NL8502718A - Brandstoftanksysteem. - Google Patents

Brandstoftanksysteem. Download PDF

Info

Publication number
NL8502718A
NL8502718A NL8502718A NL8502718A NL8502718A NL 8502718 A NL8502718 A NL 8502718A NL 8502718 A NL8502718 A NL 8502718A NL 8502718 A NL8502718 A NL 8502718A NL 8502718 A NL8502718 A NL 8502718A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
flexible
fuel
nozzle
chamber
suspended
Prior art date
Application number
NL8502718A
Other languages
English (en)
Other versions
NL189906C (nl
Original Assignee
Tokyo Tatsuno Kk
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Tokyo Tatsuno Kk filed Critical Tokyo Tatsuno Kk
Publication of NL8502718A publication Critical patent/NL8502718A/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL189906C publication Critical patent/NL189906C/nl

Links

Classifications

    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B67OPENING, CLOSING OR CLEANING BOTTLES, JARS OR SIMILAR CONTAINERS; LIQUID HANDLING
    • B67DDISPENSING, DELIVERING OR TRANSFERRING LIQUIDS, NOT OTHERWISE PROVIDED FOR
    • B67D7/00Apparatus or devices for transferring liquids from bulk storage containers or reservoirs into vehicles or into portable containers, e.g. for retail sale purposes
    • B67D7/06Details or accessories
    • B67D7/38Arrangements of hoses, e.g. operative connection with pump motor
    • B67D7/40Suspending, reeling or storing devices
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B67OPENING, CLOSING OR CLEANING BOTTLES, JARS OR SIMILAR CONTAINERS; LIQUID HANDLING
    • B67DDISPENSING, DELIVERING OR TRANSFERRING LIQUIDS, NOT OTHERWISE PROVIDED FOR
    • B67D7/00Apparatus or devices for transferring liquids from bulk storage containers or reservoirs into vehicles or into portable containers, e.g. for retail sale purposes
    • B67D7/04Apparatus or devices for transferring liquids from bulk storage containers or reservoirs into vehicles or into portable containers, e.g. for retail sale purposes for transferring fuels, lubricants or mixed fuels and lubricants
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B67OPENING, CLOSING OR CLEANING BOTTLES, JARS OR SIMILAR CONTAINERS; LIQUID HANDLING
    • B67DDISPENSING, DELIVERING OR TRANSFERRING LIQUIDS, NOT OTHERWISE PROVIDED FOR
    • B67D7/00Apparatus or devices for transferring liquids from bulk storage containers or reservoirs into vehicles or into portable containers, e.g. for retail sale purposes
    • B67D7/06Details or accessories
    • B67D7/42Filling nozzles
    • B67D7/44Filling nozzles automatically closing
    • B67D7/46Filling nozzles automatically closing when liquid in container to be filled reaches a predetermined level
    • B67D7/48Filling nozzles automatically closing when liquid in container to be filled reaches a predetermined level by making use of air suction through an opening closed by the rising liquid
    • YGENERAL TAGGING OF NEW TECHNOLOGICAL DEVELOPMENTS; GENERAL TAGGING OF CROSS-SECTIONAL TECHNOLOGIES SPANNING OVER SEVERAL SECTIONS OF THE IPC; TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC CROSS-REFERENCE ART COLLECTIONS [XRACs] AND DIGESTS
    • Y10TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC
    • Y10TTECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER US CLASSIFICATION
    • Y10T137/00Fluid handling
    • Y10T137/6851With casing, support, protector or static constructional installations
    • Y10T137/6918With hose storage or retrieval means
    • Y10T137/6921With means for plural hoses
    • YGENERAL TAGGING OF NEW TECHNOLOGICAL DEVELOPMENTS; GENERAL TAGGING OF CROSS-SECTIONAL TECHNOLOGIES SPANNING OVER SEVERAL SECTIONS OF THE IPC; TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC CROSS-REFERENCE ART COLLECTIONS [XRACs] AND DIGESTS
    • Y10TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC
    • Y10TTECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER US CLASSIFICATION
    • Y10T137/00Fluid handling
    • Y10T137/6851With casing, support, protector or static constructional installations
    • Y10T137/6918With hose storage or retrieval means
    • Y10T137/6932With retrieval means
    • Y10T137/6936Power stop or brake

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Loading And Unloading Of Fuel Tanks Or Ships (AREA)
  • Cooling, Air Intake And Gas Exhaust, And Fuel Tank Arrangements In Propulsion Units (AREA)
  • Fire-Extinguishing By Fire Departments, And Fire-Extinguishing Equipment And Control Thereof (AREA)

Description

* ''«.
Tokyo Tatsuno Co., Tld. te Tokyo, Japan “Brandstoftanksysteem"
De uitvinding heeft betrekking op een brandstof-tanksysteem en meer in het bijzonder op een brandstofstof tanksysteem of tankstation voor benzine of een dergelijke vloeistof voor automobielen van het type waarbij een mond-5 stuk voor elke benzinepomp in het station door middel van een buigzame slang of leiding is opgehangen aan een geschikte constructie boven een doorgang in het station, zoals een balk of een zoldering van het stationgebouw en verticaal bewogen kan worden tussen een bovenste stand . · 10 waarin de doorgang van de automobielen niet gehinderd wordt en een onderste stand voor het tanken.
De uitvinder heeft een dergelijk tanksysteem voorgesteld en octrooien verkregen in verschillende landen in de wereld, waaronder het amerikaanse octrooi-15 schrift 3.395.723, het britse octrooischrift 1.116.781, het franse octrooischrift 1.455.430, het Oostduitse octrooischrift 67926. Het systeem, zoals dit beschreven is in de octrooischriften heeft vele voordelen, in vergelijking met bestaande systemen, waarin ëën of meer 20 benzinepompen of brandstoftoevoerstandaards op een zogenaamd eiland zijn geplaatst, in het bijzonder bij het tanken van de automobielen en het doelmatig gebruik van een be- - perkt oppervlak van het station, maar er treden wel verschillende praktische problemen op. In de eerste plaats 25 dient in de bestaande systemen, het eiland ook als een geleidingsbaan voor de bestuurders van de automobielen en, in het systeem met opgehangen mondstukken, is er geen geleidingsbaan aanwezig en een bestuurder van de automobiel moet zijn auto dus zelf naar een geschikte plaats rijden, 8502718 ·> ï $ 2 waar een ophangermondstuk aanwezig is. Het is niet altijd gemakkelijk voor de bestuurder nauwkeurig het juiste gebied te bepalen, in het bijzonder, wanneer het mondstuk in de bovenste stand is nabij de ondersteuningsconstructie 5 zoals de zoldering van het stationsgebouw. In de tweede plaats is, in het systeem met opgehangen mondstukken, het mondstuk indien nodig via een veiligheidskoppeling, zoals beschreven in het amerikaanse octrooischrift 3.741.521 met een einde van de buigzame geleiding verbonden, welke 10 om een haspel is gewonden, z odat het mondstuk omhoog of omlaag bewogen kan worden door de haspel aan te drijven.
Deze opstelling vereist een roteerbare of kogelkoppeling voor het verbinden van het andere einde van de buigzame geleiding met het vrije einde van een vaste geleiding en 15 er kan mogelijk brandstoflekkage uit het verbindingsge-deelte optreden. Ten derde is het mondstuk door middel van een kogelkoppeling met het vrije einde van een mond-stukmontage-orgaan verbonden, dat een mondstukhouder omvat en waarvan het andere einde aan het vrije einde van de 20 buigzame geleiding is gekoppeld met behulp van de veiligheidskoppeling en een electrisch schakelhuis voor het met de hand regelen van het opwikkelen van de buigzame geleiding, zodat het mondstuk wanneer dit niet in gebruik is, door de houder op een zodanige wijze vastgehouden kan 25 worden, dat een einde daarvan omhoog gericht wordt om te vermijden, dat de daarin achtergebleven brandstof er uit druppelt (fig. 1 van het amerikaanse octrooischrift 3.741.521), maar dit vereist in wezen een dubbel roteerbare kniekoppeling voor de mondstukconstructie om de han-30 teringsdoelmatigheid van het mondstuk te verkleinen.
Het doel van de uitvinding is daarom een brand-stoftanksysteem van het type met opgehangen mondstukken te verschaffen, dat de genoemde nadelen of moeilijkheden overwint.
35 Volgens een aspect van de huidige uitvinding wordt een brandstoftanksysteem met opgehangen mondstuk verschaft 85 0 2 7 18 i «.
3 met een geleiding boven eendoorgang, zodat een bestuurder het door hem bedoelde dienstengebied gemakkelijk kan bereiken door zijn wagen langs de geleiding te rijden.
Overeenkomstig de huidige uitvinding wordt de 5 geleiding gevormd als een langwerpig doosvormig lichaam of houder, welke ten minste een gedeelte van een buigzame geleiding opneemt met een tankmondstuk aan een einde en een mechanisme voor het vrijlaten van de in het lichaam opgenomen buigzame geleiding en het inhalen van de vrijgemaakte 10 buigzame geleiding in het lichaam om het tankmondstuk omhoog en omlaag te bewegen, waarbij het andere einde van de buigzame geleiding direct met een vaste geleiding is verbonden zonder dat enige roteerbare koppelingen of kogelkoppelingen worden gebruikt. Het mechanisme voor het hanteren of bedie-15 nen van de buigzame geleiding voor het omlaag of omhoog bewegen van het tankmondstuk omvat een aandrijfschijf welke door een omkeerbare motor aangedreven moet worden en een door de buigzame geleiding welke in contact is met de beide schijven aan te drijven drukschijf, of omvat een vaste 20 schijf en een veer belaste beweegbare schijf, waarbij de vaste en beweegbare schijven de buigzame geleiding daarop dragen.
Het lichaam dat de geleiding voor de automobiel-bestuurders kan vormen is verdeeld in verscheidene compar-25 timenten, bijvoorbeeld een bovenste compartiment, dat de buigzame geleiding opneemt en een onderste compartiment, dat het schuiforgaan of een wagenorgaan opneemt, dat daarin langs de langsas van het lichaam kan bewegen en ten minste éên schijf opneemt voor het vrijmaken van en het opslaan van _ 30 de buigzame geleiding in het bovenste compartiment, zodat de plaats van het aan het vrije einde van de buigzame geleiding hangende tankmondstuk gevarieerd kan worden door de buigzame geleiding in de lengterichting van het lichaam te trekken, zodat het schuiforgaan of wagenorgaan beweegt om het 35 dienstengebied te vergroten voor het tanken. Remmende middelen kunnen aangebracht worden om te voorkomen dat het schuif- 8502718 > * 4 orgaan of wagenorgaan plotseling tegen de beide eindopper-vlakken van het onderste compartiment botst en om een terugwaartse beweging daarvan ten gevolge van de botsing te vermijden.
5 Het lichaam kan groter gemaakt worden om twee of meer tankeenheden op te nemen voor verschillende soorten brandstof, welke kunnen verschillen respectievelijk in octaangetal, zodat een bedienende persoon in het station verschillende brandstoffen naar automobielen toe kan voeren, 10 welke op dezelfde plaats verzorgd woerden.
Overeenkomstig een ander aspect verschaft de huidige uitvinding een nieuw type tankmondstuk, dat aan het vrije einde van een buigzame geleiding bevestigd kan worden zonder dat enige roteerbare koppelingen of verbindingen 15 worden gebruikt.
Overeenkomstig weer een ander aspect van de uitvinding verschaft de huidige uitvinding* een brandstoftank-systeem met opgehangen mondstuk, dat samenwerkt met een door een computer bestuurd systeem, dat automatisch een 20 rekening maakt en het eenvoudig maakt de brandstofvoorraad te bepalen en de werking van het systeem te dirigeren.
De huidige uitvinding zal nu verder verduidelijkt worden aan de hand van voorkeursuitvoeringsvormen die slechts als voorbeelden zijn gegeven en in de bijgevoegde 25 tekeningen worden weergegeven.
Fig. 1 is een schematische weergave, waarin een brandstoftanksysteem of station overeenkomstig de huidige uitvinding wordt getoond,
Fig. 2 is een langsdoorsnede van een langwerpig 30 lichaam of huis voor het opnemen van een buigzame geleiding waarin een bedieningsmechanisme voor een buigzame geleiding van een eerste type wordt getoond,
Fig. 3 is een rechterzijaanzicht respectievelijk doorsnede van het in figuur 2 getoonde lichaam, 35 Fig. 4 is een langsdoorsnede van een langwerpig lichaam, waarin een bedieningsmechanisme voör een buigzame 8502 7 1 8 * * 5 geleiding van een tweede type wordt getoond,
Fig. 5 is een vergrote gedeeltelijke doorsnede waarin een buigzame leiding, een aandrijvende rol of schijf en een vrijlopende rol of schijf, zoals die in fig. 4 worden 5 getoond,
Fig. 6 is een gedeeltelijke doorsnede van een gedeelte van een langwerpig lichaam met een bedienings-mechanisme voor een buigzame geleiding volgens een derde type,
10 Fig. 7 is een doorsnede volgens de lijn VII-VII
in fig. 6,
Fig. 8 is een gedeeltelijke doorsnede van een langwerpig lichaam, waarin een vierde type bedienings-mechanisme voor een buigzame geleiding wordt getoond, 15 Fig. 9 is een gedeeltelijke doorsnede volgens de lijn IX-IX in fig. 8,
Fig. 10 t/m 12 tonen een bedieningsmechanisme voor een buigzame geleiding van een vijfde type, waarbij fig. 10 een langsdoorsnede is'van een langwerpig lichaam 20 waarin de toestand wordt getoond, waarin een buigzame leiding in een kamer daarvoor is opgenomen, fig. 11 een dwarsdoorsnede daarvan is en fig. 12 een langsdoorsnede is, waarin de toestand wordt getoond, dat de buigzame leiding volledig uit de kamer is vrijgelaten, 25 Fig. 13 is een langsdoorsnede van een langwerpig lichaam, waarin een bedieningsmechanisme voor een buigzame leiding van een zesde type wordt getoond, waarin een wagen wordt getoond, waarin het mechanisme beweegbaar is opgenomen, 30 Fig. 14 is een dwarsdoorsnede van een langwerpig ~ lichaam waarin twee bedieningsmechanismen voor buigzame leidingen zijn aangebracht voor twee soorten brandstof,
Fig. 15 toont een remmechanisme voor het in de figuren 10 t/m 14 getoonde wagenorgaan, 35 Fig. 16 en 17 tonen een ander type remmechanisme voor het in de figuren 10 t/m 14 getoonde wagenorgaan, 85 0 2 7 1 8 ' i s 6 in verschillende toestanden,
Fig. 18 is een schematische weergave van een brandstoftanksysteem of station volgens de huidige uitvinding, waarin een zevende type bedieningsmechanisme voor een 5 buigzame leiding wordt getoond, en waarin geen aandrijving is aangebracht voor het bedienen van de buigzame leiding,
Fig. 19 is een vergrote doorsnede volgens de lijn XIX-XIX in figuur 18,
Fig. 20 is een aan figuur 18 gelijk aanzicht, 10 waarin echter een bedieningsmechanisme voor een buigzame * leiding van een achtste type wordt getoond,
Fig. 21 is een vergrote doorsnede volgens de lijn XXI-XXI in figuur 20,
Fig. 22 is een gedeeltelijke langsdoorsnede van 15 een tankmondstuk,
Fig. 23 is een vergroot gedeeltelijk aanzicht van het in figuur 22 getoonde mondstuk,
Fig. 24 t/m 26 tonen elementen of onderdelen van het in de figuren 22 en 23 getoonde mondstuk, waarbij 20 figuur 24 een langsdoorsnede is van een stuurklep, figuur 25 een zijaanzicht van een truckstang, en figuur 26 een perspectivisch aanzicht van een U-vormig' gestel getoond in een toestand, waarin rolpennen daarin zijn aangebracht,
Fig. 27 is een blokschema van een computer be-25 sturingssysteem dat gebruikt kan worden voor het brandstoftanksysteem volgens de huidige uitvinding.
In figuur 1 is een schema getoond van een brandstoftanksysteem of station overeenkomstig de huidige uitvinding. Het systeem omvat mechanismen voor het verpompen 30 van brandstof, het aangeven van een hoeveelheid afgegeven ~ brandstof, en, indien noodzakelijk, een daarmee overeenkomend geldbedrag, de besturing van een leidingen middelen voor het regelen van de mechanismen. De in een brandstoftank FT aanwezige brandstof, welke tank gewoonlijk onder 35 de grond is aangebracht op een geschikt fundament BS en een ontluchting AV heeft, kan opgepompt worden door een 8502718 ί ,4 7 pompeenheid PU naar een zoldering CE van het stationgebouw door een vaste leiding SC en dan doorgegeven worden door een tankmondstuk DN, dat via een handschakelaar HS voor een continue brandstoftoevoer is verbonden met een einde van 5 een buigzame leiding of slang FC, waarvan het andere einde met een uitlaateinde van de vaste leiding SC is verbonden.
De pompeenheid PU kan een ondergedompelde pomp (niet getoond) zijn, die in de ondergrondse brandstoftank FT is aangebracht, wanneer de wet dat toestaat. De pompeenheid PU is electrisch 10 verbonden met een bedieningstoets OB via een hoofdschakelbord PCB, dat met een paneelbord PB is verbonden, dat weer is verbonden met een electrische krachtbron (niet getoond), met .een computer besturingssysteem CCS via een aansluitdoos JB en aan een aangeefinrichting ID voor het aangegeven van 15 de hoeveelheid afgegeven brandstof en, indien noodzakelijk, daarmee overeenkomend geldbedrag. De functies van het com-puterbesturingssysteem CCS zullen later besproken worden.
Een lichaam HOB neemt de buigzame leiding FC en een be-dieningsmechanisme daar voor op voor het omlaag of omhoog 20 bewegen van het afgifteniveau van het mondstuk DN in een verticaal gebied van een bovenste stand nabij een onder-oppervlak van het lichaam HOB tot nabij een onderste wacht-stand voor brandstofafgifte waarbij de doorgang voor automobielen niet wordt belemmerd, of naar een nog lagere stand 25 voor het tanken.
Het met poten 12, 12r aan de zoldering CE opgehangen of direct aan de zoldering CE bevestigde lichaam HOB omvat een langwerpig hol hoofdlichaam 14, dat als geleiding dient voor de bestuurders welke het betreffende ^ 30 tankmondstuk DN naderen, zoals in het bijzonder getoond is in de figuren 2 en 3. Het lichaam 14 heeft een zijpaneel 14a en een uithouder 14b daarvoor om, indien noodzakelijk, het zijpaneel 14a open te houden, om het onderhoud aan mechanismen in het lichaam 14 gemakkelijk te maken. De uitde 35 ondergrondse brandstoftank FT door de pompeenheid PU opgepompte brandstof wordt naar een vaste leiding 16 gepompt 85 0 2 7 1 8 8
* * V
via de holle poot 12 en afgegeven door het tankmondstuk DN via een buigzame buis 18, een klep 20, een luchtscheider 22, een debietmeter 24, een andere vaste leiding 26 en een buigzame leiding FC. De luchtscheider 22 is met de 5 pompeenheid PU verbonden om de mogelijk in de brandstof aanwezige lucht naar de atmosfeer af te voeren, via een terugvoerleiding SC, (Fig. 1). Wanneer de wet het toestaat, kan de luchtscheider 22 gescheiden van het lichaam 14 aanbracht worden, bijvoorbeeld door deze in de pompeenheid 10 PU onder te brengen. Een zich door de holle poot 12' uitstrekkend orgaan 28 is een electrische draad, waarvan één einde electrisch is verbonden met het schakelbord PCB en waarvan het andere met een aansluitdoos 30. Uit de aan-sluitdoos 30 strekt een draad (niet getoond) zich uit door 15 de vaste leiding 26 en de buigzame leiding FC om met de handschakelaar HS verbonden te worden, welke een koord 32 heeft om dit te bedienen, waardoor het tankmondstuk DN uit de wachtstand naar de brandstoftankstand naar beneden wordt bewogen.
20 De verticale beweging van het tankmondstuk DN
tussen de bovenste stand nabij het lichaam 14 en de onderste wachtstand of brandstoftankstand geschiedt door de buigzame leiding FC uit een de buigzame leiding opnemende kamer 34 vrij te laten of door deze in de kamer 34 op te 25 nemen. Voor dit doel is een paar rollen of schijven 36,38 aangebracht. De rol 36 is een drijfrol welke door de motor 40 aangedreven wordt via een vertragingsoverbrenging 42. De inschakeling van de motor 40 wordt geregeld door een nokkenschakelaar welke in een nokkenschakelkast 44 is 30 opgenomen en electrisch is verbonden met de aansluitdoos 30.
Aan de onderzijde van het langwerpige lichaam 14 is in de lengterichting een sleuf 14c aangebracht, waardoor de buigzame leiding FC zich uitstrekt, en de rollen 36, 38, de vertraging 42 en de nokkenschakelkast 44 zijn op de 35 onderzijde van een van flenzen voorziene plaat 46 gemonteerd, waarvan randen op de rollen 14d, 14e zijn gemonteerd die 85 0 2 7 1 8 i ’Λ' *.
9 roteerbaar óp de scheidingswanden 14f, l4g in het lichaam 14 zijn aangebracht, zodat door het in de lengterichting van het lichaam 14 trekken van de buigzame leiding FC de plaat 46 verschuift om de positie van de aan het lichaam 5 14 hangende buigzame leiding FC te veranderen en het brand stof tankgebied te vergroten.
Om een mogelijk naar beneden vallen van het langwerpige lichaam 14 te vermijden, is dit bij voorkeur voorzien van veiligheidskettingen 48, 50, waarvan telkens een 10 einde aan een geschikte ondersteuningsconstrucite (niet getoond) aan de zoldering CE is bevestigd en het andere einde aan een geschikt gedeelte in het lichaam 14 (fig. 2).
De figuren 4 en 5 tonen een ander lichaam HOB met een tweede type slangbedieningsmechanisme. Het lichaam HOB 15 omvat een langwerpig hol hoofdlichaam 60, hoewel het lichaam 60 in figuur 4 in verticale dwarsdoorsnede woret getoond.
Het lichaam 60 is aan de zoldering CE bevestigd via een verbinding of poot 62 en in twee kamers onderverdeeld, namelijk een bovenste kamer 64 voor het opnemen van een buigzame 20 leiding FC en een onderste kamer 66 voor het opnemen van een mechanisme voor het bedienen van de buigzame leiding FC.
De buigzame leiding FC, waarvan het bovenste gedeelte in de kamer 64 is opgenomen, strekt zich uit 'in de onderste kamer 66 door een opening of sleuf 68a die in een scheidings-25 wand 68 is gevormd, wordt door een paar aandrijfrollen of schijven 70en een aangedreven rol of schijf 72 ingeklemd en de leiding strekt zich dan verder uit door een opening of sleuf 66a, in de onderwand van de onderkamer 66.
Een as 72a voor de aangedreven rol 72 is roteer-30 baar in de onderste kamer 66 gelagerd. De aandrijfrol 70 is glijdend op een as 74a voor eenroteerbaar organ 74 gemonteerd dat in de onderste kamer 66 op een bepaalde plaats kan roteren, en de slang is met het roteerbare orgaan 74 verbonden via een wrijvingskoppeling 76. Het roteerbare or-35 gaan 74 is verbonden met en wordt aangedreven door een aandrijfmotor 78 via overbrengingsmiddelen zoals naar 74b 85 0 2 7 1 8 v 10 en is ook met een roteerbare as 80a van een nokkenschakel-kast 80 verbonden.
In bedrijf roteert, aannemende dat de motor 78 in figuur 4 in de richting tegen de klok in roteert, het 5 roteerbare orgaan 74 in dezelfde richting om de aandrijf-rol 70 via de wrijvingskoppeling 76 te roteren, om de buigzame geleiding FC uit de bovenste kamer 64 vrij te maken met behulp van de aangedreven rol 72. Wanneer de motor 78 in de richting van de klok roteert, wordt de buigzame lei-10 ding in de bovenste kamer 64 opgenomen. Een ringvormig orgaan ST, dat aan de buigzame leiding FC is bevestigd, dient als aanslag om te voorkomen, dat de leiding FC op een te grote lengte wordt vrijgemaakt.
Deze uitvoeringsvorm heeft het voordeel, dat de 15 buigzame leiding FC uit debovenste kamer 64 over een bepaalde lengte vrijgelaten kan worden en slijtage van de buigzame leiding FC ten gevolge van een gedwongen slip daarvan ten opzichte van de rollen 70, 72 kan vermeden worden door de wrijvingskoppeling 76.
20 Dè figuren 6 en 7 tonen een derde type mechanisme voor het bedienen van de buigzame leiding FC, welke in de onderste kamer, zoals getoond in figuur 4, opgenomen kan worden. Deze uitvoeringsvorm is in hoofdzaak hetzelfde als die welke weergegeven is in de figuren 4 en 5, met die 25 uitzondering, dat in plaats van de wrijvingskoppeling 76 een wrijvingskracht tussen een aandrijfrol of schijf 70 en een buigzame leiding FC wordt verkleind door een aangedreven rol of schijf 72 om slijtage van de buigzame leiding FC te vermijden. In deze uitvoeringsvorm is de diameter van 30 een ring aan de buigzame leiding FC bevestigde ring ST kleiner dan die van een opening 68a in een scheidingswand 68, en de as 72a van de aangedreven rol 72 is in sleuven 82a, 82a van geleidingsplaten 82,82 bevestigd zonder dat deze gelagerd is in zijwanden van de onderste kamer 65, 35 zodat de afstand tussen de as 72a en een as 74avan een roterend orgaan 74 gevarieerd kan worden. De aandrijfrol 8502 7 1 8 * « 11 70 is op de as 74a bevestigd.
De veren 84,84 staan onder spanning tussen de los om de as 72a bevestigde ringen 86,86 en de op de zijwand van de onderste kamer 66 nabij de as 74a geplaatste 5 pennen 88 om de as 72a naar de as 74a toe te dwingen en de buigzame leiding PC tussen de rollen 70 en 72 in te klemmen.
Op een in de zijwand van het onderste orgaan 66 gelagerde as 90a is een gevorkte hefboan 90,90 beweegbaar gemonteerd, waarvan telkens 10 één arm in contact kant met de as 72a voor de aangedreven rol 72 en de andere arm zich. uitstrekt naar een gedeelte nabij de omtrek van de buigzame leiding FC en in contact komt met de ring ST wanneer de buigzame leiding FC uit de bovenste kamer 64 is vrijgelaten en vlak voordat het tankmondstuk aan het vrije 15 einde van de buigzame leiding FC de onderste stand bereikt.
De figuren 8 en 9 tonen een lichaam HOB met een vierde type bedieningsmechanisme voor een buigzame leiding.
Het lichaam HOB omvat een hol hoofdlichaam 100 dat verdeeld is in twee kamers, namelijk een bovenste kamer 102 voor 20 het opnemen van de buigzame leiding FC en een onderste kamer 104 voor het opnemen van een mechanisme voor het vrijlaten van de buigzame leiding FC uit de bovenste kamer 102 en het opnemen van de eenmaal vrijgelaten leiding daarin. In de onderste kamer 104 is een arm-klemmechanisme 106 aange-25 bracht, dat een draaibaar orgaan 108 omvat. Het orgaan 108 kan aan ëên einde op de zijwand van de onderste kamer scharnieren door eengeschikte verbinding en heeft, aan het vrije einde daarvan, een aangedreven rol of schijf 108a en een aandrijf rol of schijf 108b en een sleuf 108c halverwege daarvan 30 die in aangrijping kan komen met een krukarm 110a op een uitgaande as van de motor 110, waarbij elk van de rollen 108a,108b voorzien is van middelen I08d die de rotatie van de rol in een richting toestaan, maar die in de tegengestelde richting verhinderen.
35 In bedrijf wordt voor het opnemen van de buig zame leiding FC in de bovenste kamer 102, de motor 110 ge- 35Ö 2718 f Φ κ ♦ 12 activeerd om het orgaan 108 in zwaaiende beweging te brengen. Opgemerkt moet worden, dat wanneer het vrije einde van het orgaan 108 naar de bovenste kamer 102 toe beweegt, de rollen 108a, 108b de buigzame leiding FC vastklemmen of 5 grijpen, zonder te roteren en wanneer het vrije einde van het orgaan 108 in tegengestelde richting beweegt, werken de rollen als vrijlooproliën. Om de buigzame leiding uitde bovenste kamer 102 vrij te laten, wordt een electromagneet 112 bekrachtigd, om de vastklemming van de buigzame leiding 10 FC door de aandrijfrol 108b op te heffen, zodat een bedienende persoon de buigzame leiding FC met de hand naar beneden kan trekken.
Deze uitvoeringsvorm heeft het voordeel, dat de inrichting zelf relatief goedkoop vervaardigd kan worden 15 door de eenvoudige constructie en er niet het gevaar bestaat, dat de buigzame leiding gaat kronkelen.
De figuren 10 t/m 12 tonen een andere uitvoeringsvorm voor het veranderen van een positie waarbij een buigzame leiding FC of een tankmondstuk DN, dat aan het vrije 20 einde daarvan is bevestigd,·opgehangen is aan een langwerpig hol hoofdlichaam 120 waarin de leiding FC en een mechanisme voor het bedienen van de leiding FC zijn opgenomen, om het te bestrijken gebied te vergroten.
Volgens deze uitvoeringsvorm is het lichaam 120 25 ook in twee kamers verdeeld, namelijk een bovenste kamer 122 voor het opnemen van de buigzame leiding FC en een onderste kamer 124 voor het opnemen van het bedienings-mechanisme van de buigzame leiding..Het bedieningsmechanis-me van de buigzame leiding voor het opbergen van de buig-30 zame leiding FC in de bovenste kamer 122 van het lichaam 120 en het vrijlaten van de leiding daaruit, is in een wagen 126 geplaatst, die in de onderste kamer 124 kan bewegen langs de langshartlijn daarvan. De in de bovenste kamer 122 opgenomen buigzame leiding FC wordt door een lange 35 sleuf 122b in de bodemplaat 122a van de kamer 122 geleid, door een opening 128a in een lange glijdende plaat 128 die 85 0 2 718 13 * * in een ruimte is opgenomen welke wordt bepaald door de bodemplaat 122a van de bovenste kamer 122 en een bovenste plaat 124a van de onderste kamer 124 om de schuif 122b af te sluiten, een lange sleuf 124b in de bovenste plaat van 5 de onderste kamer 124, openingen 126a,126b in de bovenste en onderste plaat van de wagen 126 en door een lange sleuf 124d in de onderste plaat 124c van de onderste kamer 124.
De figuren 10 en 11 tonen een rusttoestand van de brandstoftankinrichting, waarbij de buigzame leiding 10 FC in de bovenste kamer 122 aanwezig is en het tankmond-stuk zich dus in een bovenste stand bevindt. Voor het bedienen van de inrichting wordt een schakelaar SW.^ ingedrukt op een omkeerbare motor 130 in te schakelen, welke een aandrijfrol of schijf 132 in de richting van de klok 15 roteert en de buigzame leiding FC vrijlaat, zodat een bedienende persoon brandstof in de motorvoertuigen kan tanken, door het tankmondstuk DN te bedienen. Wanneer de bedienende persoon wenst brandstof in een voertuig te tanken, dat zich enigszins op een afstand van het tankmondstuk bevindt 20 in de lengterichting van het langwerpige lichaam 120, kan hij de buigzame leiding FC in een zodanige richting trekken, dat de wagen 126 (fig. 12) beweegt. Nadat het tanken voltooid is, kan de bedienende persoon een andere schakel-toets SW2 indrukken om de motor 130 in een tegengestelde 25 richting te laten roteren, waardoor de leiding weer in de bovenste kamer 122 wordt opgenomen. De beweging van de wagen kan gelijkmatig gemaakt worden door een geleiding aan te brengen, zoals rechtopstaande uitsteeksels 126c, die op de bovenplaat van de wagen zijn gemonteerd en uitsteken 30 in de schuifplaat 128 door de in de bovenste plaat 124a van de onderste kamer 124 gevormde sleuf 124c.
Figuur 13 toont de andere uitvoeringsvorm voor het veranderen van de positie van een aan een langwerpig hol lichaam opgehangen buigzame leiding. DSfce uitvoerings-35 vorm is ten minste nagenoeg gelijk aan de voorgaande uitvoeringsvorm, getoond in de figuren 10 t/m 12, met in hoofd- 8502718 14 zaak slechts die uitzondering dat een veiligheidsstop— inrichting voor de buigzame leiding in deze uitvoeringsvorm is aangebracht. De stopinrichting omvat twee rnicro-schakelaars 140,142 die in een wagen 126 zijn aangebracht 5 en middelen 144,146 die aan de buigzame leiding FC zijn bevestigd om de microschakelaars 140,142 te bedienen waardoor een motor 148 wordt uitgeschakeld om te voorkomen dat de buigzame leiding FC te ver wordt vrijgelaten of in de bovenste kamer 122 wordt opgeborgen.
10 Figuur 14 toont een langwerpig hol lichaam 150 in dwarsdoorsnede. Het lichaam 150 heeft drie kamers, namelijk eerste en tweede bovenste kamers I52a,l52b voor het opnemen van de buigzame leidingen FC. FC~ en een onderste kamer 154 voor het opnemen van de mechanismen voor het 15 bedienen van de betreffende buigzame ‘leidingen. De bedie-ningsmechanismen voor de buigzame leidingen van deze uit-voeringsvorm is ten minste nagenoeg hetzelfde als die welke weergegeven is in figuur 13 en hoeft dus niet gedetailleerd besproken te worden. Deze uitvoeringsvorm heeft het prac-20 tische voordeel, dat twee verschillende soorten brandstof op dezelfde plaats getankt kunnen worden. Opgemerkt moet worden, dati'drie of meer bedieningsmechanismen voor buigzame leidingen natuurlijk in slechts een lichaam 150 opgenomen zouden kunnen worden, om verschillende soorten 25 brandstof naar verschillende voertuigen toe te voeren op ten minste nagenoeg dezelfde plaats en dat slechts een inrichting voor het aangeven van de afgeleverde hoeveelheid brandstof en, indien noodzakelijk, het daarmee overeenkomende geldbedrag voor elke kast met een aantal tankmondstukken -30 aangebracht kan worden, om te vermijden dat de bedienende persoon en/of de bestuurder van het motorvoertuig mogelijk foutieve gegevens aflezen, hetgeen veroorzaakt kan worden wanneer de aangevende middelen verschillende hoeveelheden uit verschillende aan slechts één lichaam bevestigde tank-35 mondstukken afgegeven brandstof aangeven. In dit geval kunnen natuurlijk, wanneer een soort brandstof door een bepaald 0502718 J , 15 tankmondstuk wordt afgegeven, de andere buigzame leiding-mechanismen natuurlijk niet gebruikt.
De figuren 15 t/m 17 tonen twee uitvoeringsvormen van een mechanisme voor het verhinderen van een 5 mogelijke botsing van de wagen 126 (zie ook de figuren 10 t/m 14) met de zijwand van een onderste kamer 162 van een langwerpig hol lichaam 160. Wanneer de buigzame leiding FC hard langs de langshartlijn van het lichaam 160 wordt getrokken om de wagen 126 te laten bewegen en de positie 10 van de buigzame leiding FC te veranderen, kan de wagen 126 te snel gaan bewegen en in botsing komen met de zijwand van de onderste kamer 162. Hierdoor wordt een relatief hard geluid opgewekt en een trilling veroorzaakt in het via een verbinding aan de zoldering of dergelijke bovenconstructie 15 opgehangen lichaam 160 veroorzaakt, waardoor de bedienende persoon en de klanten het idee kunnen krijgen, dat het lichaam 160 naar beneden valt.
De uitvoeringsvormen nemen dat idee weg.
Overeenkomstig een van de uitvoeringsvormen, 20 getoond in figuur 15, heeft de onderste kamer 162 op een t binnenoppervlak van de zijplaat een elastisch orgaan 162' dat als een kussen werkt en op het onderoppervlak van de bovenste plaat een remplaat 16211 van een elastisch materiaal zoals een rubber met een dikte die geleidelijk toeneemt 25 naar de zijplaat toe en de wagen 126 heeft twee paar nok-vormige organen 164,166 die beide roteerbaar gemonteerd zijn op assen 164a, 166a die op de zijwand van de wagen 126 zijn bevestigd of door de wagen 126 heen steken en welke organen in contact kunnen komen met de remplaat 162” ~ 30 met het uitsteeksel of de richel 164b of 166b, wanneer de wagen 126 naar de zijplaat van de onderste kamer 162 toe beweegt. De nokvormige organen dragen respectievelijk een gewicht 164c of 166c, zodat het uitsteeksel of de richel 164b of 166b gewoonlijk in de bovenste stand van het nok-35 vormige orgaan 164 of 166 ligt.
De in de figuren 16 en 17 getoonde andere uit- 8502718 • « « 16 voeringsvorm is ten minste nagenoeg gelijk aan die welke getoond wordt in figuur 15, met die uitzondering, dat de vorm van het orgaan dat in contact komt met de remplaat 162" verschillend is. Volgens deze uitvoeringsvorm kan 5 elk orgaan 168 dat in contact kan komen met de remplaat als een gevorkt krukvormig orgaan met een gewicht 168a zijn uitgevoerd en gemonteerd zijn op een as 168b welke aangebracht is aan de wagen 126 of daardoorheen loopt. De gevorkte armen 168c en I68d strekken zich radiaal uit van 10 de as 168b over verschillende lengten, de eerste is namelijk korter dan de tweede.
De beide uitvoeringsvormen, zoals weergegeven in de figuren 15 t/m 17 hebben het voordeel, dat elk mechanisme twee verschillende remwerkingen vertonen, zoals hier-15 na wordt beschreven, om een ongewenste overmatige slijtage van de remplaat 162" en van het elastische kussenorgaan • « 162' te voorkomen.
Wanneer een bedienende persoon van de inrichting welke het tankmondstuk in één hand vastgrijpt en de vrij-20 gelaten buigzame leiding FC in een andere hand sterk aan de buigzame leiding FC trekt, in de lengterichting van het langwerpige lichaam 160, beweegt de wagen 126 snel naar een van de korte zijden van het lichaam 160 of van de onderste kamer 162 tezamen met de buigzame geleiding FC. Het uit-25 steeksel 164b (166b) of de langste arm 168d komt daardoor in botsing met de rand van de remplaat 162", waardoor het orgaan 164 (166) of 168 snel om de as (164a (166a) of 168b gaat roteren. Het gevolg daarvan is, dat een nokoppervlak 164d (166d) of het uiteinde van de korte arm 168c in con- - 30 tact komt met het onderoppervlak van de remplaat 162", waardoor een snelle en doelmatige remwerking wordt verkregen. Dit wordt duidelijk in figuur 16 van de tweede uitvoeringsvorm getoond. In de tweede uitvoeringsvorm zijn aanslagen 170a,170b aangebracht om de rotatie van het 35 orgaan 168 om de as 168b te beperken en een meer doelmatige remwerking te verkrijgen. Opgemerkt wordt, dat de remplaat 8502 7 1 8 * < 17 162" een hellend oppervlak heeft om de remmende werking van de plaat 162" en het orgaan 164 (166) of 168 werkzaam te maken.
Wanneer de bedienende persoon daarentegen langzaam 5 of rustig aan de buigzame geleiding trekt, loopt de wagen 126 gelijkmatig. In dit geval komt het uitsteeksel 164b (166b) of de langste arm 168d ook met de rand van de remplaat 162" in contact om het orgaan 164 (166) of 168 te laten roteren, maar hetnokoppervlak 164d (I66d) of de kortste arm 10 168c komt niet in contact met het onderoppervlak van de rem plaat 162" en geeft dus geen remmende werking. Dit wordt duidelijk getoond in figuur 17 van de tweede uitvoeringsvorm. In dit geval beweegt de wagen 126 verder tot de korte zijde van de wagen 126 in contact komt met het elastische 15 kussen orgaan 162’.
De figuren 18 t/m 21 tonen twee bedieningsmecha-nismen voor buigzame leidingen welke van de voorgaande mechanismen daarin verschillen dat er geen electrische motor is aangebracht om de buigzame leiding te bewegen en dat 20 het langwerpige lichaam niet in twee of meer kamers is gescheiden. Zoals in de figuren 18 en 19 wordt getoond, is een langwerpig hol lichaam 180 doormiddel van een geschikte verbinding 182 aan een zoldering CE of een geschikte onder-steuningsconstructie opgehangen. Een vaste leiding SC die 25 direct met een pompeenheid PU is verbonden via een debiet-meter FM of daarmee verbonden is via een andere vaste leiding, strekt zich in het lichaam 180 uit en is met één einde van de buigzame leiding FC verbonden, die om een veerbelaste beweegbare schuif of trommel 184 en een vaste 30 schuif 186 aan de buitenzijde van het lichaam 180 is vast-gelegd via een opening of gat 180a in de onderste plaat van het lichaam 180 en een tankmondstuk DN aan het vrije einde daarvan ondersteund.
In bedrijf kan een bedienende persoon van de 35 inrichting het ondereinde van de buigzame geleiding FC
vastgrijpen en het tankmondstuk DN of de buigzame leiding 3502 718 18 PC naar beneden trekken, waardoor de beweegbare schijf tegen de kracht van een veer 184a in beweegt, totdat het tank-mondstuk DN een positie bereikt die geschikt is om brandstof aan motorvoertuigen toe te voeren. Nadat het betref-5 fende voertuig volgetankt is, kan de bedienende persoon de buigzame leiding FC vrijlaten en het tankmondstuk DN loslaten om hettankmondstuk DN naar boven te laten bewegen door de reactiekracht van de veer 184a.
De in de figuren 20 en 21 getoonde uitvoerings-10 vorm is ten minste nagenoeg gelijk aan die welke getoond is in de figuren 18 en 19, met die uitzondering dat een veer 184a' met een constant koppel wordt gebruikt voor de beweegbare schuif 184 in plaats van de conventionele trek-veer 184a voor de in de figuren 18 en 19 getoonde uitvoe-15 ringsvorm. De veer 184a' kan een in de handel verkrijgbare veer zijn, welke de kracht die nodig is om het tankmond-• stuk DN naar beneden te bewegen constant houdt onafhanke lijk van de stand van de beweegbare stand 184.
De in de figuren 18 t/m 21 getoonde uitvoerings-20 vormen hebben het voordeel, dat elke constructie eenvoudig is en gemakkelijk geïnstalleerd kan worden met relatief lage kosten. Meer in het bijzonder is de uitvoeringsvorm zoals getoond in figuren 20 en 21 handig, omdat de buigzame leiding FC gemakkelijk vrijgemaakt kan worden en 25 in een bepaalde positie gehanteerd kan worden voor het tanken, om moeilijkheden ten gevolge van een te grote plaatselijke belasting op de constructie welke veroorzaakt zou kunnen worden wanner de trekveer 184a, zoals getoond in de figuren 18 en 19, wordt gebruikt, te voorkomen.
30 Elk bedieningsmechanisme voor buigzame leidingen zoals getoond in de figuren 18, 19 en 20, 21, kan in meervoud gebruikt worden op een wijze die gelijk is aan de uitvoeringsvormen getoond in figuur 14, zodat twee of meer verschillende soorten brandstof uit een pomplichaam.;ver-35 kregen kunnen worden.
Figuur 22 toont een tankmondstuk dat gebruikt kan 850 2 7 1 8 19 worden voor de brandstoftankinrichting volgens de huidige uitvinding. In een tanksysteem of station waarin hangende tankmondstukken worden gebruikt, heeft een conventioneel tankmondstuk de voorkeur, daar wanneer een dergelijk mond-5 stuk wordt gebruikt, het einde van dat mondstuk naar beneden is gericht, waardoor brandstof zoals benzine, die daarin is achtergebleven, daaruit kan druppelen, waardoor de bedienende persoon van de inrichting en de klanten zo kunnen schrikken, dat deze het mondstuk tegen de auto van 10 de klant kunnen laten botsen. In tankstations met hangende brandstofmondstukken werd daarom een tankmondstuk gebruikt van het type, waarbij het mondstuk een dubbele roteerbare koppeling heeft, zodat het mondstuk rechtomhoog gedraaid kan worden evenwijdig met de buigz-ame leiding, zodat het 15 einde van het mondstuk vastgezet kan worden in een aan de buigzame leiding bevestigde mondstukhouder. Dit conventionele type mondstuk heeft echter niet de voorkeur van een bedienende persoon, daar voor het bedienen van het tankmondstuk, deze de verbinding van het einde van het 20 mondstuk met de houder los moet maken, het mondstuk om de koppeling moet draaien, aan de trekker van het mondstuk moet trekken om de brandstof te laten lopen en het mondstuk terug moet draaien om het einde daarvan met de houder vast te zetten. Deze moeilijke mondstukbediening vermindert 25 de doelmatigheid van het tanken aanzienlijk.
Een nieuw type mondstuk DN overeenkomstig de huidige uitvinding omzeilt en verhelpt de nadelen van de conventionale mondstukken en verbetert meer in het bijzonder de doelmatigheid in het gebruik daarvan. Het nieuwe type _ 30 mondstuk DN met een pistoolvörm omvat een gekromd punt- gedeelte 200, een lichaamgedeelte 202, en een greepgedeelte 204. Het puntgedeelte 200 is van een gekromde pijp 206 gemaakt, dat van aluminium kan zijn en waarin een luchtleiding 208 is aangebracht, zodat een einde 208a van de lucht 35 leiding 208 open is aan een onderzijde van het punteinde 200a van het puntgedeelte 200 en het andere einde met een
8502 71S
20 middengedeelte van een ondersteuning 210 is verbonden.
Een veerelement 200b dat aan de basis van het puntgedeelte 200 is gemonteerd, dient om te voorkomen, dat het tank-mondstuk DN uit de brandstofinlaatopening van een auto-5 mobiel glijdt, wanneer het puntgedeelte 200 daarin is gestoken.
Het lichaamgedeelte 202 heeft een voorste gedeelte dat voorzien is van het luchtleidingondersteunings-orgaan 210 en een klepconstructie 212 nabij hetpuntgedeelte 10 200, een tussengedeelte dat voorzien is van een brandstofinlaatopening 214 aan een zijde daarvan, en een achterste gedeelte voorzien van een automatisch klepsluitend mechanisme 216 . Een klepzitting 218 voor de klepconstructie 212 is op een binnenrand 202a van het puntgedeelte 202 15 bevestigd door een O-ring met een bevestigingsmoer 220 om het luchtleidingondersteuningsorgaan 210 te bedekken.
Een controleklep 222 van de klepconstructie 212 is glijdend gemonteerd op het luchtleidingondersteuningsorgaan 210 en wordt door een veer 224 in een zodanige richting ge-20 dwongen, dat de controleklep 222 op een klepzitting 218a rust, die benedenstrooms van de klepzitting 218 is aangebracht. Een hoofdklep 226 van de klepconstructie 212 is aan een instroomzijde aangebracht tegenover de controleklep 222 en wordt op een klepzitting 218b gedrukt door een 25 stuurklep 228 die concentrisch met de hoofdklep 226 is aangebracht. De hoofdklep 226 en de stuurklep 228 staan los met elkaar in verbinding door een bout 230 die op de stuurklep 228 is aangebracht. Tussen een kop 230a van de bout 230 en een gat 226a van de hoofdklep 226 waarin de bout 230 ~ 30 opgenomen kan worden, bevindt zich een spleet, zodat wanneer de stuurklep 228 naar rechts glijdt (fig. 22), de stuurklep 228 eerst wordt geopend en dan de hoofdklep 226.
De hoofdklep 226 heeft een kleine boring 226b die dient als stromingskanaal naar de benedenstroomse zijde, 35 wanneer de stuurklep 228 opent.
Zoals in figuur 24 wordt getoond, bestaat de 8502 7 1 8 21 stuurklep 228 uit een klepkop 228a en een cilindrische klepklepsteel 228b die een geheel daarmee vormt. Een trekker 232 (figuur 22) is in een sleuf 228c gestoken, die in de klepsteel 228b is aangebracht.
5 Zoals in defiguren 22 t/, 24 wordt getoond, is een schachtgedeelte 232a van de trekker 232 in contact met een sleuf 228d in de klepsteel 228b via een drukstang" 234 met een sleuf 234a (figuur 25) en een rolpen 236, zodat door het bedienen van de trekker 232, de klepsteel 228b naar 10 rechts beweegt om de stuurklep 228 te openen en dan de hoofdklep 226 te openen.
Over het vrije einde van de klepsteel 228b heen is een kap 238 aangebracht waar weer een veer 240 tegen rust om de drukstang 234 in de juiste stand te dwingen.
15 Verder is een tweede kap 242 aangebracht voor een veer 244 om de klepsteel 228b in eenzodanige richting te dwingen, dat de stuurklep 228 normaal wordt gesloten.
Een orgaan 246, zoals getoond in figuur 23, en meer in het bijzonder in figuur 26, is een U-vormig gestel 20 met een sleuf 246a daarin om de rolpen 236 op te nemen.
Een achterplaat 246b van het gestel 246 is met een membraan 248 in een negatieve druk opwekkende kamer 250 aangebracht met behulp van een pen 252. In de negatieve druk opwekkende kamer 250 is een veer 254 aangebracht, welke het membraan 25 248 in een zodanige richting drukt, dat twee in de sleuf 246a van het gestel 246 gestoken rolpennen 236 de sleuf 234a van de drukstang 234 aangrijpen.
De klepsteel 228b, drukstang 234, rolpennen 236, gestel 246, membraan 248 en de negatieve druk opwekkende 30 kamer 250 vormen tezamen het automatische klepsluitings-mechanisme 216.
In figuur 23 geven de nummers 256, 258 kanalen aan voor het verbinden van de negatieve druk opwekkende kamer 250 met een kanaal 260 tussen de klepzitting 218 en 35 de stuurklep 228 en voor het verbinden van de kamer 250 met een kanaal 210a (figuur 23) van het luchtleidingonder- 3502 7 1 8 1· ** 22 steuningsorgaan 210.
Aan de brandstofinlaatopening 214 is een knie 262 roteerbaar bevestigd door middel van een bevestigings-moer 264. Aan de instroomzijde van de knie 262 zijn roteer-5 baar aangebracht met een bevestigingsmoer 262 een zeef 268 en een koppeling 270 waardoor het tankmondstuk DN zelf aan het vrije einde van een buigzame leiding FC is opgehangen.
De nabij de brandstofinlaatopening 214 geplaatste aanslag-pen 262a dient om een tevergaande rotatie van de knie262 10 te verhinderen.
Volgens het nieuwe type tankmondstuk DN, zoals hierboven beschreven en getoond in de figuren 22 t/m 26, is de brandstofinlaatopening 214 halverwege het lichaam-gedeelte 202 aangebracht en aan een zijde daarvan en met 15 het vrije einde van de opgehangen buigzame geleiding FC verbonden door de kniekoppeling 262, en verder zijn de trekker 232, het automatische klepsluitingsmechanisme 216 en het greepgedeelt 204 aan de achterzijde van het lichaam-gedeelte 202 aangebracht. Daardoor ligt het zwaartepunt 20 van het tankmondstuk DN zelf in een achterste gedeelte daarvan, zodat wanneer het tankmondstuk DN door de buigzame geleiding FCondersteund zal worden aan de kniekoppeling 262, de punt 200a van het mondstuk DN natuurlijk omhoog gericht is zonder dat gebruik gemaakt wordt van een houder 25 om het uitdruppelen van in het puntgedeelte 200 achtergebleven brandstof te voorkomen en waardoor het hanteren van het mondstuk voor de bedienende persoon gemakkelijk wordt gemaakt.
Figuur 27 toont een blokschema van een computer 30 besturingssysteem CCS, dat gebruikt kan worden voor het brandstoftanksysteem van de huidige uitvinding. Het com-puterbesturingssysteem CCS omvat een centrale bewerkings-eenheid CPU met een combinatie KAD van een toetsenbord en een vertoonorgaan voor een bedienende persoon en met 35 een klantenvertoonorgaan CD, een afdrukker PR, een program-mageheugen PCM, een registratiegeheugen FM en een afle- '' '02718 23 veringsschakeling Dl. De centrale bewerkingseenheid CPU wordt bestuurd door een uit het programmageheugen PCM uitgelezen opdracht, welk geheugen de bewerkingsopdrachten van het computerbesturingssysteem CCS bevat voor het be-5 rekenen, beoordelen, positioneren, classificeren, totaliseren, overbrengen van gegevens en het regelen van elke invoer en uitvoer. Het registratiegeheugen FM verzamelt de eenmaal door de centrale bewerkingseenheid CPU behandelde gegevens. De afleveringsschakeling Dl is een scha-10 keling welke het computerbesturingssysteem CCS met een afleveringsbesturingseenheid (niet getoond) verbindt. Het computerbesturingssysteem CCS wordt geactiveerd door electriciteit uit een geschikte spanningsbron (niet getoond) , zoals gebruikelijke electriciteitsleidingen via 15 een schakelaar PS. BA is een batterij welke automatisch uit het computerbesturingssysteem CCS wordt verbonden door de schakelaar PS, wanneer een onderbreking van electri-citeitslevering uit de gebruikelijke leiding optreedt, om een spanningsverandering in een bepaalde tijdsduur te 20 voorkomen en de gegevens in die tijdsduur veilig op te slaan. De afdrukker PR kan een door de centrale bewerkingseenheid CPU verkregen resultaat uit de bewerking van verschillende gegevens afdrukken.
25 350 2 718 .

Claims (15)

1. Brandstoftankstation van het type met hangend tank-mondstuk, met een ondergrondsbrandstofreservoir, een vaste leiding, waarvan één einde zich uitstrekt tot een plaats nabij de onderzijde van het brandstofreservoir en het andere 5 einde eindigt op een plaats boven een doorgang in het station, een buigzame leiding met aan het vrije einde daarvan een mondstuk voor het afleveren van de brandstof en waarvan het andere einde verbonden is met de vaste leiding, met middelen voor het bedienen van de buigzame leiding om deze vrij te laten en op 10 te bergen voor een verticale beweging van het mondstuk, en met middelen voor het oppompen van de brandstof in het brandstof-reservoir en het toevoeren daarvan naar het mondstuk door de vaste en buigzame leidingen, met het kenmerk, dat de bedienende middelen van de buigzame leiding in een relatief groot 15 langwerpig hol lichaam zijn opgenomen, dat boven de doorgang in het station is aangebracht als geleiding voor motorvoertuigenbestuurders die naar een brandstoftankplaats toe willen rijden.
2. Brandstoftankstation van het type met opgehangen tankmondstuk volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het lang- 20 werpige holle lichaam verdeeld is in ten minste een eerste kamer voor het opnemen van de buigzame leiding en een tweede kamer voor het opnemen van de bedienende middelen voor de buigzame leiding om de buigzame leiding uit de eerste kamer vrij te laten en de eenmaal vrijgelaten leiding weer in de eerste 25 kamer op te kunnen bergen.
3. Brandstoftankstation van het type met opgehangen _ tankmondstuk volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat ten minste de bovenste kamer in een aantal compartimenten is onderverdeeld, waarbij elk compartiment de buigzame leiding 30 opneemt voor een bepaalde soort brandstof, en de onderste kamer een overeenkomend aantal bedieningsmiddelen voor buigzame leidingen omvat om de betreffende buigzame leiding uit het bijbehorende compartiment vrij te laten, waardoor een bedienende persoon van de inrichting een gewenste soort brandstof naar 35 een automobiel toe kan voeren door één van de aan slechts één langwerpig hol lichaam door respectieve buigzame leidingen op- 8502718 -25- gehangen mondstuk te bedienen.
4. Brandstoftankstation van het type met opgehangen tankmondstuk volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de bedieningsmiddelen voor de buigzame leiding een paar rol- 5 middelen omvat/ die met een buitenoppervlak van de buigzame leiding in contact kunnen zijn en een motor voor het doen roteren van de rolmiddelen.
5. Brandstoftankstation van het type met opgehangen tankmondstuk volgens conclusie 4, met het kenmerk/ 10 dat de rolmiddelen bestaan uit een aandrijfrol die aangedreven worden door een omkeerbare motor en uit een vrijlooprol, waarbij de rollen zodanig zijn aangebracht/ dat deze het buitenoppervlak van de buigzame geleiding aan kunnen grijpen om het aan het vrije einde van de buigzame geleiding bevestig-15 de mondstuk in verticale richting te bewegen.
6. Brandstoftankstation van het type met opgehangen tankmondstuk volgens conclusie 5/ met het kenmerk, dat de aandrijfrol met de motor is verbonden via een wrijvingskoppe-ling.
7. Brandstoftankstation van het type met opgehangen mondstuk volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de vrijlooprol glijdend is aangebracht en normaal door verende middelen naar de aandrijfrol toe wordt gedwongen om de buigzame leiding tussen de vrijloop en aandrijfrollen in te klem-25 men en dat middelen voor het doen wegglijden van de vrijlooprol van de aandrijfrol zijn aangebracht om de door de rol-klen op het buitenoppervlak van de buigzame geleiding uitgeoefende wrijvingskracht weg te nemen, wanneer de buigzame geleiding over een te grote lengte uit de eerste kamer wordt 30 vrijgelaten.
8. Brandstoftankstation van het type met opgehangen mondstuk volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat de glijdende middelen van de vrijlooprol een uit twee armen bestaande hefboom zijn, waarvan één arm in contact is met een glijden-35 de as voor het ondersteunen van de vrijlooprol en het vrije einde van de arm nabij het buitenoppervlak van de buigzame geleiding is aangebracht om in aangrijping te komen met een voor de veiligheid op het buitenoppervlak van de buigzame geleiding gemonteerde stopinrichting, wanneer de buigzame 8502 7 1 8 -26- geleiding over een te grote lengte vrij wordt gelaten.
9. Brandstoftankstation van het type met opgehangen tankmondstuk volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de bedieningsmiddelen van de buigzame geleiding glijdend 5 gemonteerd zijn in de tweede kamer, waardoor de bedienende middelen van de buigzame geleiding als ëên geheel in de tweede kamer kunnen bewegen langs de langshartlijnen daarvan door aan de vrijgelaten buigzame geleiding te trekken om deze in de lengterichting van het langwerpige lichaam te 10 laten bewegen.
10. Brandstoftankstation van het type met opgehangen tankmondstuk volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de bedieningsmiddelen van de buigzame geleiding in een wagen zijn opgenomen welke in de tweede kamer beweegt langs 15 de langshartlijn daarvan, dat de buigzame leiding verticaal door de wagen beweegt en sleuven in de eerste en tweede kamers zijn aangebracht om het werkniveau van het mondstuk omhoog en omlaag te bwegen waardoor een stand van de buigzame geleiding en het mondstuk ten opzichte van het oppervlak 20 van het langwerpige lichaam veranderd kan worden om een werkgebied voor elke afleveringsinrichting te vergroten, door de vrijgelaten buigzame geleiding in' de lengterichting van het langwerpige lichaam te trekken.
11. Brandstoftankstation van het type met opge- 25 hangen mondstuk volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat de glijdende bedieningsmiddelen van de buigzame leiding remmende middelen hebben om excessieve bewegingen en botsingen met het zijpaneel van de tweede kamer te voorkomen.
12. Brandstoftankstation van het type met opge- 30 hangen tankmondstuk volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat de excessieve beweging en botsing voorkomende middelen voor de bedienende middelen van de buigzame leiding een nok-achtige hefboom is met belanceergewicht dat een rotatie daarvan veroorzaakt door een botsing op een remplaat die op het boven-35 oppervlak van de tweede kamer is aangebracht en daarmee in contact kan komen, wanneer de bedieningsmiddelen van de buigzame geleiding met een relatief hoge snelheid in de tweede kamer glijden. 8502718 -27-
13. Brandstoftankstation van het type met opgehangen tankmondstuk volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat de vragen remmende middelen heeft om het bewegen met een te grote snelheid en het botsen tegen een zijpaneel van de tweede kamer 5 te voorkomen.
14. Brandstoftankstation van het type met opgehangen tankmondstuk volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat de het bewegen met een te hoge snelheid en botsing voorkomende middelen voor de wagen een nokachtige hefboom is met een ba- 10 lanceergewicht, dat een rotatie daarvan veroorzaakt bij een botsing met een remplaat op het bovenoppervlak van de tweede kamer en daarmee in contact kan komen, wanneer de wagen met een relatief hoge snelheid in de tweede kamer beweegt.
15 % 8302718
NLAANVRAGE8502718,A 1975-08-14 1985-10-04 Brandstoftanksysteem van het type met hangend tankmondstuk. NL189906C (nl)

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
JP50098138A JPS5222115A (en) 1975-08-14 1975-08-14 Braking device in lubricating apparatus
JP9813875 1975-08-14

Publications (2)

Publication Number Publication Date
NL8502718A true NL8502718A (nl) 1986-01-02
NL189906C NL189906C (nl) 1993-09-01

Family

ID=14211861

Family Applications (2)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL7604752A NL7604752A (nl) 1975-08-14 1976-05-04 Brandstoftanksysteem.
NLAANVRAGE8502718,A NL189906C (nl) 1975-08-14 1985-10-04 Brandstoftanksysteem van het type met hangend tankmondstuk.

Family Applications Before (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL7604752A NL7604752A (nl) 1975-08-14 1976-05-04 Brandstoftanksysteem.

Country Status (9)

Country Link
US (1) US4089445A (nl)
JP (1) JPS5222115A (nl)
AT (1) AT358419B (nl)
GB (1) GB1524133A (nl)
HK (1) HK81679A (nl)
IT (1) IT1063285B (nl)
MY (1) MY7900197A (nl)
NL (2) NL7604752A (nl)
SU (1) SU618031A3 (nl)

Families Citing this family (7)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US4138042A (en) * 1976-12-18 1979-02-06 Tokico Ltd. Fuel supplying apparatus having a linearly movable, constant height hose unit
EP0647587B1 (de) * 1993-10-06 1996-04-10 Scheidt & Bachmann Gmbh Vorrichtung zur Abgabe von Kraftstoffen
US6370738B1 (en) * 1998-07-10 2002-04-16 Tokheim Corporation Flexible conduit tubing system within dispenser
US9457674B2 (en) * 2009-09-25 2016-10-04 Control Module, Inc. Overhead power cable management system
US9156390B2 (en) 2012-05-01 2015-10-13 Oilmatic Systems, Llc Bulk cooking oil distribution system
US9392907B2 (en) 2012-05-01 2016-07-19 Michael Allora Bulk cooking oil distribution system
FR3047093B1 (fr) * 2016-01-27 2018-07-27 Fives Filling & Sealing Gestion de gaines d'un systeme de test ou de remplissage

Citations (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US2893422A (en) * 1958-02-03 1959-07-07 Bruce A Schiltz Overhead traveling dispenser unit
US2896659A (en) * 1956-10-25 1959-07-28 Smith Corp A O Dispenser apparatus for liquid petroleum products
US2935080A (en) * 1956-08-28 1960-05-03 Gen Motors Corp Conduit tender
US3395723A (en) * 1965-08-19 1968-08-06 Tatsuno Hiyoshi Gasoline filling station
US3797703A (en) * 1972-02-17 1974-03-19 Tokico Ltd Fuel supplying apparatus

Family Cites Families (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US3309064A (en) * 1964-12-18 1967-03-14 Muller Wolf Winch mechanism with dual drive

Patent Citations (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US2935080A (en) * 1956-08-28 1960-05-03 Gen Motors Corp Conduit tender
US2896659A (en) * 1956-10-25 1959-07-28 Smith Corp A O Dispenser apparatus for liquid petroleum products
US2893422A (en) * 1958-02-03 1959-07-07 Bruce A Schiltz Overhead traveling dispenser unit
US3395723A (en) * 1965-08-19 1968-08-06 Tatsuno Hiyoshi Gasoline filling station
US3797703A (en) * 1972-02-17 1974-03-19 Tokico Ltd Fuel supplying apparatus

Also Published As

Publication number Publication date
GB1524133A (en) 1978-09-06
NL189906C (nl) 1993-09-01
ATA321776A (de) 1980-01-15
MY7900197A (en) 1979-12-31
NL7604752A (nl) 1977-02-16
AT358419B (de) 1980-09-10
US4089445A (en) 1978-05-16
SU618031A3 (ru) 1978-07-30
JPS5222115A (en) 1977-02-19
IT1063285B (it) 1985-02-11
HK81679A (en) 1979-12-07

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US6354533B1 (en) Web transfer mechanism for flexible sheet dispenser
US5400982A (en) Dispenser for multiple rolls of sheet material
NL8502718A (nl) Brandstoftanksysteem.
EP0605076B1 (en) Perforated paper towel dispenser
US3628743A (en) Dispensing cabinet for sheet material
US6237871B1 (en) Paper towel transfer apparatus
US4317547A (en) Transfer paper towel dispenser
US5314131A (en) Apparatus for dispensing rolled flexible sheet material
US4010909A (en) Dispensing cabinet for sheet material
CN110772153B (zh) 用于将薄巾卷保持在分配器中的保持装置和方法及分配器
US4260117A (en) Dual roll towel dispenser
CA1211740A (en) Roll transfer mechanism for web material dispenser
CA2225409C (en) Container-dispenser of paper upon manual tearing from a roll, provided with another roll in reserve
CN110775448B (zh) 用于从薄巾卷分配连续的薄巾幅的部分的分配器和方法
US8418950B2 (en) Paper dispenser
US20090001212A1 (en) Low Reserve Indicator For A Paper Towel Dispenser
MXPA02001745A (es) Surtidor de transferencia de rollo dual.
US3260402A (en) Sheet dispensing device
US4872592A (en) Article storage and dispensing device with sold out indicating mechanism
US2298884A (en) Cup dispensing device
US4298140A (en) Newspaper and magazine vending machine
US3208636A (en) Dispenser with spring-urged pusher plate
US4961659A (en) Printer case
EP0352116A1 (en) Improvements in or relating to a dispenser for toilet rolls
US20030080495A1 (en) Automatic bank note pushing device for a storing device

Legal Events

Date Code Title Description
A1A A request for search or an international-type search has been filed
BB A search report has been drawn up
BC A request for examination has been filed
V4 Discontinued because of reaching the maximum lifetime of a patent

Free format text: 960504