NL8403868A

NL8403868A - Deegverdeelmachine.

Info

Publication number: NL8403868A
Application number: NL8403868A
Authority: NL
Original assignee: Werner & Pfleiderer
Priority date: 1984-02-18
Filing date: 1984-12-20
Publication date: 1985-09-16
Also published as: DE3405977C1; NL188978B; AT380625B; NL188978C; ATA396084A

Description

Deegverdeelmachine.

- 1 V

De uitvinding heeft betrekking op een deegverdeel-machine, bestaand in hoofdzaak uit een aan het ondereind van een deegtrechter aangebrachte en een axiaal voorwaarts- en achterwaartsbeweegbare transportzui-5 ger opnemende transportkamer met een aan de kopzij-den gelegen opening alsmede een dwars op deze opening op en neer beweegbare en ten minste een meet-kamer met daarin axiaal verschuifbare meetzuiger bezittende schuif, die in zijn onderste eindstand 10 de aan de kopzijde gelegen opening van de transportkamer sluit en in de bovenste eindstand waarvan de meetkamer en de transportkamer met elkaar in verbinding staan·

Deegverdeelmachines van de boven aangegeven 15 soort, zoals bij voorbeeld uit het Duitse octrooi-schrift 2 061 298 bekend zijn, werken volgens het principe van de volumeverdeling· Bij deze soort van deegverdeling correspondeert een bepaald volume van de meetkamer met een bepaald gewicht van het deegstuk, 20 dat is afgedeeld door de meetkamer. De eis bestaat met een bepaald meetkamervolume steeds deegstukken met onderling nauwkeurig gelijk gewicht af te delen. Voorwaarde voor het vervullen van deze eis is, dat de meetkamer bij ieder verdelingsproces volledig wordt 25 gevuld met deeg van gelijke dichtheid. Om dit te bereiken, moet er voor worden gezorgd dat in de meetkamer geen lucht- of gasinsluitsels aanwezig zijn, omdat anders geringere gewichten van de afgedeelde deegstukken het gevolg zijn. Lucht kan bij voorbeeld 30 bij de achterwaartse slag van de transportzuiger tengevolge van de noodzakelijke speling van de ten opzichte van elkaar beweegbare delen van buiten af in de transportkamer komen. Dit tracht men gewoonlijk te bestrijden door sterk smeren. Afgezien van de daarbij 35 optredende vervuiling kan deze maatregel niet verhinderen dat bij het inbrengen van het deeg ontstane luchtinsluitsels in de transportkamer en vandaar in de meetkamer terecht komen. Een nadelige t ____ 8403868 i ί - 2 - beïnvloeding van het gewicht van de afgedeelde deeg-stukken kan echter niet slechts door van buiten naar binnen gedrongen lucht maar ook door in het deeg tengevolge van gisting ontstane gassen plaats vinden.

5 Deze gassen zijn eerst in het deeg gelijkmatig fijn verdeeld, maar bij de beweging en omvorming van het deeg in de deegverdeelmachine ontstaan tamelijk grote gasbellen, die dan wanneer zij in de meetkamer komen, dezelfde nadelen tengevolge hebben als luchtinsluit-10 seis.

Om de nadelige gevolgen van de lucht- en gas-insluitsels in de meetkamer te vermijden of ten minste te verminderen, heeft men reeds de meest verschillende ventilatiemaatregelen genomen. In de 15 praktijk algemeen bekend is het de in de meetkamer ingesloten gassen door een betrekkelijk ggrote speling van de meetzuiger of door ontluchtingsgroeven aan de omtrek van de meetzuiger te laten ontsnappen. Uit het Amerikaanse octrooischrift 1 730 394 is bekend in de 20 meetkamer axiaal aangebrachte naalden te plaatsen, die in het deeg steken en een ontwijken van gassen langs deze naalden en door ontluchtingskanalen in de meetzuiger mogelijk maken. Bij een deegdeelmachine, die bekendis uit.'fietDuitse Auslegeschrift 1 256 172, met in 25 een horizontaal vlak heen en weer beweegbare meetka-merschuif heeft de meetkamer aan zijn zijde, die grenst aan de transportkamer, ontluchtingsgroeven. De bekende groeven, kanalen enz. voor het afvoeren van luchtof gasinsluitsels hebben het nadeel, dat tijdens het 30 bedrijf zeer snel deeg daaraan wordt toegevoegd en ze daarom zeer spoedig de hun toegedachte werking verliezen. De gevolgen' - zijn onnauwkeurige deeggewich-ten en frequente bedrijfsonderbrekingen om de kanalen te bevrijden van het daarin vastzittende en ver-35 harde deeg.

Aan de uitvinding ligt het probleem ten grondslag bij deeg deelmachines van de in de aanhef genoemde soort de ontluchting en daarmede tevens de deelnau wkeurigheid te verbeteren.

40 Dit probleem wordt volgens de uitvinding opgelost, 8403868 -3 - , ί doordat aan de bovenzijde van de transportkamer tussen de aan de kopzijde gelegen opening daarvan en de schuif een spleet is aangebracht, die ten minste in de bovenste stand van de schuif de inwendige ruim-5 te van de transportkamer met de atmosfeer verbindt.

De uitvinding gaat uit van het inzicht, dat de te verwijderen lucht- of gasinsluitsels hoofdzakelijk worden verzameld op de grensplaats tussen de deegrest van het voorafgaande deelproces en de 10 nu in de transportkamer gekomen deeghoeveelheid en wel in het bovenste gedeelte van de transportkamer.

Wanneer nu het deeg in de richting naar de meetka-mer toe beweegt, komt de verzamelde lucht onder de volgens de uitvinding bepaalde spleet, waar-"door hij 15 naar buiten ontwijkt. Wanneer bij de terugwaartse slag van de transportzuiger lucht door de spleet zou worden aangezogen, is dit onschadelijk, omdat deze lucht bij de transport- en drukslag weer door de spleet naar buiten wordt gestoten, voordat hij in 20 de meetkamer komt.

Doordat voor het vormen van de spleet de bovenrand van de aan de kopzijde gelegen opening van de transportkamer ten opzichte van het oppervlak van de schuif is teruggeplaatst, ontstaat een eenvoudige 25 constructieve vorm.

Bij een voorkeursuitvoeringsvorm volgens de uitvinding is in het bovenste gebied van de schuif op het oppervlak daarvan een uitsteeksel aangebracht, dat zodanige afmetingen heeft, dat het ten minste 30 in het laatste gedeelte van de neerwaartse beweging van de schuif de spleet sluit. Daardoor wordt een automatische sluiting van de spleet tijdens de achterwaartse slag van de transportzuiger bewerkt, zodat geen ludit door de spleet in de transportkamer 35 kan dringen. Tengevolge van deze maatregel ontstaat bij de terugwaartse slag van de transportzuiger in de transportkamer een vacuum, dat bij zogenaamde zuigdelers voor het aanzuigen van het deeg uit de trechter nodig is. .

40 Doordat de spleet zich over de gehele breedte 8403868 • r% - 4 - van de transportkamer uitstrekt, is gewaarborgd, dat bij verscheidene naast elkaar aan de schuif aangebrachte meetkamers eventuele luchtverzamelingen voor iedere afzonderlijke meetkamer naar buiten wor-5 den vrijgelaten.

Volgens een andere voorkeursuitvoeringsvorm heeft de spleet een breedte van maximaal 3 mm. Daardoor wordt in al de praktisch voorkomende gevallen een volledigeventilatie van het deeg verkregen. Bin-10 nen het aangegeven gebied kan de breedte van de spleet in overeenstemming met de consistentie 'van het deeg zodanig worden gekozen, dat zoveel mogelijk geen deeg in de spleet treedt. De breedte van de spleet is echter in ieder geval aanzienlijk groter 15 dan de gebruikelijke bewegingsspeling tussen de schuif en de transportkamer. Het aangegeven maximum van de spleetbreedte komt vooral bij taaie deegsoor-ten in aanmerking. Onafhankelijk van de spleetbreedte wordt het gevaar van het dringen van deeg 20 in de spleet tegengewerkt, doordat op het tijdstip van de sterkste drukinwerking op het deeg de schuif zich reeds in zijn neerwaartse beweging bevindt en daarbij eventueel in de spleet gedrongen deeg in de transportkamer terugtransporteert.

25 Een uitvoeringsvoorbeeid volgens de uitvinding is beschreven aan de hand van de tekeningen. Daarin tonen: fig. 1-4 een in langsdoorsnede schematisch weergegeven deegverdelingsmachine in verschillende werk-30 standen en fig. 5 een uitsnijding op grotere schaal uit een deegverdelingsmachine volgens fig. 4 in isometrische weergave.

De deegverdelingsmachine bestaat in hoofdzaak 35 uit een transportkamer 1 met een daarin axiaal voor-en achterwaartsbeweegbare transportzuiger 2 alsmede uit een schuif 3, die ten minste een meetkamer 4 met een daarin axiaal, verschuifbare meetzuiger 5 heeft. De transportkamer 1 is aan het ondereind van ... 40 een deegtrechter 6 aangebracht. Afwijkend van de 8403868 -5 - *. « weergegeven uitvoering kan aan de monding van de deegtrechter 6 in de transportsamer l op een op zichzelf bekende wijze een ten opzichte van de trans-portzuiger 2 voorlopend afsnijmes zijn aangebracht/ 5 zoals bij voorbeeld het Duitse octrooischrift 2 061 298 toont, De schuif 3 met de meetkamer 4 is dwars op de aan de kopzijde gelegen opening 7 van de transportkamer 1 op en neer beweegbaar. Hij behoeft niet vlak te zijn maar kan ook - zoals bekend is - cirkelboogvormig 10 zijn gebogen en om een horizontale as op en neer zwenkbaar zijn. De voor de beweging van dejtransport-zuiger 1, van de schuif 2, van de meetzuiger 5 en eventueel van het niet weergegeven afsnijmes aangebrachte aandrijf- en besturingsorganen zijn niet 15 weergegeven. Zij kunnen bij voorbeeld overeenkomen met de.uitvoering, die bekend is uit het Duitse octrooischrift 2 061 298. In de fig. 1-4 is slechts een schuifstang 8 voor de aandrijving van de trans-portzuiger 2 weergegeven. Overigens is de beweging 20 van de genoemde· delen door pijlen aangeduid.

Zoals het duidelijkst in fig. 5 zichtbaar is, is de bovenrand van de aan de kopzijde gelegen opening 7 van de transportkamer 1 ten opzichte van het oppervlak van de schuif 3 teruggeplaatst. Daardoor 25 is tussen de schuif 3 en de aan de kopzijde gelegen opening 7 een spleet 9 met de breedte B ontstaan.

Xn het bovenste derde deel van de schuif 3 is op het oppervlak daarvan een uitsteeksel 10 aangebracht, dat zodanige afmetingen heeft, dat het pre-30 exes past in de spleet 9.

In de fig. 1-4 is de werking van de deegverde-lingsmachine weergegeven:

Fig. 1 toont het begin van de aanzuigfase. De ; transportzuiger 2 heeft zijn voorste dodepunt be-35 reikt en begint zich naar achter te bewegen. De schuif 3 bevindt zich bij zijn neerwaartse beweging ongeveer in de middenstand, waarin zo juist de verbinding van de transportkamer 1 en de meetkamer 4 is verbroken. De monding van de meetkamer 4, die 40 het afgedeelde deegstuk bevat, is nog door de af- 8403888 7 C - 6 - schuiver 11 ges loten f die zic?h, ui tg trekt van de transportkamer 1 naar omlaag. Het uitsteeksel 10 begint op dit ogenblik in. de spleet 9 te treden, die het gesloten houdt tot aan het weer bereiken van deze 5 stand bij de beweging naar boven van de schuif 3, zodat bij de achterwaartse beweging van de transport-zuiger 2 in de transportkamef I een vacuum wordt opgewekt .

In fig. 2 is het eind van de aanzuigfase weer-10 gegeven. De transportzuiger 2 heeft bijna zijn achterwaartse 'dodepunt bereikt. Door het vacuum is deeg van de deegtrechter 6 in de transportkamer 1 gezogen. In het voorste deel van de transportkamer 1 bevindt zich de deegrest van hét voorafgaande verde-15 lingsproces. De 'schuif 3 is in beweging omgekeerd en begint naar omlaag te bewegen. Bij de. verdere opwaartse beweging wordt het door de meetzuiger 5 uit de meetkamer'4 gestoten afgedeelde deegstuk door middel van de afschuiver 11: van het kopvlak van de 20 meetzuiger 5 gestreken. De spleet 9 is steeds nog door het uitsteeksel.10 gesloten.

Fig. 3 toont de transportfase, waarin de trans-portzuiger 2 bij zijn voorwaartse beweging het tevoren in de transportkamer 1 gezogen deeg tegen de 25 in de transportkamer nog aanwezige deegrest schuift.

De schuif 3 heeft bij zijn opgaande beweging de middenstand overschreden, waarin door het uitsteeksel 10 de spleet 9 werd vrijgegeven, zodat de lucht naar buiten kan ontwijken, die is verzameld in het 30 bovenste voorste gebied van de transportkamer l.

Bij zijn verdere voorwaartse beweging komt de transportzuiger 2 in de in fig. 4 weer-^gegeven vul-fase, waarin het deeg uit de transportkamer 1 wordt gedrukt in de meetkamer 4 en de meetzuiger 35 5 tot een niet weergegeven aanslag terugwijkt, die telkens het meetkamervolume bepaalt. De schuif 3 heeft zijn bovenste dodepunt overschreden en begint -.naar omlaag te bewegen. Ondanks het nu beginnende drukken wordt door dé naar omlaag bewegende 40 schuif 3 het deeg verhinderd in de spleet 9 te 8403868 - 7 - .

* dringen.

Het uitsteeksel 10 heeft zodanige afmetingen, dat het bij de neerwaartse beweging van de schuif 3 niet stoot tegen de onderrand van de aan de kopzijde gelegen opening 7 van de transportkamer 1. Zijn langs- 5 afmeting correspondeert bij het uitvoeringsvoorbeeld met de halve weg van de schuif 3, waarvan de lengte weer wegens de volledige bedekking van de meetkamer 4 door de af schuiver 11 in de middenstand van de schuif 3 ongeveer correspondeert met 1,5-maal zijn 10 volledige beweging. Met betrekking tot de lengte van de schuif 3 bevindt het uitsteeksel 10 zich in het bovenste derde deel daarvan.

Wanneer voor de toevoer van het deeg uit de deegtrechter 6 in de transportkamer 1 geen vacuum 15 nodig is, bij voorbeeld omdat het deeg alleen tengevolge van de zwaartekracht of ‘ondersteund door transportrollen of dergelijke elementen in de transportkamer 1 komt, kan het uitsteeksel 10 worden weggelaten. Door de dan voordurend open spleet 9 tij-20 dens de aanzuigfase (fig. 1 en 2) eventueel in de transportkamer 1 gekomen lucht kan in de volgende transport- en vulfasen (fig. 3 en 4) door de spleet 9 weer naar buiten ontwijken.

-Conclusies- 8403868

Claims

1. Deegverdeelmachine, bestaand in hoofdzaak uit een aan het ondereind van een deegtrechter aangebrachte en een axiaal vooruit- en achteruitbeweeg-bare transportzuiger ppnemende transportkamer met een 5 aan de kopzijde gelegen opening alsmede een dwars op deze opening op en neer beweegbare en ten minste een meetkamer met daarin axiaal verschuifbare meetzuiger bezittende schuif, die in zijn onderste eindstand de aan de kopzijde gelegen opening van de transport-10 kamer sluit en in de bovenste eindstand waarvan de meetkamer en de transportkamer met elkaar in verbinding staan, met. het kenmerk, dat aan de bovenzijde v an de transportkamer (1) tussen de aan de kopzijde gelegen opening (7) daarvan en de 15 schuif (3) een spleet (9) is aangebracht, die ten minste in de bovenste stand van de schuif (3) de binnenruimte van de transportkamer (1) met de atmosfeer verbindt.

2. Deegverdeelmachine volgens conclusie 1, me t 20. h e t kenmerk, dat voor het vormen van de spleet (9) de bovenrand van de aan de kopzijde gelegen opening (7) van de transportkamer (1) ten opzichte van het oppervlak van de schuif (3) is terug geplaatst.

3. Deegverdeelmachine volgens conclusie 2, m e t het kenmerk, dat in het bovengebied van de schuif (3) op het oppervlak daarvan een uitsteeksel (10) is aangebracht, dat zodanige afmetingen heeft, dat het ten minste in het laatste deel van 30 de neerwaartse beweging van de schuif (3) de spleet (9) sluit.

4» Deegverdeelmachine volgens conclusie 1, me t het kenmerk, dat de spleet (9) zich over de gehele breedte van de transportkamer (1) uit-35 strekt. 8403868 - 9 - i

5. Deegverdeelmachine volgens conclusie 1, m e t het kenmerk, dat de spleet (9) een breedte (B) van maximaal 3 mm heeft. l 8403868