NL8501136A

NL8501136A - Mondstuk voor een blaasinstrument met enkel riet.

Info

Publication number: NL8501136A
Application number: NL8501136A
Authority: NL
Original assignee: Visser Norbert
Priority date: 1985-04-18
Filing date: 1985-04-18
Publication date: 1986-11-17
Also published as: DE3669085D1; US4651616A; ATE50467T1; EP0198541B1; EP0198541A1

Description

* * /'.........· X Sch/LR/3 - 1 -

Mondstuk voor een blaasinstrument met enkel riet

De uitvinding heeft betrekking op een mondstuk voor een klarinet of ander blaasinstrument met enkel riet met een door het riet afgedekte aanblaasholte. Een dergelijk mondstuk is algemeen bekend. Gewezen wordt bijvoorbeeld op de 5 Duitse Auslege 1.217.758, het Amerikaanse octrooischrift 4.347.776, het Duitse Offenlegungsschrift 25 21 472, en het Amerikaanse octrooischrift 4.145.949.

Hoewel uit de bovengenoemde literatuurplaatsen blijkt, dat de konfiguratie, de dimensionering, de materiaalkeuze 10 enz. enz. van alle elementen die van het mondstuk deel uitmaken, onderwerp van veel studie en arbeid is geweest, vraagt de moderne klankontwikkeling van een klarinet of saxofoon toch veelal nieuwe bouwvormen. Zelfs een mondstuk zoals bekend uit het Amerikaanse octrooischrift 4.449.439, 15 dat onmiskenbaar wijst op een uiterst zorgvuldige opbouw, voldoet in deze zin nog niet.

Naar het inzicht dat aan de onderhavige uitvinding ten grondslag ligt, kan geen wezenlijke klankverbetering worden bereikt door het aanbrengen van veranderingen aan elk der 20 individuele samenstellende delen, maar kan de klank van elk muziekinstrument, zoals een hier aan de orde zijnd blaasinstrument, slechts wezenlijk worden verbeterd door op basis van een totaal-concept te werken. Dit dient zodanig te worden begrepen, dat volgens de uitvinding er een essentiële 25 samenhang bestaat tussen het trillingselement en het resonant ie-e lemen t . Het is dan ook van doorslaggevend belang dat beide elementen elkaar op een harmonieuze wijze ontmoeten.

Bij gebrek daaraan kan een instrument niet zo klinken als principieel mogelijk is.

30 Volgens de uitvinding vertoont nu een mondstuk voor een klarinet, saxofoon of dergelijk instrument met enkel riet het kenmerk, dat de aanblaasholte grosso modo de vorm van een ingesnoerde druppel heeft, dat het riet ter plaatse Λ - Λ * 1 ~ 3 I y * - w ~ « l ! -2-

V

van de insnoering van die holte tenminste één gat vertoont, en dat zich in de overgangszone tussen de aanblaasholte en de resonantiebuis een op een steel geplaatst, als veelvlak uitgevoerd klankelement bevindt. Hieruit blijkt, dat een 5 kombinatie van drie aspekten voor de met de opbouw volgens de uitvinding bereikte superieure klank vereist zijn. Allereerst is van belang de aanblaasholte met de algemene vorm van een ingesnoerde druppel; ten tweede is van belang de aanwezigheid van tenminste één gat in het riet ter 10 plaatse van de insnoering van de aanblaasholte, welk gat met voordeel de vorm van een druppel kan vertonen, waarvan de punt naar de resonantiebuis gericht is; van belang is de aanwezigheid van het zich in de luchtstroom bevindende klankelement.

15 Uit experimenten is inmiddels komen vast te staan, dat een blaasinstrument met de opbouw als voorgesteld door de uitvinding inderdaad de gewenste klankverbetering met zich meebrengt en een ronde toon met een hoorn-achtig timbre oplevert.

20 In een eenvoudige uitvoering kan de aanblaasholte ten minste ten dele zijn gevormd in een inzetstuk.

Verdere kenmerken en bijzonderheden zullen worden genoemd en toegelicht aan de hand van de tekening van enkele willekeurige uitvoeringsvoorbeelden. In de tekening tonen: 25 Fig. 1 een dwarsdoorsnede door een eerste uitvoerings- voorbeeld;

Fig. 2 een onderaanzicht van het mondstuk volgens figuur 1 met weggenomen riet;

Fig. 3 het riet volgens figuur 1 in onderaanzicht; 30 Fig. 4 de dwarsdoorsnede IV-IV volgens figuur 2; en

Fig. 5 een perspectivische aanzet van een klankelement.

Fig. 6 een dwarsdoorsnede door een tweede uitvoerings-voorbeeld.

35 Fig. 1 toont een mondstuk 1 met een door een riet 2 afgedekte aanblaasholte 3. Deze aanblaasholte 3 vertoont grosso modo de vorm van een ingesnoerde druppel. De insnoe- 8501136 W ' i -3- ring is met het verwijzingsgetal 4 aangeduid. Zie hiertoe ook figuur 2. Het riet 2 vertoont ter plaatse van de insnoering 4 in het eerste uitvoeringsvoorbeeld volgens de figuren 1 t/m 4 een druppelvormig gat 5.

5 In een overgangszone 20 tussen de aanblaasholte 3 en de resonantiebuis 10 bevindt zich een klankelement 21. Dit klankelement 21 is geplaatst op een steel 22 en is uitgevoerd als veelvlak. Voor bijzonderheden met betrekking tot dit klankelement wordt in het bijzonder verwezen naar fig.

10 5, dat het element op grotere schaal toont. De steel 22 wordt in het uitvoeringsvoorbeeld volgens de figuren 1 t/m 6 gedragen door een kurkenprop 23, die geheel kan worden opgenomen in een doorboring 24 in de wand van het mondstuk 1, welke boring 24 loopt vanaf het van het riet 2 afgewende 15 buitenvlak van het mondstuk 1 in de richting van een resonantiebuis 10 en daaraan onder een hoek aansluit, zodanig dat het klankelement 21 zich in de luchtstroom bevindt. In de uitvoering volgens fig. 6 wordt het klankelement 21 gedragen door het inzetstuk 17.

20 Fig. 2 toont een onderaanzicht van het mondstuk vol gens figuur 1 met weggenomen riet. Uit deze figuur blijkt, dat het vlakke ondervlak 7, dat aan het mondstuk 1 is gevormd om het riet 2 op te nemen, een opening 8 vertoont met een naar rechts toelopende, en aan beide einden afgeron-25 de vorm, welke opening de uitmonding van de aanblaasholte 3 vormt. Het riet is door een klemring 9 op het mondstuk 1 vastgezet.

De aanblaasholte 3 mondt binnen het mondstuk via een overgangszone 20 uit in de resonantiebuis 10.

30 Fig. 3 toont het riet 2 met een vrij scherp toelopend vrij einddeel 11 waarin zich het gat 5 bevindt.

Fig. 4 toont de dwarsdoorsnede IV-IV volgens figuur 2. Deze figuur toont duidelijk de vorm van de aanblaasholte 3 die aan de voorzijde een relatief breed deel vertoont, dat 35 terwille van de duidelijkheid met 12 is aangeduid, waarvan de afmetingen zich duidelijk onderscheiden van die van de insnoering 4. Met een onderbroken lijn is de resonantiebuis 85 0 1.1 3 § --— -4- J «* 10 aangeduid.

Fig. 5 toont een mondstuk 13 met een riet 14, dat ter plaatse van de insnoering 4 van de aanblaasholte 3 is voorzien van een door een plaat 6 afgedekt gat 15.

5 Duidelijk is uit deze figuur tevens, dat het mondstuk 13 buisvormig is uitgevoerd en dat zich aan het vrije einde van de buis een inzetstuk 17 bevindt, dat als boven-begren-zing dient van de aanblaasholte 3. Hierdoor is de uitvoering volgens figuur 5 goedkoper te vervaardigen dan die volgens 10 de figuren 1 t/m 4.

Zoals uit figuur 1 blijkt, is de buitenzijde van het mondstuk 1 boven de aanblaasholte 3 voorzien van een verdiept deel 18 voor aanpassing aan en fixering van de bovenlip van de muzikant. In de uitvoering volgens figuur 5 is 15 een verdiept deel 19 met een iets andere vorm aanwezig.

8S01136

Claims

1. Mondstuk voor een klarinet of ander blaasinstrument met enkel riet met een door het riet afgedekte aanblaashol-te die via een overgangszone met een resonantiebuis in verbinding staat, met het kenmerk, dat de aanblaasholte 5 grosso modo de vorm van een ingesnoerde druppel heeft, dat het riet ter plaatse van de insnoering van die holte tenminste één gat vertoont, en dat zich in de overgangszone tussen de aanblaasholte en de resonantiebuis een op een steel geplaatst, als veelvlak uitgevoerd klankelement 10 bevindt.

2. Mondstuk volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het gat van het riet een druppelvorm vertoont, waarvan de punt naar de resonantiebuis gericht is.

3. Mondstuk volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, 15 dat de buitenzijde van het mondstuk boven de aanblaasholte voor aanpassing aan en fixering van de bovenlip van de muzikant verdiept is uitgevoerd.

4. Mondstuk volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de aanblaasholte tenminste ten dele is ge- 20 vormd in een inzetstuk.

5. Mondstuk volgens één der voorgaande conclusies, gekenmerkt door een op het buitenvlak van het riet aanwezige verdikking, bijvoorbeeld een op het riet gehechte plaat.

6. Mondstuk volgens één der voorgaande conclusies, 25 gekenmerkt door klankelement volgens één der figuren 1, 2, 5, 6. 3 £. * | i ^ V ^ v S * O