NL8503402A - Inrichting voor het met een vloeistof behandelen van drukplaten. - Google Patents

Description

i i

Korte aand.: Inrichting voor het met een vloeistof behandelen van drukplaten.

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het met een vloeistof behandelen van drukplaten, omvattende: een de vloeistof bevattend vat? ten minste twee ten minste gedeeltelijk in de vloeistof ondergedompelde 5 roteerbare borstels? en middelen voor het langs de borstels doen bewegen van de te behandelen drukplaten.

Een dergelijke inrichting is bekend uit het Duitse gebruiksmodel nr. 73 41 639.

Bij deze bekende inrichting komt de te behandelen 10 drukplaat in contact met de zich in het vat bevindende vloeistof, waarvan de kwaliteit steeds afneemt als gevolg van het verbruik van de actieve bestanddelen van de vloeistof en het vervuilen van de vloeistof door uit de te behandelen platen gewassen deeltjes. Deze vloeistof moet dan ook regelmatig 15 ververst worden. Dit heeft tot gevolg, dat de kwaliteit van de vloeistof in aanzienlijke mate varieert, zodat het mogelijk is, dat de te behandelen plaat met in aanzienlijke mate verbruikte en verontreinigde vloeistof wordt behandeld en er vervuilingen op de bewerkte plaat achterblijven. De kwaliteit 20 van de afgeleverde platen varieert dan ook in aanzienlijke mate.

Het doel van de uitvinding is dan ook het verschaffen van een inrichting voor het met een vloeistof behandelen van drukplaten, waarbij de platen steeds schoon en met con-25 stante kwaliteit worden afgeleverd.

Dit doel wordt volgens de onderhavige uitvindng bereikt, doordat boven het aan de bovenzijde geopende vat een transportorgaan is aangebracht voor het transporteren van de te behandelen drukplaten? dat het vat door ten minste één 30 zich dwars op de bewegingsrichting van het transportorgaan uitstrekkende in het vat aangebrachte wand in ten minste twee bekkens is verdeeld, waarbij ten minste één borstel in elk bekken is aangebracht; dat middelen zijn aangebracht voor het van een bekken tot in het in de aan de bewegingsrichting van 35 het transportorgaan tegengestelde richting volgende bekken 8503402 - 2 - bewegen van de vloeistof; en dat middelen zijn aangebracht voor het aan het stroomopwaarts gelegen bekken toevoeren van vloeistof en voor het uit het stroomafwaarts gelegen bekken afvoeren van vloeistof.

5 Doordat steeds verse vloeistof aan het meest stroomopwaarts gelegen bekken wordt toegevoerd,, vindt de laatste behandeling van de platen steeds met schone vloeistof plaats, zodat de platen steeds schoon worden afgeleverd.

Vervolgens zal een uitvoeringsvoorbeeld van de uit-10 vinding aan de hand van de bijgaande tekeningen worden beschreven. In de tekeningen stellen voor:

Fig. 1: een perspectivisch aanzicht met gedeeltelijk weggebroken wanden van een inrichting volgens de onderhavige uitvinding? en 15τ fig„ 2t een perspectivisch aanzicht van een bij de inrichting volgens de onderhavige uitvinding toegepaste klem.

De inrichting volgens de onderhavige uitvinding omvat een op poten 2 geplaatste bak 1. In de bak 1 is een drie bekkens 3, 4, 5 omvattend vat aangebracht, in welke bekkens 20 zich vloeistof 6 bevindt. De bekkens worden onderling ge-' scheiden door zich dwars op de lengterichting van de bak 1 uitstrekkende scheidingswanden 7, 8, waarbij de tussen het eerste bekken 3 en het middelste bekken 4 geplaatste scheidingswand 7 hoger is dan de tussen het middelste bekken 4 en 25 het laatste bekken 5 geplaatste scheidingswand 8. Op het eerste bekken 3 is een aanvoerleiding 9 aangesloten, via welke aanvoerleiding door middel van een niet weergegeven pomp verse vloeistof wordt aangevoerd. De aldus aangevoerde vloeistof vult het bekken 3, totdat de vloeistof over de scheidingswand 30 7 tot in het middelste bekken 4 stroomt. Ook dit bekken wordt gevuld, totdat de vloeistof over de scheidingswand 8 tot in het laatste bekkken 5 stroomt. Op het laatste bekken 5 is een afvoerleiding 10 aangesloten, via welke afvoerleiding de gebruikte vloeistof vanuit het laatste bekken 5 wordt afge-35 voerd, waarbij echter een vooraf ingesteld vloeistofniveau in het laatste bekken 5 wordt gehandhaafd.

In het eerste bekken 3 is een groep van drie, in het middelste bekken 4 een groep, van vier en in het laatste 3 5 0 ^ y - 3 - bekken 5 een groep van drie roteerbare cilindervormige borstels 11, 12, 13 aangebracht, waarvan de as zich horizontaal dwars op de lengterichting van de bak 1 uitstrekt. Elk van de borstels 11, 12, 13 is vast op een roteerbaar in de bak 1 ge-5 lagerde as 14 bevestigd. De onderlinge afstand van de borstels is zodanig gekozen, dat de borstelharen van aan elkaar grenzende borstels in elkaar grijpen. Op elk van de assen 14 is een kettingwiel 15 aangebracht. Onder de bak 1 is een elektromotor 16 aangebracht, op de aandrijfas 17 waarvan een 10 kettingwiel 18 is bevestigd. Een ketting 19 is om het kettingwiel 18, zig-zag om elk van de kettingwielen 15, om een kettingspanner 20 en om geleidewielen 21 gespannen. Bij rotatie van de elektromotor 16 zal elk van de borstels 11, 12, 13 roteren, en wel zodanig, dat aangrenzende borstels in tegen-15 gestelde richting roteren.

Verder is in de bak 1 op een bepaalde afstand van het eerste bekken 3 een rechthoekige, zich over de gehele breedte van de bak 1 uitstrekkende zuigraond 22 aangebracht, waarop een zuigleiding 23 is aangesloten.

20 Op de bak 1 is een een kopwand 25 en een bovenwand 26 omvattende kap 24 aangebracht. Tegen de binnenzijde van de kopwand 25 is een zich over de gehele breedte van de kap 24 uitstrekkende spuitmond 27 aangebracht voor het spuiten van warme lucht, en tegen de onderzijde van de bovenwand 26 zijn 25 twee zich over de gehele breedte van de kap 24 uitstrekkende spuitmonden 28 aangebracht voor het spuiten van warme lucht.

De spuitmonden 27, 28 zijn elk aangesloten op een luchtaan-voerleiding 29 voor het aanvoeren van warme lucht.

Boven de zuigmond 22 is een draaibare rol 30 aan-30 gebracht, waarvan de as evenwijdig is aan de assen van de borstels 11, 12, 13. De as 31 van de rol 30 is gelagerd in naar boven verlengde zijwanden van de bak 1. Op de as 31 is verder een kettingwiel 32 aangebracht, waaromheen een ketting 33 is geslagen, welke ketting 33 eveneens om een op de aan-35 drijfas 17 van de elektromotor 16 aangebracht kettingwiel 34 is geslagen, zodat de rol 30 door de elektromotor wordt aangedreven. Aan het andere einde van de bak 1 zijn boven het laatste bekken 5 twee rollen 35, waarvan de as zich evenwij- 3503402 - 4 - dig aan de as van de rol 30 uitstrekt, boven elkaar draaibaar aangebracht. Een eindloze band 36 is om de rollen 30, 35 geslagen, en op de band 36 zijn paren hierna nader te bespreken haken 37 aangebracht, waarbij de haken van elk paar zich 5 recht tegenover elkaar aan de zijden van de band 36 bevinden. Direct boven het onderste deel van de band 36 is een zich horizontaal uitstrekkende aandrukplaat 60 aangebracht.

Boven het laatste bekken 5 zijn de zijwanden van de bak 1 naar boven verlengd, zodat zij deel uitmaken van een op 10 de kap 24 en de bak 1 aansluitende, L-vormige geleidekoker 38.

Boven de rollen 35 is verder een zich dwars op de lengterichting van de bak 1 uitstrekkende as 39 aangebracht. Op deze as 39 is een kettingwiel 40 bevestigd, dat door mid-1S del van een om het kettingwiel 40 en een op de aandrijfas 17 van de motor 16 aangebracht kettingwiel 41 geslagen ketting 42 wordt aangedreven. Op de as 39 zijn aan weerszijden van de band 36 verder twee kettingwielen 43 vast aangebracht en daartussen is een vrij draaibare geleiderol 44 aangebracht.

20 In de knik van de L-vormige geleidekoker 38 zijn verder twee assen 45, 46 en bij het einde van de koker 38 is een as 47 dwars op de lengterichting van de bak 1 aangebracht. Aan de respectievelijke einden van de assen 45, 46 en 47 zijn ket-tinggeleidewielen 48 aangebracht. Om de kettingwielen 43 en 25 de kettinggeleidewielen 48 zijn twee kettingen 49 geslagen, terwijl op de kettingen 49 steeds op gelijke hoogte paren haken 50 zijn aangebracht, die hierna nader zullen worden besproken.

In het horizontale deel van de L-vormige geleide-30 koker 38 is een om twee rollen 51, 52 geslagen band 53 aangebracht, waarbij de rol 52 vast op een as 54 is bevestigd. Op de as 54 is tevens een kettingwiel 55 bevestigd, dat door middel van een ketting 56 en een op de as 47 vast aangebracht kettingwiel 57 wordt aangedreven. Verder zijn bij de knik van 35 de L-vormige geleidekoker een geleideplaat 58 en bij het einde van de L-vormige geleidekoker een geleideplaat 59 aangebracht .

Vervolgens zal de bevestiging van de te.behandelen 8503402 - 5 - platen worden besproken aan de hand van fig. 2. Aan de te behandelen plaat 72 wordt een klem 61 bevestigd. De klem 61 omvat een tot twee verend naar elkaar toe gedrongen klembekken 62, 63 omgezette plaat van veerkrachtig materiaal. De klem-5 bekken zijn elk van een rij tanden 64, 65 voorzien, die de vast te klemmen en te bewerken plaat 72 aangrijpen. Vanaf elk einde van de klembek 62 strekt zich een lip 66 naar de andere klembek uit. Elk van deze lippen 66 is van een opening voorzien, waardoorheen zich een as 62 uitstrekt. Op deze as 67 is _ 10 een knevel 68 vast aangebracht, terwijl aan elk einde van de as 67 een bedieningsknop 69 is aangebracht. Door het draaien aan de bedieningsknop 69 dringt de knevel 68 de klembekken uit elkaar, zodat het mogelijk is een plaat tussen de reeksen tanden 64, 65 aan te brengen of te verwijderen. Verder strekt 15 zich tussen de klembekken 62, 63 een as 70 tot buiten de v .

klembekken 62, 63 uit.

Tot slot zal de werking van de inrichting volgens de onderhavige uitvinding worden beschreven.

Een te behandelen drukplaat 72 wordt tussen de 20 reeksen tanden 64, 65 van een klem 61 geklemd. Dant wordt de as 70 van de klem 61 achter een paar op de band 36 aangebrachte haken gehaakt, zodat de klem 61 en de te behandelen plaat 72 in de inrichting worden getrokken, waarbij de plaat 72 tijdens de invoer door een geleideplaat 71 wordt gesteund.

25 De plaat 72 wordt dan door middel van de draaiende borstels 13 aan een bewerking door de vloeistof 6 onderworpen, waarbij de plaat 72 langzaam door de band 30 wordt voortgetrokken. Door de door de borstels 13 op de plaat 72 uitgeoefende druk wordt de plaat 72 tegen de band 30 en tegen 30 de aandrukplaat 60 gedrukt. De plaat 72 wordt verder bewogen langs de borstels 12 in bekken 4 en vervolgens langs de borstels 11 in bekken 3. Door het aan bekken 3 toevoeren van verse behandelingsvloeistof wordt de door de borstels 11 in bekken 3 uitgevoerde bewerking steeds met schone vloeistof 35 uitgevoerd, zodat de laatste wasbewerking van de plaat met schone vloestof plaatsvindt. De in het eerste bekken 3 in enige mate verontreinigde en gebruikte vloeistof wordt naar het middelste bekken 4 gevoerd, waar de platen 72 aan een 03Ö5402 ï i - 6 - eerste bewerking worden onderworpen. Vanuit het middelste bekken 4 wordt de in toenemende mate verontreinigde vloeistof aan het laatste bekken 5 toegevoerd/ waar de platen aan een eerste wasbehandeling worden onderworpen.

5 Na de wasbewerking wordt de plaat 72 langs de zuig- mond 22 gevoerd, waar aan de plaat 72 hechtende vloeistof wordt weggezogen.

Dan leidt de band 30 de plaat 72 langs drie achtereenvolgende spuitmonden, die verwarmde lucht op.de plaat 30 10 spuiten voor het drogen van de plaat 72.

Vanwege een iets grotere snelheid van de kettingen 49 dan die van de band 36, grijpen de op de kettingen 49 aangebrachte haken 50 de as 70 van de klem 61 aan en verwijderen zij deze uit de op de band 36 aangebrachte haken 37. Aldus 15 wordt de klem 61 met de daarin aangebrachte plaat 72 door de op de kettingen 49 aangebrachte geleidehaken 50 tot in de L-vormige geleidekoker 38 bewogen, waarna de te bewerken plaat zich weer horizontaal gaat bewegen en op de band 53 komt te rusten. Omdat de kettingen 49 zich iets sneller bewe-20 gen dan de band 53, wordt de as 70 uit de haken 50 getrokken en zal de klem eveneens op de band 53 rusten. In de nabijheid van de band 53 kan een (niet weergegeven) verwarmingselement zijn aangebracht om te voorzien in een laatste droging van de plaat. De band 53 beweegt de plaat naar buiten tot?op de ge-25 leideplaat 59, waar de plaat 72 gegrepen kan worden en de klem 60 van de plaat kan worden verwijderd.

8 5 0 3 4 ö 2

Claims (14)

1. Inrichting voor het met een vloeistof behandelen van drukplaten, omvattende: - een de vloeistof bevattend vat? - ten minste twee ten minste gedeeltelijk in de 5 vloeistof ondergedompelde roteerbare borstels; en - middelen voor het langs de borstels doen bewegen, van de te behandelen drukplaten, met het kenmerk, - dat boven het aan de bovenzijde geopende vat een 10 transportorgaan is aangebracht voor het transporteren van de - te behandelen drukplaten? -dat het vat door ten minste één zich dwars op de bewegingsrichting van het transportorgaan uitstrekkende in . het vat aangebrachte wand in ten minste twee bekkens is ver- . 15 deeld, waarbij ten minste één borstel in elk bekken is aangebracht? - dat middelen zijn aangebracht voor het van een bekken tot in het in de aan de bewegingsrichting van het transportorgaan tegengestelde richting volgende bekken be- 20 wegen van de vloeistof ? en - dat middelen zijn aangebracht voor het aan het stroomopwaarts gelegen bekken toevoeren van vloeistof en voor het uit het stroomafwaarts gelegen bekken afvoeren van vloeistof.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de hoogte van de in het vat aangebrachte wanden afneemt in de aan de bewegingsrichting van het transportorgaan tegengestelde richting.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het 30 kenmerk, dat in elk bekken ten minste twee borstels zijn aangebracht, waarvan de draairichtingen tegengesteld aan elkaar zijn.

4. Inrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de borstelharen van aangrenzende borstels in elkaar grij- 35 pen.

5. Inrichting volgens één van de voorafgaande con- ' '3402 h ' f» - 8 - clusies, met het kenmerk/ dat de borstels dwars op de bewegingsrichting van het transportorgaan een oscillerende beweging uitvoeren.

6. Inrichting volgens één van de voorafgaande con-5 clusies/ met het kenmerk, dat in de bewegingsrichting van het transportorgaan stroomafwaarts van het vat een afzuiginrich-ting is aangebracht. — ______________ 7. Inrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat in de bewegingsrichting van het transportorgaan stroomaf- 10 waarts van de afzuiginrichting een met wanne lucht werkende droger is aangebracht.

8. Inrichting volgens conclusie 7f met het kenmerk, dat de met warme lucht werkende droger ten minste ëén spuit-mond omvat voor het spuiten van warme lucht. . 15i_—9. Inrichting volgens conclusie 8, met het kenmerk/ dat twee spuitmonden boven de band zijn aangebracht.

10. Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat een verder transportorgaan verschaft is voor het naar een nadroger voeren van de te behan- 20 delen platen.

11. Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het transportorgaan een transportband is.

12. Inrichting volgens conclusie 10 of 11, met het 25 kenmerk, dat het verdere transportorgaan twee transportket- tingen omvat.

13. Inrichting volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat de transportband en de transportketting van op onderlinge afstand geplaatste haken zijn voorzien.

14. Inrichting volgens conclusie 13, met het ken merk, dat aan de te behandelen platen bevestigbare, door de haken aangrijpbare klemmen zijn verschaft.

15. Inrichting volgens conclusie 14, met het kenmerk, dat de klemmen een door de haken aangrijpbare as omvat- 35 ten, welke as zich door een tot twee klembekken omgebogen plaat heen uitstrekt.

16. Inrichting volgens conclusie 15, met het kenmerk, dat de klemmen een zich door de twee klembekken vormen- 8333402 • - 9 - de omgebogen plaat heen uitstrekkende knevel omvat, die van ten minste één handgreep is voorzien. * * * 3203402