NL8502626A - Spuitgietvorm voor kunststof spuitgietmachine met grendelinrichting. - Google Patents

Description

V ..

'5 ; ' f

Spuitgietvorm voor kunststof spuitgietmachine met grendelin-richting.

De uitvinding heeft betrekking op een spuitgiet-5 vorm in overeenstemming met de kop van conclusie 1.

Bij de bekende spuitgietvormen van dit soort (zie bijvoorbeeld het Duitse octrooischrift 1.265.390 en het Duitse gebruiksmodel 1.965.313; 1.128.023) is de grendel-inrichting (indien al aanwezig) door strookachtige, aan tegen-10 overgelegen zijden van de spuitgietvorm opgestelde koppel-elementen opgebouwd, waardoor telkens een grendeltap van de ene gietvormhelft met een grendeltap van de andere gietvorm-helft losmaakbaar is verbonden (vergelijk hiertoe bijvoorbeeld Europa-0092681.Al, figuur 1).

15 Een koppelingsverbinding van dit soort moet met de hand worden teweeggebracht en worden gelost en maakt bovendien de afmetingen van de spuitgietvorm groter.

Aan de uitvinding ligt het probleem ten grondslag een spuitgietvorm van het hierbovengenoemde soort 20 zodanig verder te ontwikkelen, dat bij afname van de het centreerlichaam opnemende gietvormhelft van de bijbehorende vormdrager telkens een onderlinge vergrendeling van beide gietvormhelften en bij het opspannen van deze gietvormhelften op de vormdrager een ontgrendeling automatisch plaatsvinden, 25 en de grendelinrichting voor het verkleinen van de technische inspanning in de centreerorganen is opgenomen.

Deze opgave wordt door de in het kenmerk van conclusie 1 genoemde maatregelen opgelost.

Bij een dergelijke uitvoering kan zonder tijd-30 verlies op de voor een spuitgietvormwisseling noodzakelijke transportbewegingen van de spuitgietvorm worden overgegaan, zonder dat het bedienende personeel het probleem van een nauwkeurige onderlinge vergrendeling van de gietvormhelften in de gaten moet houden. De vergrendeling van de gietvorm-35 helften is een algemene voorwaarde voor een automatische spuit- ïcί, ί 52 8 • ί - 2 - gietvorrawisseling.

Bovendien is gewaarborgd, dat de spuitgietvorm / bij het verdere transport naar de opslagrekken respektievelijk bij het terugtransport naar de spuitgietmachine vergrendeld 5 blijft, aangezien een ongewenste ontgrendeling buiten de vormsluiteehheid zonder bewuste hantering en zonder aanwending van specifieke technische hulpmiddelen (die slechts aan een hiervoor bedoelde reparatieafdeling ter beschikking staan) niet mogelijk is.

10 De uitvinding wordt niet bestreden doordat het op zichzelf bekend is het centreerlichaam en de glijlager-bussen in de betreffende gietvormhelften axiaal vast te leggen, doordat een gespleten, onder voorspanning staande stalen veer-ring achter het centreerlichaam respektievelijk de glijlei-15 bussen grijpt en met de helft in een ringgroef van de aangrenzende plaat van de gietvormhelft duikt. Weliswaar wordt ook hierbij de stalen veerring door een schuin vlak van een schroefbout bij het aantrekken daarvan in de ringgroef onder toenemende voorspanning naar binnen gedrukt, doch ontbreekt 20 overigens elke betrekking tot de gedachte van een onderlinge vergrendeling van de gietvormhelften (Duits octrooischrift 1.265.390).

Bij een uitvoering volgens conclusie 2 in verbinding met de maatregelen van conclusie 7 wordt een extreem 25 geringe relatieve beweging van de onderlinge vergrendeling en ontgrendeling van de gietvormhelften bereikt. Dit is van bijzonder belang bij bijzondere werkwijzen van een spuitgiet-vormwisseling, waarbij de spuitgietvorm bij een minimale onderlinge afstand van de opspanplaten uit de spanruimte naar 30 buiten respektievelijk naar binnen wordt geplaatst (zie bijvoorbeeld Duits octrooischrift 3242169 C2),

Bij een uitvoering volgens conclusie 3 wordt een vereenvoudigde fabrikage door het delen van het centreer-lichaam bewerkstelligd. Bovendien is door de specifieke 35 uitvoering van de grendelorganen een spelingsvrije vergrendeling ij u £ o c o v W- - 3 - gewaarborgd. Dit is van bijzonder belang indien bijvoorbeeld voor het aansluiten van verzorgingsleidingen een koppelings-kop van de vergrendelde spuitgietvorm in zijn verloop van een transportbeweging in de juiste stand naar een stationaire 5 koppelingskop aanwezig moet zijn, waarin de verzorgings-leidingen eindigen (zie bijvoorbeeld Duits octrooischrift 3.222.828 C2).

Een uiterst eenvoudig grendelelement wordt verkregen indien dit als een gespleten stalen veerring volgens 10 conclusie 3 is uitgevoerd.

De uitvinding zal hieronder worden toegelicht aan de hand van de tekening, waarin bij wijze van voorbeeld een aantal uitvoeringsvoorbeelden van een inrichting volgens de uitvinding zijn weergegeven. In de tekening toont: 15 fig. 1 een spuitgietvorm gezien in de richting A van fig. 2, fig. 2 een doorsnede volgens de lijn II-II van fig. 1, fig. 3 op grotere schaal een gedeelte van 20 fig. 2, fig. 4 het gedeelte van fig. 3 bij zich op afstand van elkaar bevindende gietvormhelften.

De spuitgietvorm is met een inrichting voor het automatisch onderling vergrendelen en ontgrendelen van de 25 gietvormhelften uitgerust. Een dergelijke vergrendeling is noodzakelijk bij het opbergen, verwisselen en transporteren van de spuitgietvorm buiten de' vormspuiteenheid van de kunststof-spuitgietmachine, dus na het verwijderen van de vormdragers. De op de stationaire vormdrager 26 opspanbare 30 gietvormhelft omvat een het aanlegvlak vormende, warmte- dempende isolatieplaat 10, een met deze congruente bevestigings-plaat 11 en een aan het scheidingsvlak a-a grenzende Facon-plaat 12. De op de beweegbare vormdrager opspanbare andere gietvormhelft omvat een isolatieplaat 17, een bevestigings-35 plaat 16, een omtrekafsteunplaat 14, die door de bevestigings- S302 62 6

Ö S

- 4 - plaat 16 met behulp van afstandsstukken 15 op afstand wordt gehouden, en een omtreksplaat 13, die aan het scheidingsvlak a-a grenst. In de tussen de afstandsstukken 15 gevormde vrije ruimte 23 zijn de uitwerperplaat 22 alsmede de uitwerper-5 afdekplaat 21 als onderdelen van een inrichting voor het uitstoten van gietstukken uit de spuitgietvorm aangebracht (de overige onderdelen van de uitwerpinrichting zijn met het oog op de eenvoud weggelaten). De platen van beide gietvormhelften zijn met behulp van spanschroeven 28 onderling gespannen.: In-10 boringen 33 van de op de stationaire vormdrager 26 opspanbare gietvormhelft zijn rotatiesymmetrische, in sluitrichting van de spuitgietvorm lopende centreerlichamen 20 verankerd. In-boringen van de andere gietvormhelft zijn coaxiale, rotatiesymmetrische glijbussen 18 verankerd. Daarin duiken bij ge-15 sloten spuitgietvorm centreergedeelten 20b met kleinere diameter van de centreerlichamen 20. Zoals uit figuur 1 blijkt, zijn de centreerlichamen 20 en dus ook de coaxiale glijbussen 18 als centceereenheden in de hoeken van spuitgietvorm opgesteld. Aangezien alle centreereenheden identiek zijn 20 opgebouwd, kan de opbouw daarvan alsmede de inrichting voor het onderling vergrendelen van de gietvormhelften aan de hand van een centreereeriheid worden beschreven: in tenminste een van de centreerlichamen 20 is een koppelingsplaat 19 begrensd axiaal verschuifbaar gelagerd. Deze koppingsbout 19 25 steekt onder de druk van een voorgespannen veer 24 aan de achterzijde uit de vergrendelde spuitgietvorm naar buiten.

Aan de kopzijde steekt hij buiten het centreerlichaam 20 uit met een gedeelte, dat een tot de sluitrichting van de spuitgietvorm hellende ringschouder 19f' heeft.

30 Met behulp van deze ringschouder 19f’ is een stalen veerring 25 door de veer 24 in een ringgroef 29 van de glijbus 18 in radiale richting naar binnen gedrukt. De stalen veerring 25 kan door een relatieve beweging tussen koppelingsbout 19 en glijbus 18 voor een terugvering naar 35 zijn uitgangsstand worden vrijgemaakt. Door een dergelijke 8502 62 6 4 - 5 - terugvering wordt de vergrendeling opgeheven. De ontgrendeling wordt dus door de terugvoering van het kopvlak 31 van de koppelingsbout 19 in het vak b-b van het aanlegvlak van de spuitgietvorm veroorzaakt. De koppelingsbout 19 is uit een 5 bedieningskop 19a met hals 19b en een koppelkop 19f met aan de achterzijde gelegen schacht 19d samengesteld. In de koppelingskop 19f is de ringschouder 19fT opgenomen. De in het centreerlichaam 20 axiaal geleide schacht 19d van de koppelingsbout 19 gaat over een kort cilindrisch gedeelte 10 I9frr met grotere diameter in de ringschouder 19f,? over.

Aan de zijde van de vormdrager staat de schacht met de binnenschroefdraad 19c van het in de boring 33 geleide bedieningskop 19a in ingrijping, die met zijn hals 19b in het centreerlichaam 20 steekt. Het in de ringruimte 27 15 geleide cilindrische gedeelte 19f” is door een axiale rand 20c van het centreerlichaam 20 omsloten, waarvan de kopkant een axiaal steunpunt voor de stalen veerring 25 vormt. Een de schacht 19d omsluitende, als schroefveer uitgevoerde veer 24 is in een ringruimte 32 van het centreerlichaam 20 opge-20 steld. Deze veer 24 is aan zijn ene einde aan een ringschouder van het centreerlichaam 20 en aan zijn andere einde tegen de kopkant van de hals 19b van de bedieningskop 19a afgesteund.

Het centreerlichaam 20 en de glijbus 18 zijn elk met behulp van een radiale rand 20a, 18a in de bijbehorende gietvorm-25 helften met geringe axiale speling verankerd. Daarbij steekt de rand 20a in een corresponderende boring van de Facon-plaat 12 in radiale richting naar binnen en is aan de beves-tigingsplaat 11 in axiale richting afgesteund. De rand 18a steekt in een corresponderende boring van de omtreksplaat 13 30 en is aan de omtrekssteunplaat 14 axiaal afgesteund. De ringschouder 19fT is onder een hoek van 45° ten opzichte van de sluitrichting hellend. De diepte van de ringgroef 29 bedraagt ongeveer 1 mm. De relatieve beweging tussen koppelingsbout 19 en centeerlichaam 20 is tot ongeveer 2 mm begrensd.

35 Zij vindt automatisch plaats bij het opspannen van de giet- 02 62«, V i - 6 - vormhelft op de stationaire vormdrager 26 respektievelijk bij het afnemen van de gietvormhelften van deze vormdrager.

Bij het opspannen van de gietvormhelften wordt dientengevolge de voor het ontgrendelen noodzakelijke aandrijf-5 kracht van aandrijfeenheden, in het bijzonder hydraulische zuigercilindereenheden gebruikt, die bestanddeel zijn van een aan de vormdrager 26 bevestigde spaninrichting voor het vastspannen van de gietvormhelften aan de vormdrager 26. Bij het afnemen van de spuitgietvorm wordt de aandrij fkracht voor 10 de relatieve beweging door de veer 24 geleverd. De stalen veerring 25 is uitsluitend door deze reeds in de uitgangs-stand enigszins voorgespannen en de vergrendelende relatieve beweging veroorzakende veer 24 in de ringgroef 29 indrukbaar.

Bij het opspannen van de spuitgietvorm wordt het kopvlak 31 15 van de koppelingsbout 19 in het vlak b-b van het aanligvlak van de spuitgietvorm teruggevoerd. Daarbij wordt de de stalen veerring 25 in vergrendelingsstand aan de achterzijde afsteunende ringschouder 19f' uit het axiale gebied van deze stalen veerring 25 geleid. Daardoor kan deze onder verklei-20 ning van zijn voorspanning in zijn uitgangsstand volgens figuur 4 terugveren, waarin hij tegen het mantelvlak van het cilindrische gedeelte 19f *' van de schacht 19d* ligt. Bij deze terugvering is de stalen veerring 25 door het liggen tegen de kopwand van het axiale flens 20c in axiale richting 25 beveiligd. De ontgrendeling vindt dus plaats onder verhoging van de voorspanning van de veer 24, die bij afname van de gietvormhelften van de stationaire vormdrager 26 de centreer-bout 19 uit de stand van fig. 4 naar een stand volgens fig. 3 overbrengt. Bij deze axiale beweging van de koppel-30 bout 19 komt de schuine ringschouder 19f’ weer in het gebied van de stalen veerring 25 en drukt deze onder toenemende voorspanning in de ringgroef 29 van de glijbus 18, waarbij de stalen veerring 25 op de kopkant van de axiale flens 20c is afgesteund. Daarna is de grendelingsprocedure aan de voor-35 waarde gekoppeld, dat de veer 24 in staat is om ondanks afnemende 8502 62 6 «· - 7 - voorspanning de radiaal gespleten stalen veerring 25 uit een toestand van geringe voorspanning (stand volgens fig. 4) naar een toestand van grotere voorspanning (stand volgens fig. 3) over te brengen.

5 Zoals uit fig. 1 blijkt, zijn de spanmiddelen voor het spannen van de platen van de gietvormhelften door afzonderlijke, excentrisch tot de centeerlichamen 20 en glij-bussen 18 opgestelde spanbouten 28 gevormd.

Is het noodzakelijk de spuitgietvorm voor 10 réparatiedoeleinden buiten de vormsluitinrichting van een kunststof spuitmachine, bijvoorbeeld in een werkplaats te openen, dan geschiedt dit op doelmatige wijze met behulp van een inrichting, die een de vormdrager simulerende plaat met bijbehorende spaninrichting bezit, zodat de spuitgietvorm 15 bij het opspannen ontgrendeld wordt.

SS 0 2 6 2 6

Claims (10)

1. Spuitgietvorm voor kunststof spuitgietmac met een inrichting voor het onderling vergrendelen van de u platen opgehouwde gietvormhelften voor het verwisselen, op-hergen en transporteren van de spuitgietvorm buiten een voi 5 sluiteenheid, met in boringen van de ene gietvormhelft ver- , v ; ankerde, rotatiesymmetrische centreerlichamen, en met in . 1 /--¾ boringen van de andere gietvormhelft verankerde, coaxiale, rotatiesymmetrische glijbussen, waarin bij gesloten spuit-/ gietvorm centreergedeelten van kleinere diameter van het .r· . 10 centreerlichaam steken, alsmede met spanmiddelen voor het samenhouden van de platen van de gietvormhelften, met het kenmerk, dat in tenminste een van de centreerlichai / i (20) een koppelingsbout (19) begrensd axiaal schuifbaar is -;1 gelagerd, die onder de druk van een voorgespannen veer (24' ...y/j 15 aan de achterzijde uit de vergrendelde spuitgietvorm steek en die in een aan de kopzijde buiten het centreerlichaam ( uitstekend gedeelte een ringschouder (19ff) bezit, waardoo , onder veervoorspanning staand grendelelement (stalen veerr -1 bij gesloten spuitgietvorm in een uitsparing (ringgroef 29 ' 20 van de bijbehorende glijbus (18) onder vergrendeling van de gietvormhelften radiaal ingedrukt is, en dat dit grende element (stalen veerring 25) door een relatieve beweging tussen koppelingsbout (19) en centreerlichaam (20) voor de ontgrendelde terugvering naar zijn uitgangsstand vrij zet-25 baar is.

2. Spuitgietvorm volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de ontgrendeling door het terugvoeren van het kopvlak (31) van de koppelingsbout (19) naar het v (b-b) van het aanlegvlak van de spuitgietvorm kan worden \ 30 oorzaakt. 85 0 2 6 2 S - 9 - Λ

3. Spuitgietvorm volgens conclusie I of 2, met het kenmerk, dat de koppelingsbout (19) uit een bedienings-kop (19a) met hals (19b) en een koppelingskop (19f) met aan de achterzijde gelegen schacht (19d) is opgebouwd, dat de 5 koppelingskop (19f) van de ringschouder (19fr) is voorzien, en dat als grendelelement een radiaal gespleten, van de ringschouder (19fT) onder toenemende voorspanning in een ringgroef (29) van de glijbus (18) tot vergrendeling drukbare stalen veerring (25) is aangebracht.

4. Spuitgietvorm volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de in het centreerlichaam (20) geleide schacht (19d) van de koppelingsbout (19) over een kort cilindrisch gedeelte (19f*) met grotere diameter in de ringschouder (19f*) overgaat en aan de zijde van de 15 vormdrager met een binnenschroef draad (I9c) van het in een boring (33) van de gietvormhelft geleide bedieningskop (19a) in ingrijping is, die met de hals (19b) in het centreerlichaam (20) steekt.

5. Spuitgietvorm volgens conclusie 4, 20 met het kenmerk, dat het cilindrische gedeelte (I9f’) door een axiale rand (20c) het centreerlichaam (20) omsloten is, welks kopstand een axiaal rustpunt voor de stalen veerring (25) vangend.

6. Spuitgietvorm volgens conclusie 4 of 5, 25 met het kenmerk, dat de de schacht (19d) van de koppelingsbout (19) omsluitende, als schroefveer uitgevoerd veer (24) in een ringruimte (32) van het centreerlichaam (20) is opgesteld en aan zijn ene einde aan een ringschouder van dit centreerlichaam (20) en aan zijn andere einde tegen de kop- 30 kant van de hals (19b) is afgesteund.

7. Spuitgietvorm volgens een der conclusies 3-6, met het kenmerk, dat de ringschouder (19f’) onder een hoek van 45° tegen de sluitrichting van de spuitgietvorm hellend is, de diepte van de ringgroef (20) ongeveer 1 mm 35 bedraagt en de relatieve beweging tussen koppelingsbout (19) S502 62 δ * * -10- en centreer lichaam (20) tot ongeveer 2 mm is begrensd.

8. Spuitgietvorm volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het centreer lichaam (20) en de glijbus (18) elk met behulp van een radiale rand (20a, 5 18a) in de bijbehorende gietvormhelften met geringe axiale speling axiaal verankerd zijn, en dat tegenoverliggende schouders van de randen (20a, 18a) onder beweging van de veer (24) elk aan een plaat van de spuitgietvorm axiaal zijn afgesteund.

9. Spuitgietvorm volgens een der conclusies 3-8, 10 met het kenmerk, dat de rand (20a) van de centreerbus (20) in een corresponderende boring van de Faconplaat (12) van de bijbehorende gietvormhelft radiaal naar binnen steekt. en aan de bevestigingsplaat (11) van deze gietvormhelft is afgesteund, en dat de rand (18a) van de glijbus (18) in een 15 corresponderende boring van de omtreksplaat (13) van de andere gietvormhelft steekt en tegen diens omtreksafsteun-plaat (14) is afgesteund.

10. Spuitgietvorm volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het grendelelement (stalen 20 veerring 25) uitsluitend door de reeds in de uitgangsstand enigszins voorgespannen en de vergrendelende relatieve beweging veroorzakende veer (24) in de uitsparing (ring-groef 29) van de glijbus (18) indrukbaar is, waarbij de relatieve beweging tussen de koppelingsbout (19) en glijbus 25 (18) tot de ontgrendelende terugkering van het grendel element (stalen veerring 25) door middel van een hydraulische zuiger-cilindereenheid stuurbaar is, die bestanddeel is van een aan de vormdrager (26) bevestigde vastspaninrichting voor de spuitgietvorm zijn. 30 3502 626