NL8403668A

NL8403668A - Bekledingsinrichting voor een installatie voor het in aanraking brengen van een vloeistof en een gas, en een werkwijze voor de vervaardiging daarvan.

Info

Publication number: NL8403668A
Application number: NL8403668A
Authority: NL
Original assignee: Engetra Sa
Priority date: 1983-12-30
Filing date: 1984-12-03
Publication date: 1985-07-16
Also published as: ATA412484A; FR2557472A1; ES283672U; NL186111B; US4581183A; DE3447895C2; FR2557472B1; BE901185A; US4668321A; ES283672Y; NL186111C; LU85714A1; DE3447895A1; AT385116B; CH655787A5

Description

*' 'i -fe . . -

Bekledingsinrichting voor een installatie voor het in aanraking brengen van een vloeistof en een gas, en een werkwijze voor de vervaardiging daarvan.

De uitvinding heeft betrekking op een installatie voor het in aanraking brengen van een vloeistof met een gas en heeft in het bijzonder betrekking op een bekledingsinrichting voor een dergelijke installatie, alsmede een werkwijze voor de vervaardiging daarvan.

5 Installaties voor het in aanraking brengen van een vloeistof met een gas bevatten gewoonlijk een kamer of kanaal ' , waarin de bekledingsinrichting is aangebracht. Volgens een bekende werkwijze bestaat laatstgenoemde uit een reeks.naast elkaar geplaatste dunne platen (hierna te noemen platen), waarop de vloeistof wordt ver-10 stoven, bijvoorbeeld water, dat langs de platen in tegenstroom met het gas, bijvoorbeeld lucht, stroomt. Deze installaties kunnen dienen voor de afkoeling van water, van oplossingen in water, zout en zuur of andere, door de atmosferische lucht.

De uitvinding beoogt een bekledingsinrichting te verschaffen 15 die gevormd wordt uit een reeks dunne stróomplaten die een gering gewicht hebben, zeer gemakkelijk te vervaardigen zijn, geen of weinig onderhoud hebben, een grote weerstand tegen corrosie en ijs, en die bovendien het verkrijgen van een goede warmte uitwisseling mogelijk maakt.

20 Met dat doel verschaft de uitvinding een bekledingsinrichting voor een installatie voor het in aanraking brengen van een vloeistof en een gas, die gevormd wordt door een reeks vertikale, gelijke, stroom gegolfde dunne^platen, die aan elkaar zijn vastgezet en waartussen zich doorgangen bevinden, waarbij elke stroomplaat achtereenvolgens in 25 een richting evenwijdig aan de toppen der golvingen, tenminste twee zones bevat, teweten een golvingszone met hoofdamplitude en een gol-vingszone met geringere amplitude, die onderling zijn verenigd door een overgangszone, met het kenmerk dat elke stroomplaat een even aantal golvingszones met dezelfde steek bevat, waarbij elke golvingszone 30 een breedte heeft die gelijk is aan die van de zone die symmetrisch is aangebracht ten opzichte van het longitudinale middenvlak, dat lood- 8403668 ï'· /ï -•2 - - ··" recht op het middenvlak van de stroomplaat staat en door de longitudinale middenlijn loopt en in tegenfase is met de aangrenzende golvingszone, en dat elke stroomplaat in elke overgangszone en in twee longitudinale zijzones een reeks nokken met platte kop heeft die longitudi-5 naai ter hoogte van elke top van de golvingszones zijn geplaatst en die afwisselend uit de ene zijde en uit de andere zijde van de stroomplaat uitsteken in fase met de aangrenzende'golvingszone met hoofdamplitude en/of in tegenfase met de aangrenzende golvingszone met geringere amplitude, waarbij elke reeks koppen van de nokken een ge-10 lijke afstand ten opzichte van die van een andere reeks nokken heeft die symmetrisch ten opzichte van het genoemde middenvlak zijn geplaatst, de waarbij de genoemde stroomplaten afwisselend in ene richting en in de omgekeerde richting zijn geplaatst, verkregen door het omkeren van een stroomplaat om de genoemde middenlijn, en op elkaar zijn vastgezet 15 door vasthechting van tenminste bepaalde koppen van de nokken van aangrenzende stroomplaten.

De golvingen met hoofdamplitude hebben met name een sinuvormig profiel en de golvingen met geringere amplitude hebben een trapeziumvormig' profiel met afgeronde kanten.

20 De platen kunnen bovendien in de golvingszones indrukkingen hebben die loodrecht staan op de toppen van de golvingen.

In een de voorkeur verdienende uitvoeringsvorm van de uitvinding zijn de platen, die de inrichting vormen, vervaardigd van een thermoplastisch stof en zij zijn verkregen door vorming onder warmte 25 van kunststofplaten, met name platen van polyvinylchloride.

De uitvinding heeft eveneens tot doel een werkwijze voor het vervaardigen van een bekledingsinrichting volgens de uitvinding te verschaffen, die hierin is gekenmerkt dat men- twee reeksen stroomplaten vasthecht waarbij men lijm op tenminste de koppen aanbrengt 30 van bepaalde nokken/die op één vlak uitsteken, waarbij de lijm voor de eerste reeks wordt aangebracht op de koppen van de nokken van één vlak en, voor de tweede reeks, op de koppen van de nokken van het andere vlak, en dat men op een eerste stroomplaat afwisselend de twee reeksen gelijmde platen stapelt door plaatsing van de gelijmde vlakken naar 35 beneden, en dat men zodanig begint dat van de twee eerste stroomplaten 8403668 - 3 -

X

de ene geplaatst wordt in. de ene richting én de andere in de andere richting.

Opgemerkt wordt dat, rekeninghoudende met him bijzondere vorm, de stroomplaten niet na omkering van één plaat op. twee rondom 5 de longitudinale middenlijn en het lijmen van het geschikte vlak, maar eveneens na vastlijmen en draaien van één plaat op twee over 180° om een centrale as die loodrecht staat op het middenvlak van de plaat.

Als variant kan men ook één enkele reeks stroomplaten vast- x lijmen waarbij men de . lijm op tenminste de koppen van bepaal- aanbrengt 10 de nokken^die uitsteken uit een vlak, en stapelen op een eerste stroom- plaat van de genoemde vastgelijmde stroomplaten waarbij de vastmen gelijmde vlakken naar beneden worden geplaatst, waarbij/over 180° een plaat op twee rondom de genoemde centrale hartlijn doet draaien en waarbij men zodanig begint dat van de twee eerste stroomplaten de ene in de 15 ene richting en de andere in de andere richting worden geplaatst.

In de de voorkeur verdienende uitvoeringsvorm van de uitvinding, waarbij men platen van in warmte gevormde kunststof gebruikt, regelt men de viscositeit van de lijm door toevoeging van een thixo-tropisch middel, zodanig dat vermeden wordt dat de lijm stroomt tussen 20 het ogenblik waarop één plaat wordt vastgelijmd en het ogenblik waarop één plaat op een andere wordt aangebracht.

In het geval van platen van polyvinylchloride gebruikt men met voordeel een lijm op basis van polyvinylchloride die organische oplosmiddelen met stijgende kookpunten bevat, zoals mengsels van 25 tetrahydrof uran, aceton, methylethylkétoon, cyclohexanon en/of N-methyIpyrrotidon. Deze oplosmiddelen verdanpen gedeeltelijk tussen het ogenblik van lijmen van een plaat en het ogenblik waarop de plaat op een andere wordt aangebracht en dragen eveneens bij tot het vermijden van een stroming van de lijm.

30 De uitvinding zal thans nader worden toegelicht aan de hand van de tekening die slechts één uitvoeringsvorm toont.

Fig. 1 toont een vooraanzicht van een dunne stroomplaat volgens de uitvinding, waarin de relief delen met zwart zijn aangegeven en de holle delen wit.

35 Pig. 2 toont een doorsnede volgens de pijlen 2-2 van fig. 1.

8403668 t' *5 __________- 4 -__^ ____ __ __________' _________________

Eig. 3 toont een doorsnede volgens de pijlen 3-3 van fig. 1.

Eig. 4 toont een doorsnede volgens de pijlen 4-4 van fig. 1.

Fig. 5 toont een doorsnede volgens de pijlen 5-5 van fig. 1.

Fig. 6 toont een doorsnede volgens de pijlen 6-6 van fig. 1.

5 Fig. 7 toont een doorsnede volgens de pijlen 7-7 van fig. 1.

Fig. 8 toont een doorsnede van het samenstel van twee dunne platen, waarbij de doorsnede gelijk is aan die van fig. 7.

Fig. 9 toont een perspectivisch aanzicht van een machine . Voor het vervaardigen van een inrichting volgens de uitvinding.

10 De in fig. 1 getoonde dunne stroomplaat bestaat uit vier golvingszones resp. 2, 3, 4 en 5.

In de zones 2 en 4 hebben de golvingen hetzelfde profiel A. Dit profiel is trapeziumvormig met afgeronde kanten en is getoond in fig. 2. Inde zones 3 en. 5 hebben de golvingen hetzelfde profiel B.

15 Dit profiel is sinusvormig en heeft een grotere amplitude dan het profiel A. Dit profiel is getoond in fig. 3.

De golvingen, overeenkomend met de profielen A en B, hebben dezelfde steek. De golvingen in de aangrenzende zones zijn in tegen-fase, dat wil zeggen dat dat de golvingen in-de zones 2 en 4 onder- 20 ling in fase zijn en in tegenfase zijn met de golvingen van de zones 3 en 5.

De breedte van de golvingszones 2 en 5 enerzijds en 3 en 4 anderzijds zijn resp. dezelfde, waarbij de breedte van de zones 2 en 5 kleiner is dan de breedte van de zones 3 en 4.

25 De golvingszones 2, 3, 4 en 5 zijn gescheiden door over gangszones resp. 6, 7 en. 8. Bovendien bevat de plaat longitudinale zijzones 9 en 10 die resp. langs de zones 2 en 5 liggen.

De plaat heeft in de overgangszones 6, 7 en 8 een reeks resp. 12a, 12b en 13a, 13b.

nokken resp. l"la, 11b en in de· longitudinale zijzones 9 en. 10 een. reeks nekken / 30 De nokken 11a, 11b, 12a en 12b hebben de vorm van een afge knotte kegel met platte kop.

In doorsnede is het profiel C van de nokken 12a, 12b trapeziumvormig. Dit is getoond in fig. 4 . waarin eveneens de golvingen van de zone 2 met een profiel A zijn aangegeven.

35 De nokken 13a, 13b hebben een zuiger trapeziumvormig profiel 84036S8 -.5 - . .·' * s D. Dit profiel is getoond in fig. S waarin eveneens de golvingen met profiel B zijn aangegeven.

De koppen 14a, 14b, 15a, 15b, 16a, 16b van resp. de nokken 11a, 11b, 12a, 12b, 13a en 13b zijn longitudinaal in de overgangszones 5, 5 6 en 7 geplaatst en in de longitudinale zijzones 9 en 10 ter hoogte van elke top van de golvingszones. De nokken 11a, 12a en 13a steken uit ten opzichte van het middenvlak van de plaat, terwijl de nokken 11b, 12b en 13b ten opzichte van het middenvlak van de plaat hol zijn. Het samenstel van de nokken 11a, 11b, 12a, 12b, 13a, 13b is zodanig 10 longitudinaal geplaatst dat dit in fase is met de golvingszones 3 en 5 en dus in tegenfase is met de golvingszones 2 en 4.

De nokken zijn in de breedterichting van de plaat zodanig geplaatst dat de afstand tussen de koppen 15a of 15b van de zijzone 9 en de koppen 14a of 14b van de overgangszone 6 gelijk is aan de 15 afstand tussen de koppen 16a of 16b van de longitudinale zijzone 10 en de koppen 14a of 14b van de overgangszone 8. Eveneens is de afstand tussen de koppen 14a of 14b van de overgangszone 6 en de koppen 14a of 14b van de overgangszone 7 gelijk aan de afstand tussen de koppen 14a of 14b van de overgangszone 7 en de koppen 14a of 14b van de over-20 gangszone 8.

De golvingszones 2, 3, 4 en 5 tonen indrukkingen die loodrecht staan op de toppen der golvingen. In de zones 2 en 4 zijn de indrukkingen 17a continu terwijl in de zones 3 en 5 de indrukkingen 17b verdwijnen in de nabijheid van de toppen. De figuren 6 en 7 tonen het 25 profiel van de indrukkingen 17a. Deze indrukkingen bevatten opeenvolgende zones op drie verschillende hoogten. De indrukkingen 17b hebben een gelijk profiel.

Deze indrukkingen vormen een opeenvolging van nokken en holten die het "breken” van de dunne waterlaagjes mogelijk maakt die stromen 30 aan weerszijde van de plaat en waardoor de doorgangstijd van het water en dus de aanrakingstijd kan toenemen.

In fig. 8 is de samenvoeging getoond van twee stroomplaten 18 en 19 die gelijk zijn aan die van fig. 1. De plaat 19 is op de plaat 18 aangebracht na omkering om de longitudinale middenas.· De koppen van 35 de nokken 13a van de plaat 19 komen in aanraking met de nokken 12a van 8403668 x - 6 · -- de plaat 18 en omgekeerd. Eveneens komen de koppen van de nokken 11a van de zone 8 van de plaat 19 te liggen tegenover de koppen van de nokken 11a van de zone 6 van de plaat 18 en omgekeerd, terwijl de koppen van de nokken 11a van de zones 7 van de twee platen tegenover 5 elkaar komen te liggen: De verschillende koppen van de nokken, tegenover elkaar geplaatst, worden verbonden door een lijm 20.

In fig. 9 is een installatie getoond voor het vervaardigen van een bekledingsinrichting volgens de uitvinding.

Deze installatie bevat in hoofdzaak een lijmtafel 21 en een 10 stapelbak 22.

De lijmtafel 21 bevat een gestel 23 dat een bovendeel 24 ondersteunt. Het bovendeel 24 is gevormd uit een reeks staafjes 25 die zodanig zijn geplaatst dat zij een steek hebben die overeenkomt met de steek van de golvingen van de platen. Een bepaald aantal staafjes 15 25 kan om een horizontale as 26 draaien onder de werking van een vijzel 27 door tussenkomst van een hefboomarm 28 teneinde van de horizontale stand in een vertikale stand (met gestippelde lijn aangegeven) te komen.

De tafel 21 draagt aan de andere kant op z'n bovendeel twee 20 longitudinale rails 29a en 29b waarop een lijmbrug 30 verschuift. Deze brug ondersteunt vier of vijf voedingsafsluiters 31 die geheel open of geheel dicht staan. Deze afsluiters zijn met een houder 32 met lijm onder druk verbonden door middel van buigzame leidingen 33 en stijve leidingen 34 die op de brug 30 zijn vastgezet. De afsluiters zijn ge-25 plaatst aan het benedenste uiteinde van de stijve leidingen 34 en monden uit op de lijmkoppen 35. Het samenstel van de leidingen 34, van de afsluiters 31 en van de koppen 35 kan afwisselend van een hoge stand naar een lage stand worden gebracht onder werking van een niet getoond mechanisme, dat bediend wordt door de staafjes 25. De koppen 35 zijn 30 voorzien van lijmborstels.

De te lijmen stroomplaten zijn plat gelegd in een gestel dat is aangebracht op het bovendeel van de tafel. De horizontale stand van de lijmkoppen 35 op de brug 30 wordt zodanig geregeld dat deze ter hoogte van de koppen van de nokken, die uit de plaat uitsteken, over-35 eenkomt met de zones 9, 6, 8 en 10 in het in fig. 9 getoonde geval en 3403668 - 7 - «Γ 'ï waarbij de vertikale lage stand van deze koppen zodanig wordt geregeld dat de borstels in aanraking komen met de koppen van de nokken. De brug 30 verplaatst automatisch op zijn rails 29a en 29b en de beweging van de koppen 35 wordt zodanig geregeld dat de koppen 35 slechts op 5 de uitstekende koppen van de nokken zakken. De lijm wordt continu tijdens de verplaatsing van de brug 30 ingespoten. De viscositeit van de lijm is voldoende voor het niet laten stromen van de lijm en wordt dus slechts op de koppen van de nokken aangebracht. Als variant kunnen de lijmkoppen 35 geen borstels hebben en voorzien zijn van een inspuit-10 opening met geringe middellijn en wordt de lijm discontinu dwars door de inspuitopeningen ingespoten, waarbij de besturing van de inspuiting wordt geregeld door de afsluiters 31.

Wanneer het lijmen is geëindigd wordt de stroomplaat door draaiing van de verplaatsbare staafjes 25 uitgeworpen. Na een volle-15 dige omkering tengevolge van de draaiing wordt de plaat ingezet in de stapelbak 22 die begrensd wordt door een gestel 33.

Elke plaat wordt aldus horizontaal zodanig gestapeld dat het vlak, dat de lijm draagt, naar beneden is gericht.

Wanneer men de vervaardiging van de bekledingsinrichting 20 begint, plaats men horizontaal een eerste plaat op de bodem van de bak 22 die een eerste oriëntatie heeft. Men lijmt dan een tweede plaat die op de tafel dezelfde oriëntatie heeft. Deze plaat heeft dan, na het lijmen, omkeren en aanbrengen op de eerste plaat, de omgekeerde oriëntatie van de eerste plaat en de koppen van de nokken van het 25 eerste vlak van de tweede plaat komen te liggen tegenover de koppen van de nokken van het eerste vlak van de eerste plaat.

De derde· plaat wordt op de lijmtafel geplaatst met een omgekeerde oriëntatie, dat wil zeggen dat z'n tweede vlak op de bovenzijde ligt. Na het lijmen en een omkeren wordt dit tweede vlak van de 30 derde plaat op het tweede vlak van de tweede plaat gelegd.

Aldus gaat men voort met het stapelen waarbij elke keer de oriëntatie van de plaat die gelijmd wordt wordt afgewisseld en dus de oriëntatie van de plaat in de stapel.

Zo kan bijvoorbeeld elke bekledingsinrichting bestaan uit 35 vijfentwintig platen van polyvinylchloride. De afstand tussen een plaat $403668 -.8-. .· > 4ί η en een plaat η + 2 kan 40 mm bedragen,, waarbij de diepte van de nokken ten opzichte van het middenvlak van een plaat 10 mm bedraagt.

De breedte van de platen kan 50 cm zijn en de lengte van de platen 2 meter. De steek van de golvingen kan 56 mm bedragen.

8403668

Claims

1. Bekledingsinrichting voor een. installatie voor het in aanraking brengen van een vloeistof en een gas, bestaande uit een reeks vertikale, gelijke, gegolfde stroomplaten (1, 18, 19), die aan elkaar zijn bevestigd en daartussen doorgangen vormen, waarbij elke stroom-5 plaat achtereenvolgens, in een richting evenwijdig aan de toppen van de golvingen, tenminste twee zones heeft, teweten een golvingszone met hoofdamplitude (2, 5) en een golvingszone met geringere amplitude (2, 4) die onderling zijn verenigd door een overgangszone (6,7,8) met het kenmerk, dat elke stroomplaat (1, 18, 19) een even aantal 10 golvingszones (2, 3, 4, 5) met dezelfde steek bevat, waarbij elke golvingszone (2, 3, 4, 5) een breedte heeft die gelijk is aan die van de zone die symmetrisch is geplaatst ten opzichte van het longitudinale middenvlak loodrecht op het middenvlak van de stroomplaat en door de longitudinale middenas gaat en in tegenfase is met de aangrenzende 15 golvingszone en dat elke stroomplaat in elke overgangszone (6, 7, 8) en in twee longitudinale zijzones (9, 10) een reeks nokken (11a, 11b, 12a, 12b, 13a, 13b) met platte kop (14a, 14b, 15a, 15b, 16a, 16b) die longitudinaal ter hoogte van elke top van de golvingszones zijn geplaatst en die afwisselend uit de ene en de andere zijde van de stroom-20 plaat in fase met de aangrenzende golvingszone met hoofdamplitude en/ of in tegenfase met de aangrenzende golvingszone met geringere amplitude steekt, waarbij elke reeks koppen van de nokken een gelijke afstand ten opzichte van een andere reeks nokken heeft die symmetrisch zijn geplaatst ten opzichte van het genoemde middenvlak, waarbij de 25 genoemde stroomplaten afwisselend in de ene richting en in de omgekeerde richting zijn geplaatst, verkregen door omkering van een stroomplaat om de genoemde middenas en aan elkaar zijn vastgezet door lijmen van tenminste bepaalde koppen van de nokken van aangrenzende stroomplaten.

2. Inrichting volgens conclusie 1 met het kenmerk, dat de gol-30 vingen met hoofdamplitude van de stroomplaten een sinusvormig profiel (B) hebben en dat de golvingen met geringere amplitude van de stroomplaten een trapeziumvormig profiel met afgeronde kanten (A) hebben.

3. Inrichting volgens de conclusies' 1 of 2 met het kenmerk dat de stroomplaten in de golvingszones indrukkingen (17) hebben die lood- 8403668 -.10-. .·· recht staan op de toppen.

4. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies met het kenmerk, dat de stroomplaten worden verkregen door onder warmte vormen van kunststofplaten.

5. Inrichting volgens conclusie 4 met het kenmerk, dat de platen vervaardigd zijn. van polyvinylchloride.

6. Werkwijze voor het vervaardigen van een inrichting volgens één. der voorgaande conclusies met het kenmerk, dat men twee reeksen stroomplaten lijmt door het aanbrengen van de lijm op tenminste de 10 koppen van bepaalde uit één vlak uitstekende nokken, waarbij de lijm voor de eerste reeks wordt aangebracht op de koppen van de nokken, van één vlak en .voor de tweede reeks op de koppen van nokken van het andere vlak, en dat men op een eerste stroomplaat afwisselend de twee reeksen gelijmde platen stapelt, en waarbij de gelijmde vlakken naar 15 beneden worden geplaatst en men zodanig begint dat van de twee eerste stroomplaten de ene in de ene richting en de andere in de andere richting zijn geplaatst.

7. Werkwijze voor het vervaardigen van een inrichting volgens één der conclusies 1 t/m 5 met het kenmerk, dat men een reeks stroom- 20 platen lijmt door het aanbrengen yan de lijm op tenminste de koppen van bepaalde nokken die uit een vlak steken, en dat men op een eerste stroomplaat de genoemde gelijmde stroomplaten stapelt waarbij de gelijmde vlakken naar beneden zijn geplaatst, en waarbij over 180® één plaat op twee om een centrale as wordt gedraaid die loodrecht 25 staat op het middenvlak van de plaat en waarbij men zodanig begint dat van de twee eerste stroomplaten de ene in één richting en de andere in de andere richting zijn geplaatst.

8. Werkwijze volgens conclusie 6 of 7 met het kenmerk, dat men een lijm gebruikt met een thixotropisch middel.

9. Werkwijze volgens één der conclusies 6 t/m 8 met het kenmerk, dat men platen van polyvinylchloride gebruikt en dat men. een lijm gebruikt op basis van polyvinylchloride welke organische oplosmiddelen met stijgende kookpunten bevat.

10. Werkwijze volgens één der conclusies 6 t/m 9 met het kenmerk, 35 dat de lijm wordt aangebracht door lijmkoppen die verplaatsen over 8403668 4' τ -.11 - » een Brug dié'geplaatst Is boven de'te lijmen plaat en die ~in aanra-king komen met de koppen van de nokken van de plaat.

11. Werkwijze volgens conclusie 10 met het kenmerk, dat de lijmkoppen zijn voorzien van borstels en dat de lijm tijdens de 5 verplaatsing van de brug continu wordt ingespoten.

12. Werkwijze volgens conclusie 10 met het kenmerk, dat de lijmkoppen zijn voorzien van inspuitopeningen en dat de lijm discontinu wordt ingespoten.

13. Bekledingsinrichting verkregen door toepassing van 10 een werkwijze volgens één der conclusies 6 t/m 12. 8403668