NL8502444A - Inrichting voor het snijden van een nog plastisch poreus betonblok. - Google Patents

Description

N.0. 33386 f

Inrichting voor het snijden van een nog plastisch poreus betonblok.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het snijden van een nog plastisch poreus betonblok, met een uit verscheidene evenwijdig en op een afstand van elkaar aangebrachte lamellen bestaande, horizontale snijtafel waarop een op zijn brede zijde liggend, vierhoe-5 kig poreus betonblok gelegd wordt en met een ten opzichte van de snijtafel in de langsrichting van de lamellen beweegbaar snijgestel met verscheidene in vertikale vlakken verlopende, door de sleuven tussen de lamellen lopende snijdraden, waardoor het blok in een eerste horizontaal verlopende snijrichting verdeeld kan worden, waarbij de lamellen 10 loodrecht ten opzichte van hun langsrichting horizontaal verschuifbaar opgehangen zijn en tussen de lamellen afstandhouders aangebracht zijn, die het wederzijds van elkaar af en naar elkaar toe bewegen van de lamellen over de breedte van de snijspleet zodanig begrenzen, dat de onderlinge afstand van de voor het snijden uit elkaar bewogen lamellen na 15 het snijden in de eerste snijrichting door het naar elkaar toeschuiven van de lamellen over de breedte van de snijspleet verkleind kan worden.

Door het naar elkaar toeschuiven van het in een eerste snijrichting, bij voorkeur in dwarsrichting, gesneden poreuze betonblok moeten 20 bij een bekende snij-inrichting van het hierboven genoemde soort (DE-A-2.428.115) de door de snijdraden achtergelaten snijspleten weer gesloten worden en de afgesneden blokdelen weer tegen elkaar aan gebracht worden. Daardoor moet bij het snijden van het blok in een tweede, loodrecht ten opzichte van de eerste snijrichting verlopende snij-25 richting het afbrokkelen van de doorgesneden stenen respectievelijk platen verhinderd worden. Aangezien met de hiervoor bekende snij-in-richting stenen met een breedte van 24 of 25 cm respectievelijk ook platen van een willekeurige lengte gesneden moeten worden, zijn tussen de aparte lamellen aan telkens beide uiteinden van de lamellen twee ex-30 tra en onafhankelijk van elkaar werkende verstel inrichtingen aangebracht in de vorm van zuiger-cilinder-eenheden. De ene zuiger-cil inder-eenheid heeft een slag van 1 cm, terwijl de andere zuiger-cilinder-een-heid een grotere slag bezit, die door middel van drukknoppen geregeld kan worden. Door de eerste zuiger-cilinder-eenheid kan men de sleuf 35 tussen twee naburige lamellen met 1 cm extra vergroten, zodat de stenen met een formaat van 25 cm gesneden kunnen worden. De verhoudingsgewijze grote breedte van de sleuf heeft echter het nadeel, dat het poreuze betonblok in de nabijheid van de snijdraad niet meer ondersteund wordt en 2 reeds bij het snijden in de eerste snij richting kan afbrokkel en. Indien bij het snijden van platen de breedte van de sleuf tussen twee naburige lamellen door de bediening van de tweede zuiger-cilinder-eenheid nog verder vergroot wordt, dan kan het afbrokkelen in versterkte mate op-5 treden.

Doel van de uitvinding is derhalve, een inrichting voor het snijden van een nog plastisch poreus betonblok van het aan het begin genoemde soort te verschaffen, waarbij op een zo eenvoudig mogelijke manier de breedte van de sleuf tussen twee lamellen bij het snijden van 10 alle formaten zo klein mogelijk gehouden kan worden, om daardoor het poreuze betonblok in het gebied van het snijden optimaal te ondersteunen en afbrokkelen te verhinderen.

Dit wordt volgens de uitvinding bereikt doordat elke lamel in zijn langsrichting langs een vertikaal vlak gedeeld is en uit twee loodrecht 15 ten opzichte van de langsrichting horizontaal ten opzichte van elkaar verstelbare lamel helften bestaat, waarvan de onderlinge afstand door middel van telkens een op de tegenoverliggende uiteinden van de lamel -helften aangrijpende verstel inrichting ingesteld kan worden, dat verder aan elke verstel inrichting een koppelingsinrichting aangebracht is, 20 waardoor het mogelijk is om de beide telkens bij een lamel behorende lamel helften volledig los te maken, en dat aan een van de beide lamel -helften een kleminrichting aangebracht is, waarmee deze lamel helften vastgeklemd kunnen worden op een willekeurige plaats van een aan het basisonderstel verbonden klemlijst die zich in de verplaatsingsrichting 25 van de lamellen uitstrekt.

Bij de nieuwe snij-inrichting kan de sleuf tussen twee lamellen, waartussen een snijdraad bewogen wordt, bij het snijden van alle formaten optimaal klein gehouden worden, onverschillig of stenen met een breedte van bijvoorbeeld 24 of 25 cm of ook platen van een willekeurige 30 lengte gesneden moeten worden. Twee naburige lamellen blijven door de aan hun uiteinden aangebrachte afstandhouders, onverschillig welk formaat moet worden gesneden, steeds aan elkaar verbonden, en wel zo, dat de breedte van de sleuf doelmatig tussen twee naburige lamellen in de snijstand slechts weinig breder is dan de diameter van de snijdraad.

35 Bij het snijden van het kleinste formaat zijn de beide lamelhelften van elke lamel door middel van een verstel inrichting dicht bij elkaar geplaatst. Voor het snijden van een bijvoorbeeld 1 cm groter steenformaat worden de beide lamelhelften van elke lamel door middel van de verstel -inrichtingen 1 cm uit elkaar bewogen, zodat tussen de oplegvlakken van 40 de lamelhelften een 1 cm grotere spleet ontstaat. Hierdoor wordt de op- 1502 44 4 3 legbreedte van elke lamel vergroot. De spleet tussen de beide lamel -helften speelt geen rol, want op deze plaats wordt niet gesneden. Door het uit elkaar bewegen van de lamel helften door middel van de verstel-inrichting wordt de breedte van de sleuf tussen de uit telkens twee la-5 mei helften bestaande lamellen niet veranderd, zodat hier een optimale ondersteuning van het poreuze betonblok bij het snijden behouden blijft. Met het oog op het in dwarsrichting snijden van langere platen kunnen in de nabijheid van de bedoelde snijlijn door het losmaken van de koppelingsinrichting twee lamelhelften volledig van elkaar losge-10 maakt worden. Elk van deze beide lamelhelften blijft echter met de naburige lamellen via de afstandhouder verbonden. Men kan nu een van de beide lamelhelften samen met de overige aan hem verbonden lamellen zo ver verschuiven, tot de tussen de lamelhelften en de naburige lamel aanwezige sleuf in het gebied van de bedoelde snijlijn komt te liggen. 15 Door het bedienen van de kleminrichting wordt een lamel van het verschoven lamel pakket vastgeklemd, en op de bedoelde plaats kan dan gesneden worden. Ook hierbij is de breedte van de sleuf net zo groot als bij het snijden van de beide kleinere formaten.

Verdere gunstige uitvoeringsvormen van de uitvinding zijn in de 20 afhankelijke conclusies aangegeven.

De uitvinding is in het nu volgende aan de hand van een in de tekeningen afgebeeld uitvoeringsvoorbeeld verder verklaard.

Fig. 1 toont een afbeelding in perspectief van de snij-inrich- ting.

25 Fig. 2 toont een gedeeltelijke langsdoorsnede volgens de lijn II- II van fig. 1 respectievelijk van fig. 3.

Fig. 2a toont details van de tussen de twee lamelhelften aangebrachte verstel inrichting op schaal 1:1.

Fig. 2b toont details van de tussen twee lamellen aangebrachte af-30 standhouders op schaal 1:1.

Fig. 3 toont een gedeeltelijke dwarsdoorsnede volgens de lijn III- III van fig. 2.

Fig. 4 toont een gedeeltelijke dwarsdoorsnede volgens de lijn IV- IV van fig. 2.

35 Fig. 5 toont de stand van de lamelhelften bij het snijden van een klein steenformaat.

Fig. 6 toont de stand van de lamelhelften bij het snijden van een iets groter steenformaat.

Fig. 7 toont de stand van de lamelhelften bij het snijden van pla- 40 ten.

§502444 4

In de tekening is een snijtafel in zijn algemeenheid met 1 aangeduid, waarop een op zijn brede kant liggend, vierhoekig poreus betonblok 2 komt te liggen. De snijtafel 1 bestaat uit een aantal lamellen 5, waarvan de opbouw in het bijzonder te zien is in de fig. 2 en 3. De 5 lamellen 5 zijn op het basisgestel, zoals hierna nog verder verklaard zal worden, apart en samen loodrecht ten opzichte van hun langsrichting in de richting A verschuifbaar opgehangen. Verder is er een snijgestel 4 aangebracht, dat in de langsrichting van de lamellen 5 in de richting B verschoven kan worden. Het snijgestel 4 bezit een veelvoud snijdraden 10 6 die daarin gehangen kunnen worden, die op een bekende manier tijdens het snijden heen en weer bewogen worden in hun langsrichting, om zo glad mogelijke snijvlakken te verkrijgen. De snijdraden 6 worden door de sleuven S tussen de lamellen gevoerd. Door middel van de snijdraden 6 kan het poreuze betonblok 2 in een eerste horizontaal verlopende 15 snijrichting verdeeld worden. Het wordt vervolgens van de snijtafel 1 afgetild en naar een verdere, niet afgebeelde snij-inrichting gebracht. Deze snij-inrichting bezit snijdraden voor het snijden van het poreuze betonblok 2 in een tweede, loodrecht ten opzichte van de eerste en eveneens horizontaal verlopende snijrichting.

20 Zoals in bijzonder in fig. 2, maar ook in de fig. 5 t/m 7 te zien is, bestaat elke lamel 5 uit twee lamelhelften 5a, 5b die aan de beide kanten van een door het midden van de lamellen 5 lopend vertikaal vlak V-V aangebracht zijn. Op elke lamel heft 5a, 5b is een steunplaat 7 aangebracht, waarvan de breedte b iets kleiner is dan de halve lengte LI 25 van het kleinste te snijden steenformaat.

De onderlinge afstand al respectievelijk a2 van de beide lamelhelften 5a, 5b die beide een lamel 5 vormen kan door middel van telkens op een op de beide tegenover elkaar liggende uiteinden van de lamelhelften 5a, 5b aangrijpende verstel inrichting 8 ingesteld worden. Bo-30 vendien is een koppelingsinrichting aangebracht, waardoor het mogelijk is om de beide telkens bij een lamel 5 behorende lamelhelften 5a, 5b volledig van elkaar los te maken. Bij het getoonde gunstige uitvoe-ringsvoorbeeld is de koppelingsinrichting als onderdeel van de verstel -inrichting uitgevoerd.

35 Verdere details van de verstel inrichting 8 zijn in fig. 2a afge-beeld. De verstel inrichting 8 bezit een zwaaibare arm 9, die op de eerste lamel helft 5a kan zwaaien om een zwaaias SI die zich in de langsrichting uitstrekt van de eerste lamel hel ft 5a. De arm 9 draagt twee op afstand boven elkaar aangebrachte paren rollen 10a, 10b respectievelijk 40 11a, 11b. De draaiassen 12a, 12b respectievelijk 13a, 13b lopen even- 5 wijdig aan de zwaaias SI. De draaias 12a van de in radiale richting binnenste rol 10a van het paar rollen 10a, 10b is op een kleinere afstand R1 aangebracht, terwijl de draaias 13a van de binnenste rol 11a van het tweede paar rollen 11a, 11b op een grotere afstand R2 van de 5 zwaaias SI aangebracht is. Het verschil tussen de afstanden R1 en R2 bedraagt ongeveer 10 mm, om precies te zijn 9,375 mm. Op de tweede lamel hel ft 5b is een in de bewegingsrichting van de rollen 10a, 10b respectievelijk 11a, 11b uitstekende cilindrische tap 14 aangebracht, waarvan de diameter D overeenkomt met de breedte van de opening a4 van 10 de beide bij elk paar rollen 10a, 10b respectievelijk 11a, 11b horende rollen 10a, 10b respectievelijk 11a, 11b. Verder is de breedte van de opening a5 van de beide aan het vrije eind 9a van de arm 9 aangebrachte rollen 10b en 11b groter dan de diameter D van de tap 14.

Voor de bediening van de arm 9 is een hydraulische zuiger-cilin-15 der-eenheid 15 aangebracht. Daardoor is het mogelijk de bedieningsstang 16 in twee vooraf bepaalde eindstanden en een vooraf bepaalde middelste stand te brengen. De hydraulische zuiger-cilinder-eenheid bestaat praktisch uit twee coaxiaal ten opzichte van elkaar aangebrachte cilinders 15a, 15b waarin telkens dubbel werkende zuigers kunnen schuiven. De bij 20 elke cilinder 15a, 15b horende cilinderruimten kunnen apart met onder druk staande olie gevuld worden. Een dergelijke zuiger-cilinder-eenheid 15 wordt ook als "3-standen-hydrocilinder" aangeduid.

Voor het instellen van de onderlinge afstanden al, a2 van de beide lamelhelften 5a, 5b zijn gelijksoortige verstel inrichtingen 8 aan beide 25 uiteinden van de lamelhelften aangebracht. Teneinde een gelijktijdige verstelling aan de beide uiteinden te verzekeren, is het doelmatig, de zwaai beweging van de aan het ene einde van de lamel hel ft 5a aangebrachte arm 9 via een zich evenwijdig aan deze lamelhelft 5a uitstrekkende zwaai spil 17 op de arm 9 van de aan het andere uiteinde van de lamel -30 helft aangebrachte verstel inrichting 8 over te dragen. De arm 9 is door middel van verbindingsstukken 18 met de arm 19 verbonden, die van zijn kant onverdraaibaar aan de spil 17 verbonden is. Elke uit twee lamelhelften 5a, 5b bestaande lamel 5 bezit aan de beide uiteinden een dergelijke verstel inrichting 8. De hydraulische zuiger-cilinder-eenheden 35 15 kunnen zowel apart alsmede gemeenschappelijk bediend worden.

Verder is tussen twee lamellen 5, evenals aan de uiteinden van de lamellen en in het gebied van de verstel inrichtingen 8 telkens een af-standhouder 20 aangebracht, die in fig. 2b verder afgebeeld is. Door deze afstandhouder moeten twee naburige lamellen 5 steeds aan elkaar 40 gekoppeld zijn, waarbij echter de onderlinge beweging van de lamellen 6 in de verplaatsingsrichting A beperkt moet zijn tot de breedte van de door de snijdraden 6 in het poreuze betonblok 2 gevormde sleuven.

Elke afstandhouder 20 bezit een schroefbout 21, die zich uitstrekt in de verplaatsingsrichting A van de lamellen 5. De schroefbout 21 kan 5 in een lagerstoel 22 geschroefd worden en door middel van een tegenmoer 23 geborgd worden. De lagerstoel 22 is aan de tweede lamel hel ft 5b bevestigd. De schroefbout 21 bezit ook een kop 21a, die in een uitsparing 24 van een bevestigingsstuk 25 grijpt, dat met de eerste lamel hel ft 5a van de naburige lamel verbonden is. De breedte bl van de uitsparing 24 10 is met een breedte b van de snijspleet groter dan de hoogte h van de schroefkop 21a. Op deze manier kan de kop 21a in de uitsparing 24 verschoven worden over een afstand, die met de breedte b van de snijspleet overeenkomt. Verder is tussen de lagerstoel 22 en het verbindingsstuk 25 een drukveer 26 aangebracht.

15 Verder zijn aan de beide uiteinden van het basisgestel 3 hydrauli sche cilinders 27 aangebracht, die via de aandrijfspil 28 en hefbomen 29 telkens op de buitenste, aan de beide uiteinden van het basisgestel 3 aangebrachte lamellen 5 in de richting A werken.

De werking van de snij-inrichting is als volgt: 20 Indien kleine stenen met een formaat LI van bijvoorbeeld 24 cm ge sneden moeten worden, dan worden door het tegelijkertijd bedienen van de zuiger-cilinder-eenheden 15 de bedieningsstangen 16 in hun onderste eindstand gebracht. Hierdoor zwaaien de armen 9 naar beneden en de tap 14 komt tussen de beide bovenste rollen 10a, 10b te liggen. De lamel- 25 helften 5a, 5b nemen de in fig. 2 afgebeelde stand in, waarbij tussen de steunplaten 7 van de beide bij een lamel 5 behorende lamel helften 5a, 5b slechts een kleine afstand al aanwezig is. De beide lamel helften 5a, 5b van elke lamel 5 zijn daarmee vast ten opzichte van elkaar vergrendeld. Tussen de steunplaten 7 van twee naburige lamellen is een 30 sleuf S aanwezig, waarvan de breedte slechts iets groter is dan de diameter d van de snijdraad 6. De breedte van de sleuf S wordt bij de mon tage eenmaal ingesteld, en wel door het draaien van de schroefbout 21 in de lagerstoel 22. Indien de sleuf S de gewenste breedte heeft van bijvoorbeeld 2 mm, dan wordt de schroefbout 21 door de tegenmoer 23 in 35 deze stand vastgezet. Door de drukveren 26 wordt de sleuf S met de gewenste breedte opengehouden.

Het te snijden poreuze betonblok 2 wordt dan op de steunplaat 7 gezet en door het verschuiven van het snijgestel in de richting B in dwarsrichting gesneden. Hierbij laten de snijdraden 6 tussen de aparte 40 gesneden delen telkens een snijspleet achter, die een breedte B van on- 1502444 7 geveer 1 mm bezit. Nadat het poreuze betonblok 2 in dwarsrichting doorgesneden is, worden de aan de uiteinden van het basisgestel 3 aangebrachte hydraulische cilinders 27 bekrachtigd. Zij drukken daarbij telkens op de buitenste lamellen 5. Hierdoor wordt de buitenste lamel in 5 de richting van het midden bewogen, waardoor de veer 26 zover samengedrukt wordt, tot de schroefkop 21a tegen het daartegenover liggende grensvlak van de uitsparing 24 komt te liggen. Hierdoor wordt de breedte van de sleuf S met een afstand b van de snijspleet kleiner. Zodra de schroefkop 21a tegen het rechtse grensvlak van de uitsparing 24 is ko-10 men te liggen, wordt de aangrenzende lamel 5 in dezelfde richting verschoven. Aangezien de lamel hel ft 5a vast vergrendeld is ten opzichte van de lamel hel ft 5b, wordt ook de breedte van de volgende sleuf S verminderd. De afstand al tussen de beide steunplaten van de bij een lamel behorende lamel helften 5a, 5b blijft echter onveranderd. Op deze manier 15 worden alle lamellen 5 van beide uiteinden van het basisgestel 3 af naar het midden toe verschoven. De in het midden van het basisgestel aanwezige lamel is doelmatig vergrendeld. Door het naar elkaar toe schuiven van de lamellen worden de snijspleten van de gesneden poreuze betonblokken gesloten. De aparte delen van de gesneden poreuze beton-20 blokken liggen dan dicht tegen elkaar aan, zodat bij een tweede, loodrecht ten opzichte van de eerste snede verlopende snede het uitbrokkelen van de kanten wordt verhinderd. Nadat het gesneden poreuze betonblok van de snijtafel afgetild is, worden de lamellen 5 weer in omgekeerde richting uit elkaar bewogen en nemen dan weer hun oorspronkelij-25 ke in fig. 2 en fig. 5 afgebeelde stand in.

Wanneer stenen met een nominale afmeting van 25 cm gesneden moeten worden, waarvan de werkelijke maat in wezen 24,9375 cm moet bedragen, dan worden door het bekrachtigen van de zuiger-cilinder-eenheden 15 de bedieningsstangen 16 in hun bovenste eindstand gebracht en hierdoor 30 worden de armen 9 naar boven gezwaaid. Bij het naar boven zwaaien komt de rol 11a tegen de tap 14 te liggen en schuift de tap 14 naar rechts. Daardoor wordt de afstand tussen de steunplaten 7 van de bij een lamel 5 behorende beide lamel helften 5a, 5b met de afstand a2 vergroot, zoals dat in fig. 6 afgebeeld is. De breedte van de sleuf S tussen de steun-35 platen 7 van twee naburige lamellen 5 blijft echter onveranderd. Nadat Nadat de armen 9 hun bovenste eindstand bereikt hebben, zijn de beide lamel helften 5a, 5b weer vast aan elkaar vergrendeld. De snijdraden 6 moeten dan op bekende manier in het snijgestel met de vooraf bepaalde afstand L2 van 24,9375 cm opgehangen worden, en de stenen kunnen dan in 40 dit formaat L2 gesneden worden. Aangezien de breedte van de sleuf S

δ hierbij net zo klein is als bij het snijden van de kleinere stenen met het formaat LI, wordt ook hierbij een optimale ondersteuning van het poreuze betonblok bereikt en wordt afbrokkel en verhinderd. Na het snijden van het poreuze betonblok volgt het naar elkaar toeschuiven van de 5 lamellen en derhalve ook van de aparte delen van het poreuze betonblok op de hierboven beschreven manier.

Indien nu uit een poreus betonblok platen gesneden moeten worden, dan worden deze platen met de inrichting volgens de uitvinding allereerst op de vooraf bepaalde lengte gesneden. Wanneer deze lengte L3 10 niet toevallig overeenkomt met een veelvoud van de formaten LI, L2, dan is het noodzakelijk, de beide lamel helften 5a, 5b van een in de nabijheid van de bedoelde snede liggende lamel 5 van elkaar te scheiden. Dit geschiedt doordat door de bediening van de bij deze lamel behorende zuiger-cilinder-eenheid 15 de bedieningsstang 16 in zijn middelste 15 stand gebracht wordt, waardoor de arm 9 de in fig. 2 en 2a afgebeelde stand inneemt. Men kan nu de lamel helften 5 naar links verschuiven, waarbij de met de lamel helften 5b verbonden tap 14 tussen de beide rollen 10b en 11b door kan lopen. De eerste lamel hel ft 5a wordt samen met de via de afstandhouder 20 aan hem gekoppelde naburige lamel 5 en alle 20 verdere, links van hem liggende lamellen naar links verschoven, tot zijn sleuf S in het gebied van de bedoelde snede ligt. Om dit verschuiven van de lamellen 5 naar links mogelijk te maken, is aan de linker kant van het basisgestel 2 een plaats vrijgelaten, wat in fig. 1 met streeppuntlijnen aangeduid is.

25 Opdat de naar links verschoven lamel helften 5a op de bedoelde plaats blijven, is op elke lamelhelft 5a, zoals in fig. 3 te zien is, een kleminrichting 30 aangebracht. Elke kleminrichting 30 bestaat uit twee klembekken 31, die door bediening van de handgreep 32 door middel van de klemschroef 33 op een willekeurige plek van de klemlijst 34 30 vastgeklemd kunnen worden. De klemlijst 34 strekt zich in de verplaat-singsrichting A van de lamellen 5 uit en is vast verbonden aan het ba-sisgestel 3.

Zodra de lamelhelft 5a vastgeklemd is op de snijplaats door middel van de kleminrichting 30, wordt op de snijplaats ook een snijdraad 6 35 ingehangen. Aangezien ook in dit geval de breedte van de sleuf S net zo klein is als bij het snijden van de steenformaten LI en L2, wordt ook bij het snijden van platen met de lengte L3 een betrouwbare ondersteuning van het poreuze betonblok 2 in het gebied van de snede verzekerd en daarmee wordt het afbrokkelen verhinderd. Het is niet belangrijk dat 40 de beide lamel helften 5a en 5b van de verdeelde lamel over een afstand 85 0 2 4 4 4 \ t 9 a3 van elkaar verwijderd zijn, aangezien in het gebied tussen twee lamel helften 5a en 5b niet wordt gesneden. Wanneer een poreus betonblok voor het snijden van kortere platen meervoudig in dwarsrichting gesneden moet worden, dan is het noodzakelijk, om telkens verscheidene, in 5 de nabijheid van de bedoelde snede liggende lamel helften op de hiervoor beschreven wijze van elkaar te scheiden, naar links te verschuiven en op de beschreven manier vast te klemmen.

1592444

Claims (7)

4

1. Inrichting voor het snijden van een nog plastisch poreus betonblok, met een uit verscheidene evenwijdig en op een afstand van elkaar aangebrachte lamellen bestaande, horizontale snijtafel waarop een op 5 zijn brede zijde liggend, vierhoekig poreus betonblok gelegd wordt en met een ten opzichte van de snijtafel in de langsrichting van de lamellen beweegbaar snijgestel met verscheidene in vertikale vlakken verlopende, door de sleuven tussen de lamellen lopende snijdraden, waardoor het blok in een eerste horizontaal verlopende snijrichting verdeeld kan 10 worden, waarbij de lamellen loodrecht ten opzichte van hun langsrichting horizontaal verschuifbaar bevestigd zijn op een basisgestel en tussen de lamellen afstandhouders aangebracht zijn, die het onderling uit elkaar en naar elkaar toe schuiven van de lamellen over de breedte van de spleet van de snede zodanig begrenzen, dat de onderlinge afstand 15 van de voor het snijden uit elkaar geschoven lamellen na het snijden in de eerste snijrichting door het naar elkaar toeschuiven van de lamellen over de breedte van de spleet van de snede verkleind kan worden, met het kenmerk, dat elke lamel (5) in zijn langsrichting langs een vertikaal vlak (V) verdeeld is en uit twee loodrecht ten opzichte van de 20 langsrichting horizontaal ten opzichte van elkaar verstelbare lamel-helften (5a, 5b) bestaat, waarvan de onderlinge afstand (al, a2) door middel van telkens aan de tegenover liggende uiteinden van de lamel -helften (5a, 5b) aangrijpende verstel inrichtingen (8) ingesteld kan worden, dat verder op iedere verstel inrichting (8) een koppelingsin-25 richting aangebracht is, waardoor de telkens bij een lamel (5) horende lamelhelften (5a, 5b) volledig losgemaakt kunnen worden, en dat op een (5a) van de beide lamelhelften een kleminrichting (30) aangebracht is, waarmee deze lamel hel ft (5a) op een zich in de verplaatsingsrichting (A) van de lamellen (5) uitstrekkende, en aan het basisgestel (3) ver-30 bonden klem!ijst (34) op een willekeurige plek vastgeklemd kan worden.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de breedte van de sleuf (S) tussen twee naburige lamellen (5) in de snijstand slechts iets breder is dan de diameter (d) van de snijdraad (6).

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de 35 verstel inrichting (8) een op de eerste lamel hel ft (5a) om een zich in de langsrichting daarvan uitstrekkende zwaaias (SI) verzwaaibare arm (9) bezit, die twee op een verschillende afstand (Rl, R2) van de zwaai-as (SI) met een afstand boven elkaar aangebrachte paren rollen (10a, 10b respectievelijk 11a, 11b) draagt, waarvan de draaiassen (12a, 12b 40 respectievelijk 13a, 13b) evenwijdig aan de zwaaias (SI) verlopen, en 8502 44 4 « ♦ dat aan de tweede lamel hel ft (5b) een in het bewegingsgebied van de rollen (10a, 10b respectievelijk 11a, 11b) stekende cilindrische tap (14) aangebracht is, waarvan de diameter (D) overeenkomt met de breedte van de opening (a4) tussen de beide bij elk rollenpaar (10a, 10b res- 5 pectievelijk 11a, 11b) behorende rollen.

4. Inrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de breedte van de opening (a5) tussen de beide aan het vrije uiteinde (9a) van de arm (9) aangebrachte rollen (10b, 11b) groter is dan de diameter (D) van de tap (14).

5. Inrichting volgens conclusie 3 of 4, met het kenmerk, dat voor het bedienen van de arm (9) een hydraulische zuiger-cilinder-eenheid (15) aangebracht is met twee eindstanden en een vooraf bepaalde middelste stand (3-stands-hydrocilinder).

6. Inrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de zwaai-15 beweging van de aan het ene uiteinde van de lamel helft (5a) aangebrachte arm (9) via een zich evenwijdig aan deze lamel hel ft (5a) uitstrekkende instel spil (17) op de arm (9) van een aan het andere uiteinde van de lamelhelft (5a) aangebrachte gelijksoortige verstel inrichting (8) overgedragen kan worden.

7. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat elke af- standhouder (20) uit een zich in de verplaatsingsrichting (A) van de lamellen (5) uitstrekkende schroefbout (21) bestaat, die een kop (21a) bezit, die in een uitsparing (24) van een met de eerste lamelhelft (5a) verbonden verbindingsstuk (25) verschoven kan worden over een weg die 25 overeenkomt met de breedte van de spleet van de snede (b), dat de schroefbout (21) in een met de tweede lamelhelft (5b) van de naburige lamel (5) verbonden lagerstoel (22) vastgeschroefd kan worden en dat tussen de lagerstoel (22) en het verbindingsstuk (25) een drukveer (26) aangebracht is. +++++++