NL8600332A - Inrichting voor het aanbrengen van een raamwerk op een pallet. - Google Patents

Description

^ - 1 -

Inrichting voor het aanbrengen van een raamwerk op een pallet.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het aanbrengen van een uit hoekprofielen bestaand rechthoekig raamwerk rondom de bovenrand van een pallet.

5 Wanneer een pallet wordt gebruikt voor het transport van blikken, worden deze blikken in een aantal lagen aangebracht waarna rondom de rand van de bovenste laag blikken een uit hoekprofielen bestaand rechthoekig raamwerk wordt geplaatst. Dit raamwerk 10 wordt dan met het pallet verbonden om te voorkomen dat tijdens het transport van het pallet blikken van het pallet afvallen.

Wanneer naderhand de blikken weer van het pallet moeten worden verwijderd, wordt eerst het recht-15 hoekige raam opgetild, waarna de blikken kunnen worden weggenomen. Daarna wordt het rechthoekige raamwerk weer op het pallet geplaatst en wel bij voorkeur zodanig, dat het raamwerk zich langs de bovenrand van het pallet uitstrekt. Dit samenstel wordt dan naar een opslagplaats 20 gebracht.

In de praktijk blijkt het vaak voor te komen, dat het raamwerk niet nauwkeurig op de bovenrand van het pallet wordt aangebracht, wat bezwaren oplevert bij de opslag van een aantal pallets, die dan op elkaar 25 zullen worden gestapeld,

De uitvinding beoogt nu dit bezwaar op te heffen en verschaft daartoe een inrichting die daardoor is gekenmerkt, dat deze een aantal centreerorganen omvat, die verdeeld staan rondom de vier zijden van een in de 30 inrichting op te nemen pallet en raamwerk, welke centreerorganen elk bestaan uit een bovenste en een onderste centreerorgaan, waarbij het bovenste centreerorgaan een vanaf een, evenwijdig aan de betreffende zijde van het raamwerk lopende, scharnieras naar beneden toe stekende 35 poot omvat, waarvan het onderste deel in de richting van het raamwerk uitsteekt voor het verkrijgen van een geleidingsnok voor het raamwerk en welke poot mechanisch v . j : j δ *r , ..¾ - 2 - kan worden verzwenkt om al dan niet met het raamwerk in aanraking te worden gebracht en waarbij het onderste centreerorgaan bestaat uit een vanaf een, evenwijdig aan de betreffende zijde van het pallet lopende, scharnieras naar 5 boven toe stekende arm, die een steunvlak voor het raamwerk omvat en een bladveer draagt welke zich vanaf de arm in opwaartse richting schuin naar het pallet toe uitstrekt en welke am verend naar het pallet toe wordt gedrukt, waarbij is voorzien in middelen voor het naar boven toe 10 brengen van een pallet zodanig dat de opstaande zijden daarvan tegen de bladveren van de onderste centreerorganen aan komen te liggen en de bladveren in de richting van de zijden van het zich op het onderste centreerorgaan bevindende raamwerk worden gedrukt, waarna door verder om-15 hoog bewegen van het pallet met het raamwerk de bladveren uit de sleuven tussen pallet en raamwerk worden weggetrokken, waarna het samenstel uit de inrichting kan worden verwijderd.

Met behulp van de inrichting wordt dus het recht-20 hoekige raamwerk bij zijn neerwaartse beweging eerst geleid door de poten van de bovenste centreerorganen en wel in het bijzonder door de daarvan afstekende nokken. Het raamwerk komt dan te rusten op een steunvlak van de onderste centreerorganen en de van deze steunorganen afstekende 25 bladveren bevinden zich dan binnen het raamwerk. Het pallet kan nu van onder af in het raamwerk worden geschoven en wordt daarbij geleid door de bladveren, die geleidelijk aan naar het raamwerk toe worden gedrukt.

Op deze wijze wordt een juiste geleiding ver-30 kregen van het pallet, zodat het raamwerk er overheen komt te vallen.

Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding kan er in worden voorzien, dat de onderzijde van de nok aan de poot van het bovenste centreerorgaan de 35 vorm heeft van een cirkelsektor, welk cirkelvormig deel door verzwenking van de poot boven het raamwerk kan worden gebracht wanneer daarin, van onder af, het pallet wordt geschoven. Op deze wijze wordt vermeden, dat het raamwerk door het pallet kan worden opgetild, voordat het pallet 40 volledig in het raamwerk is geschoven.

* ·,'· λ -» *7 Λ 'K * ' i) 'J Ό ia - 3 -

Eveneens zou de verzwenking van de poten gebruikt kunnen worden om te controleren of het raamwerk op de steunvlakken van de onderste centreerorganen is terecht gekomen. Wanneer het raamwerk zich nog geheel of gedeel-5 telijk op de poten van de bovenste centreerorganen zou bevinden, zou geen verzwenking van alle poten naar binnen toe mogelijk zijn.

Volgens een verdere uitwerking van de uitvinding omvat het onderste centreerorgaan een tweetal wangplaten 10 met daartussen een tussenblok dat de bladveer draagt en dat ten opzichte van de wangplaten verzwenkbaar is en door • middel van een veer in een naar het pallet toe verzwenkte stand wordt gehouden, waarbij de hoekverdraaiïng door aanslagen wordt beperkt en de wangplaten zich ter weers-15 zijden van de poot van het bovenste centreerorgaan bevinden.

Op deze wijze wordt een eenvoudige en robuuste inrichting verkregen, waarbij bepaalde onderdelen van het bovenste en het onderste centreerorgaan met elkaar 20 samenwerken.

In het bijzonder zullen de wangplaten van het onderste centreerorgaan naar buiten toe verzwenkbaar zijn om de bladveer buiten het samenstel van pallet en raamwerk te brengen, zodat dit samenstel naar beneden toe 25 uit de inrichting kan worden verwijderd.

Voor de bediening van de centreerorganen zal in het bijzonder gebruik worden gemaakt van drukmedium-cilinders, die worden bestuurd door een relais- of PLC-besturing.

30 De uitvinding wordt nu nader toegelicht aan de hand van een uitvoeringsvoorbeeld, weergegeven in de tekening, waarin: fig. 1 schematisch een zijaanzicht toont van de centreerorganen volgens de uitvinding met daarbij in 35 dwarsdoorsnede een deel van een pallet en van een raamwerk voordat deze in de inrichting worden samengevoegd? fig. 2 een zijaanzicht toont overeenkomstig fig. 1 maar tijdens het in elkaar schuiven van pallet en raamwerk; 40 fig. 3 een zijaanzicht toont overeenkomstig de ' Λ -r *

- v ; L

-4 - fig. 1 en 2 maar met de delen in de stand tijdens verwijdering van het samenstel van raamwerk en pallet uit de inrichting; fig. 4 schematisch een bovenaanzicht toont 5 van een inrichting volgens de uitvinding met daarin een raamwerk; fig. 5 een doorsnede toont volgens de lijn V-V van fig. 1; en fig. 6 een aanzicht toont volgens de lijn 10 VI-VI van fig. 1.

Fig. 1 toont een bovenste centreerorgaan 1 en een onderste centreerorgaan 2. Eet bovenste centreerorgaan 1 is, bijvoorbeeld door middel van een luchtcilinder 3, verzwenkbaar om een as 4 en wel over een 15 hoek β zoals aangegeven in fig. 2.

Zoals in het bijzonder blijkt uit fig. 4 kunnen zich nabij elke rechthoekzijde 6 van een raamwerk 5 twee stel bovenste en onderste centreerorganen bevinden, waarbij slechts de assen 4 van de bovenste centreerorganen 20 1 zijn aangegeven.

Het bovenste centreerorgaan 1 wordt in hoofdzaak gevormd door de poot 7 met het nokvormige deel 8, waarvan het bovenvlak 9 de geleiding vormt voor de hoek-profielen 6 van het raamwerk 5.

25 Het onderste centreerorgaan omvat de wangplaten 10, zie in het bijzonder ook fig. 6, waarvan een uitstekend deel 11. draaibaar is ondersteund door middel van de as 12, terwijl de hoekverzwenking tot stand kan worden gebracht door middel van de persluchtcilinder 13.

30 Tussen de wangplaten 10 in bevindt zich het tussenblok 14, dat ten opzichte van de wangplaten 10 verzwenkbaar is om de as 15. Het tussenblok 14 is samengesteld uit de delen 16 en 17 waartussen de bladveer 18 is vastgeklemd door middel van de schroeven 19, die in 35 het deel 16 zijn gedraaid.

Door middel van een veer 20 wordt het tussenblok 14 naar de stand toegedrukt zoals deze is weergegeven in fig. 1 en waarbij een uitstekend deel 21 van het tussenblok 14 aanligt tegen een aanslag 22 van een wangplaat 10. 40 De wangplaten 10 bezitten bij hun boveneinde -s Λ '7 Λ l-'- j v "J/ö 0 ν’· τ· - 5 - een schuin vlak 24, dat voor de geleiding van een raamwerk 5 dient en dat aansluit op een steunvlak 25 waarop de rand van het raamwerk kan komen te liggen.

In enkele der figuren is nog het pallet 26 5 aangegeven, waarop het raamwerk 5 wordt of is aangebracht.

Zoals in het bijzonder blijkt uit fig. 1 kan het tussenblok 14 in de richting van de pijl P verdraaid worden over een hoek α van ongeveer 25°, terwijl het samenstel van wangplaten 10 rondom de as 12 kan 10 worden verdraaid over een hoek γ, zoals dit in het bijzonder is weergegeven in fig. 3.

Zoals blijkt uit fig. 2 kan het bovenste cen-treerorgaan 1 worden verzwenkt over de hoek β, terwijl de hoeken 6 en γ kunnen liggen tussen 0 en 45°.

15 Bij het gebruik van de inrichting wordt nu als volgt te werk gegaan.

De bovenste en onderste centreerorganen 1 resp.

2 bevinden zich in de stand als weergegeven in fig. 1.

Van bovenaf wordt nu een raamwerk 5 in de inrichting 20 gebracht, zodat dit over de schuine randen 9 van de poten 7 zal kunnen glijden naar de stand zoals deze in fig. 1 met streeplijnen is weergegeven en is aangeduid met 5', waarbij de onderrand van het raamwerk rust op het steunvlak 25 van de wangplaten 10. Het raamwerk 25 5 is dus in hoofdzaak verplaatst in de richting van de pijl A.

Nu wordt van onder af, in de richting van de pijl B een pallet 26 toegevoerd. Hierbij komen'de zijvlakken 27 van het pallet 26 eerst in aanraking met 30 het tussenblok 14 en daarna met de daarvan afstekende bladveren 18, waarbij het tussenblok 14, tegen de kracht van de veer 20 in, in de richting van de pijl P wordt verzwenkt, zodat de bladveren 18 terecht komen in de sleuf 28, die zich bevindt tussen het binnenoppervlak 35 van het hoekprofiel 6 van het raamwerk 5 en het zijvlak 27 van het pallet 26.

Intussen is door de persluchtcilinder 3 de poot 7 van het bovenste centreerorgaan 1 linksom verzwenkt vanuit de stand weergegeven in fig. 1 naar de 40 stand als weergegeven in fig. 2. Hierdoor komt het gebogen -,:; 2 ^ '·«* - 6 - ondervlak 29 van de nok 8 van de poot 7 te liggen boven het raamwerk 5, zodat -bij het daarin schuiven van het pallet 26 het raamwerk 5 niet of slechts weinig omhoog kan bewegen.

5 Wanneer het pallet 26 volledig in het raamwerk 5 is geschoven, zoals dit is weergegeven in fig. 2, wordt de poot 7 van het bovenste centreerorgaan 1 door middel van de cilinder 3 weggezwenkt, waardoor het samenstel van raamwerk 5 en pallet 26 verder naar boven toe kan worden 10 bewogen om de veren 18 uit de sleuven 28 te trekken.

Wanneer dit eenmaal is gebeurd wordt met behulp van de luchtcilinder 13 het onderste centreerorgaan 2 verdraaid naar de stand als weergegeven in fig. 3, zodat nu het samenstel van pallet 26 en raamwerk 5 naar beneden 15 toe kan zakken om uit de inrichting te worden verwijderd. Daarna zullen de centreerorganen weer de stand innemen als weergegeven in fig. 1.

Het zal duidelijk zijn, dat in de tekening slechts een mogelijke uitvoeringsvorm van de inrichting 20 volgens de uitvinding is weergeven en in het bovenstaande is beschreven en dat vele wijzigingen kunnen worden aangebracht zonder buiten de uitvindingsgedachte te vallen.

.«», -i t » A

ϋ O v &

Claims (6)

1. Inrichting voor het aanbrengen van een uit hoekprofielen bestaand rechthoekig raamwerk rondom de bovenrand van een pallet, met het kenmerk, dat de inrichting een aantal centreerorganen (1,2) omvat 5 die verdeeld staan rondom de vier zijden van een in de inrichting op te nemen pallet (26) en raamwerk (5), welke centreerorganen elk bestaan uit een bovenste en een onderste centreerorgaan (1,2), waarbij het bovenste centreerorgaan (1) een vanaf een, evenwijdig aan de 10 betreffende zijde van het raamwerk (5) lopende, schar-nieras (4) naar beneden toe stekende poot (7) omvat, waarvan het onderste deel in de richting van het raamwerk (5) uitsteekt voor het verkrijgen van een geleidingsnok (8) voor het raamwerk (5) en welke poot mechanisch 15 kan worden ver zwenkt om al dan niet met het raamwerk (5) in aanraking te worden gebracht en waarbij het onderste centreerorgaan (2) bestaat uit een vanaf een, evenwijdig aan de betreffende zijde van het pallet (26) lopende, scharnieras (12) naar boven toe stekende 20 arm (10,14), die een steunvlak (25) voor het raamwerk (5) omvat en een bladveer (18) draagt, welke zich vanaf de arm (10,14) in opwaartse richting schuin naar het pallet (26) toe uitstrekt en welke arm (14) verend naar het pallet (26) toe wordt gedrukt, waarbij is voor-25 zien in middelen voor het naar boven toe brengen van een pallet (26) zodanig dat de opstaande zijden (27) daarvan tegen de bladveren (18) van de onderste centreerorganen (2) aan komen te liggen en de bladveren (18) in de richting van de zijden (6) van het zich op het onderste 30 centreerorgaan (2) bevindende raamwerk (5) worden gedrukt, waarna door verder omhoog bewegen van het pallet (26) met het raamwerk (5) de bladveren (18) uit de sleuven (28) tussen pallet (26) en raamwerk (5) worden weggetrokken waarna het samenstel (5,26) uit de inrichting kan worden 35 verwijderd.

2. Inrichting volgens conclusie l,met het kenmerk, dat de onderzijde van de nok (8) aan de ' ' ' T Λ 'J sJ L· - 8 - poot (71 van het bovenste centreerorgaan (11 de vorm heeft van een cirkelsektor, welk cirkelvormig deel door ver-zwenking van de poot (71 boven het raamwerk (5) kan worden gebracht wanneer daarin, van onder af, het pallet (26) 5 wordt geschoven.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, m e t het kenmerk, dat het onderste centreerorgaan (2) een tweetal wangplaten (101 omvat met daartussen een tussen-blok (141, dat de bladveren (18} draagt en dat ten opzichte 10 van de wangplaten (101 verzwenkbaar is en door middel van een veer (201 in een naar het pallet (26} toe ver-zwenkte stand wordt gehouden, waarbij de hoekverdraai'ing door aanslagen (21,221 wordt beperkt en de wangplaten (10). zich ter weerszijden van de poot (71 van het bovenste 15 centreerorgaan (11 bevinden.

4. Inrichting volgens conclusie 3, m e t het kenmerk, dat de wangplaten (101 van het onderste centreerorgaan (21 naar buiten toe verzwenkbaar zijn om de bladveer (181 buiten het samenstel van pallet (26} 20 en raamwerk (51 te brengen, zodat dit samenstel naar beneden toe uit de inrichting kan worden verwijderd.

5. Inrichting volgens ëën der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat voor de bediening van de centreerorganen (1,21 gebruik wordt gemaakt van druk-25; mediumcilinders (3,131, die worden bestuurd door een relais- of PLC-besturing.

6. Inrichting als beschreven en/of weergegeven in de tekening. ' * n -7 *r Λ r V j V V