NL8600353A - Hydromotor. - Google Patents

Hydromotor. Download PDF

Info

Publication number
NL8600353A
NL8600353A NL8600353A NL8600353A NL8600353A NL 8600353 A NL8600353 A NL 8600353A NL 8600353 A NL8600353 A NL 8600353A NL 8600353 A NL8600353 A NL 8600353A NL 8600353 A NL8600353 A NL 8600353A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
rotor
shaft
plungers
axis
bores
Prior art date
Application number
NL8600353A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Volvo Car Bv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Volvo Car Bv filed Critical Volvo Car Bv
Priority to NL8600353A priority Critical patent/NL8600353A/nl
Priority to ES87200182T priority patent/ES2010697B3/es
Priority to EP87200182A priority patent/EP0234631B1/en
Priority to DE8787200182T priority patent/DE3760640D1/de
Priority to AT87200182T priority patent/ATE46752T1/de
Priority to BR8700621A priority patent/BR8700621A/pt
Priority to SU874202052A priority patent/SU1514247A3/ru
Priority to JP62028380A priority patent/JPH0830504B2/ja
Priority to US07/013,765 priority patent/US4747266A/en
Publication of NL8600353A publication Critical patent/NL8600353A/nl

Links

Classifications

    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F16ENGINEERING ELEMENTS AND UNITS; GENERAL MEASURES FOR PRODUCING AND MAINTAINING EFFECTIVE FUNCTIONING OF MACHINES OR INSTALLATIONS; THERMAL INSULATION IN GENERAL
    • F16DCOUPLINGS FOR TRANSMITTING ROTATION; CLUTCHES; BRAKES
    • F16D31/00Fluid couplings or clutches with pumping sets of the volumetric type, i.e. in the case of liquid passing a predetermined volume per revolution
    • F16D31/02Fluid couplings or clutches with pumping sets of the volumetric type, i.e. in the case of liquid passing a predetermined volume per revolution using pumps with pistons or plungers working in cylinders

Description

*3»----* N449
Volvo Car B.V.
Helmond 5 Hydromotor
De uitvinding heeft betrekking op een inrichting waarbij de rotatie van een as en het verplaatsen van een hydraulisch medium samengaan, welke inrichting in hoofdzaak TO bestaat uit: a. een (hoofd)as met een verbreed gedeelte (hier te noemen "rotor"); b. in de rotor evenwijdig aan de hartlijn van de as tenminste één boring.
15 c. overeenkomstig met het aantal boringen plunjers die in de open zijde van de boringen kunnen heen en weer bewegen; d. een schuin ten opzichte van de as geplaatste plaat (hier te noemen "eerste spiegelplaat"), waarmede plunj ers kun- 20 nen samenwerken, zodanig dat tijdens rotatie van de as de plunjers systematisch heen en weer bewegen; e. een asdeel in een boring volgens de hartlijn van de rotor, welk deel voorzien is van twee radiaal tegenover elkaar liggende gescheiden uitsparingen die resp. een 25 hogedruk- en een lagedrukkamer voor hydraulisch medium vormen; f. radiaal gerichte kanalen die de kamers van de boringen in de rotor met de drukkamers verbinden; g. kanalen die resp. de hogedruk- en de lagedrukkamer, via 30 het asdeel in de boring in de rotor, met vaste uitwendige aansluitingen verbinden; waarbij de schuine plaat en het daaraan verbonden asdeel volgens de hartlijn van de rotor constructief één geheel vormen.
35 Hydraulische pompen, resp. hydraulisch aangedreven - - v j $ ------Ill'll
S- - jX
-2- assen (imotoren) van de soort als hierboven beschreven zijn bekend. De plunjers zijn door middel van kogelgewrichten met de schuine plaat verbonden. Bij rotatie van de as beweegt de plunjer of bewegen de plunjers heen en weer en 5 de doorlaten van de boringen naar de drukkamers zorgen voor toe- en afvoer van hydraulisch medium naar en van de drukkamers, al naar gelang de stand van die kamers en daarmede de stand van de plunjers die bepaald worden door de momentele stand van de hoofdas.
10, Met andere woorden: de stand van de plunjers, welke door het samenwerken met de spiegelplaat wordt bepaald, de stand van de kamers van de boringen ten opzichte van de vaste drukkamers vormen een volgens vastgesteld patroon werkend samenstelsel, waarvan het 15 effect op het verplaatsen van hydraulisch medium afhankelijk is van de stand van de (hoofd)as.
In principe kan men twee identieke aggregaten, als hiervoor beschreven, gebruiken als hydraulisch regelsysteem om het toerental of koppel van een ingaande as 20 om te zetten in een variabel toerental/koppel van een uitgaande as. De ingaande as drijft een pomp als hiervoor beschreven. Het stromende hydraulisch medium drijft een identiek aggregaat dat als aandrijfaggregaat werkt en een uitgaande as drijft. De hoeveelheid toegevoerd medium 25 bepaalt het toerental van de aandrijfas; de druk bepaalt het koppel. Beide eenheden kunnen desgewenst tot een aggregaat zijn samengebouwd. Twee spiegelsymme-trische aggregaten kunnen desgewenst tot een geheel worden samengebouwd.
30 Een dergelijk samenstel heeft een slecht rende ment, dat vooral het gevolg is van stromingsverliezen van het medium. De combinatie van hydropomp en hydromotor wordt o.m. toegepast op proefstanden voor overbrengingsmiddelen. Veelal zijn deze tot één eenheid samengebouwd met 35 een roteerbare, regelbare doorlaat voor het hydraulisch medium.
Doel van de onderhavige uitvinding is, om voortbouwend op het hiervoor beschreven principe te komen ^·., .'· 5 5 '6 . Jï - + -3- tot een compact regelmechanisme voor twee in eikaars verlengde liggende assen, waarbij het mogelijk is door het regelen van het door plunjers verplaatst hydraulisch medium in hoeveelheid en druk de snelheid en/of over te brengen 5 koppel van de ene as ten opzichte van de andere as traploos te regelen onder het bereiken van een hoog rendement gepaard met een stevige, doelmatige zowel als eenvoudige constructie.
Volgens de uitvinding bestaat deze regeleenheid 10 uit een althans inwendig cilindrisch huis, waarin zowel de ingaande (hoofd)as, als een uitgaande as volgens dezelfde hartlijn zijn gelagerd, waarbij: a. het verbrede gedeelte (rotor) van de ingaande (hoofd)as zich binnen het huis bevindt; 15 b. het asdeel in de boring volgens de hartlijn van de rotor geheel door de rotor loopt en het einde van de uitgaande as is? c. aan of nabij het einde van de uitgaande as voorzien is van een daaraan vast verbonden tweede schuin geplaatste 20 plaat (in het vervolg met de eerste schuine plaat "spie-gelplaten" te noemen) onder eenzelfde hoek ot (<*£ 90°) met de hartlijn van de assen als de eerste spie-gelplaat; d. de afsluitingen aan de ene zijde van de boringen in de 25 rotor bestaan uit een tweede stel plunjers, die kunnen samenwerken met de tweede spiegelplaat; e. de radiaal gerichte kanalen die de kamers van de boringen met de drukkamers verbinden enerzijds in het midden van de lengte van de boringen uitmonden en anderzijds in 30 de drukkamers die aldaar in het betreffende asdeel zijn uitgespaard; f. ieder van de drukkamers door de in- en de uitgaande as via kanalen verbonden is met ringvormige groeven in het huis, welke groeven een inlaat, resp. een uitlaat voor 35 in de kamers (17 en 18) en in de kamers (11) tussen de plunjers toe- en uit te laten hydraulisch medium vormen en verbonden zijn met de vaste hogedruktoe- en lagedruk afvoeraansluitingen.
-*» ^ — =»
O 'V V V . V
Ρ Λ -4-
Omdat volgens de opgave van de uitvinding de toerentallen van de ingaande as en van de uitgaande as afwijkend moeten kunnen zijn, betekent dit, dat ook toerental 5 van rotor met boringen en plunjers kan afwijken van dat van het uitgaande asdeel en dus met de daarmede roterende spiegelplaten. Het is dus niet mogelijk de plunjers met kogelgewrichten met de spiegelplaten beweegbaar te verbinden, zoals volgens de bekende stand van de techniek 10 gebruikelijk is, maar de voeten van de plunjers slepen over de spiegelplaten.
Volgens de uitvinding werken dus de plunjers op zodanige wijze met de spiegelplaten samen dat hun samen-werkingspunten verschuifbaar zijn. Hiertoe zijn de voeten 15 van de plunjers voorzien van glijvlakken onder een vaste hoek ft { of jé -90°) ten opzichte van de as van de plunjers die gelijk is aan de hoek o{ die de betreffende spiegelplaat met de hartlijn maakt. Bij afwijkend toerental glijdt nu de voet van de plunjer over de spiegelplaat, maar door een op-20 gewekte roterende beweging van de plunjer blijft de voet van de plunjer in vol kontakt met de spiegelplaat. De rotatie bevordert een goede smering tussen de plunjers en de wand van de boringen.
Om het glijvlak tussen plungervoet(en) en spie-25 gelplaat (-platen) eveneens goed te kunnen smeren heeft iedere plunjer ongeveer parallel aan zijn hartlijn tenminste een dunne boring, die hydraulisch medium brengt uit de kamer vóór de plunjer naar het glijvlak, dat aldus hydrostatisch wordt gesmeerd.
30 Bij voorkeur zijn er echter twee boringen op enige afstand van elkaar, uitmondend volgens een lijn haaks op de schuintehoek van de voet om de stand van de plunjer te stabiliseren. Hydraulisch medium moet bij normale stand van de plunjer door de twee boringen gelijke druk op het 35 glijvlak uitoefenen. Blijft de plunjer tijdens bedrijf in draaiing iets achter, dan sluiten voet en spiegelplaat niet volledig meer aaneen en ontstaat een spleet, zodanig dat de bovenvermelde drukken niet meer gelijk zijn.. Bij de «S r\ λ *\ - ··.» s.·*/ «y ' f "ly .y *’i/ -5- uitvoering met twee boringen treedt een corrigerend draaimoment op, zodanig dat de ideale aansluitende toestand zich herstelt.
Een voordeel van de constructie volgens de uit-5 vinding met telkens twee in eikaars verlengde liggende plunjers is dat er geen axiaalkrachten naar buiten optreden op de rotor maar inwendig door de zuigers worden opgenomen, hetgeen resulteert in een hoog rendement en een eenvoudige constructie.
10 De uitvinding wordt toegelicht met een tekening, waaruit de werking van de inrichting zal blijken en die toont dat onder omstandigheden een nagenoeg verliesloze overbrenging van het vermogen van de ingaande as op de uitgaande as mogelijk is. De tekening is een schematische 15 samenstelling en toont met: fig. 1 een langsdoorsnede van de inrichting? fig. 2 een dwarsdoorsnede volgens de lijn A-A van fig. 1? fig. 3 een dwarsdoorsnede volgens de lijn B-B van 20 fig. 1; fig. 4 een langsdoorsnede van een plunjer? fig. 5 een aanzicht van de voet van de plunjer.
Een ingaande as 1 en een uitgaande as 2 zijn gelagerd bij resp. 3 en 4 in een althans inwendig ci-25 lindrisch huis 5. De ingaande as 1 heeft een verbreed gedeelte 6, hier "rotor" genoemd, dat door middel van een verbinding 7 met een uitspringend deel 8 van de as 1 aan deze as is gekoppeld.
De uitgaande as 2 wordt door een boring in het 30 hart van de rotor 6 geleid en heeft aan beide zijden van de rotor 6 vast verbonden spiegelplaten 9 en 10, die onder tegengestelde maar nagenoeg gelijke hoeken ten opzichte van de hartlijn van de assen 1 en 2 zijn gesteld.
In de rotor 6 bevindt zich een aantal boringen 35 11, dat in aantal van 1 tot 100 kan variëren, afhankelijk van de grootte van de inrichting en de te stellen voorwaarden. Volgens het voorbeeld zijn het er 10; normaal -6- Λ-' zal het aantal variëren van 5 tot 20.
Iedere boring heeft twee tegengesteld bewegende plunjers aangeduid met de verwijzingscijfers 121 tot en met 12 X, resp.131 tot en met 13 X.
5 Een plunjer, bijvoorbeeld 13 I, is met een deel van de spiegelplaat 10 in kontakt, zoals in fig. 4 in detail is weergegeven. De twee dunne kanalen 14 en 14' (waarvan in de doorsnede maar een zichtbaar is) lopen ongeveer volgens de hartlijn van de plunjer en monden 10 uit nabij de rand van de voet 15 van deze plunjer 13 I. Dit geldt ook voor alle andere plunjers.
De boringen 11 I tot en met 11 X hebben in het midden radiaal gerichte kanalen 161 tot en met 16 X, die alleen naar het hart van de rotor toegericht open zijn en 15 kunnen uitmonden bij een bepaalde stand van de rotor 6 (en dus van as 1) in éên van de kamers 17 of 18. Dit zijn resp. een hogedrukkamer 17 en een lagedrukkamer 18, die worden gevormd door insparingen in het asdeel van de uitgaande as 2, dat zich in het hart van de rotor 6 be-20 vindt. De hogedrukkamer 17 is via kanalen 19 en 20 en een ringvormige groef 21 in het huis 5 met een vaste aansluiting 22 verbonden. Verbindingen tussen de kamer 17 resp. 18 met de kanalen 19 resp. 23 zijn niet weergegeven. Evenzo is de lagedrukkamer 18 via kanalen 23 in de uitgaande as 2, een aanslui-25 tend kanaal 24 in de ingaande as 1, en een ringvormige groef 25 in het huis 5 met een vaste inlaat 26 verbonden. Met 23' is een keerring. al of niet met lager van het tapeind van de uitgaande as 2 weergegeven. De kamers 17 en 18 zijn overigens niet volkomen gelijkvormig, De overlap van de 30 kanalen 16 I tot en met 16 X door de scheiding tussen de kamers 17 en 18 is asymmetrisch om drukontlasting voor het openen van de lagedruk tot stand te brengen door middel van extra expansie na het afsluiten van de persopening.
De werking van de inrichting komt nu hier op 35 neer dat bij stilstand van de uitgaande as 2 en bij rotatie in een bepaalde richting van ingaande as 1 en dus van de rotor 6, de plunjers 12 I tot en met 12 X en 13 I tot en met 13 X heen en weer bewegen in tegengestelde richting. Via de boringen 16 I en 16 II, kamer 17, de kanalen 19 en 20 en ringvormige uitsparing 21 wordt medium naar de vaste uitlaat 22 gepompt. Het medium 8'j ÜO 3ii 3 ^ -½ -7- wordt aangevoerd via de vaste lage druk inlaat 26, de ringvormige uitsparing 25, de kanalen 24 en 23 naar de lage drukkamer 18 en uit deze kamer door de boringen 161 tot en met 16 X naar de ruimten 11 I tot en met 11 X tussen de 5 plunjers 12 X tot en met 12 X, resp. 131 tot en met 13 X.
Duidelijk is dat het geheel zoals hierboven reeds aangegeven als pomp werkt. Dit geldt echter voor zover de uitgaande as 2 niet roteert, waarvan is uitgegaan in deze inleiding. Wanneer nu als extreme regelstahd de aan- en 10 afvoer of alleen de afvoer van het medium via de aansluitingen 22 en 26 wordt geblokkeerd, dan zal het medium tussen de plunjers zich als een onvervormbare massa gedragen en kunnen de plunjers 12 resp. 13 niet heen en weer bewegen. De spiegelplaten 9 en 10 worden meegenomen en 15 de uitgaande as 2 draait met de ingaande as 1 mee, als vormden zij een geheel. Het rendement van de overbrenging is in dit geval dan ook nagenoeg 100'%. Dit in tegenstelling tot de gangbare uitvoeringen, waarbij voor een maximaal toerental van de uitgaande as juist een 20 maximale stroming van medium nodig is.
Tussen beide voorbeschreven toestanden zijn nu alle mogelijke varianten te bewerkstelligen en wel door de hoeveelheid en/of de druk van het hydraulisch medium dat zich tussen de aansluitingen 22 en 26 beweegt te regelen.
25 Dit komt neer op het beïnvloeden van de bewegingssnelheid en/of koppelvermogen van de plunjers 12 en 13 op de spiegelplaten 9 en 10, dat wil zeggen de hoeveelheid bepaalt het toerenverschil en de druk zorgt voor de koppelover-dracht.
30 Het is zelfs mogelijk extra energie toe te voe ren in de vorm van een extra hoeveelheid medium onder druk, dan wel het omgekeerde, nl. vermogen af te voeren. Bij toevoer van vermogen dienen de spiegelplaten 9 en 10 voldoende schuin ten opzichte van de as te zijn geplaatst, met 35 andere woorden hoek oc moet relatief ‘klein zijn.
Omdat de plunjers door de schuine stand van hun voet ten opzichte van de spiegelplaten een (volgens de te- * '· » ··
' f · .i m*r -V
-8- kening) fig. 3 naar boven gerichte kracht F1 op de rotor 6 uitoefenen en tegelijkertijd het medium onder de hoge druk vanuit kamer 17 en boringen 16 in de ruimte tussen de plunjers een dwarskracht F2 dient de resultante Fr van deze 5 twee krachten te worden gecompenseerd om onbalans te vermijden. Dit is op eenvoudige wijze te realiseren door in het deel van de as 2 binnen de rotor 6 uitsparingen (com-pensatiegroeven) 27 en 28 resp. 29 en 30 aan te brengen, zoals fig. 1 en fig. 3 laten zien. De uitsparingen (27, 28) zijn 10 de lagedrukkamers; de uitsparingen (29, 30) hebben hoge druk. Deze groeven zijn daarom met het hogedrukdeel 17, 19 tot en met 22 en resp. het lagedrukdeel 18, 23 tot en met 26 verbonden. De aansluitkanalen zijn in de figuren slechts voor een deel zichtbaar. Het spreekt vanzelf dat de juiste 15 stand van deze kamers wordt bepaald door details van de ; constructie die de resultante kracht(en) bepalen.
Fig. 4 geeft een langsdoorsnede van een van de plunj ers 12 I tot en met 12 X of 13 I tot en met 13 X weer. De plunjer is bij voorkeur hol om de massa klein 20 te houden. De voet 15 heeft een vlak dat onder een hoek ot schuin ten opzichte van het vlak loodrecht op de hartlijn staat. Hoek cx komt overeen met de hoekt* die ieder van de spiegelplaten 9 of 10 met hun draaiingsas maken. Het aanzicht van fig. 5 laat zien dat er twee boringen 14 en 14' 25 in de voet zijn (er is in de doorsnede maar één boring zichtbaar), die vloeistof voor smering vanuit de plunjerkamers 31 naar hun glijvlak op de spiegelplaten 9 of 10 brengen. Op de plunjer werkt een mechanische kracht K, de vloeistofdruk en de krachten K1 en K2 van de vloeistof-30 druk via de boringen 31 en 32 op een afstand a van elkaar. De krachten houden elkaar in evenwicht, zodanig dat de voet 15 tegen de betreffende spiegelplaat ligt. Ontstaat er door welke reden dan ook een scheefstand van de plunjer dan zal K1 φ K2 worden en ontstaat een terugwerkende koppel op de 86 00 3 5 3 -9- ·* plunjer, dat de plunjer weer in de juiste positie brengt.
K1 en K2 staan namelijk in figuur 4 op het vlak van de tekening en grijpen op de afstand a van elkaar aan, zijn (wanneer er geen scheefstand is) gelijk en hebben 5 dezelfde richting.
Het kan van voordeel zijn als een van de spiegelplaten 9 of 10 draaibaar verstelbaar is ten opzichte van de as 2 om aldus de slaglengte van de plunjers te kunnen beïnvloeden en daarmede de karakteristiek van de 10 inrichting.
Voor een inrichting volgens de uitvinding zijn vele toepassingen zoals: - koppelregeling in sneldraaiende assen; - koppelverdeling bij tandwielaandrijvingen bij voor- en 15 achteraandrijving van voertuigen; - faseregeling van assen; - besturing van rupsvoertuigen; - regelbaar sperdifferentiaal; - koppelsensor door middel van drukmeting voor zeer snel 20 draaiende assen; - vergroting van het wegrijkoppel door vergroting toevoer medium; - benutting overtollige hydraulisch beschikbare energie; - regel- en aandrijfeenheid op proefstanden; 25 - een combinatie van twee of meer van bovenstaande moge lijkheden.
De eerste drie toepassingen zijn van belang voor proefbanken voor overbrengingsmechanismen.
Voor goed functioneren en regelen van de inrich-30 ting zijn buiten de inrichting regelmiddelen nodig, onder meer bestaande uit kleppen, smoorventielen, een accumulator een reservoir e.d. Het hydraulisch medium zal in de regel een voor het doel geschikte olie zijn.

Claims (11)

1. Inrichting waarbij de rotatie van een as en het verplaatsen van een hydraulisch medium samengaan, welke 5 inrichting in hoofdzaak bestaat uit: a. een (hoofd)as met een verbreed gedeelte (hierna te noemen "rotor"); b. in de rotor evenwijdig aan de hartlijn van de as tenminste een boring; 10 c. overeenkomstig met het aantal boringen plunjers die in de open zijde van de boring(en) kunnen heen en weer bewegen ; d. een schuin ten opzichte van de as geplaatste plaat (hier te noemen "eerste spiegelplaat"), waarmede plunjers 15 kunnen samenwerken, zodanig dat tijdens rotatie van de as de plunjers systematisch worden heen en weer bewogen; e. een asdeel in een boring volgens de hartlijn van de rotor, welk deel voorzien is van twee radiaal tegenover elkaar liggende gescheiden uitsparingen die resp. een 20 hogedruk- en een lagedrukkamer voor hydraulisch medium vormen; f. radiaal gerichte kanalen die de kamers van de boringen in de rotor met de drukkamers verbinden; g. kanalen die resp. de hogedruk- en de lagedrukkamer, via 25 het asdeel in de boring in de rotor, met vaste uitwendige aansluitingen verbindt; waarbij de schuine plaat en het asdeel volgens de hartlijn van de rotor constructief één geheel vormen, met * het kenmerk, dat een regeleenheid wordt gevormd als deze 30 wordt gevormd door een althans inwendig cilindrisch huis (5), waarin zowel de ingaande (hoofd)as (1) als een uitgaande as (2) volgens dezelfde hartlijn zijn gelagerd, waarbij: a. het verbrede gedeelte (rotor) (6) van de ingaande 35 (hoofd)as (1) zich binnen het huis (5) bevindt; b. het asdeel (2) in de boring volgens de hartlijn van de .> > —-J -7 “a) 0 V V O ύ Ó Jh -11- rotor (6) geheel door de rotor (6) loopt en het einde van de uitgaande as (2) is; c. aan of nabij het einde van de uitgaande as (2) (dat wil zeggen aan de andere zijde van de rotor) voorzien is van 5 een daaraan vast verbonden tweede schuin geplaatste plaat (beide schuin geplaatste platen hier te noemen spiegelplaat) (9) onder eenzelfde hoek oc (o( £ 90°) met de hartlijn van de assen als de eerste spiegelplaat (10); 10 d. de afsluitingen van de boringen in de rotor bestaan uit het eerste stel plunjers (13 I tot en met 13 VI) en een tweede stel plunj ers (12 I tot en met 12 VI), die kunnen samenwerken met de tweede spiegelplaat (9); e. de radiaal gerichte kanalen die de kamers van de borin- 15 gen met de drukkamers (17, 18) verbinden enerzijds in het midden van de lengte van de boringen (111 tot en met 11 VI) uitmonden en anderzijds inde drukkamers (17, 18. die aldaar in het betreffende asdeel zijn uitgespaard ; 20 f. ieder van de drukkamers (17, 18) door de uitgaande as (2) via kanalen (19, 20, resp. 23, 24) verbonden is met ringvormige sparingen (21, 25) in het huis, welke sparingen (21, 25) een inlaat, resp. een uitlaat voor in de kamers en in de kamers tussen de plunjers toe- en uit te 25 laten hydraulisch medium vormen en verbonden zijn met de vaste hoge druk toe- en de lage druk afvoeraansluitingen (22 en 26).
2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de plunjers (12 I tot en met 12 X en 13 I tot en 30 met 13 X) op zodanige wijze met de spiegelplaten (9 en 10) samenwerken, dat hun samenwerkingspunten over de spiegelplaten (9 en 10) verplaatsbaar zijn.
3. Inrichting volgens conclusie 1-2, met het kenmerk, dat de voeten van de plunjers (12 I tot en met 35 12 VI en 13 I tot en met 13 VI) voorzien zijn van glij- vlakken onder de hoek ten opzichte van de as van de plunjers, welke hoek gelijk is aan de hoek ος die de betreffende spiegelplaat (9, 10) met de hartlijn maakt. Λ ·. >. η v , j i ^ ~ 'j -12-
4. Inrichting volgens conclusies 1 - 3, met het kenmerk, dat iedere plunjer (12, 13) tenminste één boring (31 of 32) heeft, die hydraulisch medium uit de kamer voor de plunjer naar het glijvlak van de voet 5 (15) kan doorlaten.
5. Inrichting volgens conclusies 1 - 4, met het kenmerk, dat de plunj ers (12, 13) twee boringen (14 en 14’) hebben, uitmondend op enige afstand (a) van elkaar volgens een lijn haaks op de schuintehoek oc van de voet (15). Welke 10 schuintehoek oc gelijk is aan de hoek oc waaronder de spiegel-platen (9, 10) zijn geplaatst t.o.v. de hartlijn van de assen (1, 2).
6. Inrichting volgens conclusies 1 - 5, met het kenmerk, dat de drukkamers (17, 18) tegen de wand van de 15 rotor (6) gescheiden zijn en de scheidingen zodanig tegenover elkaar zijn geplaatst dat de kamers (17, 18) ongelijk van grootte zijn.
7. Inrichting volgens conclusies 1 - 6, met het kenmerk, dat de drukkamers (17, 18) via boringen (19, 20, 20 resp. 23, 23', 24) door de uitgaande as (2) en via groeven (21, resp. 26) in boringen en vaste aansluitingen (22, 26) van het huis (5) uitmonden.
8. Inrichting volgens conclusies 1 - 7, met het kenmerk, dat in het gedeelte van de uitgaande as (2) dat 25. zich binnen de rotor (6) bevindt, ter weerszijden van de drukkamers (17 en 18) als drukkamers fungerende gescheiden compensatiegroeven (27, 28 resp. 29, 30) aanwezig zijn, waarvan tenminste één stel (29, 30) via boringen met het (hogedruk)kanaal (19) zijn verbonden en zodanig 30 zijn geplaatst dat onbalans bij rotatie van de uitgaande assen (1 en 2) wordt gecompenseerd.
9. Inrichting volgens conclusies 1 - 8, met het kenmerk, dat één van de spiegelplaten (9 of 10) verstelbaar is ten opzichte van de uitgaande as (2).
10. Inrichting volgens conclusies 1 - 8, met het kenmerk, dat buiten de inrichting regelmiddelen bestaande uit kleppen, smoorventielen, een accumulator en een reservoir aanwezig zijn. ' ' ; η t-' >' ' ^ -13-
11. Inrichting volgens een of meer van voorgaande conclusies en zoals beschreven en met een tekening toegelicht. Eindhoven, 7 februari 1986 —-----
NL8600353A 1986-02-13 1986-02-13 Hydromotor. NL8600353A (nl)

Priority Applications (9)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL8600353A NL8600353A (nl) 1986-02-13 1986-02-13 Hydromotor.
ES87200182T ES2010697B3 (es) 1986-02-13 1987-02-07 Hidromotor.
EP87200182A EP0234631B1 (en) 1986-02-13 1987-02-07 Hydromotor
DE8787200182T DE3760640D1 (de) 1986-02-13 1987-02-07 Hydromotor
AT87200182T ATE46752T1 (de) 1986-02-13 1987-02-07 Hydraulischer motor.
BR8700621A BR8700621A (pt) 1986-02-13 1987-02-11 Dispositivo
SU874202052A SU1514247A3 (ru) 1986-02-13 1987-02-12 Гидромашина
JP62028380A JPH0830504B2 (ja) 1986-02-13 1987-02-12 ハイドロモ−タ
US07/013,765 US4747266A (en) 1986-02-13 1987-02-12 Hydromotor

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL8600353 1986-02-13
NL8600353A NL8600353A (nl) 1986-02-13 1986-02-13 Hydromotor.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL8600353A true NL8600353A (nl) 1987-09-01

Family

ID=19847568

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8600353A NL8600353A (nl) 1986-02-13 1986-02-13 Hydromotor.

Country Status (9)

Country Link
US (1) US4747266A (nl)
EP (1) EP0234631B1 (nl)
JP (1) JPH0830504B2 (nl)
AT (1) ATE46752T1 (nl)
BR (1) BR8700621A (nl)
DE (1) DE3760640D1 (nl)
ES (1) ES2010697B3 (nl)
NL (1) NL8600353A (nl)
SU (1) SU1514247A3 (nl)

Families Citing this family (10)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
FR2642486B1 (fr) * 1989-01-31 1994-07-01 Poclain Hydraulics Sa Coupleur rotatif hydrostatique
US6719080B1 (en) 2000-01-10 2004-04-13 The United States Of America As Represented By The Administrator Of The Environmental Protection Agency Hydraulic hybrid vehicle
US7337869B2 (en) * 2000-01-10 2008-03-04 The United States Of America As Represented By The Administrator Of The United States Environmental Protection Agency Hydraulic hybrid vehicle with integrated hydraulic drive module and four-wheel-drive, and method of operation thereof
US8177009B2 (en) * 2000-01-10 2012-05-15 The United States Of America As Represented By The Administrator Of The U.S. Environmental Protection Agency Independent displacement opposing pump/motors and method of operation
US7374005B2 (en) * 2000-01-10 2008-05-20 The United States Of America As Represented By The Administrator Of The U.S. Environmental Protection Agency Opposing pump/motors
JP4124716B2 (ja) * 2003-09-29 2008-07-23 カヤバ工業株式会社 斜板型液圧ポンプ・モータ
KR101209606B1 (ko) * 2010-08-20 2012-12-07 현대자동차주식회사 전기자동차용 동력전달장치
DE102011114093B4 (de) * 2011-09-21 2013-06-06 Fraunhofer-Gesellschaft zur Förderung der angewandten Forschung e.V. Umkehrosmose-Anlage und deren Verwendung enthaltend einen aktiven Druckintensivierer
WO2021150588A1 (en) * 2020-01-21 2021-07-29 Gartech, Llc Double acting fluid end rotating thrust plate pump
CN115898748B (zh) * 2023-02-03 2023-05-26 华侨大学 用单组油路控制双阀配流的径向柱塞液压装置、工作方法

Family Cites Families (13)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
GB135799A (en) * 1918-04-12 1919-12-04 Henry Selby Hele-Shaw Improvements in Hydraulic Clutches or Couplers.
US1462600A (en) * 1919-07-16 1923-07-24 Hele-Shaw Henry Selby Hydraulic clutch or coupler
FR508434A (fr) * 1920-01-15 1920-10-11 Gnome Et Rhone Moteurs Changement de vitesses hydraulique
US1648000A (en) * 1924-05-28 1927-11-08 Lee Engineering Res Corp Variable-speed transmission
US1995646A (en) * 1932-04-26 1935-03-26 Paterson Thomas Watson Hydraulic torque transmitting apparatus
US2847938A (en) * 1955-12-01 1958-08-19 John T Gondek Hydraulic pump
US3030933A (en) * 1957-02-28 1962-04-24 Bergstedt Alf Johan Alexander Pressure fluid machine
DE1157875B (de) * 1961-04-20 1963-11-21 Kopat Ges Fuer Konstruktion En Hydrostatisches Getriebe, insbesondere fuer Kraftfahrzeuge
DE2000797A1 (de) * 1970-01-09 1971-07-15 Linde Ag Hydrostatisches Getriebe mit innerer Leistungsverzweigung
FR2101963A5 (nl) * 1971-07-30 1972-03-31 Muller Theodore
US3838574A (en) * 1973-07-13 1974-10-01 A Gelders Hydraulic transmission system
DE3040928A1 (de) * 1980-10-30 1982-06-09 Fritz 7987 Weingarten Wegerdt Hydrostatisches getriebe
DE3139191A1 (de) * 1981-10-02 1983-04-21 Nikolaus Matthias 4040 Neuss Bender Stufenlos regelbares getriebe

Also Published As

Publication number Publication date
US4747266A (en) 1988-05-31
EP0234631B1 (en) 1989-09-27
DE3760640D1 (de) 1989-11-02
JPS62194066A (ja) 1987-08-26
EP0234631A1 (en) 1987-09-02
BR8700621A (pt) 1987-12-15
ATE46752T1 (de) 1989-10-15
SU1514247A3 (ru) 1989-10-07
JPH0830504B2 (ja) 1996-03-27
ES2010697B3 (es) 1989-12-01

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US2371081A (en) Vane pump
US3407742A (en) Variable-displacement turbine-speed hydrostatic pump
JP4035193B2 (ja) アキシャルピストン機械
US3199460A (en) Hydraulic pump or motor
NL8600353A (nl) Hydromotor.
US3249061A (en) Pump or motor device
US2229715A (en) Pump and motor
JP2017508097A (ja) アキシャルピストン装置
US4581896A (en) Infinitely variable hydraulic transmission
US3654761A (en) Fluid handling device with radially variable working chambers
EP1740826A1 (en) Large angle sliding valve plate pump/motor
US3785250A (en) Piston-type machine
US2962972A (en) Power transmission
US3626810A (en) Variable reversible piston pump
US20070240563A1 (en) DOUBLE-ACTING RADIAL PlSTON HYDRAULIC APPARATUS
US4551079A (en) Rotary vane pump with two axially spaced sets of vanes
CA2606096C (en) Rotor sliding-vane machine
US2628568A (en) High-pressure pump
US7479001B2 (en) Rotor sliding-vane machine with adaptive rotor
US3211107A (en) Hydraulic pump or motor
US11767831B2 (en) Hydraulic radial piston device
US3024736A (en) Rotary hydrostatic machine
USRE26519E (en) Variable displacement pump
US3504492A (en) Power-branching hydraulic axial piston type transmission
US3242870A (en) Hydraulic pump or motor

Legal Events

Date Code Title Description
A1B A search report has been drawn up
BV The patent application has lapsed