NL8501065A - Ploeg. - Google Patents
Ploeg. Download PDFInfo
- Publication number
- NL8501065A NL8501065A NL8501065A NL8501065A NL8501065A NL 8501065 A NL8501065 A NL 8501065A NL 8501065 A NL8501065 A NL 8501065A NL 8501065 A NL8501065 A NL 8501065A NL 8501065 A NL8501065 A NL 8501065A
- Authority
- NL
- Netherlands
- Prior art keywords
- plow
- frame
- tractor
- bodies
- crumbling
- Prior art date
Links
Classifications
-
- A—HUMAN NECESSITIES
- A01—AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
- A01B—SOIL WORKING IN AGRICULTURE OR FORESTRY; PARTS, DETAILS, OR ACCESSORIES OF AGRICULTURAL MACHINES OR IMPLEMENTS, IN GENERAL
- A01B3/00—Ploughs with fixed plough-shares
- A01B3/46—Ploughs supported partly by tractor and partly by their own wheels
-
- A—HUMAN NECESSITIES
- A01—AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
- A01B—SOIL WORKING IN AGRICULTURE OR FORESTRY; PARTS, DETAILS, OR ACCESSORIES OF AGRICULTURAL MACHINES OR IMPLEMENTS, IN GENERAL
- A01B49/00—Combined machines
- A01B49/02—Combined machines with two or more soil-working tools of different kind
- A01B49/027—Combined machines with two or more soil-working tools of different kind with a rotating, soil working support element, e.g. a roller
-
- A—HUMAN NECESSITIES
- A01—AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
- A01B—SOIL WORKING IN AGRICULTURE OR FORESTRY; PARTS, DETAILS, OR ACCESSORIES OF AGRICULTURAL MACHINES OR IMPLEMENTS, IN GENERAL
- A01B49/00—Combined machines
- A01B49/04—Combinations of soil-working tools with non-soil-working tools, e.g. planting tools
- A01B49/06—Combinations of soil-working tools with non-soil-working tools, e.g. planting tools for sowing or fertilising
- A01B49/065—Combinations of soil-working tools with non-soil-working tools, e.g. planting tools for sowing or fertilising the soil-working tools being actively driven
-
- A—HUMAN NECESSITIES
- A01—AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
- A01B—SOIL WORKING IN AGRICULTURE OR FORESTRY; PARTS, DETAILS, OR ACCESSORIES OF AGRICULTURAL MACHINES OR IMPLEMENTS, IN GENERAL
- A01B59/00—Devices specially adapted for connection between animals or tractors and agricultural machines or implements
- A01B59/04—Devices specially adapted for connection between animals or tractors and agricultural machines or implements for machines pulled or pushed by a tractor
- A01B59/048—Devices specially adapted for connection between animals or tractors and agricultural machines or implements for machines pulled or pushed by a tractor having pulling or pushing means arranged on the front part of the tractor
Landscapes
- Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
- Engineering & Computer Science (AREA)
- Mechanical Engineering (AREA)
- Soil Sciences (AREA)
- Environmental Sciences (AREA)
- Zoology (AREA)
- Soil Working Implements (AREA)
Description
* C. van der Lely N.V., Maasland Ploeg
De uitvinding heeft betrekking op een ploeg voorzien van een gestel en een aantal daaraan aangebrachte ploeg-lichamen.
De tot nu toe gebruikte ploegen zijn alleen 5 ingericht voor het geven van een primaire grondbewerking waarna door middel van een aparte bewerking de doo.r eggen gevormde secundaire grondbewerking en een hierna volgend inzaaien moet plaatsvinden.
Volgens de uitvinding kan nu een ploeg worden ver-10 'schaft waarmee zowel een primaire als een secundaire grondbewerking gecombineerd kan worden uitgevoerd.
Volgens de uitvinding wordt dit bereikt, doordat de ploeg tevens een verkruimelwerktuig alsmede een zaai-machine omvat en de ploeg zodanig aan de trekker aanbreng-15 baar is dat een trekkerwiel zich tijdens het bedrijf in de voor bevindt.
Met behulp van deze constructie kan men onmiddellijk na het ploegen de gekeerde grondbalken zodanig bewerken dat een direkte inzaai met behulp van de zaaimachine 20 kan plaatsvinden, zonder dat hierbij door trekkersporen ongewenste verdichtingen optreden.
Een volgend facet van de uitvinding betreft een ploeg voorzien van een verkruimelwerktuig met een zijscherm dat zich in de ploegvoor kan bevinden. Door middel van deze 25 constructie kan men voorkomen dat tijdens het verkruimelen van de geploegde aarde, aarde in de voor wordt gebracht hetgeen ongewenst is.
Een volgend facet van de uitvinding betreft een ploeg die een aantal bewerkingsorganen omvat die in een 30 zich dwars op de voortbewegingsrichting uitstrekkende rij naast elkaar zijn aangebracht en om opwaarts gerichte assen draaibaar zijn. Door toepassing van deze voorziening kan men ook op de zwaarste gronden de gewenste voor inzaai noodzakelijke verkruimeling verkrijgen.
8501085 • ï - 2 -
Aan de hand van een in de tekening weergegeven uitvoeringsvoorbeeld zal de uitvinding hieronder nader uiteen worden gezet.
Fig. 1 geeft in zijaanzicht een ploeg volgens de 5 uitvinding weer, waarbij het voorste deel aan de voorzijde en het achterste deel van de ploeg aan de achterzijde van een trekker is aangebracht,
Fig. 2 geeft op grotere schaal een aanzicht weer volgens de pijl II in fig. 1, 10 Fig. 3 geeft een aanzicht weer, volgens de lijn III - III in fig. 2,
Fig. 4 geeft een aanzicht weer volgens de lijn IV - IV in fig. 2,
Fig. 5 geeft op grotere schaal een aanzicht weer 15 volgens de pijl V in fig. 1,
Fig. 6 geeft een aanzicht weer volgens de pijl VI in figuur 5,
Fig. 7 geeft een aanzicht weer volgens de lijn VII - VII in figuur 5 terwijl 20 Fig. 8 een aanzicht weergeeft volgens de lijn VIII - VIII in fig. 7.
De in de figuren weergegeven inrichting betreft een ploeg die uit twee tijdens het bedrijf met elkaar samenwerkende delen 1 en 2 bestaat, die elk voor zich door middel 25 van een driepuntsbevestiging aan de vóór. respectievelijk achterzijde van een trekker 3 zijn aangebracht. Het voorste deel 1 van de ploeg omvat een zich dwars op de voort-bewegingsrichting A uitstrekkende, althans nagenoeg horizontale gestelbalk 4 die aan elk van de einden is voorzien 30 van een arm 5 waarvan de langshartlijn een hoek van + 50° insluit met de langshartlijn van de gestelbalk. De armen 5 zijn aan dezelfde zijde van de gestelbalk 4 gelegen en verlopen vanaf de gestelbalk 4 enigszins naar beneden (fig. 3). Door middel van een zich in opwaartse, bij voorkeur 35 vertikale richting, uitstrekkende zwenkas 6 is aan de einden van elk van de armen 5 een zich in hoofdzaak in de voortbewegingsrichting uitstrekkende, althans nagenoeg horizontale gestelbalk 7 aangebracht.
3501085 β * - 3 -
Zoals uit fig. 2 blijkt, bevindt een zwenkas 6 zich nabij een einde van de gestelbalk 7. Elke gestelbalk 7 kan door middel van een pen 8 die door een lip 9 op de arm 5 en één van twee in de gestelbalk 7 aanwezige gaten 10 gevoerd 5 kan worden in twee over 180° verdraaide standen ten opzichte van de arm worden vastgezet voor het brengen van de ploeg in hierna nader te bespreken werkstanden. In de in fig. 2 met getrokken lijnen weergegeven stand zijn de gestelbalken 7 ten opzichte van een verticaal symmetrievlak B-B door het 10 midden van de gestelbalk 4 en de trekker 3 spiegelbeeldig ten opzichte van elkaar opgesteld. Hierbij divergeren de gestelbalken 7 naar voren waarbij hun langshartlijn een hoek van + 30° met het symmetrievlak insluit.
Elk van de gestelbalken 7 is aan zijn einden voorzien 15 van een lip 11 die in de met getrokken lijnen weergegeven stand van de balken naar buiten is gericht. Elk van de lippen 11 vormt een legering voor een tap 12, welke zich bevindt aan het einde van een drager 13. Elke drager 13 is om zijn langsas verdraaibaar tussen de lippen 11 aangebracht 20 en strekt zich althans nagenoeg evenwijdig aan de gestelbalk 7 uit. Elke drager 13 is aan zijn einden voorzien van plaatvormige steunen 14, die boven elkaar zijn gelegen en in bovenaanzicht gezien een in hoofdzaak driehoekige vorm hebben.
25 Tussen de van de drager 13 afgekeerde einden van de steunen 14 is door middel van een zich althans nagenoeg evenwijdig aan de as '6 uitstrekkende as 15, een arm 16 aangebracht, die door twee boven elkaar gelegen strippen wordt gevormd, die zich zoals uit fig. 2 blijkt in de richting 30 van de drager 13 en schuin naar achteren uitstrekken. Aan het einde van elke arm 16, dat van de steunen 14 afgekeerd is, is tussen de stripvormige delen een paar opwaarts gerichte oren 17 aangebracht. Tussen de oren 17 is door middel van een as 18 een arm 19 verzwenkbaar aangebracht. In de werk-35 stand neemt een arm 19 de in figuur3 weergegeven stand in.
In deze stand verloopt de arm 19 over een deel althans nagenoeg horizontaal naar achteren en althans nagenoeg in de voortbewegingsrichting A. Bedoeld deel van de arm 19 gaat 85 0 1 0 o 6 - 4 - via een kromming over in een recht naar beneden gericht deel dat overgaat in een schuin naar voren en naar beneden gericht deel, dat een ploeglichaam 20 draagt.
Elk ploeglichaam 20 is voorzien van een schaar 21 5 en een daarop aansluitend rister 22. Aan de bovenzijde van de oren 17 is verzwenkbaar een einde aangebracht van een bladveer 23 waarvan het andere einde verzwenkbaar is aangebracht aan de achterzijde van het zich naar achteren uitstrekkende deel van de arm 19 d.m.v. een oor 24. He veer 23 is met 10 zijn breedste zijde althans nagenoeg evenwijdig aan de bovenzijde van de arm 19 gelegen (fig. 3) en houdt de arm tegen een aanslag 25 die zich aan de onderzijde van de oren 17 bevindt. Tussen de steunen 14 is door middel van een pen 26, die zich althans nagenoeg evenwijdig uitstrekt aan de 15 as 15 een steundeel 27 verzwenkbaar aangebracht. In het steun-deel 27 is een einde van een schroefspindel 28 ondersteund.
De schroefspindel kan samenwerken met een bus 29, die verzwenkbaar tussen de strippen van een arm 16 is aangebracht. Tussen het steundeel 27 en de bus 29 is om de schroefspindel 20 28 een drukveer 30 aangebracht, een en ander zodanig dat door het verdraaien van de schroefspindel de spanning in de veer kan worden geregeld tegelijkertijd met een verzwenking van de stripvormige arm 16. Juist achter de voorste steunen 14 is elke drager 13 voorzien van een oor 31 waaraan d.m.v.
25 een pen, een einde verzwenkbaar is aangebracht van een verstelcylinder 32 die met zijn andere einde door middel van een pen verzwenkbaar is aangebracht tussen oren 33 die aan de gestelbalk 7 zijn bevestigd.
De voorzijde van elke gestelbalk 7 is voorzien van 30 een schuin naar beneden en naar voren gerichte arm 34, die aan het ondereinde is voorzien van een zich althans nagenoeg in horizontale richting uitstrekkende dwarsas 35 waarom een loopwiel 36 vrij verdraaibaar is. Nabij het midden is de gestelbalk 4 in de in fig. 2 met getrokken 35 lijnen weergegeven stand, aan de achterzijde voorzien van een steun 37. D.e steun 37 is voorzien van een althans nagenoeg vertikale zwenkas 38. Om de zwenkas 38 is het einde verzwenkbaar van een zich evenwijdig aan de voortbewegings-richting A uitstrekkende gestelbalk 39 waarvan de langs- 853:065 - 5 - hartlijn zich in het symmetrievlak B-B bevindt. Door middel van een pen 40 kan de gestelbalk 4 ten opzichte van de gestelbalk 39 door verdraaiing om de as 38 in de met stippellijnen in figuur 2 aangegeven stand worden gebracht.
5 Het achtereinde van de gestelbalk 39 is verbonden met de bovenzijde van een driehoekige bok 41, welke driehoekige bok een driepuntsbevestiging heeft voor aankop-peling aan de driepuntshefinrichting aan de voorzijde van de trekker.
10 Het deel 2 van de ploeg dat zich tijdens het bedrijf achter de trekker bevindt, omvat een zich dwars op de voortbewegingsrichting A uitstrekkende althans nagenoeg horizontale gestelbalk 42, die aan de einden is voorzien van zich in vertikale richting uitstrekkende 15 balken 43. De balken 43 zijn aan de bovenzijde door middel van een zich evenwijdig aan de gestelbalk 42 uitstrekkende balk 44 met elkaar verbonden. Aan weerszijden van het midden op een punt dat + 1/4 van de lengte van de balk van de einden is gelegen, is in de balk 42 een zich 20 in de voortbewegingsrichting A uitstrekkende as 45 gelegerd (Fig. 5). Aan de achterzijde is elke as 45 voorzien van twee op afstand van elkaar gelegen zich naar boven uitstrekkende lippen 46. Tussen elk paar lippen 46 is door middel van een zich dwars op de voortbewegingsrichting A 25 uitstrekkende zwenkas 47 een arm 19 voor een ploeglichaam 20 aangebracht.
Elke arm 19 is als beschreven voorzien van een blad-veer 23, die een verzwenking van de arm om de as 47 tegengaat en deze arm tegen een aanslag tracht te houden.
30 Aan de achterzijde van de gestelbalk 42 is nabij het midden een zich naar achteren uitstrekkende arm 48 bevestigd, welke arm een loopwiel 49 draagt.
De lippen 46 van een paar zijn elk voorzien van een zich schuin naar boven en naar buiten uitstrekkend oor 50.
35 Elk oor 50 is door middel van een zich in de voortbewegingsrichting A uitstrekkende pen 51 scharnierend verbonden met een zich dwars op de voortbewegingsrichting 8m λ -¾ « D 'J \ o 0 - 6 - uitstrekkende stang 52 (fig. 7). Aan de steun 50 op de bovenste lip 46 van het in de voortbewegingsrichting gezien rechter lippenpaar, is verzwenkbaar een einde aangebracht van een hydraulische cylinder 53. De verstel-5 cylinder 53 is met zijn andere einde aangebracht nabij een einde van de gestelbalk 42. Aan de achterzijde van de balk 44 en de onderzijde van de balken 43 is een zich naar achteren uitstrekkende horizontale lip 54 aangebracht. In de lippen 54 is een vertikale as 55 verzwenkbaar. Tussen 10 de lippen 54 is de as 55 omgeven door een vast met de as verbonden bus 56. Nabij de bovenzijde is aan elke bus 56 een kokervormige draagbalk 57 bevestigd, welke draagbalk zich naar achteren uitstrekt. Tussen de onderzijde van elke draagbalk 57 en de bus 56 is een steun aanwezig. De einden van 15 de draagbalken 57 zijn door middel van assen 58, die evenwijdig zijn gelegen aan de assen 55, verzwenkbaar aangebracht tussen lippen 59 die zich bevinden aan de voorzijde van een zich dwars op de voortbewegingsrichting A uitstrekkende gestelbalk 60. De gestelbalk 60 verbindt de einden van zich 20 vertikaal naar beneden uitstrekkende balken 61. De balken 61 zijn aangebracht op de bovenzijde van een kokervormig ge-steldeel 62 dat deel uitmaakt van een werktuig 63, dat als roterende eg is uitgevoerd en met behulp waarvan de door de in het voorgaande genoemde ploeglichamen 20 bewerkte aarde 25 kan worden verkruimeld.
De zich in opwaartse richting uitstrekkende balken 61 zijn aan de einden en de achterzijde van het kokervormig gesteldeel 62 aangebracht.
In het kokervormig gesteldeel 62 zijn naast elkaar 30 op onderling gelijke afstand van bij voorkeur 25 cm, de zich in opwaartse bij voorkeur verticale richting uitstrekkende assen van vijf bewerkingsorganen 64 gelegerd. Elk van de bewerkingsorganen 64 omvat een zich althans nagenoeg horizontale op het onder het gesteldeel uitstekende einde van 35 zijn as aangebrachte drager, die nabij de einden is voorzien van zich naar beneden üitstrekkende bewerkingselementen in de vorm van tanden. Aan elk van de opstaande balken 61 zijn door middel van op afstand boven elkaar gelegen 8501005 - 7 - scharnierpunten 65 armen 66 en 67 aangebracht. Hierbij is de onderste arm 67 korter dan de bovenste arm 66. De armen 66 en 67 zijn met hun andere einde scharnierend aangebracht aan een zich in opwaartse richting uitstrekkende 5 steun 68. De steun 68, die bij voorkeur U-vormig is, is zodanig aangebracht dat de benen van de U naar buiten zijn gericht. De andere zijde van elke steun 68 is nabij het midden aan de bovenzijde van een plaat 69 bevestigd. De bovenzijde van de plaat 69, die zich althans nagenoeg 10 evenwijdig aan de voortbewegingsrichting A uitstrekt, is enigszins naar buiten omgezet en gaat via een knik over in een zich naar beneden uitstrekkend deel dat in de hoogste stand van de armen (66 en 67) althans nagenoeg verticaal is gelegen(zie fig. 6). In de laagste stand van de armen 15 66 en 67 strekt het bovenste deel van de plaat 69 zich al thans nagenoeg in verticale richting uit, terwijl het daaronder gelegen deel van de plaat een stand inneemt die enigszins schuin naar beneden en naar buiten is gericht, een en ander zodanig dat, zoals in de figuur 6 voor de linkse 20 plaat 69 is aangegeven, de plaat tijdens het bedrijf langs een opstaande zijde van de voor kan bewegen. Binnen het kokervormig gesteldeel 62 is op elk van de assen van een be-werkingsorgaan 64 een tandwiel met rechte vertanding aangebracht, een en ander zodanig dat de tandwielen van 25 naast elkaar gelegen bewerkingsorganen met elkaar in aandrijvende verbinding zijn. De in de voortbewegingsrichting gezien meest linkse as van een bewerkingsorgaan 64 is naar boven verlengd, waarbij de as is gevoerd door een zich op de bovenzijde van het gesteldeel 62 bevindende buis 70.
30 De buis 70 is aan de onderzijde van een tandwielkast 71 aangebracht. De tandwielkast 71 is door middel van een arm 72 verzwenkbaar verbonden met een draagbalk 57 en verdraaibaar om een as, die samenvalt met de langshartlijn van de in de buis ondergebrachte as. Binnen de tandwielkast staat 35 de in de buis 70 ondergebrachte as, waarvan de langshartlijn met de langs hartlijnen, van de assen 58 op één lijn is gelegen, via een conische tandwieloverbrenging in verbinding met een as 73. De as 73 is buiten de tandwielkast 71 verbonden met een van universeelkoppelingen voorziene as 74. Het andere 85δ10 35 - 8 - einde van de as 74 is verbonden met een as 75 in een tandwielkast 76 die op dezelfde wijze als de tandwielkast 71 d.
m.v. een arm 72 verzwenkbaar is verbonden met het vooreinde van een draagarm 57. De armen 72 maken deel uit van een 5 parallell^ogramconstructie. De tandwielkast 76 is verzwenkbaar om de langshartlijn van een as 77, die via een conische tandwieloverbrenging in een tandwielkast 78 in verbinding staat met een as 79. De tandwielkast 78 is aan de gestelbalk 42 bevestigd. De as 79 is gelegerd in een 10 schermkast 80, waarbinnen op de as een kettingwiel 81 is aangebracht, waarom een ketting is geslagen, die eveneens is geslagen om een kettingwiel 82. Het kettingwiel 82 is bevestigd op een zich in de voortbewegingsrichting A uitstrekkende as 83 die door middel van een tussenas met de 15 aftakas van de trekker verbindbaar is.
Op afstand van elk van de einden is het kokervormig gesteldeel 62 aan de voorzijde voorzien van zich dwars op de voortbewegingsrichting A uitstrekkende pennen 84 waarom zich naar achteren uitstrekkende armen 85 verzwenkbaar zijn, 20 die nabij de achterzijde van het kokervormig gesteldeel op niet nader weergegeven wijze door middel van een verstelinrichting in meerdere standen brengbaar en vast-zetbaar zijn.
Tussen de naar opzij verplaatste einden van de armen 25 85 is vrij draaibaar een rol 86 aangebracht, die bij dit uit- voeringsvoorbeeld is uitgevoerd als pakkerrol. De gestelbalk 60 is aan de achterzijde aan weerszijden van het midden voorzien van lippen 87, die door middel van een pen 88 verzwenkbaar zijn aangebracht tussen paren lippen 89. De lip-30 pen 89 bevinden zich aan de voorzijde van een zich dwars op de voortbewegingsrichting A uitstrekkend reservoir 90 van een inrichting 91 voor het op of in de grond brengen van materiaal, bijvoorbeeld zaaigoed. De onderzijde van het reservoir 90 rust op een steun 92 die zich nabij het 35 midden van de onderste gestelbalk 42 bevindt. Het reservoir 90 is op niet nader weergegeven wijze voorzien van een mechanisme voor de afvoer van het materiaal via op de onderzijde van het reservoir aansluitende pijpen 93 die zoals uit fig. 1 blijkt, tot ten minste het grondniveau reiken.
8501065 - 9 -
De zich aan de voorzijde bevindende as 55, die in de voortbewegingsrichting A gezien links is gelegen, is aan de bovenzijde voorzien van een arm 94 die zich in de langs-richting van de draagbalk 57 naar voren uitstrekt en aan 5 zijn vooreinde scharnierend is verbonden met een einde van een hydraulische cylinder 95, die met zijn andere einde verzwenkbaar is aangebracht op de bovenzijde van de gestelbalk 44.
De werking van de in het voorgaande beschreven ploeg, 10 die uit een voor de trekker gelegen deel 1 en een achter de trekker gelegen deel 2 bestaat en als kantelploeg voor een heen en weergaande ploegbewerking is uitgevoerd, is als volgt:
Tijdens het bedrijf, waarbij de trekker 3 met de 15 delen 1 en 2 in een richting volgens pijl A wordt voortbewogen, bevinden de in de voortbewegingsrichting gezien, rechts van het symmetrievlak B-B door het langsmidden van de trekker gelegen ploeglichamen 20, zich in de in fig. 1, 2 en 5 weergegeven stand, waarbij de werkdiepte wordt be-20 paald door de loopwielen 36 en 49 die - alhoewel hier niet weergegeven - in hoogterichting verstelbaar kunnen zijn aangebracht.
De aan de andere zijde van het symmetrievlak B-B gelegen ploeglichamen 20 zijn door middel van de hydraulische 25 verstelcylinders 32 en 53 in een stand gebracht zoals in de figuren 1 en 2 is weergegeven. De linkse voorste ploeglichamen 20 zijn hierbij om de langshartlijn van de drager 13 en het linkse ploeglichaam 20 van het achterste deel 2 om de as 45 in de aangegeven stand ver-30 zwenkt. In de betreffende werkstand neemt de tot de ploeg behorende, voor een verdere verkruimelende bewerking zorgdragende grondbewerkingsmachine in de vorm van een roterende eg, de in de in figuur 5 weergegeven stand in, waarbij de op elkaar aansluitende, door 35 de twee voorste ploeglichamen en het achterste ploeglichaam naar opzij verplaatse en gekeerde grondbalken met behulp van de bewerkingselementen van de bewerkingsorganen 85010 o 5 - 10 - 64 worden verkruimeld en door middel van de pakkerrol worden verdicht zodat onmiddellijk vanuit het reservoir 90 van de inrichting 91 voor het op of in de grond brengen van materiaal, bijvoorbeeld zaaigoed, in de aldus bewerkte grond 5 kan worden gebracht.
De aandrijving voor de bewerkingsorganen 64 die tijdens het bedrijf in tegengestelde zin draaien,geschiedt via de in het voorgaande beschreven aandrijving vanaf de aftakas van de trekker. Op boven aangeduide wijze kan 10 men in één werkgang door middel van de ploeg volgens de uitvinding zowel een primaire als een secondaire:grondbewerking uitvoeren, een en ander zodanig dat hierna onraiddellijk kan worden ingezaaid. Tijdens het bedrijf zorgt de linkse aan het gesteldeel 62 aangebrachte plaat 69, in 15 zijn weergegeven stand ervoor dat geen grond in de open voor wordt gestuwd (fig. 6). De andere plaat 69 loopt over de reeds bewerkte grond en neemt daarbij doordat de lengte van de onderste arm 67 geringer is dan die van de bovenste arm 66een stand in zoals in fig. 6 is weergegeven, 20 waarbij de plaat praktisch vertikaal staat en met het buitenste bewerkingsorgaan 64 kan samenwerken voor een verdere verkruimeling en verdeling van de aarde, zodat een goede aansluiting met de naastgelegen reeds bewerkte strook grond wordt verkregen.
25 Aan het einde van de akker kan men vanaf de trekker met behulp van de hydraulische verstelcylinder 32 de voorste twee ploeglichamen 20 door het verzwenken om de langsas van de drager 13 in de onwerkzame stand brengen en het andere paar voorste ploeglichamen 20 in hun werkstand. Bij het 30 achterste deel 2 van de ploeg kan een wisseling van werkstand in onwerkzame stand voor de ploeglichamen 20 met. behulp van de verstelcylinder 53 vanaf de trekker plaatsvinden. Vervolgens kan men met behulp van de hydraulische verstelcylinder 95 vanaf de trekker de draagbaLken 57 die een 35 parallellogram constructie vormen en het geheel van ver-kruimelwerktuig of roterende eg 63 en de inrichting 91 dragen in de in fig. 5 met stippellijnen aangegeven stand brengen. Hierna kan men in een teruggaande werkgang van de 8501063 - 11 - ploeg opnieuw drie op elkaar aansluitende stroken grond naar opzij verplaatsen, met behulp van de roterende eg bewerken en vervolgens inzaaien. Indien men aan de langs- inet zijde van een veld komt waarbij men/de trekker langs 5 een afrastering of een sloot moet rijden, kan men de gestelbalk 4 met behulp van de pennen 40 en 41 over 180° verdraaien in de in fig. 2 met streeplijnen weergegeven stand en door het over 180° verzwenken van een gestelbalk 7 om de as 6 de ploeglichamen in een stand brengen, zoals 10 met streeplijnen in fig. 2 is weergegeven. Hierbij kunnen de voorste twee ploeglichamen tezamen met het achterste rechter ploeglichaam tot het einde van de akker werken en kan het verkruimelwerktuig 63, met de inrichting 91 een stand innemen waarbij de draagbalken 57 zich althans 15 nagenoeg recht naar achteren uitstrekken, zodat de geploegde strook kan worden verkruimeld en ingezaaid.
Teneinde tijdens het bedrijf ervoor te zorgen dat de ploeglichamen aan de voorzijde zich kunnen aanpassen aan de trekkerbewegingen, waarbij zij tegen de werking van de 20 veren 30 om de assen 15 kunnen uitwijken met behulp van de schroefspindel 28, kan men naar wens een aanpassing van de stand van de ploeglichamen en de veerspanning verkrijgen. Met behulp van de verzwenkbaar aangebrachte arm 19 voor de ploeglichamen 20 en de aanwezige bladveren 23 kan indien 25 een ploeglichaam tijdens het bedrijf op een obstakel stoot, dit tesamen met de arm tegen de werking van de bladveer 23 in om de as 18 naar boven verzwenken teneinde het obstakel te lossen of eroverheen te bewegen, waarna het ploeglichaam onmiddellijk weer in zijn gewenste werkstand terugkomt.
30 De uitvinding is niet beperkt tot het vorenstaande doch betreft tevens alle details van de figuren al of niet beschreven.
3**1 0S5
Claims (28)
1. Ploeg voorzien van een gestel en een aantal daaraan aangebrachte ploeglichamen, met het kenmerk, dat de ploeg tevens een verkruimelwerktuig alsmede een zaaimachine omvat en de ploeg zodanig aan de trekker aanbrengbaar is dat 5 een trekkerwiel zich tijdens het bedrijf in de voor bevindt.
2. Ploeg volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het verkruimelwerktuig een verkruimelrol omvat.
3. Ploeg voorzien van een gestel en een aantal daaraan aangebrachte ploeglichamen, met het kenmerk, dat de ploeg 10 een verkruimelrol alsmede een zaaimachine omvat.
4. Ploeg volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het verkruimelwerktuig met de zaaimachine een combinatie vormt.
5. Ploeg volgens een der voorgaande conclusies, met 15 het kenmerk, dat de ploeg rechts en links werkende ploeg lichamen omvat en het verkruimelwerktuig tesamen met de zaaimachine dwars op de voortbewegingsrichting van de ploeg verplaatsbaar is.
6. Ploeg volgens een der voorgaande conclusies, met 20 het kenmerk, dat het verkruimelwerktuig een werkbreedte heeft die overeenkomt met de strook grond bewerkt door de gezamenlijke ploeglichamen van de ploeg.
7. Ploeg volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het verkruimelwerktuig een zijscherm omvat 25 dat zich tijdens het bedrijf in de voor kan bevinden.
8. Ploeg voorzien van een gestel en een aantal daaraan aangebrachte ploeglichamen, met het kenmerk, dat de ploeg een verkruimelwerktuig omvat met een zijscherm dat zich in de voor kan bevinden.
9. Ploeg volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het verkruimelwerktuig een aantal naast elkaar in een zich dwars op de voortbewegingsrichting uitstrekkende rij aangebrachte om opwaarts gerichte assen draaibare bewerkingsorganen omvat.
10. Ploeg voorzien van een gestel en een aantal daaraan aangebrachte ploeglichamen, met het kenmerk, dat de ploeg een aantal bewerkingsorganen omvat die in een zich dwars op de voortbewegingsrichting uitstrekkende rij naast elkaar 8501065 - 13 - zijn aangebracht.en om opwaarts gerichte assen draaibaar zijn.
11. Ploeg volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het gestel van het verkruimelwerktuig een zich 5 dwars op de voortbewegingsrichting uitstrekkend gesteldeel omvat dat door middel van een parallellogramconstructie met het gestel van de ploeg is verbonden.
12. Ploeg volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat de parallellogramconstructie vertikale scharnierassen omvat.
13. Ploeg volgens conclusie 11 of 12, met het kenmerk, dat de scharnierassen van de parallellogramconstructie nabij de einden van het gesteldeel van het verkruimelwerktuig zijn gelegen.
14. Ploeg volgens een der conclusies 11 - 13, met het 15 kenmerk, dat het gesteldeel de aandrijving voor de bewerklngs-organen omvat waarbij de as van één nabij de einden gelegen bewerkingsorgaan naar boven is verlengd en reikt tot in een tandwielkast waarvan een deel met de parallellogramconstructie verzwenkbaar is.
15. Ploeg volgens conclusie 14, met het kenmerk, dat de tandwielkast een conische tandwieloverbrenging omvat waarbij een zich althans nagenoeg in horizontale richting uitstrekkende as met de tandwielkast verzwenkbaar is.
16. Ploeg volgens conclusie 15, met het kenmerk, dat de 25 aandrijving voor de bewerkingsorganen een tweede tandwielkast omvat die op het gestel dat de ploeglichamen draagt is aangebracht en met de parallellogramconstructie verzwenkbaar is en een zich in horizontale richting uitstrekkende as van een conische tandwieloverbrenging met de tand-30 wielkast verzwenkbaar is.
17. Ploeg volgens een der conclusies 15 en 16, met het kenmerk, dat de zich althans nagenoeg in horizontale richting uitstrekkende assen in de respectieve tandwielkasten met elkaar zijn verbonden door een as die is voorzien van 35 universeelkoppelingen.
18. Ploeg volgens conclusie 17, met het kenmerk, dat de as zich ter hoogte van de parallellogramverstelling bevindt.
19. Ploeg volgens een der conclusies 11 - 18 en een der conclusies 7-10, met het kenmerk, dat aan de einden van ζ λ A 4 λ e 5? w 'o' i 0 0 - 14 het gesteldeel zich in opwaartse richting uitstrekkende platen zijn aangebracht die door middel van in hoogterichting beweegbare armen tot in een voor respectievelijk ter hoogte van de werkzame delen van de bewerkingsorganen brengbaar 5 zijn.
20. Ploeg volgens conclusie 19, met het kenmerk, dat de platen aan de bovenzijde een vanaf het gesteldeel gericht gedeelte hebben, een en ander zodanig, dat in de laagste stand het gedeelte althans nagenoeg verticaal is gelegen.
21. Ploeg volgens conclusie 20, met het kenmerk, dat in de hoogste stand van de plaat het onder het afgebogen gedeelte gelegen gedeelte van de plaat met de buitenste bewerkingsorganen samenwerkt.
22. Ploeg volgens een der voorgaande conclusies, met het 15 kenmerk, dat de armen een scharnierende vierhoek vormen waarvan de zwenkpunten zich in de voortbewegingsrichting uitstrekkende assen omvatten.
23. Ploeg volgens conclusie 22, met het kenmerk, dat de onderste arm korter is dan de bovenste arm van de 20 scharnierende vierhoek.
24. Ploeg volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat deze een vóór en een achter de trekker gelegen deel omvat waarbij het voorste deel is voorzien van ploeg-lichamen die tesamen met ten minste één ploeglichaam aan 25 het achterste deel een aaneen gesloten strook grond bewerken.
25. Ploeg volgens conclusie 24, met het kenmerk, dat elk deel van de ploeg ten minste twee ploeglichamen omvat, die symmetrisch ten opzichte van een symmetrievlak door de langsas van de trekker zijn opgesteld.
26. Ploeg volgens conclusie 24 of 25, met het kenmerk, dat het voor de trekker gelegen deel vier ploeglichamen omvat, terwijl het achter de trekker gelegen deel twee ploeglichamen heeft.
27. Ploeg volgens conclusie 25 of 26, met het kenmerk, 35 dat de ploeglichamen om een zich althans nagenoeg in horizontale richting uitstrekkande as in een stand brengbaar zijn, waarin zij buiten werking zijn.
28. Ploeg zoals beschreven in het voorgaande en weergegeven in de figuren. _ _ _ _ 8501063
Priority Applications (3)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL8501065A NL8501065A (nl) | 1985-04-11 | 1985-04-11 | Ploeg. |
DE8686200598T DE3666319D1 (en) | 1985-04-11 | 1986-04-09 | A plough |
EP19860200598 EP0199406B1 (en) | 1985-04-11 | 1986-04-09 | A plough |
Applications Claiming Priority (2)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL8501065 | 1985-04-11 | ||
NL8501065A NL8501065A (nl) | 1985-04-11 | 1985-04-11 | Ploeg. |
Publications (1)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
NL8501065A true NL8501065A (nl) | 1986-11-03 |
Family
ID=19845820
Family Applications (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
NL8501065A NL8501065A (nl) | 1985-04-11 | 1985-04-11 | Ploeg. |
Country Status (1)
Country | Link |
---|---|
NL (1) | NL8501065A (nl) |
-
1985
- 1985-04-11 NL NL8501065A patent/NL8501065A/nl not_active Application Discontinuation
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
US4088083A (en) | Rotary harrow and attachments | |
NL8500396A (nl) | Grondbewerkingsinrichting. | |
JPS592241B2 (ja) | 回転ハロ− | |
NL8501109A (nl) | Landbouwwerktuig. | |
EP0271119B1 (en) | A soil cultivating machine | |
EP0199406B1 (en) | A plough | |
US3335681A (en) | Agricultural tillage unit | |
NL8402540A (nl) | Ploeg. | |
AU596814B2 (en) | Framework for ground working implement | |
EP0422721A1 (en) | Agricultural implement, in particular a soil cultivating machine | |
EP0337534B1 (en) | A soil cultivating machine | |
NL8501065A (nl) | Ploeg. | |
NL193433C (nl) | Grondbewerkingsmachine. | |
NL193084C (nl) | Grondbewerkingsmachine. | |
EP0850553A2 (en) | A soil supporting member | |
NL8501066A (nl) | Ploeg. | |
NL9201671A (nl) | Ploeg. | |
EP0305601B1 (en) | A soil cultivating machine | |
EP0305600B1 (en) | A soil cultivating machine | |
NL8403424A (nl) | Ploeg. | |
EP0114156A2 (en) | A reversible plough | |
NL8902832A (nl) | Landbouwmachine. | |
EP0288125B2 (en) | A soil cultivating machine | |
NL192594C (nl) | Combinatie van een grondbewerkingsmachine en een daarmee te koppelen verdere machine. | |
NL9400177A (nl) | Grondbewerkingsmachine. |
Legal Events
Date | Code | Title | Description |
---|---|---|---|
A1B | A search report has been drawn up | ||
BC | A request for examination has been filed | ||
BV | The patent application has lapsed |