NL8600529A - Nulleider-scheidingsinrichting. - Google Patents

Description

ï. - * ^ 4

Nulleider-scheidingsinrichting

De uitvinding betreft een nulleider-scheidingsinrichting voor de mechanische koppeling aan een onderbrekerinrichting voor fase-contacten met een uit een elastisch buigbare, eenzijdig bevestigde contacthefboom en een vast contact gevormde contactinrichting, die 5 met aansluitklemmen geleidend verbonden binnen een wat betreft de contouren ongeveer met de onderbrekerinrichting overeenkomend huis is ondergebracht, waarbij de contacthefboom door middel van een met de hand schakelbaar, zwenkbaar in het huis gelegerd bedieningselement bedienbaar is.

10 Een dergelijke scheidingsinrichting is bijvoorbeeld uit het EP 0 096 793 A2 bekend. Hierbij is de zelfverende contacthefboom vast op een aansluitklem gemonteerd en wordt direct door deze vastgehouden.

Voor het sluiten van de contactinrichting wordt een op de contacthefboom aangrijpende beugel, die met het handbedieningselement is verbon-15 den, door middel van deze ii^sluitrichting gespannen. Het openen van de contacten geschiedt bij de overeenkomstige schakelstand door eigen vering van de contacthefboom.

Nadelig bij deze inrichting is de korte en ongunstige bevestiging van de contacthefboom aan de aansluitklem, omdat de inhouw-20 verhoudingen zich op deze plaats naderhand zeer gemakkelijk kunnen veranderen. Afwijkingen in het veergedrag van de contacthefboom en veranderingen van de kracht-weg-verhouding op het aangrijpingspunt van de beugel zijn daarvan het gevolg. Ook is het gevaar aanwezig van een onvoldoende qpeningskracht op de contactplaat, zodat bij het aan elkaar 25 kleven respectievelijk aan elkaar lassen van de contacten de functie van de scheidingsinrichting niet meer is gewaarborgd.

Verder is uit het DE 30 14 314 Al een nulleider-scheidings-inrichting bekend, waarbij de contacthefboom in openingsrichting van het contact door het bedieningselement wordt belast. Ook hier is de 30 contacthefboom aan een aansluitklem bevestigd, terwijl de contactdruk door middel van een extra drukveer wordt opgewekt. Het van een lange hefboomsarm voorziene bedieningselement werkt als wrijvingsgrendel in openingsrichting op de contacthefboom in. Een kleine contactopeningsweg ‘ * ·* ï . · * " · i v* :j * ·β - 2 - en het langzaam openen van het beweegbare contact zijn bij deze inrichting nadelig.

De uitvinding heeft ten doel, een nulleider-scheidingsinrich-ting van de bovenbeschreven soort uit te rusten met een bedrijfszekere 5 en wat betreft de opbouw eenvoudige contactonderbrekingsinrichting, die bovendien met weinig slechts in het huis te leggen onderdelen kan worden gemonteerd.

Om dit doel te bereiken, worden volgens de uitvinding de in conclusie 1 genoemde maatregelen voorgesteld. Verdere ontwikkelingen 10 en voordelige uitvoeringsvormen van de uitvinding zijn onderwerpen van de volgconclusies.

Voordelig bij de uitvinding is in het bijzonder de gunstige overbrengingsverhouding van de op de contacthefboom werkende rol in combinatie met de korte zwenkweg van het bedieningselement. Hierbij 15 liggen de krachtaangrijpingspunten van de rol irjsluitrichting en van een veer in openingsrichting praktisch tegenover elkaar, zodat geen extra buigmomenten op de contacthefboom worden uitgeoefend. Deze heeft dankzij zijn ombuiging en door de aanligging tegen het bedieningselement lange hefboomsarmen, die uitgebalanceerde krachtsverhoudingen als af-20 brandreserve beschikbaar stellen en een gelijkmatige contactdruk waarborgen. Bovendien bewerkstelligt de ombuiging een schuivende werking van de contacthefboom op het vaste contact, die de zelfreiniging van de contacten bevorderd. Tenslotte dragen lange geleidingsbanen in het huis voor de contacthefboom en het vaste contact bij tot de nauwkeurige 25 plaatsbepaling van de zo · ingebouwde onderdelen, zodat verschuivingen naderhand uitgesloten zijn en bij het aansluiten van de toevoerleidingen op de inbouwplaats van de scheidingsinrichting geen nadelige invloeden op deze voor de werking belangrijke onderdelen worden uitgeoefend .

30 De uitvinding wordt hierna aan de hand van de tekening met een uitvoeringsvoorbeeld nader toegelicht.

Fig. 1 toont een zich in uitgeschakelde stand bevindende nulleider-scheidingsinrichting met gedeeltelijk geopend huis in zijaanzicht, terwijl 35 fig. 2 schematisch een doorsnede volgens de lijn II-II in fig. 1 " & Λ ;»> r·» ^ f If * —- - 3 - toont.

fig. 3 toont de scheidingsinrichting in bovenaanzicht met een door streepstippellijnen aangeduide, gekoppelde leidingbescher-mingsschakelaar.

5 De nulleider-scheidingsinrichting is in een uit éen onderste huisschaal la en een gedeeltelijk opengebroken getekende bovenste huisschaal lb samengesteld huis 1 ondergebracht. Dit huis heeft ongeveer dezelfde contouren als een in een evenwijdig vlak aankoppelbare onderbrekerinrichting voor fasecontacten, bijvoorbeeld een leiding-10 beschermingsschakelaar 10 en heeft ongeveer de halve poolbreedte van dergelijke schakelaars. In het huis 1 is een uit electrisch geleidend, verend elastisch materiaal bestaande contacthefboom 2 met zijn ene, tegelijk een drukstuk 2a vormende einde tussen aangevormde huis-ribben 1c nagenoeg spelingvrij ingelegd en op korte afstand daarvan 15 bij een ombuiging 2b tussen twee huiskolommen ld extra ondersteund.

Het voorbij de huiskolom ld vrijstaande langere deel van de contacthefboom 2 is daarna ongeveer in het midden voorzien van een sterke ombuiging 2c, die naar een bedieningselement 3 toe is gekeerd, en vormt met zijn andere vrije einde een beweegbaar contact 2d.

20 Dit werkt samen met een vast contact 4, dat evenals de contacthefboom nagenoeg spelingvrij tussen huisribben le is gelegd en eveneens als drukstuk 4a is uitgevoerd. De vastliggende drukstukken 2a resp. 4a vormen samen met telkens een tussen de huisschalen in langsrichting verschuifbaar geleide busklem 5, 5' met klemschroeven 6, 6' de aan-25 sluitklemmen van de scheidingsinrichting voor de niet getekende nulleider .

De contacthefboom 2 wordt in uitschakelrichting belast door een in het huis ondersteunde drukveer 7, die in de nabijheid van het toppunt van de ombuiging 2c tegenover het bedieningselement 3 liggend 30 aangrijpt. Daarbij wordt de contacthefboom in de in fig. 1 getekende uitgeschakelde stand tegen een rol 8 en een tangentiaal daaraan rakende, hoekige uitsparing 3a van het zwenkbaar op een tap If in het huis gelegerde bedieningselement 3 gedrukt. De uitsparing 3a is vlak aangepast aan de ombuiging van de contacthefboom en vervult tegelijk 35 de aanslagfunctie van het bedieningselement in de uitgeschakelde stand.

α & - 4 -

De rol 8 is in drie cilindrische delen met twee verschillende middellijnen gevormd/ waarbij op doelmatige wijze een middelste deel 8a met een kleine cilindermiddellijn en twee buitenste delen 8b met een grote cilindermiddellijn zijn gevormd. Het middelste deel 8a is 5 elastisch verend in een eenzijdig open legerpan 3b van het bedienings-element gesnapt en daarin draaibaar gelegerd/ terwijl de beide buitenste delen 8b de zijdelingse geleiding bewerkstelligen en met hun mantel-vlak op de bovenzijde van de contacthefboom liggen (fig. 2) . De op de relatief korte hefboomsarm van het bedieningselement 3 aangrijpende 10 rol 8 heeft dankzij zijn kleine middellijn aan zijn middelste deel een kleine legerwrijving, terwijl hij met de grote middellijn de bij het schakelen met de hand op de knop 3c van het bedieningselement uitgeoefende kracht op de contacthefboom overbrengt. Omdat de cilinder-middellijnen een verhouding van ongeveer 1:2/5 hebben, wordt de op de 15 knop uit te oefenen kracht in de overeenkomstige verhouding kleiner.

Voor het inschakelen van de scheidingsinrichting wordt het bedieningselement met de hand aan de knop 3c in kloksgewijze richting gezwenkt. Daarbij beweegt zich de rol met zijn grote cilinderdelen 8b op het schuin oplopende oppervlak van de ombuiging 2c voorbij de middel-20 loodlijn tot nabij het toppunt 2e en drukt de contacthefboom met zijn contact 2d op het vaste contact 4, dat op zijn beurt tegen uitbuiging extra in het huis is ondersteund. In deze bijvoorbeeld door een aanslag aan het huis beperkte stand van het bedieningselement voorbij het dodejpunt wordt de contactdruk en de afbrandreserve aan de contactplaats 25 door de veerkracht van de contacthefboom opgebracht. Deze heeft.idoor zijn lange, voorbij de rol uitstekende einde aan de zijde van het contact een voldoende eigen elasticiteit, waarbij de zich spreidende ombuiging bovendien een glijdende beweging in het contactvlak tot stand brengt en daarmee tot zelfreiniging van de contactoppervlakken 30 bijdraagt.

In uitschakelrichting wordt de elasticiteit van de contacthefboom in het eveneens zeer lange bereik tussen de huiskolommen ld en het oplegpunt van de rol 8 en bovendien de kracht van de drukveer 7 werkzaam. Daardoor staat een voldoende grote openingskracht ter 35 beschikking, die naast een snelle opening een voldoende grote openings- f Λ ^ * - 5 - kracht op de contactplaats 2d/4 tot stand brengt.

Het huis van de scheidingsinrichting kan met klemmen 9 naderhand vast aan een overeenkomstig uitgevoerd huis van de leiding-beschermingsschakelaar 10 worden bevestigd, waarbij een gedeeltelijk 5 gedwongen koppeling van de mechanismen doorjaiddel van het bedienings-element 3 plaats heeft. Omdat om veiligheidsredenen een scheiding van de nulleider slechts mag plaats hebben, wanneer het bijbehorende fase-contact reeds is uitgeschakeld of tenminste voor-ijlend eveneens wordt uitgeschakeld, grijpt bijvoorbeeld de knop 3c vanaf de uitschakelzijde 10 vooruitstekend over een knop 10a van de naburige leidingbeschermings-schakelaar heen. Een koppeling van de beide knoppen via steekassen en bijbehorende glijspieën is eveneens mogelijk. Daardoor is gewaarborgd, dat bij uitgeschakelde leidingsbeschermingsschakelaar de nulleider-scheidingsinrichting zich zowel in ingeschakelde stand als in uitge-15 schakelde stand kan bevinden. Echter wordt met zekerheid verhinderd, dat de nulleider-scheidingsinrichting bij ingeschakelde leidingsbeschermingsschakelaar zonder deze kan worden uitgeschakeld, omdat bij het met de hand uitschakelen de vooruitstekende knop 3c de knop 10a en daarmee het mechanisme van de leidingsbeschermingsschakelaar gedwongen 20 in de uitgeschakelde stand meeneemt. In het omgekeerde geval wordt bij het met de hand inschakelen van de leidingsbeschermingsschakelaar met de knop 10a ook de nulleider gedwongen mee ingeschakeld, zodat bij gesloten fasecontacten in elk geval de contacten van de nulleider-scheidingsinrichting zijn gesloten.

Claims (10)

1. Nulleider-scheidingsinrichting voor de mechanische koppeling aan een onderbrekerinrichting voor fasecontacten met een uit een elastisch buigbare, eenzijdig bevestigde contacthefboom en een vast contact gevormde contactinrichting, die met aansluitklemmen geleidend 5 verbonden binnen een wat betreft de contouren ongeveer met de onder-brekerinrichting overeenkomend huis is ondergebracht, waarbij de contacthefboom door middel van een met de hand schakelbaar zwenkbaar in het huis gelegerd bedieningselement bedienbaar is, met het kenmerk, dat de slechts in het huis (1) gespannen contacthefboom (2) door een 10 op zijn middelste, van een ombuiging (2c) voorziene gedeelte aangrijpende en op zijn oppervlak glijdende, in het bedieningselement (3) gelegerde rol (8) tegen de kracht van een veer (7) in insluitrichting van de contacten is belast.

2. Scheidingsinrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, 15 dat de rol (8) is voorzien van meerdere cilindrische delen (8a/8b) met twee verschillend bemeten middellijnen, waarvan delen (8a) met een kleine cilindermiddellijn in het bedieningselement (3) zijn gelegerd, terwijl delen (8b) met een grote cilindermiddellijn als drukrol voor de contacthefboom (2) zijn uitgevoerd.

3. Scheidingsinrichting volgens conclusie 1 en 2, met het kenmerk, dat bij een uit drie delen gevormde rol (8) de kleine cilindermiddellijn (déél 8a) zich in het midden bevindt en zelf vasthoudend in een eenzijdig open legerpan (3b) van het bedieningselement (3) is gesnapt, terwijl de beide buitenste met een grotere middellijn uitgevoerde delen (8b) 25 aan beide zijden van het bedieningselement (3) een axiale geleiding bewerkstelligen.

4. Scheidingsinrichting volgens de conclusies 1 t/m 3, met het kenmerk, dat de beide verschillende cilindermiddellijnen van de rol (8) ongeveer een verhouding van 1:2,5 hebben.

5. Scheidingsinrichting volgens één van de conclusies 1 t/m 4, met het kenmerk, dat het bedieningselement (3) is voorzien van een aan de ombuiging (2c) van de contacthefboom (2) aangepaste en diens openingsweg begrenzende, hoekige uitsparing (3a) (fig. 1).

6. Scheidingsinrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat - 7 - t de uitsparing (3a) van het bedieningselement (3) aan één zijde tangentiaal raakt aan de grote cilindermiddellijn (deel 8b) van de rol (8), terwijl haar andere zijde in de uitgeschakelde stand als aanslagvlak tegen de contacthefboom (2) is uitgevoerd,

7. Scheidingsinrichting volgens één van de conclusies 1 t/m 6, met het kenmerk, dat de contacthefboom (2) aan zijn tegenover de contactplaats (2d) liggende zijde (2a) slechts vast in het huis (ribben lc) is gelegd.

8. Scheidingsinrichting volgens één van de conclusies 1 t/m 7, 10 met het kenmerk, dat de contacthefboom (2) en het vaste contact (4) aan hun telkens van de contactplaats (2d/4) afgekeerde vrije einden tegelijk als drukstuk (2a resp. 4a) van telkens één ingelegde, in het huis verschuifbaar geleide busklem (5, 5') zijn uitgevoerd.

9. Scheidingsinrichting volgens één van de conclusies 1 t/m 8, 15 met het kenmerk, dat de contactdruk en de afbrandreserve aan de contactplaats (2d) door eigen vering van de contacthefboom (2) wordt bewerkstelligd.

10. Scheidingsinrichting volgens één van de conclusies 1 t/m 9, met het kenmerk, dat het huis (1) door middel van onverliesbaar 20 beweegbaar aangebrachte klemmen (9) aan het zich in een evenwijdig vlak bevindende, wat betreft de contouren gelijke huis van een als onderbrekerinrichting dienende leidingbeschermingsschakelaar (10) aan-koppelbaar is. ' «λ '/.“.v /-ƒ/ A/ ^7 / ' *7? ÜC