NL8500623A

NL8500623A - Elektrische steker.

Info

Publication number: NL8500623A
Application number: NL8500623A
Authority: NL
Original assignee: Philips Nv
Priority date: 1985-03-06
Filing date: 1985-03-06
Publication date: 1986-10-01
Also published as: FR2578689A3; JPH0685338B2; FR2578689B3; HK88491A; SG87290G; IT208970Z2; JPS61206182A; EP0195472B1; IT8621115V0; DE3669023D1; EP0195472A1; US4776814A

Description

“ f * · PHN 11.302 1 N.V. Philips' Gloeilampenfabrieken te Eindhoven.

Elektrische steker.

De uitvinding heeft betrekking op een elektrische steker bevattende een sokkel, aan de voorzijde waarvan stekerpennen uitsteken, die via aansluitpunten verbonden zijn net aders van een aansluitkabel, waarbij de sokkel zich bevindt in een steker lichaam van kunststof, dat 5 de aan de voorzijde uit de sokkel stekende delen van de stekerpennen vrijlaat.

Een voorbeeld van een dergelijke steker is bekend uit NL-A-80 06 481 (PHN 9905). Het stekerlichaam is bij voorkeur zo gevormd, dat het gemakkelijk net de hand vastgehouden kan worden om de steker in 10 een wandcontactdoos te steken of uit een wandcontactdoos te trekken.

Sconige gebruikers hebben echter de gewoonte, de steker uit de wandcontactdoos te verwijderen door aan de kabel te trekken. In de praktijk is gebleken, dat dit in enkele gevallen tot gevolg heeft, dat een van de stekerpennen uit de sokkel getrokken wordt en in de wandcontact-15 doos achterblijft. Dit komt vooral voor, wanneer de trekkracht ongeveer loodrecht op de lengterichting van de stekerpennen gericht is. De stekerpen wordt dan met een draaiende beweging uit de sokkel gebroken.

Het zal duidelijk zijn, dat de in de wandcontactdoos achtergebleven stekerpen bij aanraking levensgevaarlijk is.

20 De uitvinding heeft tot doel, een steker van de in de aanhef genoemde soort aan te geven, waarbij het niet mogelijk is, een stekerpen uit de sokkel te breken door aan de kabel te trekken. De steker volgens de uitvinding heeft daartoe het kenmerk, dat de grootte van een ongeveer loodrecht op de lengterichting van de stekerpennen tussen de 25 kabel en het vrije eindgedeelte van een van de stekerpennen uit te oefenen trekkracht, die benodigd is om de stand van dit vrije eindgedeelte ten opzichte van de sokkel te wijzigen, kleiner is dan de treksterkte van de kabel en dat deze treksterkte kleiner is dan de kracht die nodig is cm een stekerpen uit de sokkel te trekken.

30 Door deze maatregelen wordt bereikt, dat het trekken aan de kabel slechts tot gevolg heeft, dat de stekerpen een andere stand ten opzichte van de sokkel en het stekerlichaam aanneemt zonder dat de stekerpen uit de sokkel gebroken wordt. Een gevaarlijke situatie kan 8500623 * - PHN 11.302 2 dus niet meer ontstaan en in het algemeen is de steker na deze vervorming onbruikbaar geworden.

Indien de stekerpen na de beschreven vervorming nog in de wandcontactdoos vast blijft zitten zou verder trekken aan de kabel tot 5 gevolg kunnen hebben, dat de kabel breekt. Indien dit buiten het steker-lichaam gebeurt, kan ook het blanke uiteinde van het met de steker verbonden stuk kabel gevaar opleveren. Aangezien het zwakste deel van de kabel (het deel, waarvan de buitenmantel verwijderd is) zich binnen het stekerlichaam bevindt, is de kans op een breuk buiten het 10 stekerlichaam uiterst gering. Teneinde deze kans nog verder te verkleinen heeft een voorkeursuitvorm van de steker volgens de uitvinding het kenmerk, dat de hechtkracht tussen de aders van de aansluitkabel -en de aansluitpunten van de stekerpennen kleiner is dan de trekkracht van de kabel. De kabel wordt hierdoor losgetrokken van de stekerpen 15 voordat hij zelf kan breken, zodat in geen geval een met de stekerpennen verbonden stuk kabel aan de steker achterblijft.

De uitvinding zal nu nader worden toegelicht aan de hand van de tekening. Hierin is :

Figuur 1 een perspectivisch aanzicht van een sokkel voor een 20 uitvoeringsvoorbeeld van een steker volgens de uitvinding,

Figuur 2 een langsdoorsnede van een uitvoeringsvcorbeeld van een volledige steker, en

Figuur 3a tot en met d een reeks zijaanzichten van een steker tijdens een trekproef.

25 Figuur 1 toont een sokkel 1 van isolerend materiaal, aan de voorzijde (de onderzijde in figuur 1) waarvan drie stekerpennen 3 uitsteken, die verbonden zijn met aansluitpunten 5 aan de achterzijde van de sokkel (zie ook figuur 2). Elk aansluitpunt 5 wordt bij het monteren van de steker verbonden met een ader 7 van een aansluitkabel 9.

30 Elke ader 7 is daartoe aan zijn uiteinde voorzien van een oogje 11 dat aan het aansluitpunt 5 gefelst is. In figuur 2 is slechts één van de drie aders 7 zichtbaar. De verbinding van een van de drie stekerpennen 3 met de bijbehorende ader verloopt via twee klemcontacten 13 die door middel van een (niet getekende) zekering elektrisch met elkaar ver-35 bonden kunnen worden. In de af geheelde sokkel is de meest rechtse stekerpen 3 als aardcontact uitgevoerd, terwijl de beide andere stekerpennen 3 contact moeten maken met respectievelijk de nul- en de fase-aansluiting van een (niet getekende) wandcontactdoos. Bijvoorbeeld 8500623 e * PKN 11.302 3 de meest linkse stekerpen 3 in figuur 1 is dan vla de klemccntacten 13 met een ader van de aansluitkabel 9 verbonden. De rechtse stekerpen is langer dan de beide andere. De uit de sokkel 1 stekende vrije eindgedeelten van de beide linker stekenpennen 3 zijn over een deel 5 van hun lengte omgeven door een mantel 14 van het materiaal waarvan ook de sokkel vervaardigd is. Dit type steker is geschikt voor wandcontactdozen die bijvoorbeeld in Groot-Britannië gebruikelijk zijn.

De steker is verder voorzien van een isolatiekapje 15 dat door middel van aangevarmde verende haken 17 die door openingen 10 19 in de sokkel 1 heen steken aan de achterzijde op de sokkel is bevestigd. Het isolatiekapje 15 bedekt, zoals in figuur 2 te zien is, de aansluitpunten 5 van de beide niet als aardcontact dienende steker-pennen 3. Wanneer bij het aansluiten van een ader 7 aan een aansluitpunt 5 een van de draden in de ader niet aan het aansluitpunt vastgehecht 15 wordt, blijft deze draad na plaatsing van het isolatiekapje 15 binnen de door het isolatiekapje en de sokkel 1 begrensde ruimte.

Na plaatsing van het isolatiekapje 15 wordt de achterzijde van de sokkel 1 en het gehele isolatiekapje net inhoud in een matrijs door spuitgieten omgeven met een stekerlichaam 21 van kunststof. Dit 20 stekerlichaam omgeeft de sokkel 1 aan alle zijden, behalve aan de voorzijde, waar de stekerpennen 3 uitsteken.

De stekerpennen 3 zijn stevig in de sokkel 1 bevestigd, zodat de kracht die nodig is om een stekerpen uit de sokkel te trekken voer de rechter stekerpen bijvoorbeeld ongeveer 3000 N bedraagt en voor 25 de beide andere pennen elk 2000 N. Voor het bereiken van dergelijke hoge uittrekkrachten kan een op zichzelf bekende constructie toegepast worden, bijvoorbeeld een geschikt profiel of een geschikte oppervlaktebehandeling van het deel van de stekerpen dat door het materiaal van de sokkel omgeven wordt.

30 De treksterkte van de kabel 9 is kleiner dan de uittrekkracht van de stekerpennen, bijvoorbeeld ongeveer 600 N. Onder de treksterkte van de kabel wordt hier de treksterkte van het zwakste deel van de kabel verstaan. Dit is het binnen het stekerlichaam 21 gelegen, van de buitenmantel ontdane deel van de kabel. Het buiten het stekerlichaam 35 21 gelegen deel heeft dank zij de buitenmantel een grotere treksterkte.

Het materiaal en de vorm van de sokkel 1 zijn zo gekozen, dat de sokkel verbogen kan worden door tussen de kabel 9 en een van de stekerpennen 3 een ongeveer loodrecht op de lengterichting van de steker- 8500623 PHN 11.302 4 • * pennen gerichte trekkracht uit te oefenen,welke trekkracht kleiner is dan zowel de uittrekkracht van de stekerpennen als de treksterkte van de kabel, dus in het beschreven voorbeeld kleiner dan 600 N. Een geschikt materiaal voor de sokkel is bijvoorbeeld polyamide. Een 5 andere mogelijkheid is, in elke stekerpen 3 een verzwakte· plaats aan te' brengen, waardoor de stekerpen zelf op die plaats verbuigt onder invloed van de boven beschreven trekkracht. Een dergelijke verzwakte plaats moet dan bij voorkeur in het binnen het stekerlichaam 21 gedeelte van de stekerpen liggen of op de overgang tussen dit gedeelte 10 en het vrije eindgedeelte.

Figuur 3A toont een zijaanzicht van een steker met de boven beschreven constructie. Wanneer deze steker in een wandcontactdoos geplaatst is., bevinden de vrije uiteinden van de stekerpennen 3 zich in contactbussen (niet getekend). Indien nu, zoals in figuur 3B 15 met een pijl 23 is aangegeven, in een richting loodrecht op de lengterichting van de stekerpennen 3 aan de kabel 9 getrokken wordt, oefenen de contactbussen op de stekerpennen een even grote, tegengesteld gerichte kracht 25 uit. Aangezien de linker stekerpennen 3 relatief kort zijn, is het niet onwaarschijnlijk, dat door het trekken aan de 20 kabel deze pennen geheel of grotendeels uit de wandcontactdoos getrokken worden. De langere rechtere stekerpen 3 blijft echter in veel gevallen in de contactbus van de wandcontactdoos, zodat de kracht 25 in hoofdzaak op deze stekerpen wordt uitgeoefend. Dank zij de boven beschreven verhouding tussen de uittrekkracht van de stekerpennen 3, 25 de trekkracht van de kabel 9 en de kracht die nodig is cm de stand van het vrije eindgedeelte van de stekerpen 3 ten opzichte van de sokkel 1 te wijzigen, wordt nu, zoals in figuur 3B en figuur 3C getoond is, liet vrije uiteinde van de rechter stekerpen 3 naar rechts gebogen, waarbij ook het betrekkelijk elastische stekerlichaam 21 vervormd 30 wordt. Figuur 3D toont de situatie, waarin het vrije uiteinde van de rechter stekerpen 3 over een hoek van ongeveer 90° gebogen is, zodat het dezelfde richting heeft als de kabel 9. In het algemeen zal op dit moment de rechter stekerpen 3 uit de wandcontactdoos getrokken worden, waarna de stekerpennen ongeveer in de getekende stand blijven 35 staan, zodat de steker niet meer in een wandcontactdoos gestoken kan worden en dus onbruikbaar is. Dit is uiteraard ook gewenst omdat de steker na de beschreven behandeling als onveilig beschouwd moet worden. Wanneer echter de rechter stekerpen 3 ook in de in figuur 3D getekende 8500623 « * PEN 11.302 5 situatie nog in de wandcontactdoos blijft zitten, wordt bij verder trekken de treksterkte van de kabel 9 overschreden. Aangezien, zoals boven beschreven is, het zwakste punt van de kabel zich in het van de buitenmandel ontdane, binnen het stekerlichaam 21 gelegen gedeelte 5 daarvan bevindt, breekt de kabel binnen dit steker lichaam zodat geen potentieel gevaarlijk, net de stekerpennen verbonden stuk kabel uit het stekerlichaam steekt. Een nog grotere zekerheid, dat een eventuele kabelbreuk altijd binnen het stekerlichaam 21 zal optreden, kan men verkrijgen door de ader 7 van de kabel zodanig net de aansluitpunten 5 10 te verbinden, dat de hechtkracht tussen deze aders en de aansluitpunten kleiner is dan de treksterkte van de kabel.

In het voorgaande is als voorbeeld van een steker volgens de uitvinding een in Groot-Brittannië gebruikelijke steker met drie stekerpennen beschreven. Het zal duidelijk zijn, dat de beschreven 15 maatregelen ook kunnen worden toegepast bij andere typen stekers, eventueel met een ander aantal stekerpennen, bijvoorbeeld de in Europa gebruikelijke typen.

20 25 30 35 8500623

Claims

1. Elektrische steker bevattende een sokkel (1), aan de voorzijde waarvan stekerpennen (3) uitsteken, die via aansluitpennen (5) verbonden zijn net aders (7) van een aansluitkabel (9), waarbij de sokkel zich bevindt in een steker lichaam (21) van kunststof, dat de aan de voorzijde 5 uit de sokkel stekende delen van de stekerpennen vrijlaat, met het kenmerk, dat de grootte, van een ongeveer loodrecht op de lengterichting van de stekerpennen (3) tussen de kabel (9) en het vrije eindgedeelte van een van de stekerpennen uit te oefenen trekkracht, die benodigd is cm de stand van dit vrije eindgedeelte ten opzichte van de sokkel 10 (1) te wijzigen, kleiner is dan de treksterkte van de kabel en dat deze treksterkte kleiner is dan de kracht die nodig is om een stekerpen uit de sokkel te trekken.

2. Steker volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de hecht-kracht tussen de aders (7) van de aansluitkabel (9) en de aansluit- 15 punten (5) van de stekerpennen (3) kleiner is dan de treksterkte van de kabel. 20 25 30 35 8500623