NL8601335A

NL8601335A - Zeefinrichting voorzien van tenminste een rond zeefoppervlak waarop tenminste een spiraal is aangebracht.

Info

Publication number: NL8601335A
Application number: NL8601335A
Authority: NL
Original assignee: C L M Cooeperatieve Landbouwba
Priority date: 1986-05-26
Filing date: 1986-05-26
Publication date: 1987-12-16
Also published as: DE3760651D1; EP0251349B1; ES2010700B3; EP0251349A1

Description

.5 '·+ * 8620ΙνΑ

Korte aanduiding:Zeefinrichting voorzien van tenminste een rond seefoppervlak waarop tenminste een spiraal is aangebracht.

De uitvinding heeft betrekking op een 3eefinrichting voorzien van tenminste een roterend,rond zeefoppervlak.

Een inrichting van deze soort is bekend uit NL-A-7S05572.Hier bij doet zich het probleem voor,dat voor sommige te zeven 5 producten een snelle behandeling ongeschikt is en dat deze beter een langere weg over het zeefoppervlak kunnen afleggen, daar dan het zeefrendement kan worden vergroot.

De uitvinding lost dit probleem op,doordat bij een inrichting van de in de aanhef aangegeven soort aan de materiaaltoevoer-10 zijde van het zeefoppervlak tenminste een spiraal is aangebracht.

Dit heeft tot gevolg,dat het door te spiraal geleide materiaal een veel langere weg over het zeefoppervlak aflegt dan zonder de spiraal,welke weg nu in de orde van grootte van lö 15 tot 30 maal langer is dan die zonder spiraalgeleiding.Voorts geeft de aanbrenging van een contactoppervlak ,zoals borstels of een gladde en enigzins buigzame kunststof strook ,aan de onderzijde van de spiraal de mogelijkheid om het zeefoppervlak van tijd tot tijd te reinigen van deeltjes die 20 in de openingen van het zeefoppervlak zijn blijven steken, door de spiraal intermitterend tegen het zeefoppervlak aan te 8601335 2 drukken,

De uitvinding zal thans nader worden toegelicht aan de hand van de bijgaande tekening van enkele uitvoeringsvoorbeelden.

Fig 1 toont een gedeeltelijke vertikale axiale doorsnede over 5 een zeefinrichting voorzien van een spiraal volgens de uitvinding.

Fig 2 toont een gedeeltelijk bovenaanzicht van de zeefinrichting volgens fig 1.

Fig 3 toont een zijaanzicht op vergrote schaal van een flui-10 dumcilinder met hefboommechanisme -voor het bewegen van de spiraal.

De zeefinrichting die in de tekening is weergegeven omvat een huis 1 met een deksel 2,binnen welk huis 1 een in hoofdzaak plat,rond zeefoppervlak 3 om een in hoofdzaak vertikale as 4 15 roteert aangedreven door (niet weergegeven) aandrijfmiddelen

Het zeefoppervlak 3 is bevestigd binnen een rond,in dwarsdoorsnede T-vormig randprofiel 5,terwijl in het midden een nagenoeg kegelvormige niet doorlatende,gesloten verdeler 6 is aangebracht voor de gelijkmatige verdeling over de omtrek 20 van het zeefoppervlak 3 van het centraal via de inlaatopening 7 vertikaal benedenwaarts aangevoerde,te zeven materiaal dat is aangeduid met de pijlen M.De vérdelerkegel 6 rust beneden het zeefoppervlak 3 op een steuncilinder 8 met ronde bodemplaat 9 en inwendige versterkingsring 10.

8601333 3 * '**r

Volgens de uitvinding, is nu onder aan het deksel 2 een spiraal 11 opgehangen,die vertikaal verplaatsbaar is tussen een in fig 1 weergegeven geleidingsstandstand,waarin hij op korte afstand boven het roterende zeefoppervlak is geplaatst 5 en niet dit oppervlak self maar wel het daarop liggende,te zeven materiaal raakt ,en een niet weergegeven reinigingsstand, waarin het onderste contactoppervlak 12 van de spiraal 11 in aanraking is met het zeefoppervlak 3 en dit en de openingen daarin reinigt van het te zeven materiaal 10 M.

Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding is de spiraal 11 met zijn windingen 17 aan een spin 13 opgehangen,die gevormd wordt door een binnenring 14 en een buitenring 15 waartussen een aantal armen 16(in de tekening 15 acht in getal) nagenoeg horizontaal verloopt.Deze spin 13 is zelf over een korte afstand vertikaal verplaatsbaar opgehangen aan het in bovenaanzicht kruisvormige deksel 2 van de zeefinrichting.Deze ophanging wordt enerzijds nabij de vertikale as 4 gevormd door een aantal scharnierende 20 stabilisatiearmen 18,die elk aan het onder einde scharnierend met een arm 16 van de spin 13 zijn verbonden en die elk aan het boveneinde scharnierend met de onderzijde van een van de armen 19 van het kruisvormige deksel 2 zijn bevestigd .Deze stabilisatie armen maken een scherpe hoek A met de raaklijn 25 ter plaatse aan de basiscirkel van de kegelvormige geleider 8601335 4 6.Anderzijds zijn nabij de buitenomtrek van de omtrek van de buitenring 15 van de spin 13 aangrijpingspunten voor een aantal tweearmige hefbomen 20 aangebracht die elk kunnen scharnieren om een scharniertap 21.Het andere einde van de 5 tweearmige hefbomen 20 is scharnierend verbonden met het ondereinde van de zuigerstang 22 van een enkelwerkende lucht bediende cilinder 23.

Indien de luchtcilinders 23 met lucht worden gevoed lichten zij de gehele spin 13 met de daaraan opgehangen spiraal 11 10 op,zodat het contactoppervlak 12 van de spiraal 11 buiten directe aanraking is met het zeefoppervlak 3.Hierbij komt de bovenzijde van de spin tot aanslag tegen de onderzijde van een aanslagbout 24 die door het deksel 2 is bevestigd. Anderzijds hangt het contact oppervlak 12 in de geleidings-15 stand toch op zodanig korte afstand van het zeefoppervlak 3, , dat het op het zeefoppervlak 3 aanwezige,te zeven materiaal M tussen de windingen 17 van de spiraal 11 een lange spiraal-vormige baan aflegt,die een veelvoud is van de lengte van de nagenoeg 20 evolvente baan die het materiaal'M zou afleggen indien de spiraal 11 geen geleiding op het materiaal M zou uitoefenen.

Indien de luchtcilinders 23 geen luchtvoeding ontvangen,zakt de gehele spin 13 met de daaraan opgehangen spiraal 11 op het zeef oppervlak 3 neer en oefent daar de druk van zijn eigen 25 gewicht op uit,waardoor een reinigende werking op dit zeefoppervlak 3 en de daarin aanwezige openingen wordt uitga- 8601335 *' Sr ς oefend.In fig 3 is deze stand van het bewegingsmechanisme met streeplijnen getekend,terwijl de geleidingsstand met oplichting van de spin 13 met spiraal 11 met streeplijnen is getekend.

5 Het contactoppervlak 12 van de spiraal bestaat volgens een eerste doelmatige uitvoeringsvorm uit een borstelband,die aan de onderzijde van de spiraal verwisselbaar is bevestigd (niet weergegeven),zodat hij na slijtage snel en gemakkelijk kan worden verwisseld zonder dat de gehele zeefinrichting 10 daarvoor gedurende langere tijd buiten bedrijf behoeft te zijn.Volgens een andere doelmatige uitvoeringsvorm van de uitvinding bestaat het contactoppervlak 12 van de spiraal 11 uit een stijve of een enigzins buigzame kunststof band,die eveneens snel en gemakkelijk verwisselbaar is bevestigd.

15 Indien men uitsluitend de geleidingsstand van de spiraal wil toepassen en de reinigingsstand buiten beschouwing laat is het bijvoorbeeld ook mogelijk om een metalen of uit ander materiaal gevormde band aan de onderzijde van de spiraal 11 te bevestigen.

20. Doelmatig zijn de draairichtingen van het roterende zeefopper vlak 3 enerzijds en die van de stilstaande spiraal 11 anderzijds gelijk ,waardoor de centrifugaalkracht en de wrijving van het zeefoppervlak,die een nagenoeg evolvente haan tracht te geven aan het te zeven materiaal M,een ondersteuning geven 25 van de beweging van dit materiaal M langs en tussen de 8601335 6 windingen 17 van de spiraal 11.

Zoals uit fig 2 blijkt zijn als aanvulling op het kruisvormige deksel 2,dat aan de buitenomtrek aan het cilin drische huis 1 van de zeefinrichting is bevestigd en dat een 5 dragende functie heeft,cirkelsector vormige losse hulpdeksels 25 aangebracht die gemakkelijk kunnen worden weggenomen en terug geplaatst om toegang naar de spiraal 11 en het zeefoppervlak 3 te kunnen verkrijgen respectievelijk deze weer te kunnen afsluiten.

900 1 33 5

Claims

'4* 86201 vA 1.Zeefinrichting voorzien van ten minste een roterend rond zeefoppervlak ,met het kenmerk,dat aan de materiaal toevoerzijde van het zeefoppervlak(3) ten minste een spiraal (11) is aangebracht. 5' 2.Inrichting volgens conclusie l,met het kenmerk,dat de spiraal (11) een contactoppervlak (12)met het zeef-oppervlak (3) heeft dat uit een aantal buigzame borstels bestaat, 3.Inrichting volgens conclusie 1,met het kenmerk,dat de 10 spiraal(11) een contactoppervlak 12) met het zeef-oppervlak (3)heeft dat uit een glad materiaal bestaat. 4.Inrichting volgens conclusie 2 of 3,met het kenmerk,dat het contactoppervlak (12) uit een kunststof bestaat. 5.Inrichting volgens een of meer van de conclusies 1,3 of 4, 15 met het kenmerk,dat het contactoppervlak 12) uit een stijf of enigzins buigzaam materiaal bestaat. 6.Inrichting volgens een of meer van de conclusies 1 tot 5, met het kenmerk,dat de spiraal(11) op een korte radiale afstand van af het middelpunt(4) van het ronde zeef-oppervlak 2*0 (3) begint en met een aantal windingen (17) naar de buitenomtrek (15) daarvan verloopt. 7.Inrichting volgens een of meer van de conclusies 1 tot 6, 860133; met het kenmerk,dat middelen aanwezig zijn om de spiraal (11),die tijdens het normale bedrijf op geringe afstand van het zeefoppervlak (3)is bevestigd,intermitterend tegen dit zeefoppervlek te laten bewegen. 5 8.Inrichting volgens een of meer van de conclusies 1 tot 7, met het kenmerk.dat de bewegingsmiddelen van de spiraal(11) uit' fluidumcilinders (23) bestaan. 9.Inrichting volgens conclusie 8,met het kenmerk,dat de fluidumcilinders (23) uit luchtcilinders bestaan. 10 10,Inrichting volgens een of meer van de conclusies 1 tot 8, met het kenmerk,dat de spiraal (11) aan een drager (13) is opgehangen,welke drager(13) met de luchtcilinders (23) is verbonden. 11.Inrichting volgens een of meer van de conclusies 1 tot 10 15 ,met het kenmerk,dat de drager (13) bestaat uit een een bin- nenring(14) en een buitenring (15)waartussen een stervormige spin (16) is bevestigd ,welke drager(13) vertikaal verplaats baar aan het deksel(2) van de zeefinrichting is bevestigd. 12.Inrichting volgens aan of meer van de conclusies 1 tot 11, 20 met het kenmerk, dat het zeefoppervlak( 3) plat is en in het midden een met de punt naar boven wijzende, kegelvormige verdeler (6) heeft voor het van bovenaf centraal aangevoerde te zeven materiaal(M). 13.Inrichting volgens een of meer van de conclusies 1 tot 12 8601335 met het kenmerk,dat de spiraal (11)een plat contactoppervlak (12) met het zeefoppervlak (3) heeft. 14.Inrichting volgens een of meer van de conclusies 1 tot 13, met het kenmerk,dat tussen de centrale verdeler(5) en de 5 eerste winding(17) van de spiraal(11) een aantal over de omtrek verdeelde stabilisatiearmen(18)aan het ene einde scharnierend aan de drager(12)is bevestigd,terwijl het andere einde met het bovenliggende deksel (2,14) van hét huis (1) van de zeef scharnierend is verbonden. 10 15.inrichting volgens een of meer van de conclusies 1 tot 14 met het kenmerk,dat de stabilisatiearmen (13)een scherpe hoek (A) maken met de raaklijn terplaatse aan de basis cirkel van de kegelvormige verdeler(6). 16.Inrichting volgens een of meer van de conclusies 1 tot 15 15 niet het kenmerk.dat de draairichtingen van de roterende zeef (3)en van de spiraal(ll) gelijk zijn. 17.Inrichting volgens een of meer van de conclusies 1 tot 16 ,met het kenmerk,dat het deksel( 2)een kruisvormig middengedeelte heeft en met de buiteneinden van de armen (14)aan de 20 buiten omtrek van het cilindrische huis (1) van de zeefinrichting is bevestigd. 18.Inrichting volgens een of meer van de conclusies 1 tot 17, met het kenmerk,dat de luchtcilinders(23) met een tweearmige hefboom(20) de spiraal(11) van het zeefoppervlak (3)op kunnen 8501’r - *** ** ' . lichten. 19.Inrichting volgens een of meer van de conclusies 1 tot 18, met het kenmerk,dat de cirkelsectoren (24) van het deksel tus sen de vier armen(14) van het kruis uit losse deksels (25) 5 bestaan. 20.Inrichting volgens een of meer van de conclusies 1 tot 19, met het kenmerk,dat de luchtcilinders (23) enkelwerkend zijn. 8601335