NL8403705A - Scheerapparaat. - Google Patents

Description

PHN 11,229 1 N.V. Philips* Gloeilampenfabrieken te Eindhoven.

Scheerapparaat.

De uitvinding betreft een scheerapparaat met een uitwendig snijorgaan voorzien van haarvangopeningen en een inwendig snijorgaan dat met een roterende beweging rond een denkbeeldige rotatieas ten opzichte van het uitwendige snijorgaan aandrijfbaar is.

5 In de praktijk is gebleken dat bij belasting van de snij organen, zoals bijvoorbeeld tijdens het knippen van een haar, de snij-organen plaatselijk van elkaar worden weggedrukt. Hierdoor wordt het knippen van de haar nadelig beïnvloed terwijl bovendien op andere plaatsen bovenmatige slijtageverschijnselen bij de snijorganen kunnen 10 optreden. Uit de Nederlandse octrooiaanvrage nr. 8 104 202 (PHN 10.143) is het bekend de beide snijorganen te voorzien van afzonderlijke lager-organen voor de lagering van de beide snijorganen ten opzichte van elkaar in axiale richting. Ook is het hieruit bekend een dergelijke lagering te. combineren met een radiale lagering. Door deze maatregelen 15 worden de hierboven geschetste nadelen echter niet geheel opgêheven.

De uitvinding heeft een zodanige lagering van de beide snijorganen ten opzichte van elkaar tot doel, waarbij de knipwerking wordt verbeterd en wrijvingsverliezen en slijtage in belangrijke mate worden voorkanen, en wordt daardoor gekenmerkt, dat de snijorganen op ten-20 minste twee, in axiale richting op afstand van elkaar gelegen plaatsen rechtstreeks ten opzichte van elkaar radiaal zijn gelagerd.

Bijzondere uitvoeringsvormen zijn weergegeven in de onder-conclusies.

De uitvinding zal hierna worden toegelicht door middel van een 25 beschrijving van enkele in de figuren weergegeven uitvoeringsvoorbeelden.

Figuur 1 toont in aanzicht een scheerapparaat met drie uitwendige snijorganen; figuur 2 toont het scheerapparaat van figuur 1 in zijaanzicht en ten dele in een doorsnede volgens de lijn II-II in figuur 1; 30 figuur 3 toont schematisch een combinatie van een inwendig en uitwendig snijorgaan; figuur 4 toont een andere uitvoeringsvorm van een combinatie van een inwendig en een uitwendig snijorgaan.

8403705 3' 'ή PHN 11.229 2

Het scheerapparaat volgens de figuren 1 en 2 omvat een huis 1, waarvan een deel is uitgevoerd als een houder 2 voor drie uitwendige snijorganen 3. De snijorganen 3 zijn voorzien van een spleetvormige haar-vangopeningen 4, welke in figuur 1 door een enkele lijn zijn aangegeven, 5 en welke zich bevinden in een ringvormig scheerdeel 5 van het scheer-orgaan.

Zoals in de gedeeltelijke doorsnede volgens figuur 2 is weergegeven bevindt zich aan de binnenzijde van een uitwendig snijorgaan 3 een inwendig snijorgaan 6. Dit inwendig snijorgaan 6 omvat in hoofdzaak 10 een plaatvormig lichaam 7 en zich in axiale richting uitstrekkende, naar het scheerdeel 5 toe gerichte snijelementen 8.

Het inwendige snijorgaan 6 is door middel van de holle as 9 (figuur 2), de tandwielen 10 en 11 en de as 12 gekoppeld met de elektromotor 13, zodat dit snijorgaan roterend aandrijfbaar is ten opzichte van 15 het bijbehorende uitwendige snijorgaan 3. Het tandwiel 10 is draaibaar gelagerd op een pen 14 welke in een raontageplaat 15 is bevestigd. Het tandwiel 10 is voorzien van een holte 16 welke door een afdekplaat 17 is afgesloten. In deze holte bevindt zich de flens 18 aan het uiteinde van de holle as 9. Door de flens 18 een niet-ronde, bijvoorbeeld vierkante, 2o vorm te geven en door de holte 16 overeenkomstig uit te voeren onstaat een koppeling voor het overbrengen van de roterende beweging van het tandwiel 10 op de as 9. De veer 19 welke grotendeels in de holle as 9 is gelegen en welke tussen de holle as 9 en het tandwiel 10 is gespannen, oefent een kracht op de as 9 uit in de richting van het inwendige snijor-25 gaan 6. Doordat het cilindrische deel 20 van de as 9 tegen het snijorgaan 6 rust wordt deze kracht op dit snijorgaan en via dit snijorgaan 6 op het uitwendige snijorgaan 3 uitgeoefend, waardoor het uitwendige snijorgaan 3 met de rand 21 tegen de houder 2 wordt gedrukt. Tengevolge van uitwendige krachten, zoals bijvoorbeeld kunnen optreden tijdens het gebruik 3Q van het scheerapparaat, kunnen de snijorganen 3 en 6 gezamelijk met de as 9 tegen de werking van de veer 19 in naar binnen worden gedrukt.

De koppeling voor het overbrengen van de roterende beweging tussen de as 9 en het inwendige snijorgaan 6 komt tot stand doordat de as 9 is voorzien van een uiteinde 22 met een rechthoekige doorsnede. Dit 35 uiteinde 22 is in een corresponderende rechthoekige koppelopening 23 van het snijorgaan 6 gelegen.

De hierboven beschreven koppeling aan de elektromotor 13 is voor. de drie inwendige snijorganen 6 van het apparaat van de figuren 1 en 8403705 PHN 11.229 3 ^ .....-J* 2 identiek waarbij de drie tandwielen 10 in aangrijping zijn met een enkel centraal opgesteld tandwiel 11 op de motoras 12.

In figuur 3 is een combinatie van een uitwendig en een inwendig snijorgaan schematisch weergegeven. Het inwendige snijorgaan 6 5 is ten opzichte van het uitwendige snijorgaan 3 met een roterende beweging rond de denkbeeldige rotatieas 24 aandrijfbaar en ten opzichte van het uitwendige snijorgaan in radiale richting gelagerd doordat de binnenzijde 25 van de snijelementen 8 aanligt tegen de wand 26 van het ringvormige scheerdeel 5 van het uitwendige snijorgaan 3. Bovendien zijn 10 de snijorganen voorzien van afzonderlijke corresponderende lagerorganen welke worden gevormd door een centrale as 27 welke vast is verbonden met het uitwendige snijorgaan 3 en een lagerblok 28 dat in axiale richting op afstand van de lager ing tussen de binnenzijde 25 en de wand 26 is gelegen. Het lagerblok 28 is door middel van de bus 29 aan het inwendige 15 snijorgaan 6 bevestigd. Het uiteinde 30 van de centrale as 27 is gelegen in een uitsparing 31 van het lagerblok 28. Doordat dit uiteinde 30 aanligt tegen de wanden 32 en 33 van de uitsparing 31 worden een radiaal-lager respektievelijk een taatslager gevormd. Het lagerblok 28 is voorzien van de koppelopening 23 voor de aandrijving van het inwendige 20 snijorgaan 6.

In de uitvoeringsvorm volgens figuur 4 zijn de snijelementen 8 niét rechtstreeks gelagerd op het uitwendige snijorgaan 3. In plaats hiervan is het inwendige snijorgaan 6 voorzien van een tweede lagerblok 34 hetwelk voor de centrale as 27 een tweede radiaallager vormt dat in 25 axiale richting op afstand van het lagerblok 28 is gelegen. De lager-blókken 28 en 34 en de bus 29 en het inwendige snijorgaan 6 vannen één geheel met de rotor 35 van een aandrijfmotor 36.

Op deze wijze kan een bijzonder goede lager ing van het inwendige snijorgaan ten opzichte van het uitwendige snijorgaan worden 30 verkregen waarbij de krachten welke optreden tijdens het knippen van een haar geen verplaatsing van de beide snijorganen ten opzichte van elkaar zullen veroorzaken. In het bij zond®: het kantelen van het inwendige snijorgaan 6 ten opzichte van het uitwendige snijorgaan 3 bijvoorbeeld onder invloed van de krachten die optreden tijdens het knippen van een 35 haar warden bij de hierboven beschreven constructies vermeden. De constructie zodanig kan zijn dat een geringe speling tussen de uiteinden van de snijelementen 8 en de binnenzijde van het ringvormig scheerdeel 5 aanwezig is. Hiermee wordt bereikt dat de wrijvingsverliezen zeer 8403705 3 χ ΡΗΝ 11.229 4 λ Η gering zullen zijn zcdat met een zeer lichte motor kan worden volstaan welke integraal met het inwendige snijorgaan wordt uitgevoerd zoals weergegeven in figuur 4. Het inwendige en het uitwendige snijorgaan kunnen tezamen met de motor worden uitgevoerd als een module 37 (figuur 5 4) welke als een gemakkelijk uitwisselbare eenheid in het scheerapparaat kunnen worden ingebouwd. Op deze wijze ontstaat een grote vrijheid in de uitvoering en de vormgeving van het apparaat.

10 15 20 25 30 35 8403705

Claims (7)

1. Scheerapparaat met een uitwendig snijorgaan voorzien van een haarvangopeningen en een inwendig snijorgaan dat met een roterende beweging rond een denkbeeldige rotatieas ten opzichte van het uitwendige snijorgaan aandrijfbaar is, met het kenmerk, dat de snijorganen op ten- 5 minste twee, in axiale richting op afstand van elkaar gelegen plaatsen rechtstreeks ten opzichte van elkaar radiaal zijn gelagerd.

2. Scheerapparaat volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de snijorganen tevens in axiale richting rechtstreeks ten opzichte van elkaar zijn gelagerd.

3. Scheerapparaat volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat één der snijorganen is voorzien van een centrale as welke in tenminste één corresponderend lagerorgaan van het andere snijorgaan radiaal is gelagerd.

4. Scheerapparaat volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de 15 centrale as met een corresponderend lagerorgaan van het andere snijorgaan tevens een taatslager vormt.

5. Scheerapparaat volgens één der voorgaande conclusie, met het kenmerk, dat het inwendige snijorgaan met tenminste een lagerorgaan één geheel vormt met de rotor van een aandri j fmotor.

6. Combinatie van een uitwendig en een inwendig scheerorgaan zo als toegepast bij een scheerapparaat volgens één der voorgaande conclusies. 25 30 P 4 0

7 Π 5 C* t v v / V w 35