NL8602611A - Restantenhouder voor een inrichting voor het verkleinen van voedingsmiddelen. - Google Patents

Description

Restantenhouder voor een inrichting voor het verkleinen van voedingsmiddelen.

De uitvinding heeft betrekking op een restantenhouder voor een inrichting voor het verkleinen, zoals wrijven, in schijven snijden, versnipperen of dergelijke van voedingsmiddelen als aardappelen, komkommers, penen, fruit en dergelijke, bestaande uit 5 een van een handgreep voorziene langwerpige grondplaat, die in het midden een verkleiningsplaat heeft en over het bovenvlak waarvan het verkleinen goed met de restantenhouder door de hand heen en weer bewogen kan worden en de restantenhouder bestaat uit een het te verkleinen goed opnemende, op de langsranden van de grondplaat 10 geleide buisvormige opneemruimte en een het te verkleinen goed tegen het bovenvlak van de grondplaat verschuivend aandrukorgaan waarbij het aandrukorgaan een op de buisvormige opneemruimte voor het te verkleinen goed te schuiven kap heeft.

Bij deze uit CB 186506 bekende restantenhouder is 15 de het te verkleinen goed opnemende buisvormige opneemruimte tegen onopzettelijk afnemen verzekerd verschuifbaar op de grondplaat gehouden,zodat het te verkleinen goed vanaf het achtereind in de buisvormige opneemruimte te brengen is, waarbij het achtereind vervolgens gesloten wordt met het aandrukorgaan. Het aandrukorgaan 20 vult de buisvormige opneemruimte sluitend onder de optredende vormen en heeft op de rand een rondlopende ringvormige uitsparing, waarin de buisvormige opneemruimte bij het opzetten van het aandrukorgaan ingrijpt. Bij het gebruik volgens bestemming van de restantenhouder moet de buisvormige opneemruimte voor het te verkleinen goed echter 25 zoveel mogelijk gevuld zijn, omdat anders afzonderlijke kleine delen heen en weer kunnen glijden in de buisvormige opneemruimte. Verder is het aandrukorgaan slechts los op de buisvormige opneemruimte geplaatst, zodat het aandrukorgaan af kan vallen.

De uitvinding heeft tot doel een restantenhouder van 30 de in de aanhef beschreven soort te verschaffen, waarmee ook kleine delen zeker worden gehouden, een eenvoudige eenhandsbediening zeker gewaarborgd is en een onopzettelijk uiteengaan verhindert is, waarbij - i - 25 1 1

* V

- 2 - een demontage voor een gemakkelijke reiniging echter op eenvoudige wijze mogelijk is.

Dit doel wordt overeenkomstig de uitvinding hierdoor bereikt, doordat het aan de bodem van de kap voorziene aandrukorgaan 5 gevormd wordt door meerdere, een groot deel van de dwarsdoorsnede van de buisvormige opneemrüimte voor het te verkleinen goed vullende, aan de kap gevormde en als holle lichamen uitgevoerde, aan hun naar de bodem gekeerde zijde open zijnde en aan hun vrije kopvlakken indrukpunten bezittende aandrukuitsteeksels en de buisvormige opneem-10 ruimte aan het van de grondplaat afgekeerde eind een bodemwand met meerdere doorbrekingen voor de aandrukuitsteeksels van het aandrukorgaan heeft en tussen de doorbrekingen in aangevormde buisvormige aanzetstukken vastgehouden opsteekpennen voor het te verkleinen goed voorzien zijn, waarbij de buisvormige opneemrüimte aan haar van 15 de grondplaat afgekeerde eind palvormige uitsteeksels heeft die samenwerken met aan de vrije einden van de aansluituitsteeksels aanwezige aanslagen.

Hierdoor wordt op eenvoudige wijze bereikt dat de buisvormige opneemrüimte en het aandrukorgaan van de restantenhouder 20 bij gebruik volgens bestemming niet onopzettelijk uiteen kunnen gaan. Met de snapverbinding is echter nochöians een eenvoudige demontage voor gemakkelijke reiniging mogelijk. Het in de buisvormige opneem-ruimte aangebrachte, te verkleinen goed wordt door de aan de vrije einden van de aandrukuitsteeksels voorziene indrukpunten en door de 25 op de bodemwand van de buisvormige opneemrüimte voorziene opsteekpennen betrouwbaar verzekert tegen een verglijden.

De buisvormige opneemrüimte kan een nagenoeg driehoekige dwarsdoorsnede met naar buiten gewelfde zijvlakken hebben. Daardoor wordt op eenvoudige wijze bereikt dat ook tere vrouwenhanden 30 de restantenhouder betrouwbaar kunnen bedienen.

De buisvormige opneemrüimte kan een aangevormde, ringvormige schijf doorkruizen en ook aan de naar de grondplaat toegekeerde zijde uit de ringvormige schijf uitsteken en in hoofdzaak tot aan het bovenvlak van de grondplaat reiken. Het te verkleinen 35 goed wordt bijgevolg opeenvoudige wijze in de buisvormige opneemrüimte # $ S 2 3 11 ' Φ i - 3 - tot het bovenvlak van de grondplaat geleid en door het aandrukorgaan tegen de zich in bedrijfstand bevindende verkleiningsplaat gedrukt.

De ringvormige schijf kan met een aangevormd buisvormig aanzetstuk tussen de naar boven gerichte wanddelen van de 5 grondplaat geleid zijn, waarbij het buisvormige aanzetstuk ongeveer in het midden tussen de buitenrand van de schijf en de buiten-diameter van de buisvormige opneemruimte loopt. Hierdoor wordt op eenvoudige wijze een betrouwbare geleiding van de restantenhouder op de grondplaat bereikt.

10 De kap kan op haar bodem tussen de aandrukuitsteeksels opstaande tussenwanden als inschuifaanslagen hebben, die tegen de bodemwand van de buisvormige opneemruimte aankomen liggen. Hierdoor is op eenvoudige wijze een aanslag voor de verschuiving van de kap op de buisvormige opneemruimte in de andere eindstand verschaft.

15 De kap kan in het midden een aandrukuitsteeksel met een ronde dwarsdoorsnede hebben- die omgeven is door drie andere aandrukuitsteeksels, welke elk een nagenoeg ovale dwarsdoorsnede hebben. Hierdoor wordt op eenvoudige wijze een groot deel van de dwarsdoorsnede van de buisvormige opneemruimte gevuld door de aandrukuitsteeksels.

20 Een uitvoeringsvoorbeeld van de uitvinding zal thans nader worden toegelicht aan de hand van de beschrijving en bijgevoegde tekeningen, waarbij:

Fig. 1 de onderhavige inrichting voor het verkleinen van levensmiddelen weergeeft, waarbij de houder voor 25 restanten is af genomen;.

fig. 2 de inrichting in bovenaanzicht toont; fig. 3 de inrichting in zijaanzicht toont; fig. 4 een doorsnede is volgens de lijn IV-IV in fig. 2; 30 fig. 5 een doorsnede is volgens de lijn V-V in fig- 4; fig. 6 een doorsnede is volgens de lijn VI-VI in fig. 3; éóQ28 11 7" β ·ν _ - 4 - fig. 7 een bovenaanzicht is van de houder voor restanten; fig. 7a een ten opzichte van de in fig. 7 weergegeven houder voor restanten, gedeeltelijk afgebroken, gewijzigde uitvoering laat zien; fig. 8 een doorsnede is volgens de lijn VIII-VIII in fig. 7; 5 fig. 9 een zelfde doorsnede geeft als die van fig. 8, waarbij evenwel de afzonderlijke delen zich in een andere stand bevinden; fig. 10 een onderaanzicht is van het bovenste gedeelte van de houder voor restanten.

De in de tekening weergegeven inrichting dient voor het verkleinen 10 zoals wrijven, in schijven snijden, versnipperen of dergelijke van levensmiddelen zoals aardappelen, komkommers, penen, fruit of dergelijke. De inrichting bestaat hierbij uit een van een handgreep 20 voorziene langwerpige grondplaat 21, over welks bovenoppervlak 22 het te verkleinen goed met de hand of met een houder 23 voor restanten heen en weer bewogen 15 kan worden. De grondplaat 21 bezit hierbij in het midden hiervan een tot de onderzijde doorgaande uitsparing 24, waarin één van meerdere verschillende verkleiningsplaten 25 voor de verschillende verkleinings-werkzaamheden voor het bepaalde gebruik kan worden ingebracht.

De uit kunststof vervaardigde grondplaat 21 bezit aan de langs-20 randen van zijn rugzijde naar beneden gerichte wanddelen 26, die door meerdere eveneens aan de grondplaat aangevormde versterkingsribben 27 onderling zijn verbonden. De voor de te gebruiken verkleiningsplaat 25 in de grondplaat 21 aanwezige uitsparing 24 is omgeven door de beide wanddelen 26 en twee versterkingsribben 27.

25 In de doorgaande uitsparing 24 van de grondplaat 21 is een opneemruimte 28 voor de zich in de werkstand bevindende verkleiningsplaat 25 aanwezig. Deze opneemruimte 28 voor de te gebruiken verkleiningsplaat 25 wordt gevormd door groefvormige geleidingssleuven 29, die dienen voor het opnemen van de rand van de verkleiningsplaat 25, welke 30 sleuven aanwezig zijn in de beide door de versterkingsribben 27 verbrede begrenzingsvlakken 30. In het ene daartussen liggend, door het naar beneden gerichte wanddeel 26 verbreed derde begrenzingsvlak 31 van de rechthoekige uitsparing is eveneens een geleidingssleuf 32 aanwezig, die het bij het inschuiven in de bewegingsrichting aan de 35 voorzijde liggend randgedeelte van de verkleiningsplaat 25 opneemt. Het zijdelings inbrengen van de verkleiningsplaat 25 vindt hierbij plaats »c0 £ Λ £ «f 1 £ 0 W L ^ 3 * \ ¢- ς - 5 - door een inbrengsleuf 337 die van de buitenzijde van de langs-rand van de grondplaat 21 uitgaand uitmondt in de uitsparing 24. De verkleiningsplaat 25 kan aldus op eenvoudige wijze zijdelings worden ingeschoven, waarbij het vasthouden onder wrijving 5 plaatsvindt.

De grondplaat 21 bezit behalve de in de doorgaande uitsparing 24 aanwezige opneemruimte 28 voor de te gebruiken verkleiningsplaat 25 naast de uitsparing 24 andere opneemruimten 34 aan de onderzijde voor de niet te gebruiken verkleiningsplaten 10 25. Hierdoor worden de niet te gebruiken verkleiningsplaten eveneens vastgehouden door de grondplaat 21, zodat een afzonderlijke legering niet nodig is en de niet gebruikte verkleiningsplaten niet verloren kunnen gaan.

De opneemruimten 34 voor de niet gebruikte ver-15 kleiningsplaten 25 worden gevormd door groefvormige geleidings-sleuven 35, die eveneens dienen voor het opnemen van de randen hiervan en die in de naar elkaar toegekeerde zijden van twee aangrenzende versterkingsribben 27 en in de ene zijwand 26 aanwezig zijn, terwijl de andere zijwand 26 dienovereenkomstig 20 de invoersleuven 36 bezit. De verkleiningsplaten 25 worden ook in deze groefvormige geleidingssleuven 35, die de opneemruimten 34 vormen, klemmend vastgehouden.

Zoals uit fig. 1 blijkt, worden de verkleiningsplaten 25 gevormd door vlakke platen 38, die omhoog gewelfde 25 snijranden 37 bezitten, en vertonen in de insteekrichting een dusdanige lengte, dat na het inschuiven het achtereind 39 zijdelings uit de grondplaat 21 uitsteekt. Dit zijdelings uit de grondplaat 21 uitstekend achtereind 39 van de verkleiningsplaat 25 is buisvormig omgerold waardoor een handgreep wordt 30 gevormd. Hierdoor kan de bedieningspersoon op eenvoudige zijde de verkleingsplaten 25 uittrekken uit de opneemruimten 28, 34 en andere verkleiningsplaten hierin plaatsen.

- * . - „Ï -5 iouc J 1 - 6 -

De aan de achterzijde van de grondplaat 21 aanwezige naar beneden gerichte wanddelen 26 bezitten zoals fig. 4 laat zien aan het ene eind over de grondplaat 21 uitstekende verlengingen 40, waartussen de ongeveer buisvormige handgreep 20 is aangebracht.

5 De hoogte van de aan de achterzijde van de grondplaat 21 aanwezige wanddelen 26 neemt vanaf de handgreep 20 tot aan het andere eind van de grondplaat 21 steeds af, zodat een aanpassing aan de optredende belastingen wordt verkregen. Zoals in het bijzonder fig. 3 laat zien, zijn de aan de achterzijde van de grondplaat 10 21 aanwezige naar beneden gerichte wanddelen 26 aan hun vrije naar beneden gerichte kopvlakken in de eindgedeelten van de wanddelen 26 golfvormig uitgevoerd. Door deze golfvormige uitvoering wordt bij het plaatsen van de grondplaat 21 op een pan, respectievelijk een schotel de bovenrand hiervan vastgegrepen, zodat 15 een verschuiving van de grondplaat wordt voorkomen. De uitsteeksels kunnen hierbij zijn uitgevoerd als pennen of kunnen de vorm hebben van zaagtanden.

Zoals fig. 6 laat zien, bezit de grondplaat 21 aan de langsranden van zijn bovenzijde 22 naar boven gerichte, tot 20 aan de handgreep 20 reikende wanddelen 41, die overgaan in naar buiten gerichte, evenwijdig aan de bovenzijde van de grondplaat 21 lopende wanddelen 42, die dienen voor het opzetten van de houder 23 voor restanten. Deze houder 23 bestaat uit een ringvormige schijf 43, die aanligt tegen de evenwijdig aan de bovenzijde 22 van 25 de grondplaat lopende wanddelen 42. en die doorkruist wordt door een aangevormde buisvormige opneemruimte 45, die het te verkleinen goed opneemt en een daarin verschuifbaar aandrukorgaan 44 bezit.

De buisvormige opneemruimte 45 steekt hierbij ook aan de naar de grondplaat 21 toegekeerde zijde uit uit de ringvormige schijf 43 30 en reikt in hoofdzaak tot aan het bovenvlak 22 van de grondplaat 21. De ringvormige schijf 43 wordt met een aangevormd buisvormig aanzetstuk 46' geleid tussen de naar boven gerichte wanddelen 41 van de grondplaat 21, waarbij het buisvormig aanzetstuk 46 ongeveer loopt in het midden tussen de buitenrand van de schijf 43 en de 1 y jL 0 i 3 '6 - 7 - buitendiameter van de buisvormige opneemruimte 45. De buisvormige opneemruimte 45 kan hierbij een driehoekige dwarsdoorsnede met naar. buiten gewelfde zijvlakken 47 bezitten, zodat de buisvormige opneemruimte 45 een onronde dwarsdoorsnede 5 vertoont. De buisvormige opneemruimte 45 bezit aan het van het grondvlak 21 afgekeerde eind een bodemwand 48 met meerdere doorbrekingen 49 voor aandrukkende uitsteeksels 50 van het aan-drukorgaan 44. De bodemwand 48 van de buisvormige opneemruimte 45 bezit tussen de doorbrekingen 49 metalen opsteekpennen 51 10 voor het te verkleinen goed, die in de buisvormige aanzet-stukken 52 worden vastgehouden. Met deze opsteekpenen 51 wordt het te verkleinen goed vastgehouden tegen een verschuiven in de buisvormige opneemruimte 45.

Het aandrukorgaan 44 wordt begrensd door een 15 op de buisvormige opneemruimte 45 verschuifbaar geleide kap 53, die aan zijn bodem 54 de aandrukkende uitsteeksels 50 bezit. De aan de bodem 54 van de kap 53 aangevormde aandrukkende uitsteeksels 50 zijn uitgevoerd als holle lichamen en zijn open aan hun naar de bodem 54 toegekeerde zijden. Hierdoor is 20 een eenvoudige fabricage van de kap 53 uit kunststof met behulp van een spuitgietwerkwijze mogelijk, waarbij een gelijkmatige wanddikte wordt aangehouden.

De buisvormige opneemruimte 45 bezit aan het van de grondplaat 21 afgekeerde eind palvormige uitsteeksels 25 55 met eên ongeveer halfcirkelvormige dwarsdoorsnede, die samenwerken met aan de vrije einden van de aandrukkende uitsteeksels 50 aanwezige aanslagen 56. De palvormige uitsteeksels 55 grijpen hierbij in sleuven 57 van de aandrukkende uitsteeksels 50, terwijl de aanslagen 56 gevormd worden door de achterzijde 30 van de kopwand 58 van de aandrukkende uitsteeksels 50. Met deze palvormige uitsteeksels 55 wordt een ongewenst aftillen van de kap 53 van de buisvormige opneemruimte 45 verhinderd. Voor het schoomaken van de houder 23 voor restanten kan evenwel door een krachtig aftrekken de kap 53 afgenomen worden van de buisvormige 35 opneemruimte 45. Voor de begrenzing in de andere richting bezit de C'. ? 'X λ 2 ·« 4 ÖÖsiiÖ J ; <** Q . .-..

β - 8 - kap 53 aan de bodem 54 hiervan tussen de aandrukkende uitsteeksels 50 opstaande zijwanden 59 of inschuifaanslagen, die aanliggen tegen de bodemwand 48 van de buisvormige opneemruimte. Het verschuiven van de kap 53 op de buisvormige opneemruimte 45 wordt 5 aldus begrensd.Een uit elkaar nemen voor het schoonmaken is evenwel mogelijk.

De palvormige uitsteeksels 55 bezitten door de ongeveer halfcirkelvormige dwarsdoorsnede schuine invoeren 60, zodat een opdrukken van de kap 53 op de buisvormige opneemruimte 45 10 zondermeer mogelijk is.

De kap 53 bezit in het midden een aandrukuitsteeksel 50 met ronde dwarsdoorsnede, die door drie andere uitsteeksels 50 is omgeven, die een ongeveer ovale dwarsdoorsnede bezitten. Hierdoor wordt op eenvoudige wijze bijna de gehele kleine 15 dwarsdoorsnede van de buisvormige opneemruimte 45 opgevuld door de uitsteeksels 50. De uitsteeksels 50 bezitten aan hun vrije kopvlakken 58 indrukpunten 61. Bij een bepaald gebruik drukken deze punten 61 in het te verkleinen voedingsmiddel, zodat hiermee eveneens een verschuiven van het voedingsmiddel binnen de buisvormige 20 opneemruimte 45 wordt vermeden.

Op de grondplaat 21 is aan het naar de handgreep 20 toegekeerde eind een aanslag 62 voor de houder 23 aangebracht, die uit het bovenvlak van de grondvlak 21 uitsteekt.. De ringvormige schijf 43 van de houder 23 kan aldus niet terecht komen 25 tegen de vingers van de bedieningspersoon, die de handgreep 20 vastgrijpt. De aanslag 62 bezit een ongeveer rechthoekige dwarsdoorsnede en is ongeveer in het midden aangebracht aan de ver-sterkingsribbe 27. Bij het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld is de aanslag 62 aangebracht aan de kant van de versterkingsribbe 27.

30 De aanslag 62 kan evenwel ook op eenvoudige wijze zijn aangebracht aan de bovenzijde van de grondplaat 21.

Het vrije einde 63 van de aanslag 62 is iets ten opzichte van de handgreep 20 weggebogen. Hierdoor kan de aanslag 62 op eenvoudige wijze gebruikt worden als ophandmiddel voor de 35 houder 23. De ringvormige schijf 43 van de houder 23 bezit hiertoe h5 0 2 6 1 1 - 9 - zoals fig. 7 aangeeft een langsgat 64, waarmee de houder 23 kan worden opgehangen aan de aanslag 62. De aanslag 62 gaat hierbij door het langsgat 64. Dit is in fig. 3 weergegeven. De gehele inrichting kan dan met de handgreep 20 worden opgehangen aan een 5 muurhaak of dergelijke.

Om een ongewenst loskomen te verhinderen kan hierbij gebruik gemaakt worden van een vergrendeling. Zoals uit fig. 7a blijkt, kan het in de ringvormige schijf 43 van de houder 23 aanwezig langsgat 64 boogvormig zijn uitgevoerd. Hierdoor wordt 10 op eenvoudige wijze een palvormige verklemming op de aanslag 62 verkregen.

Zoals reeds is vermeld, is de weergegeven uitvoering slechts als voorbeeld van de uitvinding weergegeven en is hier niet toe beperkt. Vele andere uitvoeringen en toepassingen zijn 15 mogelijk. Zo kunnen bijvoorbeeld de verkleiningsplaten 25 gevormd worden door schuiforganen van kunststof, waarin metalen snijranden zijn geplaatst.

·: *2 ü 1 i

Claims (6)

1. Restantenhouder voor een inrichting voor het verkleinen zoals wrijven, in schijven snijden, versnipperen of dergelijke van voedingsmiddelen als aardappelen, komkommers, penen, fruit en dergelijke, bestaande uit een van een handgreep voorziene 5 langwerpige grondplaat, die in het midden een verkleiningsplaat heeft en over het bovenvlak waarvan het te verkleinen goed met de restantenhouder door* de hand heen en weer bewogen kan worden en de restantenhouder bestaat uit een het te verkleinen goed opnemende, op de langsranden van de grondplaat geleide buisvormige 10 opneemruimte en een het te verkleinen goed tegen het bovenvlak van de grondplaat verschuivend aandrukorgaan,waarbij het aandrukorgaan een op de buisvormige opneemruimte voor het te verkleinen goed te schuiven kap heeft, met het kenmerk, dat het aan de bodem (54) van de kap (53) voorziene aandrukorgaan (44) gevormd wordt door 15 meerdere, een groot deel van de dwarsdoorsnede van de buisvormige opneemruimte (45) voor het te verkleinen goed vullende, aan de kap (53) gevormde en als holle lichamen uitgevoerde, aan hun naar de bodem gekeerde zijde open zijnde en aan hun vrije kopvlakken (48) indrukpunteh (61) bezittende aandrukuitsteeksels (50) en de 20 buisvormige opneemruimte (45) aan het van de grondplaat (21) afgekeerde eind een bodemwand. (48) met meerdere doorbrekingen (49) voor de aandrukuitsteeksels (50) van het aandrukorgaan (44) heeft en tussen de doorbrekingen (49) in aangevormde buisvormige aanzet-stukken (52) vastgehouden opsteekpennen (51) voor het te verkleinen 25 goed voorzien zijn, waarbij de buisvormige opneemruimte (45) aan haar van de grondplaat (21) afgekeerde eind palvormige uitsteeksels (55) heeft die samenwerken met aan de vrije einden van de aandrukuitsteeksels (50) aanwezige aanslagen (45).

2. Restantenhouder volgens conclusie 1, met het 30 kenmerk, dat de buisvormige opneemruimte (45) een nagenoeg driehoekige dwarsdoorsnede met naar buiten gewelfde zijvlakken (47) heeft.

3. Restantenhouder volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de buisvormige opneemruimte (45) een aangevormde, =1 f\ ft a 4 S ^ C? i-v' Ö | | -11-. ringvormige schijf (43) doorkruist, dat de buisvormige opneemruimte (45) aan de naar de grondplaat (21) toegekeerde zijde uit de ringvormige schijf (43) uitsteekt en in hoofdzaak tot aan het bovenvlak (22) van de grondplaat (21) reikt.

4. Restantenhöuder volgens één der conclusies 1-3, met het kenmerk, dat de ringvormige schijf (43) met een aangevonud buisvormig aanzetstuk (46) geleid is tussen de naar bovengerichte wanddelen (41) van de grondplaat (21), waarbij het buisvormige aanzetstuk (46) ongeveer in het midden tussen de buitenrand van de 10 schijf (43) en de buitendiameter van de buisvormige opneemruimte (45) loopt.

5. Restantenhouder volgens één der conclusies 1-4, met het kenmerk, dat de kap (53) aan haar bodem (54) tussen de aandrukuitsteeksels (50) opstaande tussenwanden (59) als inschuif- 15 aanslagen heeft, die tegen de bodemwand (48) van de buisvormige opneemruimte (45) aan komen liggen.

6. Restantenhouder volgens één der conclusies 1-5, met het kenmerk, dat de kap (53) in het midden een aandrukuitsteeksel (50) met een ronde dwarsdoorsnede heeft die omgeven is door drie 20 andere aandrukuitsteeksels (50), die elk een nagenoeg ovale dwarsdoorsnede hebben. —o-o—o-o-o-o—o—