NL8600913A - Voederinrichting voor huisdieren. - Google Patents

Description

N.0. 33.828 Jy - t -

Voederinrichting voor huisdieren.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het voeren van huisdieren met een vastgestelde hoeveelheid voedsel. De inrichting kan worden gebruikt voor het voeren van vastgestelde hoeveelheden droogvoer aan een groot aantal huisdieren» zoals varkens 5 enz.

Voor het in een vastgestelde hoeveelheid en eveneens op vastgestelde regelmatige tijden verschaffen van droogvoer» in poeder-vorm of als granulaat aan een groot aantal huisdieren» is het gebruikelijk handmatige methoden te gebruiken» waarbij het droogvoer 10 naar het hok van de huisdieren wordt gebracht en een grofweg bepaalde hoeveelheid van het droogvoer, met behulp van een meetinrichting bepaald, met de hand in de voerbakken wordt gebracht.

Deze gebruikelijke wijze van handmatig werken heeft echter zodanige nadelen dat veel tijd en mankracht nodig zijn voor het 15 voederen van een groot aantal varkens.

Verder is het niet makkelijk een voedermethode te gebruiken die men onder kontrole heeft, d.w.z. om een groot aantal varkens effektief en ekonomisch de juiste hoeveelheid voer te geven, aangepast aan hun groeistadia.

20 Doel van de onderhavige uitvinding is een inrichting te ver schaffen voor het voeren van vastgestelde hoeveelheden, die in staat is om effektief het voeren met vaste hoeveelheden voer voor een groot aantal huisdieren, zoals varkens e.d. uit te voeren, in het bijzonder gestuurde voeding voor een zelfde aantal huisdieren.

25 Eén aspekt van de onderhavige uitvinding is dat deze een in richting verschaft voor het voeren van van tevoren vastgestelde hoeveelheden, bevattende een hoofdtrechter voor droogvoer met zijn toevoei—uitgang aan de onderkant» een eerste transporteur, bestaande uit een cylinder voor het leiden van het transport, die zich 30 vrijwel horizontaal uitstrekt onder genoemde hoofdtrechter en aan-rijfmiddelen voor het transporteren van het droogvoer in de lengterichting door de geleidingscylinder, die aan zijn achtereinde een toevoeropening heeft die is verbonden met de toevoer-uitgang van de hoofdtrechter en die aan zijn onderkant is voorzien van in de leng-35 terichting van de cylinder op afstand afwezige uitlaatopeningen voor het voer» een hoeveelheid trechterbakken voor het droogvoer, • ; Λ < , .) -ί' . -·- - . ' t - 2 - i- Λ ieder verbonden met de bodem van een uitlaatopening van de eerste transporteur en voorzien van voeruitlaatopeningen aan de onderkant» een tweede transporteur bestaande uit een transportgeleidingscylin-der die zich vrijwel horizontaal uitstrekt onder de trechterbakken, 5 en een aandrijfmechanisme voor het in de lengterichting door de ge-leidingscylinder transporteren van het droogvoer, waarbij deze geleidingscylinder aan zijn bovenkant een hoeveelheid openingen heeft, in de lengterichting van de cylinder op afstand van elkaar, ieder verbonden met een toevoeropening van een trechterbak en aan 10 zijn onderkant van in de lengterichting op afstand van elkaar aanwezige voei—uitvoeren, verbonden met voerbakken.

Wanneer in de inrichting de eerste transporteur werkt, wordt het droogvoer vanuit de hoofdtrechter vervoerd naar de geleidings-cylinder van de eerste· transporteur en wordt het droogvoer door de 15 geleidingscylinders gebracht in de diverse trechterbakken. Het droogvoer mag daarin blijven.

Wanneer daarna de tweede transporteur in werking wordt gesteld wordt het droogvoer, dat .zich bevindt in de trechterbakken, in de geleidingscylinder van de tweede transporteur gebracht en in gelij-20 ke hoeveelheden aan de voerbakken toegevoerd via een hoeveelheid uitlaten die aanwezig zijn in de genoemde geleidingscylinder.

Wanneer de tweede transporteur in werking wordt gesteld, bijv. gedurende een zekere tijdsduur, kan steeds wanneer die bepaalde tijdsduur verstrijkt, de hoeveelheid voer die evenredig is met deze 25 tijdsduur, in gelijke hoeveelheden worden toegevoerd aan een veelheid van voerbakken.

Aldus is het mogelijk om met behulp van de inrichting volgens de uitvinding op efficiënte wijze een groot aantal huisdieren te voorzien van een van tevoren vastgestelde hoeveelheid droogvoer.

30 Daarnaast is het mogelijk om met behulp van de inrichting gestuurde voeding effektief uit te voeren, wat het mogelijk maakt om een groot aantal huisdieren voedsel te geven in hoeveelheden, aangepast aan hun groeistadia, een en ander ekonomisch en zonder verspilling.

De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van de 35 tekening die een voorkeursuitvoering van de inrichting volgens de uitvinding weergeeft.

Fig. 1 is een vooraanzicht van een deel van de inrichting, die er toe dient een varken een vastgestelde hoeveelheid droogvoer toe

-r A

- 3 - te dienen. Om belangrijke details weer te geven* zijn delen ’er uit gebroken’.

Fig. 2 geeft een bovenaanzicht van een dergelijke inrichting* eveneens met delen er uit gehroken.

5 Fig. 3 toont vergroot een vertikale doorsnede, loodrecht op het vlak van tekening van Fig.1, volgens de lijnen III---III, als aangegeven in Fig.1.

Fig. 4- geeft vergroot een doorsnede door een deel van de inrichting, volgens een vlak loodrecht op het vlak van tekening van tö Fig. 2» volgens IV-—IV, als aangegeven in Fig,2.

Fig. 5 geeft vergroot een zijaanzicht van de uiterst linkse trechterbak, als getekend in Fig.

Fig. 6 geeft schetsmatig een bovenaanzicht in doorsnede van een andere uitvoeringsvorm van de transporteur.

J5 De inrichtingen volgens de Fig.1, 2 en 3 tonen twee met elkaar verbonden inrichtingen voor het voeren van vastgestelde hoeveelheden voer. De hoofdtrechters 1 en 1’ voor de toevoer van het droogvoer zijn naast elkaar gepositioneerd.

De achtereinden van de transporteurs 2 en 2’ - in een rechte 20 uitvoering - zijn verbonden met de bodems van dë hoofdtrechters 1, resp. 1’.

De transporteurs lopen parallel aan elkaar en strekken zich in horizontale richting uit. Een hoeveelheid trechterbakken voor het voer, 3 en 3’, is aanwezig onder beide eerste transporteurs op in 25 de lengterichting van een transporteur gezien vaste afstanden van elkaar.

De tweede serie transporteurs, 4 en 4’, - ook van het rechte type - zijn verbonden met de bodems van ieder van de trechterbakken, resp. 3 en 3’. Deze transporteurs lopen evenwijdig aan elkaar 30 en strekken zich in horizontale richting uit.

Onder de beide transporteurs h en V bevinden zich de voerbakken ó, die aan de ene zijkant open zijn en de voerbakken 6’, die aan de andere zijde open zijn, onderling gescheiden door zigzag verlopende scheidingswanden.

35 De konstruktie is zodanig gemaakt dat het voer in de voerbak ken 6. aan de ene zijde van de transporteur h wordt toegevoerd vanuit de transporteur k aan diezelfde kant en dat in de voerbakken 6’ aan de andere kant het voer op gelijke wijze wordt toegevoerd van-

A S

- 4 - uit de transporteur 4’ die aan die andere kant is gelegen.

Met betrekking tot één van de inrichtingen voor het toevoeren van een vastgestelde hoeveelheid voer» wordt eerst de transporteur Ξ beschreven.

5 Als getoond in de Fig.3 en 4 is als aandrijfmiddel voor het transport een schroefvormig blad 8 draaibaar gemonteerd binnen de geleidingscylinder voor het transport.

Het bovendeel van de cylinder 7 is aan zijn achterkant voorzien van een toevoeropening 9, die is verbonden met de toevoej— 10 uitgang aan de onderkant van de hoofdtrechter 1. Een aantal voer-uitlaten, gelijk aan het aantal voerbakken 6 is aangebracht aan de onderkant van de cylinder 7» op in de lengterichting van de cylinder 7 gezien» vaste afstanden van elkaar.

De aandrijfmotor 11 is bevestigd aan de vóórkant van de cylin-15 der 7 en de aandrijfas daarvan is verbonden met de voorkant van het schroefblad.

Als beschreven in de Fig.3 en 4 is dè trechterbak 3 doosvormig met zijn vulopening bovenin en met zijn toevoer-uitgang onderin.

De bovenkant daarvan ligt in één vlak met de uitlaten 10 van 20 de transporteur E.

Zoals beschreven in de Fig.3 en 4 omvat de transporteur 4 als aandrijfmiddel voor het transport een schroefblad 13, dat draaibaar is gepositioneerd binnen de transportgeleidingscylinder IE. Het bovendeel van de cylinder IE is voorzien van toevoeropeningen 14.

25 Het aantal van deze openingen is gelijk aan het aantal trechterbak-ken 3, terwijl ze zijn gelegen in de lengterichting van de cylinder IE. De openingen 14 zijn verbonden met de openingen in de onderkant van de trechterbakken 3.

Aan zijn onderkant is de cylinder IS voorzien van uitlaten 15, 30 waarvan het aantal gelijk is aan dat van de voerbakken 6 en die ten opzichte van de openingen 14 over een bepaalde afstand naar voren zijn verschoven en die zich bevinden boven de voerbakken 6.

Het gegeven voorbeeld toont hoe de uitlaten 15 zich bevinden tussen twee naast elkaar gelegen openingen 14.

35 De vóórkant van de cylinder IE is verbonden met de aandrijf motor SE. De aandrijfas is verbonden met de voorkant van het genoemde schroefblad.

De stuurinrichting voor het vullen van alle trechterbakken 3 ·**« ** '· '> V„., '1 j 4F -fc - 5 - met droogvoer» wordt hierna beschreven. De middelen voor het registreren van de hoeveelheid droogvoer omvatten de draaibare plaat 16 en de begrenzingsschakelaar IS en bevinden zich in de trechterbak 3, gelegen aan het vooreindeï de trechter» gelegen zover mogelijk 5 van de hoofdtrechter 1 verwijderd.

De draaibare plaat 16 is aan zijn onderkant ondersteund aan het binnenoppervlak van de zijwand van de trechterbak met behulp van een scharnier.

Voorts is de draaibare plaat 16 voorzien van een sleutelvormig tO hamertje 17» dat uitsteekt vanaf het beweegbare bovenstuk van de plaat. Het hamertje 17 steekt beweegbaar door een opening in de zijwand van de trechterwand naar buiten.

Wanneer de hoeveelheid droogvoer binnen de trechterbak zodanig is afgenomen dat er nieuw voer moet worden aangevoerd» is de plaat 15 16 op grond van zijn eigen gewicht schuin gaan staan» als in de tekening getoond» omdat de druk veroorzaakt door het droogvoer is afgenomen.

De sleutelvormige kop van het hamertje 17 stuit dan tegen de wand van de trechterbak en de plaat blijft in zijn hellende stand 20 gefixeerd.

Wanneer de hoeveelheid droogvoer in de trechterbak 3 in een bepaalde mate toeneemt op grond van extra aanvoer» zal dit droogvoer de plaat terugduwen. De plaat kan dan terugkeren in zijn vei— tikale positie.

25 Wanneer echter de plaat 16 een nagenoeg vertikale positie in neemt» wordt de schakelhefboom 19 door de top van de hamer 17 ingedrukt en bevindt de begrenzingsschakelaar 18 zich in de uit-stand»

Wanneer de plaat 16 schuin staat» als aangegeven in de tekening» drukt de hamer 17 niet meer tegen de hefboom 19 en neemt de 30 schakelaar de aan-positie in.

De begrenzingsschakelaar 18 is als aan-/uit- schakelaar opgenomen in een normaal elektrisch circuit (niet getekend) dat de motor 11 van de transporteur S verbindt met de krachtbron.

Bovendien zijn beide kanten van de draaibare platen (links en 35 rechts) en de binnenwand van de trechterbak 3 voorzien van balgen 23.

Boven ieder van de voerbakken 6 zijn waterleidingen 6 horizontaal aangebracht en voorzien van waterkranen aan hun onderkan- C Λ : μ *“*> - 6 - ten, zo dat zij de voerbakken 6 kunnen voorzien van water. Eén einde van een leiding is aangesloten op de waterleiding of op een waterpomp via een elektromagnetische schakelaar 21.

Wanneer in bedrijf de motor 11 wordt gestart en het schroef-5 vormige blad 8 van de transporteur 2 in rotatie wordt gebracht in de richting van de pijL als aangegeven in de tekening» wordt het droogvoer (m) dat zich bevindt in de hoofdtrechter 1 voorwaarts bewogen binnen de transporteur 2.

Het droogvoer wordt eerst in de achterste trechterbak 3 ge-10 worpen vanuit de achterste uitlaat 10.

Wanneer de achterste trechterbak 13 is gevuld met het droogvoer en dit de uitlaat 10 bereikt» wordt het droogvoer (m) geworpen in de· volgende trechterbak die gelegen is direkt naast en voor de eerste trechterbak.. Qp deze zelfde wijze worden achtereenvolgens 15 trechters die direkt naast en voor de vorige gelegen zijn» gevuld met droogvoer.

Wanneer de voorste trechterbak 13 is gevuld met droogvoer» neemt de draaibare plaat 16 van het gestuurde voederapparaat de vrijwel loodrechte positie in.

20 Het hamertje 17 drukt tegen de hefboom 19 van de schakelaar en de begrenzingsschakelaar 18 wordt geopend. Daarmee wordt het stroomcircuit geopend en wordt de motor gestopt. De transporteur 2 stopt.

Dus» wanneer de motor 22 wordt gestart en het schroefblad 13 25 van de transporteur ^ wordt in rotatie gebracht in de pijlrichting als aangegeven in de tekening, wordt tegelijkertijd het droogvoer binnen ieder van de trechterbakken 3 naar voren bewogen in de transporteur b.

Het droogvoer wordt aldus tegelijkertijd in ieder van de voer-30 bakken gebracht vanuit de uitstroomopeningen die op vaste afstanden naar voren aanwezig zijn.

Nadat het voer over de hele lengte is terechtgekomen in de transporteur 4, wordt door één rotatie van het schroefblad 13 de voerhoeveelheid die in ieder van de voerbakken terecht komt, op de 35 vastgestelde hoeveelheid gehouden. Dus steeds wanneer een bepaalde tijd is verlopen, wordt de motor 22 van de transporteur k een vastgesteld aantal keren of gedurende een bepaalde tijd in rotatie gebracht. Het voer wordt dan toegevoerd aan ieder van de voerbakken 6 φ .-η, ...

•y v . , V· - 7 - in gelijke hoeveelheden, in overeenstemming met het aantal rotaties of met de tijd gedurende welke de rotatie plaatsvindt.

Het stuurprogramma vooor het voeren is geformuleerd voor het voederen van varkens in gekontroleerde hoeveelheden, aangepast aan 5 de groeistadia van de varkens. De dagelijkse voedingstijden of voe-dingsfrekwentie en de voerhoeveelheden per voeding, worden zodanig bepaald dat ze in overeenstemming zijn met wat vereist is voor de diverse groeistadia van varkens. Daarna wordt met betrekking tot het werkprogramma de dagelijkse begintijd van de transporteur k be-10 paald op basis van de dagelijkse voedingstijd en het aantal rotaties of de duur van de rotaties van de motor 22 van de transporteur k ten tijde van de start, op basis van de voerhoeveelheid en de tijd van de voeding. Volgens dit werkprogramma wordt de transporteur k gestart.

t5 Nadat iedere voerbak 6 is voorzien van droogvoer, wordt de magnetische schakelaar 21 indien nodig in werking gesteld, en wordt de voerbak 6 gevuld met de vastgestelde hoeveelheid water via de kranen van de waterleiding 20.

2o wordt het voer een pap wanneer de varkens het eten. Dit zou 20 de trek van de varkens verhagen en de vertering verbeteren, wat bijdraagt aan een snellere groei.

Wanneer de voerhoeveelheid in ieder van de trechterbakken vermindert, gaat de draaibare plaat 16 van de gestuurde voederinrich-ting door zijn eigen gewicht schuin staan en sluit hij de begren-25 zingsschakelaar 18.

Het elektrische circuit wordt gesloten en motor 11 start. Het voer wordt achtereenvolgens in ieder van de trechterbakken geworpen met behulp van de transporteur 2. Aldus wordt ieder der trechterbakken 3 automatisch gevuld met voer.

30 Het tweede gestuurde voederapparaat heeft dezelfde konstruktie als hiervoor beschreven.

De verschillende onderdelen van dezelfde konstruktie zijn aangegeven met een ’.

Voor de eerste reeks transporteurs 2 en de tweede reeks trans-35 porteurs k volgens de onderhavige uitvinding, zijn modifikaties mogelijk.

Eén daarvan is een schroeftransporteur, bevattende schroeven bestaande uit schroefbladen, bevestigd aan de omtrek van een stang - 8 - en roteerbaar gepositioneerd binnen de cylinder.

Als getoond in Fig.6 worden ook de schraaptransporteur e.d. gebruikt. De schrapereenheid 8a bestaat uit een groot aantal schrapers 23a op regelmatige afstanden bevestigd aan een flexibel snoer 5 22a» zoals een draad, een ketting, enz. Het is zodanig gearrangeerd dat het zowel binnen als buiten de cylinder 7a kan rondbewegen. Dit is het eindloze schrapersnoer. De schrapertransporteur bevat een dergelijk schrapersnoer en bevat tandwielen die daarmee samenwei— ken.

» *%

Claims (7)

1. Inrichting voor het toevoeren van een vastgestelde hoeveelheid voer» omvattende een hoofdtrechter (1) voor droogvoer met zijn toevoer-uitgang aan de onderkant» 5 een eerste transporteur £2), bestaande uit een cylinder voor het leiden van het transport» die zich vrijwel horizontaal uitstrekt onder genoemde hoofdtrechter en aandrijfmiddelen voor het transporteren van het droogvoer in de lengterichting door de geleidingscylinder» die aan zijn achtereinde een toevoeropening heeft die is 10 verbonden met de toevoei—uitgang van de hoofdtrechter en die aan zijn onderkant is voorzien van in de lengterichting van de cylinder op afstand afwezige uitlaatopeningen voor het voer, een hoeveelheid trechterbakken £3) voor het droogvoer,.ieder verbonden met de bodem van een uitlaatopening van de eerste transpo!— 15 teur en voorzien van voeruitlaatopeningen aan de onderkant, een tweede transporteur (4) bestaande uit een transportgeleidings-cylinder die zich vrijwel horizontaal uitstrekt onder de trechterbakken, en een aandrijfmechanisme voor het in de lengterichting door de geleidingscylinder transporteren van het droogvoer» waarbij 20 deze geleidingscylinder aan zijn bovenkant een hoeveelheid openin-gen heeft, in de lengterichting van de cylinder op afstand van elkaar» ieder verbonden met een toevoeropening van een trechterbak en aan zijn onderkant van in de lengterichting op afstand van elkaar aanwezige voei—uitvoeren, verbonden met voerbakken. 25

2, Inrichting volgens konklusie 1, bevattende watertoevoeren met kranen om de voerbakken van water te voorzien.

3. Inrichting volgens konklusie 1 af 5, waarin de aandrijfmid-delen voor het transport bestaan uit schroefvormige bladen, draaibaar gemonteerd binnen een transportgeleidingscylinder.

4. Inrichting volgens konklusie 1 of 2». waarin de aandri jfmid delen voor het transport schroeven zijn die draaibaar zijn gemonteerd binnen een transportgeleidingscylinder.

5. Inrichting volgens konklusie 1 of 2, waarin de aandrijfmiddelen voor het transport een eindloos schrapersnoer is, omvattende 35 een schrapersnoer met daaraan bevestigd een aantal schrapers, op regelmatige afstanden van elkaar en flexibel met elkaar verbonden, ΐ- =ν - 10 - die kontinu kan ronddraaien binnen en buiten een transportgelei-dingscylinder,

6. Inrichting volgens konklusie 1» 2, 3, ^ of 5, verder bevattende een inrichting voor het sturen van de toevoer van droogvoer 5 naar alle trechterbakken, welke stuurinrichting middelen bevat voor het registreren of de hoeveelheid droogvoer binnen de trechterbak die het verst afgelegen is van de hoofdtrechter, zodanig is afgenomen dat er moet worden bijgevuld, waarna zulks dan geschiedt, en omvattende een motor om de aandrijfmiddelen voor het transport in IQ de eerste transporteur aan te drijfen en een elektrisch circuit voor het aanzetten en stoppen van de motor door middel van het signaal, afkomstig van de registreermiddelen.

7. Inrichting volgens konklusie 6, waarbij de registreermiddelen omvattende een plaat die aan zijn onderkant draaibaar is onder- 15 steund aan de binnenwand in een trechterbak en waarvan de hoek met het vertikale vlak toeneemt naarmate de druk van het droogvoer, wanneer de hoeveelheid daarvan binnen de trechterbak afneemt en er behoefte is aan bijvulling en‘die een vertikale positie inneemt wanneer droogvoer wordt toegevoerd, waarin de registreermiddelen 20 voorts omvatten een hamer die is gemonteerd op een beweegbaar deel van de plaat en die uitsteekt buiten de zijwand van de trechterbox en een begrenzingsschakelaar, zodanig gepositioneerd dat deze door de hamer wordt ingedrukt wanneer de plaat de loodrechte positie inneemt. ‘ -¾