NL8601034A

NL8601034A - Filterinrichting voor vloeistof, alsmede werkwijze voor het filtreren.

Info

Publication number: NL8601034A
Application number: NL8601034A
Authority: NL
Original assignee: Akzo Nv
Priority date: 1986-04-23
Filing date: 1986-04-23
Publication date: 1987-11-16
Also published as: JPS62296465A

Description

*£ ψ- AKU 1996

Filterinrichting voor vloeistof, alsmede werkwijze voor het. filtreren.

De uitvinding heeft betrekking op een filterinrichting voor vloeistof met een huis, een hoofdtoevoer voor te filtreren vloeistof en een hoofdafvoer voor gefiltreerde vloeistof met een filter dat is opgebouwd uit een aantal een pakket vormende fil-terschijven, waarbij de uitvoering zodanig is, dat een vloei-stofdoorlatende verbinding tussen de kern en de buitenmantel van het filterpakket aanwezig is en waarbij in het axiale kernkanaal van het pakket een axiaal heen en weer beweegbare inwendig van een spoelkanaal voorziene terugspoelzuiger is aangebracht, welk terugspoelkanaal met tenminste één filterschijf direkt in open verbinding kan worden gesteld.

Een dergelijke inrichting is o.a. bekend uit de Duitse octrooiaanvrage DE-AS 23 35 214. Bij die bekende inrichting wordt de vuile te filtreren vloeistof via de hoofdtoevoer toegevoerd aan het kernkanaal van het filterpakket. Via een groot aantal ope-ningen in de wand van het kernkanaal stroomt de vloeistof radiaal naar buiten in de filterschijven. Na filtratie door de filter-schijven komt de gefiltreerde vloeistof in de ringvormige buitenmantel tussen de buitenomtrek van het filterpakket en het huis van de filterinrichting. De gefiltreerde vloeistof verlaat de genoemde buitenmantel via een daarop aangesloten hoofdafvoer. Een belangrijk kenmerk van de filterinrichting volgens DE 23 35 214 bestaat hierin, dat gelijktijdig met het filtreren door een groot aantal filterschijven twee op elkaar volgende filterschijven automatisch worden gereinigd. Dat reinigen vindt plaats doordat die twee aan een reinigingsproces onderworpen filterschijven direkt in open verbinding staan met een terugspoelkanaal in een zich ter hoogte van die twee filterschi jven bevindende terugspoelzuiger. Daarbij stroomt gefiltreerde vloeistof vanuit de genoemde buitenmantel door de twee te reinigen filterschi jven terug in het terugspoelkanaal in de zuiger. Het terugspoelkanaal staat via een omleiding in verbinding met de lage druk zijde van de pers-doseerpomp in de hoofdtoevoer voor nog te 8601034

f JS

2 AKU 1996 filtreren vloeistof. De terugspoelzuiger wordt tijdens het filtreren met behulp van een hulpzuiger geleidelijk in het kern-kanaal van het filterpakket voortbewogen. Daarbij worden achtereenvolgens alle filterschijven door middel van terugspoelen van gefiltreerde procesvloeistof gereinigd. Indien de terugspoelzuiger aan het achtereinde van het kernkanaal is gekomen en de laatste twee filterschijven heeft gereinigd wordt de bewegingsrichting van de terugspoelzuiger automatisch omgekeerd met behulp van een door aanslagen bediende klep in de genoemde hulpzuiger. De terugspoelzuiger beweegt dan langzaam terug naar het begin-einde van het kernkanaal/ waarbij de op elkaar volgende filterschijven opnieuw worden schoongespoeld door de gefiltreerde procesvloeistof. De terugspoelzuiger is van een aantal doorlaat-openingen voorzien/ zodat de te filtreren vloeistof aan beide kanten van de zuiger het filterpakket kan bereiken om te worden gefiltreerd. Hoewel met de in DE 23 35 214 beschreven inrichting afhankelijk van het toepassingsgebied misschien goede resultaten bereikbaar zijn., is daarbij het nadeel aanwezig, dat de terugspoelzuiger zich in het kernkanaal met nog te filtreren procesvloeistof bevindt en daarin moet bewegen. Aangezien de ongefiltreerde procesvloeistof vuil en/of grove deeltjes bevat kan in het kernkanaal een opeenhoping van.vuil en/of grove deeltjes of harde coagulaten ontstaan. Daardoor kan de terugspoelzuiger vastlopen, waarna het filter langzaam maar zeker zal dichtslibben en er geen procesvloeistof meer doorgaat. Dit laatste kan afhankelijk van de aard van het produktieproces waaraan de procesvloeistof moet worden toegévoerd tot meer of minder grote schade leiden. In het bijzonder bij een filterinrichting voor het filtreren van viskose, dat in de rayonrindustrie het uitgangsprodukt vormt voor het spinnen van viskose rayongaren, worden bijzonder hoge eisen aan een goede en constante filtrering gesteld en moeten dode hoeken worden vermeden. Met name wordt de in DE 21 35 214 beschreven inrichting minder geschikt geacht voor het filtreren van viskose of andere spinvloeistoffen waarbij de filtrering aan hoge eisen moet voldoen, in het bijzonder voor wat betreft de kwaliteit van het gefiltreerde produkt en de betrouwbaarheid.

86 0 1 0 3 4 * % AKÜ 1996 3

Voorts is de filterinrichting volgens de 2 335 214 betrekkelijk gecompliceerd, terwijl bovendien het schoonspoelen slechts kan geschieden met de te filtreren vloeistof zelf. Daardoor kan het filter ook niet schoongespoeld worden met een vloeistof die een aanmerkelijk hogere druk heeft dan de te filtreren vloeistof. Doordat bij die bekende f ilterinrichting tijdens het filtreren voortdurend teruggespoeld wordt wordt de kans op storingen in het terugspoelsysteem vergroot.

Verder wordt gewezen op DE 2 629 151 waarin eveneens een terug-spoeifilter wordt beschreven. Dat bekende filter bezit in hoofd-zaak dezelfde nadelen als het in DE 2 335 214 beschreven filter. Enerzijds is het filter volgens DE 2 629 151 minder gecompliceerd dan dat volgens DE 2 335 214 doordat voor de aandrijving van de terugspoelzuiger de hulpzuiger met kleppenmechanisme is vervangen door een eenvoudige schroefspindelaandrijving. Anderzijds is de uitvoering van het filter volgens DE 2 629 151 weer gecompliceerder doordat twee of meer terugspoelzuigers worden toegepast.

De uitvinding beoogt een f ilterinrichting van het in de aanhef vermelde type te verschaffen, waarbij de genoemde nadelen zijn ondervangen. Het filter volgens de uitvinding is hierdoor gekenmerkt, dat de inrichting is uitgevoerd voor het instellen van een afzonderlijke filtreerstand en een afzonderlijke spoelstand. Een doelmatige uitvoering is volgens de uitvinding hierdoor gekenmerkt, dat tijdens de filtreerstand de hoofdtoevoer op de buitenmantel van het pakket is aangesloten, de hoofdafvoer op het kernkanaal van het pakket is aangesloten en het terugspoelkanaal in de terugspoelzuiger niet op het filter is aangesloten, en dat de uitvoering zodanig is dat tijdens de terugspoelstand via de hoofdtoevoer geen te filtreren vloeistof kan worden toegevoerd aan het filter, de terugspoelzuiger in het kernkanaal is aangebracht, waarbij het terugspoelkanaal met tenminste één filter-schijf direkt in open verbinding staat en de aansluiting van het kernkanaal op de hoofdafvoer is geblokkeerd, terwijl de buitenmantel van het pakket op een afvoer voor terugspoelvloeistof is 8601034 AKU 1996 4 f * aangesloten en de terugspoelzuiger, in het bijzonder aan zijn buiten het filter uitstekende einde, is voorzien van een aansluiting op een terugspoelvloeistof.

Bijzonder gunstige resultaten zijn bereikt met een filter, dat volgens de uitvinding hierdoor is gekenmerkt, dat het filter is gevormd door een parallelfilter, dat is opgebouwd uit een aantal een pakket vormende op elkaar aansluitende, bij voorkeur ringvormige, filterschijven en steunschijven. Bij voorkeur is volgens de uitvinding het filterpakket in hoofdzaak opgebouwd uit een pakket ringvormige elkander afwisselende filterschijven en van doorlaatopeningen voorziene steunschijven, die beurtelings aan hun buitenomtrek of aan hun binnenomtrek zijn afgesloten. De steunschijven zijn volgens de uitvinding voor een belangrijk deel gevormd uit een betrekkelijk grof steungaas met een maaswijdte van 0,4 tot 9 mm, in het bijzonder 1,7 tot 5 mm, en met draad-diktes van 0,5 tot 2 mm, in het bijzonder 0,8 tot 1 mm. Volgens de uitvinding zijn de filterschijven gevormd uit een betrekkelijk fijn filtergaas met een maaswijdte van 0,01 tot 100 μΐη, in het bijzonder 0,1 tot 40 μπι. Bijzonder goede ervaringen zijn opgedaan met een filter inrichting, die volgens de uitvinding hierdoor is gekenmerkt, dat de afsluiting van elk van de steunschijven of grove steungazen is uitgevoerd in de vorm van een de buiten- of de binnenomtrek van de steungazen vormende rand, die aan het steungaas is bevestigd* en waarvan de dikte nagenoeg gelijk is aan de dikte van het steungaas, waarbij de uitvoering zodanig is, dat de steunschijven of grove steungazen in hoofdzaak in de richting parallel aan het vlak van de steunschijf of het steungaas door de vloeistof kunnen worden doorstroomd, wanneer de inrichting volgens de uitvinding hierdoor is gekenmerkt, dat het filterpakket is opgebouwd uit de genoemde steunschijven of grove steungazen afgewisseld door telkens een groep van twee of meer filter-gazen, welke filtergazen een in de stroomrichting van de vloeistof toenemende fijnheid, d.w.z. kleinere maaswijdte, bezitten, dan verkrijgt men een filter met een gunstige dieptefiltratie werking.

86 0 1 AKU 1996 * * 5

Een goede spoeiwerking wordt bevorderd, wanneer de inrichting volgens de uitvinding hierdoor is gekenmerkt, dat de tijdens de terugspoeistand op het filterpakket aansluitende uitstroomopenincr van de terugspoel zuiger zich ringvorming over de omtrek van de zuiger uitstrekt.

Bij de filterinrichting volgens de uitvinding wordt derhalve het schoonspoelen van het filterpakket niet gelijktijdig uitgevoerd met het filtreren. Dat heeft het voordeel dat de reinigings-vloeistof, die voor het schoonspoelen wordt gebruikt niet gelijk hoeft te zijn aan de procesvloeistof en derhalve kan worden gevormd door een andere vloeistof met optimale reinigingseigen-schappen voor de betrokken procesvloeistof. Bijvoorbeeld kan een op een temperatuur van 50-200WC verwarmde spoelvloeistof worden toegepast en/of kan de spoelvloeistof bestaan uit een oplosmiddel voor de te filtreren procesvloeistof, zoals spoelen met glycol bij het filtreren van polyamide of polyester. De uitvinding omvat ook een werkwijze voor het filtreren van vloeistof onder toepassing van het beschreven terugspoelfilter. In het.bijzonder is de werkwijze volgens de vinding geschikt voor het filtreren van te verspinnen vloeistof, zoals viscose of een synthetisch polymeer, zoals polyamide, polyester en andere polymeren. Doordat een terugspoel vloeistof kan worden toegepast die verschillend is van de te filtreren vloeistof kan op eenvoudige wijze worden teruggespoeld met een vloeistof die onder een veel hogere druk staat dan de te filtreren vloeistof. Daardoor kan de snelheid van het terugspoelen worden geoptimaliseerd.

Het terugspoelfilter volgens de uitvinding is zowel geschikt voor het filtreren van laag viskeuze vloeistoffen met een viskositeit van 0,1 Pa sec, zoals vuil water, als voor vloeistoffen met een hoge viscositeit, van bijvoorbeeld 18 Pa sec, zoals spinviscose, tot vloeistoffen met een zeer hoge viskositeit van bijvoorbeeld 1500 Pa sec. Met name wordt de inrichting volgens de' uitvinding met succes toegepast voor het filtreren van viskose, die als uitgangsvloeistof wordt gebruikt bij het spinnen van rayongarens voor industriële en textiele toepassingen. De gefiltreerde viskose wordt daarbij door spindoppen met honderden spingaatjes met 8601034 • * AKTJ 1996 6 diameters van 10 tot 4 00 μΐη geëxtrudeerd in een coagulatiebad, waarbij filamenten kunnen worden gevormd met diameters van 5 tot 5 0 μπι. Met name ten gevolge van zeer geringe diameters van de gesponnen filamenten worden daarbij bijzonder hoge eisen gesteld aan de zuiverheid van de gefiltreerde viskose om de gewenste hoge en constante kwaliteit van het gesponnen garen te bereiken. Bij het spinnen van viskose wordt de filterinrichting volgens de uitvinding periodiek schoongespoeld met water onder hoge druk. De terugspoelzuiger wordt daarbij via een aandrijving door het kernkanaal bewogen. Bij de inrichting volgens de uitvinding zijn en blijven de terugspoelzuiger en het kernkanaal schoon, omdat tijdens het filtreren in het kernkanaal slechts gefiltreerde procesvloeistof komt. Omdat bij de filterinrichting volgens de uitvinding het filterproces periodiek moet worden onderbroken voor het schoonspoelen kan het bij bepaalde con-tinuprocessen gewenst zijn twee filterinrichtingen volgens de uitvinding toe te passen die afwisselend worden schoongespoeld. Bij toepassing van de filterinrichting volgens de uitvinding voor het filtreren behoeft gebruik van twee of meer afwisselend werkende f ilterinrichtingen geen bezwaar te zijn op grond van de gunstige werking van de filterinrichting volgens de vinding. Er treedt slechts een minimaal verlies aan te filtreren vloeistof op namelijk per spoeling éénmaal het netto filterhuisvolume. De eerste spoeling vindt plaats door zich onder de zuiger bevindende gefiltreerde vloeistof. Voorts is de werking van de filterinrichting volgens de vinding zo goed dat geen afzonderlijk vóór-ilter nodig is, hetgeen bij de tot nu bekende filterinrichtingen veelal wel vereist is.

Ook is de filterinrichting volgens de uitvinding met gunstig resultaat toegepast voor het filtreren van zinksulfaat of van suspensies, zoals roetsuspensies, die worden toegepast voor het spinnen van antistatische elektrisch geleidende filamenten.

De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van de schematische tekening.

8601034 * » AKU 1996 7

Fig. 1 toont de filterinrichting volgens de uitvinding tijdens het filtreren.

Fig. 2 toont de filterinrichting volgens de uitvinding tijdens 0* reiniging.

Fig. 3 toont de opstelling van het filter volgens de uitvinding met bijbehorende toe- en afvoerleidingen.

In Fig. 1 en 2 is de filterinrichting in zijn geheel met 1 aangeduid. Het centrale cilindrische huis 2 is aan beide einden voorzien van met schroeven 3 bevestigde deksels 4 en 5. Het huis 2 is voorzien van een hoofdtoevoer 6 voor te filtreren procesvloeistof, zoals viskose, terwijl de hoofdafvoer 7 voor gefiltreerde procesvloeistof in het deksel 5 is aangebracht, in het huis 2 bevindt zich het in zijn geheel met 8 aangeduide parallel-filter, dat is opgebouwd uit een groot aantal op elkaar gestapelde grof metaalgaas bevattende steunschijven 9 en 10, waartussen zich uit één of meer lagen fijn filtergaas gevormde filter-schijven 11 bevinden. De steunschijven 9 zijn aan de binnenkant begrensd door en bevestigd aan een massieve stalen binnenring 12. De steunschijven 10 zijn aan hun buitenomtrek begrensd door en bevestigd aan een massieve stalen buitenring 13. in Fig. 1 is slechts van een viertal steungazen 9, 10 nabij het deksel 4 het grove steungaas schematisch getekend. Het parallelfilter komt voor wat betreft de opbouw uit elkaar afwisselende steun- en filterschijven overeen met het in OS 4 361 489 beschreven parallelfilter, zodat voor de werking van het parallelfilter naar laatstgenoemde publikatie wordt verwezen. De stalen binnenringen 12 van de steunschijven 9 vormen samen de begrenzing van het axiale kernkanaal 14 in het centrum van het filterpakket. De stalen buitenringen 13 van de steunschijven 10 vormen samen met de binnenkant van het huis 2 de begrenzing van de met vloeistof gevulde buitenmantel 15. In het kernkanaal 14 kan de terugspoel-zuiger 16 heen en weer bewogen worden met behulp van de daaraan bevestigde zuigerstang 17, die met behulp van een schematisch aangegeven aandrijving 18 over de gehele lengte van het kernkanaal 14 heen en weer bewogen kan worden. Aan het van de zuiger 16 afgekeerde einde van de zuigerstang 17 is daaraan een buiten-. buis 19 bevestigd, die evenals de zuiger 16 juist in het kern- 8601034 AKU 1996 8 kanaal 14 past en daarin samen met de zuiger en de zuigerstang heen en weer kan worden bewogen. De buitenbuis 19 omhult de zuigerstang 17 tot op korte afstand van de zuiger 16, zodanig dat een ringvormige spleet 20 tussen de zuiger 16 en de buitenbuis 19 aanwezig is. De buitenbuis 19 is aan het buiteneinde via een aantal openingen 21 aangesloten op een watertoevoer 22. Bij de montage van het parallelfilter 8 moeten de filterpakketten met de juiste kracht worden aangedrukt. Onvoldoende samendrukking kan leiden tot ongedefinieerde rand- en lekstromen, waardoor de filterwerking nadelig wordt beïnvloed. Een te grote aandrukkracht kan kapot drukken van de filtergazen veroorzaken. Gebleken is, dat bij een samendrukking van de fijne filtergaasschijven van circa 35%, overeenkomend met een persdruk van circa 180 N/cm*, het gaaspakket wel blijvend is ingedrukt, maar niet is doorgedrukt.

Voor' de steunschijven 9 en 10 kan bij het filtreren van viskose met een viskositeit van ongeveer 18 Pa s steungaas met een maas-wijdte van ongeveer ruim 2 mm, een draaddikte van 0,9 mm een gaasdikte van 1,8 mm worden toegepast, terwijl de massieve binnen- en buitenringen een dikte van 2 mm bezitten. De filter-schijven 11 kunnen daarbij ieder worden gevormd door een aantal fijnere gazen. De maaswijdte voor de steungazen en voor de filtergazen kunnen op eenvoudige wijze worden aangepast aan de aard van de te filtreren vloeistof.

De werking van de filterinrichting zal aan de hand van Fig. 1 en 2 thans nader worden toegelicht, in Fig. 1 is de situatie getekend, waarin de via de pijl 23 toegevoerde procesvloeistof, zoals viskose, wordt gefiltreerd. Na via de hoofdtoevoer 6 in de buitenmantel 1.5 te zijn gekomen stroomt de viskose door het grove gaas van de diverse steunschijven 9 radiaal binnenwaarts het parallelfilter 8 in op de wijze zoals op enkele plaatsen met pijlen in het filter is aangegeven. Nadat de viskose de filter-schijven 11 is gepasseerd stroomt de gefiltreerde viskose via het grove gaas in de steunschijven 10 in het centrale kernkanaal 14, zoals eveneens met pijlen is aangegeven. De gefiltreerde viskose 8601034 AKU 1996 9 * verzamelt zich in het kernkanaal 14 en stroomt volgens de pijl 24 via de hoofdafvoer naar de niet getekende procesinstallatie, zoals een spinmachine.

In Fig. 2 is de situatie voor het reinigen van het filter weergegeven. Daarbij staat de hoofdtoevoer 6 door het sluiten van een in Fig. 2 niet getekende afsluiter niet meer in verbinding met de toevoer voor te filtreren vloeistof en is de afvoer 7 met behulp van een in Fig. 2 eveneens niet getekende afsluiter gesloten. Bij het begin van het reinigingsproces wordt de zuiger 15 met zuigerstang 17 en buitenbuis 19 door middel van de aandrijving 18 bewogen in de richting van de pijl 25. In Fig. 2 is de situatie getekend waarbij de zuiger 16 zich reeds over de helft van het parallelfliter bevindt en het voorafgaande deel van het filter reeds is schoongespoeld. Doordat de buitenbuis 19 via de ope-ningen 21 op een toevoer 22 voor water onder hoge druk is aangesloten, stroomt het water aan het einde van de buitenbuis 19 door de spleet 20 alzijdig radiaal naar buiten in de zich tegenover -de spleet 20 bevindende steunschijf 10 (zie pijlen). Vanuit de betrokken steunschijf 10 doorspoelt het toegevoerde water de twee aangrenzende filterschijven 11, die daarbij worden gereinigd en in tegengestelde richting worden doorstroomd (zie pijlen) als tijdens het filterproces volgens Fig. 1. Na het passeren van de laatstgenoemde filterschijven 11 stroomt het water via de aangrenzende steunschijven van het type 9 radiaal naar buiten in de buitenmantel 15 (zie pijlen). Het spoelwater in de buitenmantel 15 verlaat het huis 2 via de thans met een waterafvoer verbonden aansluiting 6 volgens de richting van de pijl 26. Bij het geleidelijk voortbewegen van de zuiger 16 in de richting van de pijl 25 worden op dezelfde wijze achtereenvolgens alle filterschijven 11 van het parallelfilter 8 schoongespoeld. Zodra de zuiger 16 aan het einde van het kernkanaal 14 is gekomen, wordt de zuiger 16 met behulp van de aandrijving 18 weer in de in Fig. 1 getekende uitgangsstand teruggebracht volgens de richting van de pijl 27. Daarna moet de aansluiting 6 weer op de hoofdtoevoer voor de te filtreren viskose worden aangesloten en moet $ ς rw - t <

V / v' *' - V T

10 AKU 1996 het kernkanaal 14 weer op de afvoer voor gefiltreerde viskose worden aangesloten, nadat eerst de verdrongen filterinhoud is verwijderd.

In het schema van Fig. 3 is nog aangegeven hoe de filterinrich-ting 1 volgens de uitvinding op de diverse leidingen kan worden aangesloten. De hoofdtoevoerleiding voor te filtreren viskose is met 28 aangeduid en deze kan geopend of gesloten worden met de afsluiter 101. Het spoelwater, dat tijdens het reinigen uit de inrichting komt kan via de leiding 29 met afsluiter 102 worden afgevoerd. Het spoelwater kan via de leiding 30 met afsluiter 103 worden toegevoerd. Na het terugspoelen en aan het begin van de filterperiode kan de verdrongen filterinhoud via de leiding 31 met afsluiter 104 worden afgevoerd. De gefiltreerde viskose kan via de leiding 32 met afsluiter 105 aan de spinmachine worden toegevoerd. Tijdens het terugspoelen met water, het verdringen van de filterinhoud en het filtreren is de stand van de afsluiters 101, 102, 103, 104 en 105 als volgt:

Afsluiter Afsluiter Afsluiter Afsluiter Afsluiter 101 102 103 104 105 terugspoelen ,.

,.-: dicht open open dicht dicht het water open dicht dicht open dicht mhoud filter r filtreren open dicht dicht dicht open

Binnen het raam van de vinding kunnen verschillende wijzigingen worden aangebracht. Met name kan het terugspoelfilter volgens de uitvinding met voordeel worden toegepast in de voedingsmiddelen industrie en in de verfindustrie.

SS 010 3 4

Claims

1. Filterinrichting voor vloeistof met een huis» een hoofd-toevoer voor te filtreren vloeistof en een hoofdafvoer voor gefiltreerde vloeistof met een filter dat is opgebouwd uit een aantal een pakket vormende filterschijven waarbij de uitvoering zodanig is» dat een vloeistofdoorlatende verbinding tussen de kern en de buitenmantel van het filterpak-ket aanwezig is en waarbij in het axiale kernkanaal van het pakket een axiaal heen en weer beweegbare inwendig van een spoelkanaal voorziene terugspoelzuiger is aangebracht, welk terugspoelkanaal met tenminste één filterschijf direkt in open verbinding kan worden gesteld, met het kenmerk, dat de inrichting is uitgevoerd voor het instellen van een afzonderlijke filtreerstand en een afzonderlijke spoelstand.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de uitvoering zodanig is, dat tijdens de filtreerstand de hoofd-toevoer op de buitenmantel van het pakket is aangesloten, de hoofdafvoer op het kernkanaal van het pakket is aangesloten en het terugspoelkanaal in de terugspoelzuiger niet op het filter is aangesloten, en dat de uitvoering zodanig is dat tijdens de terugspoelstand via de hoofdtoevoer geen te filtreren vloeistof kan worden toegevoerd aan het filter, de terugspoelzuiger in het kernkanaal is aangebracht, waarbij het terugspoelkanaal met tenminste één filterschijf direkt in open verbinding staat en de aansluiting van het kernkanaal op de hoofdafvoer is geblokkeerd, terwijl de buitenmantel van het pakket op een afvoer voor terugspoelvloeistof is aangesloten en de terugspoelzuiger, in het bijzonder aan zijn buiten het filter uitstekende einde, is voorzien van een aansluiting op een terugspoelvloeistof.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat het filter is gevormd door een parallelfilter, dat is opgebouwd uit een aantal een pakket vormende op elkaar aansluitende, bijvoorkeur ringvormige, filterschijven en steunschilven. 8601034 12 AKU 1996

4. Inrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat het filterpakket in hoofdzaak is opgebouwd uit een pakket ringvormige elkander afwisselende filterschijven en van door-laatopeningen voorziene steunschijven, welke steunschijven achtereenvolgens aan de buitenomtrek of aan de binnenomtrek zijn afgesloten.

5. Inrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de steunschijven zijn voorzien van ten opzichte van de filter-schijven grove doorlaatopeningen en bijvoorbeeld zijn gevormd uit een betrekkelijk grof steungaas.

6. Inrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de afsluiting van elk van de steunschijven of -gazen met grove doorlaatopeningen is uitgevoerd in de vorm van een de buitenof de binnenomtrek van de steunschijven of -gazen vormende rand.

7. Inrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de uitvoering zodanig is, dat elk van de steunschi jven of -gazen met grove doorlaatopeningen in hoofdzaak in de richting parallel aan het vlak van de steunschijf of het steungaas door de vloeistof kunnen worden doorstroomd.

8. Inrichting volgens een of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het filterpakket is opgebouwd uit de genoemde steunschijven afgewisseld door telkens een groep van twee of meer filtergazen, welke filtergazen een in de stroomrichting van de vloeistof toenemende fijnheid bezitten.

9. Inrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat het grove steungaas is uitgevoerd met een maaswijdte van 9 tot 0,4 mm, in het bijzonder 5-1,7 mm, en met draaddiktes van 0,5 tot 2 mm, in het bijzonder 0,8 tot 1 mm. 8501034 AKÜ 1996 13

10. Inrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de fil-terschljven zijn gevormd uit een betrekkelijk fijn filter~ gaas met een maaswijdte van 0,01 tot 100 μΐη, in het bijzonder 0,1 tot 40 μηι.

11. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de tijdens de terugspoelstand op het filterpakket aansluitende uitstroomopening van de terugspoelzuiger zich ringvormig over de omtrek van de zuiger uitstrekt.

12. Werkwijze voor het filtreren van een vloeistof, met het ken-merk, dat daarbij het filter volgens een of meer van de conclusies 1-11 wordt toegepast.

13. Werkwijze volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat het filter wordt toegepast voor een te verspinnen vloeistof, zoals viscose of een synthetisch polymeer, zoals polyamide, polyester en dergelijke polymeren.

14. Werkwijze volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat het filter wordt toegepast voor het filtreren van een suspensie, zoals een roetsuspensie.

15. Werkwijze volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat voor de spoelvloeistof een andere vloeistof wordt toegepast, dan de te filtreren vloeistof.

16. Werkwijze volgens conclusie 15, met het kenmerk, dat de spoelvloeistof wordt gevormd door een oplosmiddel voor de te filtreren vloeistof.

17. Werkwijze volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat een, bijvoorbeeld op een temperatuur van 50-200UC, verwarmde spoelvloeistof wordt toegepast. 8601034