het gesprek door de ingangsschakelmoduul 1, een resumé van de baan-35 beschikbaarheid tussen de ingangs- en eindschakelmodulen, verkregen uit het geheugenblok 840 van de processor 130, en het type bericht, dat 8603198 -20- wordt uitgezonden. Dit bericht wordt ontvangen door de processor 330 van de eindschakelmoduul, welke dan het bestemmingsnumrner, dat ontvangen werd, omzet in het bericht teneinde het overeenkomstige eindpoort-nummer 301 te vinden. De processor 330 van de eindschakelmoduul test de 5 eindpoort om na te gaan of deze onbezet is (test 513). Indien de eind-poort niet onbezet is wordt het bericht 515 inclusief het gesprekstype (in dit geval bezet) en het ingangsprocesnummer teruggezonden naar de processor van de oorsprongsschakelmoduul, welke (rechthoek 517) de bezet-toon aan de ingangstrunk, aangesloten op de poort 111 toevoert teneinde 10 de oorsprongsabonnee te infomeren, dat de eindabonnee bezet is.

Indien het einduitrustingsnummer onbezet is kiest de eindschakel-moduulprocessor 330 uit de banen, welke zijn opgesomd als zijnde beschikbaar in het ontvangen bericht, een baan, welke in de eindschakelmoduul beschikbaar is en stelt een wekverbinding naar de eindabonnee en een 15 toonverbinding naar de baan, welke naar de ingangsabonnee leidt, in (rechthoek 521). De baan wordt gekozen onder gebruik van het geheugen-blok 840 van de processor 330 en de beschikbaarheidsinformatie van de ontvangen baan. De processor 330 van de eindschakelmoduul zendt dan het bericht 523 over het communicatiemedium 90 naar de processor 130 van de 20 ingangsschakelmoduul. Het bericht 523 omvat een identificatie, welke het ingangsprocesnummer, een berichttype, dat aangeeft, dat een wekverbinding tot stand is gebracht, en het baannummer, gekozen voor de eventuele sprekende verbinding en de verbinding voor het terugzenden van een hoorbare toon naar de oorsprongsabonnee, omvat. De processor 25 130 van de ingangsschakelmoduul bouwt in responsie op de ontvangst van dit bericht een verbinding op vanuit de poort 101 van de ingangstrunk naar de intermoduuluitgang, geïdentificeerd door het in het bericht ontvangen baannummer (rechthoek 525).

Bij de uitvoeringsvorm volgens fig. 2 zendt de processor 330 30 van de eindschakelmoduul tevens het bericht 531 uit, dat de identificaties van de oorsprongs- en eindschakelmodulen en de gekozen baan naar de processor 630 van de tijdmultiplexschakelmoduul omvat. In responsie daarop (rechthoek 533), bouwt de tijdmultiplexschakelmoduul 6 onder bestuur van de processor 630 een verbinding op tussen de gekozen uit-35 gangen naar de ingangsschakelmoduul 1 en de eindschakelmoduul 3.

Vervolgens bouwt wanneer een antwoord door de eindabonne wordt gedetecteerd (fig. 10, rechthoek 541) de eindschakelmoduul 3 onder be- 8303198 -21- stuur van processor 330 de spraakverbinding op en zendt het bericht 545 naar de ingangsschakelmoduulprocessor 130 (rechthoek 543). Het bericht 545 omvat het ingangsprocesnummer en het verzochte type oproep-werking, in dit geval, het uitzenden van een antwoordsignaal naar de 5 schakelaar aan het andere uiteinde van de met de poort 111 verbonden ingangstrunk. In responsie daarop verandert de ingangsschakelmoduulprocessor 130 zijn oproepregistratie om aan te geven, dat het gesprek zich in de spraaktoestand bevindt (rechthoek 547) en zendt het antwoordsignaal over de ingoings trunk.

10 Thans wordt teruggekeerd naar test 503 (fig. 8) voor het con troleren of het eindgesprek bestemd was voor de abonnee, die met deze schakelaar was verbonden of met een andere schakelaar was verhonden. Indien het resultaat van test 503 aangeeft, dat dit gesprek niet bij deze schakelaar eindigt, is het gesprek een tandemgesprek, waarbij deze 15 schakelaar noch de oorsprongsschakelaar noch de eindschakelaar is, doch een tussengelegen schakelaar is. De ingangsschakelmoduul zendt een tandembericht 553 naar een routeschakelmoduul (rechthoek 551). Bij dit voorbeeld is moduul 2 de routeschakelmoduul en voert de processor 230 het routeerproces uit. Het bericht 553 bevat een bestemmingskengetal, 20 dat het nummer voorstelt, dat door de oorsprongstelefoonabónnee is gekozen, en een ingangsprocesnummer voor het identificeren van het gesprek. Het bericht omvat voorts het gesprekstype, waarmede wordt aangegeven, dat dit een tandemgesprek is. Bij ontvangst van het tandembericht, bepaalt de routeschakelmoduulprocessor 230 een geschikte trunk-25 groep om te worden gebruikt voor dit gesprek (rechthoek 555). De processor 230 zendt dan een trunkzoekbericht 557 naar een trunkzoekschakel-moduul, waarvan bij dit voorbeeld wordt verondersteld, dat dit de schakelmoduul 3 is. Het trunkkiesbericht omvat weer het ingangsprocesnummer voor het identificeren van het gesprek, het bestemmingsnummer 30 en een trunkgroep. Bij ontvangst van het trunkzoekbericht, kiest de trunkzoekschakelmoduulprocessor 330 een onbezette uitgangstrunk (rechthoek 559) en zendt naar de schakelmoduul, welke deze trunk bevat, een tandemvoltooilngsbericht 561, dat een trunknummer, het gesprekstype, en het ingangsproces voor het identificeren van het gesprek omvat. Aange-35 nomen wordt, dat de gekozen trunk de uitgangstrunk 415 is, welke met de poort 401 van de moduul 4 is verbonden. Bij ontvangst van dit tandem- 8603198 -22- voltooiingsbericht bestuurt de eindschakelinoduulprocessor 430 het uitzenden van het bestemmingsnummer over de gekozen uitgangstrunk 415, welke met de poort 401 is verbonden en wekt een baanbeschikbaarheids-bericht 565 naar de ingangsschakelmoduul 1 op (rechthoek 563). Dit baan-5 beschikbaarheidsbericht omvat weer het ingangsprocesnummer als een identificatie. Bij ontvangst van dit baanbeschikbaarheidsbericht kiest de ingangsschakelmoduulprocessor 130 een baan en bouwt een inwendige verbinding in de schakelmoduul 1 op tussen de ingangstrunk 117, welke met de poort 111 is verbonden, en de intermoduuluitgang van de gekozen 10 baan. De ingangsschakelmoduulprocessor 130 zendt dan een bericht 569, dat het gekozen-baannummer en het ingangsprocesnummer als identificatie omvat, naar de eindschakelmoduul 4, zodat de eindschakelmoduul zijn inwendige verbinding tussen de intermoduuluitgang daarvan en de poort 401, verbonden met de uitgangstrunk 415 kan opbouwen (rechthoek 571).

15 Bij de uitvoeringsvorm volgens fig. 2 zendt de ingangsschakel moduulprocessor 130 tevens een bericht 573 naar de tijdmultiplexschakel-moduulprocessor 630, welk bericht een identificatie van de baan en de oorsprongs- en eindschakelmodulen omvat. In responsie op dit bericht i bestuurt de tijdmultiplexschakelmoduulprocessor 630 het opbouwen van 20 een verbinding in de tijdmultiplexschakelaar 6 tussen de gekozen lijnen met de ingangsmoduul 1 en de eindmoduul 4 . (rechthoek 575).

Het is ook mogelijk de zendfaciliteiten van het gemeenschappelijke informatiecommunicatiernedium te gebruiken om trunks op een andere wijze te kiezen. Dit is weergegeven in fig. 11, welke begint op het 25 tijdstip, dat een beslissing is genomen, dat een uitgangstrunk nodig is. Bij deze methode vindt de routering in elke schakelmoduul plaats. Dit is redelijk aangezien, zoals later zal worden besproken, alle schakelmodulen een volledige registratie van beschikbaarheid van trunks bezitten. De ingangsschakelmoduul kiest eerst een trunkgroep met eerste 30 keuze (rechthoek 951); dit geschiedt door het kiezen van een voorkeursroute via de keuze van een route-index, gebaseerd op de bestemmings-code, als boven besproken. De route-index leidt ook tot een alternatieve route-index, welke de alternatieve routeerprocedure mogelijk maakt, welke hierna zal worden besproken. Elke schakelmoduul heeft vol-35 ledige informatie ten aanzien van de beschikbaarheid van alle trunks.

Ά $ η τ i Q £$ -23-

De ingangsschakelmoduul voert dan een test 953 uit om na te gaan of er in de groep, welke wordt getest, eventuele onbezette trunks aanwezig zijn. Indien dit niet het geval is, wordt daarna de trunkgroep met de volgende keuze gekozen (rechthoek 955) en wel door het identificeren 5 van de trunkgroep, gespecificeerd door het uitlezen van de inhoud van het routegeheugen aangegeven door de alternatieve route-index; de inhoud van het routegeheugen zal eveneens voorzien in een verdere alternatieve route-index in het geval, dat deze test eveneens faalt. Na het kiezen van de trunkgroep met de volgende keuze, vindt weer een test plaats 10 (test 953) om na te gaan of er in de groep eventuele onbezette trunks beschikbaar zijn. Tenslotte zal eventueel een groep worden getest, welke onbezette trunks bezit. (Niet weergegeven is het geval, waarbij geen trunks beschikbaar zijn; in dat geval is de laatste alternatieve route-index een indicatie, dat naar de abonnee een overstroomtoon dient 15 te worden teruggevoerd vanuit de ingangs- of oorsprongsschakelmoduul naar deze abonnee).

Wanneer eenmaal de groep, welke een onbezette trunk omvat, is gevonden, wordt een kandidaattrunk gekozen doch niet als bezet gemarkeerd (rechthoek 957). Daarna wordt een bericht naar alle schakelmodu-20 len gezonden, welk bericht de keuze van deze kandidaat aangeeft (rechthoek 959). In responsie op dit uitgezonden bericht markeren andere modulen, inclusief de eindschakelmoduul, welke met de kandidaattrunk is verbonden, de gekozen trunk als bezet (rechthoek 963). De zendmoduul, in dit geval de ingangsschakelmoduul 1, ontvangt ook dit uitgezonden 25 bericht (rechthoek 961) en voert een test 965 uit om na te gaan of de gekozen trunk in zijn eigen registratie nog steeds niet als:-bezet is gemarkeerd. Indien het resultaat van deze test negatief is, dat wil zeggen indien deze trunk thans bezet is gemarkeerd, is dit een aanwijzing, dat een andere moduul de trunk heeft gekozen en een bericht heeft uit-30 gezonden voordat het bericht door de ingangsschakelmoduul werd uitgezonden; derhalve is deze trunk niet beschikbaar om voor dit gesprek te worden gebruikt. In dit geval wordt de rechthoek 957 weer geïntroduceerd voor het kiezen van een volgende kandidaattrunk. In het normale geval wordt de gekozen trunk nog steeds niet bezet gemarkeerd; in de 35 rechthoek 967 wordt de trunk dan bezet gemarkeerd. Vervolgens wordt een bericht 968 naar de eindschakelmoduul gezonden, welk bericht het trunk- 8603198 -24- nummer, het type gesprek, het ingangsprocesnummer en de baanbeschikbaar-heid specificeert. Bij ontvangst van dit bericht zendt de eindschakel-moduul in de rechthoek 969 het bestemmingsnummer over deze trunk en voert naar de ingangsschakelmoduul een bericht terug, overeenkomende met 5 het bericht 565 van fig. 9. De rest van de verwerking van het gesprek is dezelfde als aangegeven in fig. 9, ingevoerd in de rechthoek 567.

Wanneer een trunk wordt vrijgegeven (rechthoek 981, fig. 11), wordt aan alle schakelmodulen een trunkvrijgeefbericht gezonden (rechthoek 983) .· Hierdoor is het mogelijk, dat alle schakelmodulen een bijge-10 werkte registratie van de beschikbaarheid van alle trunks bezitten aangezien berichten worden uitgezonden wanneer een trunk wordt vastgenomen of vrijgegeven. De keuze van een kandidaat is equivalent met het vastnemen door een moduul, aangezien de eerste moduul voor het kiezen van een bepaalde kandidaat deze poort dan zal vastnemen. In responsie op 15 het uitgezonden bericht betreffende het vrijgeven, markeert elke moduul, zoals de eindschakelmoduul, welke het uitgezonden bericht ontvangt de trunk als onbezet (rechthoek 987) terwijl de moduul, welke het bericht heeft uitgezonden, zoals de ingangsschakelmoduul, de trunk eveneens als onbezet markeert wanneer deze moduul zijn eigen uitgezonden bericht 20 ontvangt (rechthoek 985). Dit trunkzoekproces kan op een soorgelijke wijze worden gebruikt voor het opzoeken van een onbezette poort in een groep van een aantal poorten.

Er wordt op gewezen, dat deze alternatieve wijze van het kiezen van trunks slechts één wijze is om een gemeenschappelijk medium of 25 andere zendorganen te gebruiken om informatie tussen de modulen te voeren zodat elke moduul een onbezette poort in een groep van een aantal poorten kan opzoeken. Indien bijvoorbeeld een tekenmethode wordt gebruikt voor het toegang verschaffen tot het gemeenschappelijke medium, inclusief een ring, en indien de moduul, welke het opzoeken uitvoert, 30 dit slechts doet wanneer het teken in zijn bezit is, en indien een responsie op uitgezonden berichten voor het bezet maken van een poort een onderbrekingsniveauprioriteit ten opzichte van poortopzoeken bezit, en indien een poort een bericht voor het bezet maken van een poort wordt uitgezonden voordat het teken wordt vrijgegeven, kan een moduul, welke 35 het zoeken uitvoert, erop vertrouwen, dat een poort, welke als beschikbaar is gemarkeerd, niet is opgezocht door en gekozen door een andere 8603198 > 4 -25- moduul? in dat geval is een kandidaatpoort in wezen een poort, welke kan worden gekozen aangezien het bericht, dat een eventuele voorafgaande keuze van een kandidaatpoort aangeeft, zou zijn gearriveerd en zou zijn verwerkt voordat het zoeken werd ingeleid. Elke inrichting, welke ver-5 zekert, dat een kandidaatpoort nog steeds beschikbaar is op de tijd dat een poging wordt gedaan om deze poort te kiezen, voldoet. Op een soortgelijke wijze kan gebruik worden gemaakt van een zendstelsel, dat het doel van het op een snelle wijze op de hoogte brengen van andere processors kan bereiken.

10 Indien poortvastneemberichten worden uitgezonden, wordt de kans op een race sterk verkleind. Ofschoon bij de in fig. 11 aangegeven methode een dergelijke race wordt geëlimineerd, is het ook mogelijk te veronderstellen, dat de kandidaatpoort beschikbaar is; indien de onwaarschijnlijk zijnde race is verloren, wordt vanuit de moduul, welke 15 deze kandidaatpoort bevat, een bericht uitgezonden, dat aangeeft, dat de kandidaatpoort bezet is en dat een andere poort dient te worden gekozen. Deze methode kan ook worden toegepast op het meer algemene hulpbronvastneemprobleem en kan, indien gewenst, worden versterkt door een bevestigingsbericht, dat aangeeft, dat de kandidaathulpbron of 20 poort met succes is vastgenomen. Door gebruik te maken van een andere volgorde van zoeken voor een beschikbare poort in verschillende modulen kan de kans op een race verder worden verkleind.

Deze methode om de modulen op de hoogte te stellen van de beschikbaarheid en niet-beschikbaarheid van trunks in een groep kan meer 25 in het algemeen worden toegepast op de aanwijzing aan processors in een verdeeld verwerkingsstelsel ten aanzien van de beschikbaarheid en niet-beschikbaarheid van hulpbronnen, zoals een drukinrichting. Voorts is de werkwijze niet beperkt tot het gebruik bij hulpbronnen, welke zijn gegroepeerd doch kan, zoals in het geval van een enkele drukinrichting, 30 worden toegepast voor enkelvoudige hulpbronnen. Het gebruik van deze benadering maakt het mogelijk, dat elke processor in een verdeeld verwerkingsstelsel zijn eigen beslissing neemt ten aanzien van het feit of een hulpbron beschikbaar is. Wanneer de hulpbron beschikbaar is, neemt de processor deze hulpbron vast? anders stelt de processor een 35 dergelijk vastnemen uit totdat de hulpbron of hulpbronnen beschikbaar worden, of ziet af van het verzoek om deze hulpbron. De noodzaak tot 8603198 -26- een gecentraliseerde toewijzing van de hulpbron hetzij door de regelaar van de hulpbron hetzij door een gecentraliseerde regelaar of processor wordt daardoor geëlimineerd.

De bovenstaande beschrijving is gegeven in termen van "zenden", 5 dat wil zeggen het uitzenden van een bericht naar alle processors, welke met het gemeenschappelijke medium zijn verbonden. "Meervoudig zenden" is een ander alternatief, waarbij een gekozen onderstel van processors een bericht met een bepaalde bestemmingsidentificatie ontvangen. Elke communicatiemediumkoppelinrichting is uitgerust voor het 10 onderkennen en accepteren van berichten, welke worden geïdentificeerd door één van een groep willekeurige bestemmingsadressen; elk van de communicatiemediumkoppelinrichtingen, welke een groep berichten moeten ontvangen, worden zodanig ingesteld, dat deze reageren op de bestemmingsadressen voor die groep. Eén van deze groepen is de groep van 15 moduulprocessors, en berichten voor moduulprocessors (doch niet de administratieve moduulprocessor of de processor van de tijdmultiplex-schakelmoduul) worden geïdentificeerd met een uniek bestemmingsadres; dit adres kan dan worden gebruikt voor het meervoudig uitzenden van poort-beschikbaarheidsinformatieberichten.

20 Een ander voordeel van het beschikken over een gemeenschappe lijk medium 90, dat beschikbaar staat voor de overdracht van informa-tieberichten tussen de schakelmodulen, is, dat het in werking stellen van deze schakelmodulen snel kan plaatsvinden in verband met de grote informatie-overdrachtssnelheid van het gemeenschappelijke medium.

25 Het in werking stellen van een schakelmoduul is nodig wanneer het geheugen van één of meer schakelmoduulprocessors is verminkt in verband met een "hardware"- of "software"-fout of wanneer het stelsel initieel wordt ingeschakeld. Soms is tevens een inwerkingstelling nodig wanneer programmawijzigingen in het stelsel worden geïntroduceerd. Wanneer een 30 dergelijk inwerkingstellen nodig is is de initialiseringsbron de administratieve moduul, welke toegang heeft tot de massa-opslagschijf 735.

De initialiseringsinformatie omvat gewoonlijk een grote hoeveelheid informatie, welke gemeenschappelijk is voor alle schakelmodulen (zoals programmatekst) en enige initialiseringsinformatie, welke bijzon-35. der is voor elke schakelmoduul. De initialiseringsinformatie, welke gemeenschappelijk is, wordt door de administratieve moduul uitgezonden 8 S 0 3 1 9 8 -27- of veelvoudig uitgezonden (rechthoek 1002, fig. 12). Elk van de schakelmodulen, welke deze uitzending ontvangt, voert een test 1004 uit ten aanzien van het feit of voor deze moduul een inwerkingstelling nodig is. Indien dit niet het geval is, wordt het uitgezonden bericht buiten be-5 schouwing gelaten. Indien dit wel het geval is wordt de gemeenschappelijke informatie voor deze schakelmoduul ingeleid (rechthoek 1006). Vervolgens zendt de administratieve moduul achtereenvolgens naar elke moduul voor deze moduul specifieke informatie. De rechthoek 1008 geeft aan, dat de administratieve moduul voor een specifieke moduul speci-10 fieke informatie uitzendt. Bij ontvangst van deze informatie uit het communicatiemedium, leidt de schakelmoduul de voor de moduul specifieke informatie in (rechthoek 1010) en nadat het inleiden is voltooid, zendt de moduul een inleidingvoltooiïngsbericht (rechthoek 1012) naar de administratieve moduul terug. In responsie daarop wijzigt de administra-15 tieve moduul zijn eigen informatiebasis om de beschikbaarheid van de schakelmoduul voor dienstverlening te reflecteren (rechthoek 1014).

De bovenstaande beschrijving toont op welke wijze een gemeenschappelijk informatiecommunicatiestelsel zodanig bij een verdeeld telecommunicatiestelsel kan worden toegepast, dat de centrale of admini-20 stratieve processor niet behoeft te worden gebruikt voor het opbouwen van telefoongesprekken, of meer in het algemeen communicaties en voor het initieel in werking stellen van de processors van een dergelijk stelsel. Het stelsel maakt het mogelijk, dat de verdeelde processors snel berichten uitzenden voor het uitwisselen van informatie of het verkrijgen 25 van toegang tot informatie en voor het vragen om een behandeling of oproepbesturingshandelingen. De omschrijving toont ook op welke wijze een dergelijk stelsel kan worden gebruikt voor het toewijzen van gedeelde hulpbronnen in een verdeeld besturingsstelsel.

30 35 8603198

Claims

1. Werkwijze ten gebruike bij een verdeeld besturingsstelsel met een hoeveelheid van één of meer gedeelde hulpbronnen en voorzien van een aantal processors, elk met zijn eigen lokale informatiebasis, bestemd voor het opzoeken van een beschikbare hulpbron van de genoemde 5 hulpbronnen, met het kenmerk, dat a. bij een eerste processor van de genoemde processors éên van de genoemde hulpbronnen onder gebruik van informatie in de lokale informatiebasis van die processor als de gezochte hulpbron wordt gekozen; 10 b. vanuit de genoemde eerste processor naar anderen van het aantal processors een informatiebericht wordt gezonden, dat de identiteit van de gekozen hulpbron van de hulpbronnen omvat; en c. in responsie op dit bericht de lokale informatiebasis van elk van de andere processors wordt gewijzigd om aan te geven, dat de 15 gekozen hulpbron van de hulpbronnen niet beschikbaar is.

2. Werkwijze ten gebruike bij een verdeeld besturingsstelsel met een hoeveelheid van één of meer gedeelde hulpbronnen en voorzien van een aantal processors, elk met zijn eigen lokale informatiebasis, bestemd voor het opzoeken van een beschikbare hulpbron uit de hulp- 20 bronnen, met het kenmerk, dat a. in een eerste processor van de processors een beschikbare kandidaathulpbron wordt gekozen onder gebruik van beschikbaarheids-informatie in de lokale informatiebasis van de eerstgenoemde processor; b. vanuit de eerste processor naar anderen van het aantal 25 processors een bericht wordt gezonden, dat de identiteit van de beschikbare kandidaathulpbron omvat; c. in responsie op de ontvangst van dit bericht in de lokale informatiebasis van elk van de andere processors wordt geregistreerd, dat de beschikbare kandidaathulpbron niet beschikbaar is; 30 d. na stap b wordt getest of de kandidaat-beschikbare hulpbron in de lokale informatiebasis van de eerste processor als beschikbaar is aangegeven; e. indien de test volgens stap d aangeeft, dat de kandidaat van de beschikbare hulpbronnen beschikbaar is, de kandidaat van de 35 beschikbare hulpbronnen als de gezochte hulpbron wordt gekozen. 8603193 -29-

2. Werkwijze volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat na stap d f. indien de test aangeeft, dat de kandidaat van de hulpbronnen niet beschikbaar is, de stappen a, b, c, d en f worden herhaald en anders de stap e wordt uitgevoerd.

4. Werkwijze volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de stap b verder omvat het uitzenden van het bericht naar de eerste processor en waarbij de stap d omvat de stappen van het ontvangen van het bericht in de eerste processor en het testen of de kandidaathulpbron in de lokale informatiebasis van de eerste processor als beschikbaar is aan-10 gegeven.

5. Werkwijze ten gebruike bij een verdeeld besturingstelecommuni-catieschakelnetwerk met een aantal poorten en voorzien van een aantal modulen, elk voorzien van een processor met een lokale informatiebasis, waarbij elke moduul een aantal van het aantal poorten omvat, waarbij 15 een onderstel van het aantal poorten een groep met een aantal poorten omvat, bestemd voor het opzoeken van een beschikbare poort in de groep van een aantal poorten, met het kenmerk, dat a. in een eerste van de processors een beschikbare poort in de groep van een aantal poorten als de gezochte poort wordt gekozen onder 20 gebruik van informatie in de lokale informatiebasis van deze processor; b. vanuit de genoemde eerste processor naar anderen van het aantal processors een informatiebericht wordt gezonden, dat de identiteit van de gezochte poort omvat; en c. in responsie op dit bericht de informatiebasis van elk van 25 de andere processors wordt gewijzigd om aan te geven, dat de gezochte poort niet beschikbaar is.

6. Werkwijze ten gebruike bij een verdeeld besturingstelecommuni-catieschakelnetwerk met een aantal poorten en voorzien van een aantal modulen, elk met een processor met lokale informatiebasis, waarbij 30 elke moduul een aantal van het aantal poorten omvat, waarbij een onderstel van het aantal poorten een groep met een aantal poorten omvat, bestemd voor het opzoeken van een beschikbare poort in de groep van een aantal poorten, gekenmerkt door a. het in een eerste processor kiezen van een beschikbare 35 kandidaatpoort in de groep van een aantal poorten onder gebruik van informatie in de lokale informatiebasis van deze processor zonder de 8603198 -30- lokale informatiebasis te veranderen om aan te geven, dat de kandidaat-hulpbron niet beschikbaar is; b. het uitzenden uit de eerstgenoemde processor naar anderen van het aantal processors van een bericht, dat de identiteit van de 5 kandidaatpoort omvat; c. in responsie op de ontvangst van het bericht in de lokale informatiebasis van elk van de andere processors registreren, dat de kandidaatpoort niet beschikbaar is; d. na stap b het testen of de kandidaatpoort in de lokale 10 informatiebasis van de eerste processor als beschikbaar is aangegeven; e. indien de -test volgens stap d aantoont, dat de kandidaatpoort beschikbaar is, het kiezen van de kandidaatpoort als de gezochte poort.

7. Werkwijze volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat deze na 15 stap d de volgende stap omvat, nl. f. indien de test aangeeft, dat de kandidaatpoort niet beschikbaar is, een herhaling van de stappen a, b, c, d en f en anders het uitvoeren van de stap e.

8. Werkwijze volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat de stap b 20 voorts omvat het uitzenden van het bericht naar de eerste processor en waarbij stap d de volgende stappen omvat: het ontvangen van het bericht in de eerste processor; en het testen of de kandidaathulpbron in de lokale informatiebasis van de eerste processor als beschikbaar is aangegeven.

9. Opzoekstelsel in een verdeeld besturingsstelsel met een hoe veelheid van één of meer gedeelde hulpbronnen en voorzien van een aantal processors, welk zoekstelsel bestemd is voor het kiezen van een beschikbare hulpbron uit de hulpbronnen, gekenmerkt door organen in elk van de processors voor het opslaan van een 30 lokale informatiebasis, welke beschikbaarheidsinformatie voor de hulpbronnen omvat en onder programmabesturing werkzaam is voor het kiezen van een beschikbare hulpbron van de hulpbronnen; gemeenschappelijke informatiecommunicatieorganen, welke met elk van de processors zijn verbonden; 35 organen in elk van de processors, die in responsie op de organen voor het opslaan en kiezen een bericht, dat de identiteit van 8603198 -31- 4 de gekozen hulpbron van de hulpbronnen omvat, opwekken en over de gemeenschappelijke informatiecommunicatieorganen naar andere processors zenden; en organen in elk van de processors, die in responsie op de ont-5 vangst van het bericht de lokale informatiebasis van elk van de processors wijzigen om aan te geven, dat de gekozen hulpbron van de hulpbronnen niet beschikbaar is.

10. Zoekstelsel in een verdeeld besturingsstelsel met een hoeveelheid van êén of meer gedeelde hulpbronnen en voorzien van een aantal 10 processors, welk zoekstelsel dient voor het kiezen van een beschikbare hulpbron uit de hulpbronnen, gekenmerkt door organen in elk van de processors voor het opslaan vein een lokale informatiebasis, welke beschikbaarheidsinformatie voor de hulpbronnen omvat en werkzaam is onder programmabesturing voor het kiezen van een 15 beschikbare hulpbron als een kandidaathulpbron zonder de lokale informatiebasis van deze processor wordt gewijzigd teneinde aan te geven, dat de kandidaathulpbron niet beschikbaar is; gemeenschappelijke informatiecommunicatieorganen, welke met elk van de processors zijn verbonden; 20 organen in elk van de processors, die in responsie op de orga nen voor opslaan en kiezen een bericht opwekken, dat de identiteit van de kandidaathulpbron omvat, en dit bericht over de gemeenschappelijke informatiecommunicatieorganen naar andere processors zenden; organen in elk van de processors, die in responsie op de ont-25 vangst van het bericht de lokale informatiebasis van elk van de processors wijzigen om aan te geven, dat de kandidaathulpbron niet beschikbaar is; organen in elk van de processors, welke onder programmabesturing werkzaam zijn voor het onderkennen, dat het uitgezonden 30 bericht door die processor is uitgezonden en welke in responsie op dit onderkennen testen of de lokale informatiebasis van die processor aangeeft, dat de kandidaathulpbron beschikbaar is, en de kandidaathulpbron als de gekozen hulpbron van de hulpbronnen kiezen indien de test aangeeft, dat de kandidaathulpbron beschikbaar is.

11. Zoekstelsel ten gebruike bij een verdeeld besturingsstelsel volgens conclusie 10, gekenmerkt door 8603198 -32- organen in elk van de processors, die onder prograinmabesturing werkzaam zijn en in responsie op de test, dat de kandidaathulpbron beschikbaar is een andere kandidaathulpbron kiezen indien de test aangeeft, dat de kandidaathulpbron niet beschikbaar is.

12. Zoekstelsel in een verdeeld besturingsstelsel volgens conclu sie 11, met het kenmerk, dat het uitgezonden bericht tevens wordt ontvangen door de processor, welke het bericht heeft opgewekt, en waarbij de organen voor het onderkennen reageren op de ontvangst van het uitgezonden bericht.

13. Zoekstelsel in een verdeeld besturingstelecommunicatieschakel- stelsel met een aantal poorten en voorzien van een aantal modulen, elk met een processor met lokale informatiebasis, waarbij elke moduul een· aantal van het aantal poorten omvat, waarbij een onderstel van het aantal poorten een groep met een aantal poorten omvat, welk zoekstelsel 15 dient voor het kiezen van een beschikbare poort uit de groep met een aantal poorten, gekenmerkt door organen in elk van de processors voor het opslaan van een lokale informatiebasis, welke beschikbaarheidsinformatie voor de groep van een aantal poorten en "software" voor het besturen van de keuze 20 van een beschikbare poort van de groep van een aantal poorten omvat; gemeenschappelijke informatiecommunicatieorganen, die met elk van de processors zijn verbonden; organen in elk van de processors, welke in responsie op de organen voor opslaan en kiezen een bericht opwekken, dat de identiteit 25 van de gekozen poort omvat en dit bericht over de gemeenschappelijke informatiecommunicatieorganen naar andere processors zenden, en organen in elk van de processors, die in responsie op de ontvangst van het bericht de lokale informatiebasis van elk van de processors wijzigen om aan te geven, dat de gekozen hulpbron niet beschik-30 baar is.

14. Zoekstelsel in een verdeeld besturingstelecommunicatieschakel-stelsel met een aantal poorten en voorzien van een aantal modulen, elk met een processor met lokale informatiebasis, waarbij elke moduul een aantal van het aantal poorten omvat, waarbij een onderstel van het 35 aantal poorten een groep met een aantal poorten omvat, welk zoekstelsel dient voor het kiezen van een beschikbare poort uit de groep met een aantal poorten, gekenmerkt door 8303198 -33- organen in elk van de processors voor het opslaan van een lokale informatiebasis, welke beschikbaarheidsinformatie voor de poorten van de groep van een aantal poorten omvat en onder programmabesturing werkzaam is voor het kiezen van een beschikbare kandidaatpoort uit de poor-5 ten van de groep zonder dat de lokale informatiebasis van die processor wordt gewijzigd om aan te geven, dat de kandidaatpoort niet beschikbaar is, gemeenschappelijke informatiecommunicatieorganen, welke met elk van de processors zijn verbonden; 10 organen in elk van de processors, die in responsie op de orga nen voor opslaan en kiezen een bericht opwekken, dat de identiteit van de kandidaatpoort omvat, en dit bericht over de gemeenschappelijke informatiecommunicatieorganen aan andere processors toevoeren, organen in elk van de processors, die in responsie op de ont-15 vangst van het bericht de lokale informatiebasis van elk van de processors wijzigen om aan te geven, dat de genoemde kandidaatpoort niet beschikbaar is, organen in elk van de processors, welke onder programmabestu-ring werkzaam zijn om te onderkennen, dat het uitgezonden bericht 20 door die processor is uitgezonden en in responsie op dit onderkennen testen of de lokale informatiebasis van die processor aangeeft, dat de kandidaatpoort beschikbaar is en de kandidaatpoort als de gekozen poort te kiezen indien de test aangeeft, dat de kandidaatpoort beschikbaar is.

15. Zoekstelsel in een verdeeld besturingstelecommunicatieschakel- stelsel volgens conclusie 14, gekenmerkt door organen in elk van de processors, welke onder programmabesturing werkzaam zijn en in responsie op de test, dat de kandidaatpoort beschikbaar is een andere kandidaatpoort kiezen indien de test aangeeft, 30 dat de kandidaatpoort niet beschikbaar is.

16. Zoekstelsel in een verdeeld besturingstelecommunicatieschakel-stelsel volgens conclusie 15, met het kenmerk, dat het uitgezonden bericht tevens wordt ontvangen door de processor, welke het bericht heeft opgewekt, en waarbij de organen voor het onderkennen reageren 35 op de ontvangst van het uitgezonden bericht. 8603198