NL8501113A - Gasbrander voor gaskooktoestellen en gashaarden. - Google Patents

Description

* * * r VO 7140

Gasbrander voor gaskooktoestellen en gashaarden.

Het doel van de uitvinding is een gasbrander voor kook-toestellen en gashaarden in het algemeen te verschaffen, met een schaalvormig onderzetsel, dat een kamer vormt, op de bodem waarvan een mondstuk, respectievelijk een inspuitmondstuk gemonteerd is, dat op 5 een gasleiding is aangesloten, met een op de rand van het onderzetsel liggend element, waarvan het buisvormige middendeel in de kamer reikt en met een aantal zich radiaal naar buiten uitstrekkende ribben voor het begrenzen van doorgangen voor de naar de kamer toegevoerde primaire, respectievelijk verbrandingslucht, met een op het element lig-10 gende gatenring en een afdekking voor de vlamverdeling.

Gasbranders voor kooktoestellen en gashaarden in verschillende uitvoeringsvormen zijn reeds bekend, welke echter onder andere het nadeel hebben, buitenmatig hoog te zijn, weshalve zij niet voor alle toepassingen geschikt zijn, in het bijzonder wanneer het gaat om 15 kookplaten, welke een zo vlak mogelijke en compacte structuur moeten hebben.

Daarenboven is bij de bekende gasbranders de aansluiting voor de primaire luchttoevoer naar onderen open en bevindt zich onder de kookplaat, respectievelijk in de richting van de bakoven wanneer 20 een fornuis met een bakoven uitgerust is, of in de richting van een kamer, waarbij de luchtaansluitingen in elk geval onder de kookplaat en dus onder de mondstukken liggen.

Aan de uitvinding ligt het probleem ten grondslag een gasbrander voor kooktoestellen en kookplaten in het algemeen te verschaf-25 fen, waarvan de bestanddelen eenvoudig samen te bouwen, gemakkelijk toegankelijk en uit elkaar te nemen zijn, om enige nadelen van de tot nog toe bekende branders te vermijden.

Bovendien moet een zo vlak mogelijke gasbrander verschaft worden, welke geschikt is voor de inbouw in kookplaten, waarvan de 30 hoogte zo klein mogelijk gehouden moet worden.

Een verder doel van de uitvinding is het verschaffen van een gasbrander, waarbij de verbrandingslucht direkt boven de kookplaat, respectievelijk de mondstukken toegevoegd kan worden om aldus het voor de bekende gasbrander noodzakelijke gesloten en geïsoleerde huis of de 35 onder de kookplaat aan te brengen luchtaansluiting af te kunnen schaffen.

~λ * .. * * ? -2-

Voor het oplossen van deze problemen wordt volgens de uitvinding een gasbrander voorgesteld, welke gekenmerkt is, doordat in de bodem een naar boven open, schaalvormige, een kamer omvattend onder-zetsel een door een buis met de gasleiding verbonden mondstuk gezet is, 5 dat op het onderzetsel een opzetsel ligt, waarvan de middelste buis-stomp in de kamer in de richting van het mondstuk reikt en dat van radiaal naar buiten gerichte ribben voorzien is, welke met de rand van het onderzetsel de doorgangen voor de toevoer van primaire lucht in de kamer begrenzen, dat een verdeelring met twee rijen radiale boringen 10 met een deksel op het opzetsel ligt, dat het onderzetsel zodanig aan een fornuis- resp. kookplaat bevestigd is, dat tussen het opzetsel en de plaat een tussenruimte aanwezig is, waardoor de primaire lucht boven de plaat en de mondstukken aangezogen wordt.

Verdere details van de gasbrander volgens de uitvinding 15 worden in de beschrijving aan de hand van bijgaande tekening toegelicht, welke op een uitvoeringsvorm van de uitvinding betrekking hebben.

In de tekening tonen: fig. 1 een perspectivisch uit elkaar getekend aanzicht van 20 de bestanddelen van de gasbrander; fig. 2 een perspectivisch aanzicht van het van naar buiten gerichte, de luchttoevoeropeningen begrenzende ribben voorzien tussen-lichaam; fig. 3 een doorsnede door de samengebouwde gasbrander; 25 fig. 4 een gedeeltelijke doorsnede in het vlak van de door gangen voor de primaire lucht.

De in de tekening weergegeven gasbrander bestaat uit een in de bodem 2' van het onderzetsel 2 gezet mondstuk, resp. gasinspuit-mondstuk 1 met een radiale buis 3, waarvan de schroefdraad 4 voor het 30 aansluiten op de (niet weergegeven) gasleiding dient.

Het mondstuk 1 zit aldus binnen een in het onderzetsel 2 aanwezige kamer 5, welke naar boven open en door een bodem 2' naar onderen gesloten is, waardoor het mondstuk 1 in de bodem 2' van de kamer 5 bevestigd is.

35 Het onderzetsel 2 is van een omtreksflens 6 voorzien, welke voor de bevestiging, bijvoorbeeld door schroeven, aan een plaat 7 dient, RR;· 1113 ΐν v J J J Kjf -3- waarbij het kan gaan hetzij om de plaat voor een fornuis of een kookplaat.

Op de bovenrand van het onderzetsel 2 is een afneembaar opzetsel 8 aanwezig, met een uit zijn middel naar onderen gerichte 5 buisstomp 9, welke een boring 10 begrenst, welke in de kamer 5 reikt, zonder echter de bodem 2' te bereiken. De buisstomp 9 is van radiaal naar buiten gerichte ribben 11 voorzien, welke voor de centrering in de kamer 5 dienen en het opzetsel 8 op de rand van het onderzetsel 2 steunen.

10 Voor het waarborgen van de centrering is ten minste één ribbe 111 in een in de bovenrand van het onderzetsel 2 aanwezige uitsparing 13 gevoegd om het opzetsel 8 op enige afstand van de rand van het onderzetsel 2 te houden, terwijl een deel van de radiale ribben 11 voorts een trap hebben, welke op de bovengenoemde rand ligt.

15 Het opzetsel 8 is daarenboven van een opwaarts gerichte rand 14 voorzien, waarop een ring 15 ligt, waarin twee boven elkaar liggende rijen radiale boringen 16, 16' voor het verdelen van de vlam aanwezig zijn en waarop een deksel 17 gezet is, dat met het bovenvlak van het opzetsel 8 een kamer 12 omsluit, waaruit zich het in de midden-20 boring 10 gevormde lucht-gas-mengsel in de richting van de boringen 16, 16' verdeelt.

Wanneer de bovenbeschreven gasbrander in de plaat 7 gezet is, zit het opzetsel 8 op enige afstand van de plaat, waardoor een rondlopende doorlaatopening 18 ontstaat, welke de toevoer van de voor het mergai 25 en verbranden van het door het mondstuk 1 geleverde gas noodzakelijke primaire lucht mogelijk maakt. De radiale ribben 11, 11' van het opzetsel 8 begrenzen de radiale doorgangen 19, welke zodanig uitgevoerd zijn, dat de door de rondgaande opening 18 aangezogen primaire lucht over de bovenrand van het onderzetsel 2 in de kamer 5 om de de boring 30 10 omsluitende stomp 9 kan stromen.

De pijlen in fig. 3 tonen het verloop van de primaire luchtstroom. De primaire lucht wordt door de omgeving van de brander aangezogen en naar de ruimte boven het mondstuk 1 en onder de plaat 7 toegevoerd, waardoor het hierboven gestelde probleem wordt opgelost en 35 zich een lucht-gas-mengsel in de kamer 5 en in de opstijgende boring 10 vormt, dat door de boringen 16, 16' doormatig verdeeld wordt.

Ö - · M * i t -4-

De beschreven gasbrander volgens de uitvinding is eenvoudig en goedkoop te vervaardigen en het mondstuk is ook naar zijn inbouw gemakkelijk toegankelijk, opdat het voldoende is het opzetsel met de verdeelring en zijn deksel af te nemen om deze na te stellen, respec-5 tievelijk uit te wisselen.

850 1 1 i j \

Claims (4)

1. Gasbrander voor kooktoestellen en kookplaten in het alge meen, met het kenmerk, dat in de bodem (2') van een naar boven open, schaalvormig, een kamer (5) omvattend onderzetsel (2) een door een buis (3) met de gasleiding verbonden mondstuk (1) gezet is, dat op het 5 onderzetsel (2) een opzetsel (8) ligt, waarvan de middenbuisstomp (9) in de kamer (5) in de richting van het mondstuk (1) reikt en van radiaal naar buiten gerichte ribben (11, 11') voorzien is, welke met de rand van het onderzetsel (2) de doorgangen (19) voor het toetreden van primaire lucht in de kamer (5) begrenzen, dat een verdeelring 10 (15) met twee rijen radiale boringen (16, 16') met een deksel (17) op het opzetsel (8) ligt, dat het onderzetsel (2) zodanig aan een fornuis-, resp. kookplaat (7) bevestigd is, dat tussen het opzetsel (8) en de plaat een tussenruimte (18) aanwezig is, waardoor de primaire lucht boven de plaat en het mondstuk (1) aangezogen wordt.

2. Gasbrander volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat in de rand van het onderzetsel (2) ten minste één uitsparing of kerf (13) voor het inrasten van ten minste één van de radiale ribben (11') vein het opzetsel (8) met een middenbuisstomp (9) aanwezig is, terwijl enige van de overige ribben van het opzetsel (8) een trap (11) hebben 20 waarmee zij zodanig op de rand van het onderzetsel (2) liggen, dat het opzetsel op enige afstand van het onderzetsel staat, waarbij de radiale ribben (11) de doorgangen (19) begrenzen, waardoor de lucht binnentreedt, welke met het gas vermengd door de boring (10) in de midden-buisstomp naar omhoog loopt om in de richting van de verdeelring uit 25 te stromen.

3. Gasbrander volgens conclusie 1 en 2, met het kenmerk, dat de verdeelring op de buitenrand van het opzetsel gelegd en gecentreerd is, dat deze een eerste rij radiale boringen (16) heeft, waarvan de diameter groter dan de diameter van de daaronder liggende boringen 30 (16') van de tweede rij is.

4. Gasbrander volgens één van de voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat de tussenruimte (18) voor het toetreden van de voor de verbranding van het gas noodzakelijke primaire lucht boven het in de bodem van de brander geplaatste mondstuk aanwezig is. 3 s. 1 1 1 y, '& rJ *nt * i * s*,