NL8403446A - Regelinrichting voor de regeling van de druk en transporthoeveelheid van een membraanpomp. - Google Patents

Description

♦ ‘ NL 32.4 74-dV/Vo/rvdv * *

Regelinrichting voor de regeling van de druk en transporthoe-veelheid van een membraanpomp

De uitvinding heeft betrekking op een regelinrichting voor de regeling van de druk en de transporthoeveelheid van een membraanpomp, die een, door een secundair medium doorstroomd pompgedeelte en een met een primair arbeidsmedium 5 werkend vermogensgedeelte bezit, die via een het primaire arbeidsmedium leidende verbindingsarmatuur zijn gekoppeld, waarbij het arbeidsmedium pulserend kan aangrijpen op een uit een elastomeer materiaal bestaand membraan en het membraan anderzijds gedeeltelijk een pompkamer van het pompgedeelte 10 begrenst, met door het primaire arbeidsmedium in het vermogensgedeelte gestuurde uitgangs- en overdrukkleppen voor de toe- en afvoer van het primaire arbeidsmedium uit resp. in een voorraadreservoir, een drukregelklep, een windketel en een, het primaire arbeidsmedium vanuit de door de overdruk-15 kleppen van het vermogensgedeelte gescheiden regelinrichting in het voorraadreservoir afgevend, mondstuk met een verlies-boring.

Bij de bekende regelinrichting van het in de aanhef genoemde type (DE-A-3.121.103) wordt de, tijdens de drukslag 20 via een mondstuk in het voorraadreservoir afgegeven verlies-hoeveelheid van primair arbeidsmedium er toe benut, dat tijdens de daarop volgende aanzuigfase van het betreffende vermogensgedeelte, ten gevolge van een gebrek aan primair arbeidsmedium, dat de vorming van de onderdruk forceert, een 25 betrouwbaar aanliggen van een slangmembraan op een steunbuis wordt bereikt, voordat de aanzuigklep zich, ten gevolge van de zich instellende onderdruk van het systeem, voor de compensatie van het ontbrekende primaire arbeidsmedium opent. Alhoewel de bekende regelinrichting het doel, om de druk en 30 de transporthoeveelheid van het te transporteren medium zonder verliezen te regelen, bereikt, heeft deze toch enige nadelen. Enerzijds moet de eindstand van het membraan tijdens de aanzuigslag mechanisch worden gecontroleerd en op de, door het membraan bediende, klep worden overgedragen. Dit maakt 35 bijzondere constructieve maatregelen noodzakelijk, die kosten met zich meebrengen en die de bedrijfszekerheid van de membraanpomp kunnen beïnvloeden. Anderzijds is de door de druk 8405446 -2- van het te transporteren secundaire medium gestuurde regel-klep rechtstreeks met de drukwindketel verbonden, zodat de regelzuiger of het membraan daarvan eventueel rechtstreeks in contact komt met het te transporteren erosieve of chemisch 5 aggressieve medium. Derhalve is de regelklep onderhevig aan een verhoogde mechanische en/of chemische belasting en kan zodoende een zwak punt in de totale opstelling vormen. Bij het optreden van een lekkage ter plaatse van de regelklep kan secundair medium ter plaatse van het primaire arbeidsmedium 10 binnendringen en aldaar onder bepaalde omstandigheden tot een beschadiging of vernieling van de membraanpomp leiden.

De uitvinding beoogt, de in de aanhef genoemde re-gelinrichting zodanig verder te ontwikkelen, dat de regeling althans nagenoeg zonder verliezen plaatsvindt en slechts in-15 grepen in de hantering van het primaire arbeidsmedium noodzakelijk zijn. Daarbij moeten geen rechtstreekse wisselwerkingen tussen het te transporteren secundaire medium en gedeelten van de regelinrichting noodzakelijk zijn. Meer concreet moet worden bereikt, dat tijdens de drukslag van de membraan-20 pomp een beperkte hoeveelheid primair arbeidsmedium uit een, continu met het daarbij behorende vermogensgedeelte verbonden, gedeelte van het huis van de regelinrichting wordt afgevoerd naar het voorraadreservoir, dat tijdens de aanzuigslag en onafhankelijk van de overdruk, van het zich in. de regelin-25 richting bevindende primaire arbeidsmedium een compensatie van de, tijdens de drukslag afgevoerde verlieshoeveelheid van primair arbeidsmedium plaatsvindt, waarbij de regelinrichting onder een instelbare reactiedruk een volledige, en boven deze reactiedruk een met een toenemend verschil tussen de overdruk 30 en de reactiedruk toenemende onvolledige compensatie wordt gerealiseerd, en dat tijdens de aanzuigslag, evenredig met het toenemende compensatietekort, het primaire arbeidsmedium binnen het daarbij behorende vermogensgedeelte vanuit de omgeving van de membraanpomp van gas wordt voorzien.

35 Hiertoe heeft de regelinrichting volgens de uitvin ding het kenmerk, dat a) een extra mondstuk met een verliesboring, die een verbindingsweg tussen het voorraadreservoir en de regelinrichting vormt, zodanig in het huis van de regelinrichting is 40 aangebracht, dat tussen het onderste mondstuk, en het daar- 8403446 -3- ί · bij behorende vermogensgedeelte een voortdurende verbinding bestaat, b) een smoorklep op het huis van de regelinrichting is aangebracht, die een afdichtend in een smoorhuis geleide smoor- 5 zuiger bezit, waarop enerzijds een via een voorspaninrichting instelbare veer en anderzijds het primaire arbeidsme-dium kan aangrijpen, en die zodanig met een smoorkegel is verbonden, dat bij een verschuiving van de smoorzuiger, tegen de kracht van de veer in, een inhaalopening, die in 10 verbinding staat met een naar de zuigkleppen leidend in-haalkanaal, toenemend wat betreft zijn dwarsdoorsnede re-duceerbaar is, c) een gastoevoerklep, die bestaat uit een boven de vloei-stofspiegel in het voorraadreservoir uitstekende aanzuig- 15 buis en een via een veer tegen de omgevingsdruk van de membraanpomp belast_afsluitdeel, zodanig in het huis van de regelinrichting is aangebracht, dat tussen de begas-singsklep en het daarbij behorende vermogensgedeelte een voortdurende verbinding bestaat.

20 De kenmerken van de conclusies 2. tot 5 hebben be trekking op verschillende uitvoeringsvormen van de regelinrichting volgens de uitvinding.

De regelinrichting volgens de uitvinding en de werking daarvan worden hierna: nader toegelicht aan de hand van de 25 tekening, waarin een uitvoeringsvoorbeeld is weergegeven.

Fig. 1 toont het kwalitatieve verloop van de druk en de transporthoeveelheid van een filterpers in afhankelijkheid van de tijd;

Fig. 2 toont een uit fig. 1 te verkrijgen en door 30 de inrichting voor de regeling van de druk en transporthoeveelheid van een membraanpomp volgens de uitvinding realiseerbare karakteristiek van een membraanpomp, en

Fig. 3 toont een doorsnede door een inrichting voor de regeling van de druk en transporthoeveelheid van een mem-35 braanpomp volgens de uitvinding, waarbij de afbeelding vooral de functionele samenhangen en in mindere mate de geometrisch-constructieve opstelling weergeeft.

De vereiste karakteristiek van een membraanpomp, die op een filterpers werkt, is in fig. 2 weergegeven. Men 40 verkrijgt de bij elkaar behorende waarden van de druk en 8403446 i ï "4- transporthoeveelheid, wanneer men de bij een bepaalde tijd in fig. 1 behorende waarden van de druk en transporthoeveelheid in een Q-p-diagram weergeeft. De in fig. 2 met een dikke volle lijn weergegeven kromme Q=f (p) stelt hierbij de karakte-5 ristiek van een membraanpomp voor, die nagenoeg zonder verliezen wordt geregeld - dit was de doelstelling van de uitvinding - en die op een filterpers met het in fig. 1 weergegeven tijdsafhankelijke Q-p verloop transporteert. In fig. 2 is zichtbaar, dat met het bereiken van.de transportdruk 10 p=pDR,nom de re$eling begint.

De transporthoeveelheid Q neemt afhankelijk van de transportdruk p voortdurend af en bereikt bij Ρ=Ρβ^η(2 nom de resttransporthoeveelheid Q . Het verloop van de krom- reswƒnom men in fig. 2 wordt nader toegelicht, wanneer de opbouw van 15 de regelinrichting hierna aan de hand van fig. 3 nader is beschreven.

De membraanpomp (fig. 3) bezit in het uitvoerings-voorbeeld een kogelhuis 1, aan. de laagste plaats waarvan een aanzuigstomp 1a en aan de hoogste plaats daarvan een druk-20 stomp 1b is aangebracht„ In de in de figuur weergegeven rechter kogelhelft is een centrisch geplaatste opening aangebracht, die een aansluitflens 1c opneemt. In het inwendigè van het kogelhuis 1 bevindt zich een slangmembraan 2, dat een steunbuis 3 met een groot aantal doorgangen 3a omsluit en met 25 zijn beide uiteinden via een membraaninspaninrichting 4 in de aan beide zijden in het kogelhuis 1 aangebrachte centrische openingen is ingespannen. De pompkamer P, die het te transporteren secundaire medium opneemt en hierdoor wordt door-stroomd, maakt deel uit van het pompgedeelte 1 tot 4 en wordt 30 begrensd door het binnenvlak van het kogelhuis 1 en het buitenste mantelvlak van het slangmembraan 2. Op de aanzuig- en drukstomp 1a resp. 1b bevinden zich identiek uitgevoerde terugslagkleppen, waarvan in de tekening slechts de aan de drukzijde gelegen terugslagklep 5 is weergegeven. De weerge-35 geven membraanpomp is als tweevoudig werkende enkelvoudige cilinderpomp uitgevoerd, waarbij zich in de cilinder, die in het onderste gedeelte van de tekening slechts is aangeduid, twee vermogensgedeelten 6 bevinden, die telkens via daarbij behorende aansluitopeningen in het cilinderhuis 6a en een 40 verbindingsarmatuur 8 in verbinding staan met het pompgedeel- 8 4 0 3 4 4 6 -5- * te 1 tot 4 . Een in het cilinderhuis 6a geplaatste zuiger 7 veroorzaakt door zijn heen en weer gaande beweging afwisselend aanzuig- en drukslagen in de vermogensgedeelten 6, waardoor het primaire arbeidsmedium, dat. op de zuiger 7 aangrijpt, 5 afwisselend in het respectievelijke vermogensgedeelte 6 wordt aangezogen of hieruit wordt verdrongen. Bij tweevoudig werkende enkelvoudige cilinderpompen beschikt de gehele pompop-stelling over twee van elkaar gescheiden pompgedeelten 1 tot 4, waarvan in fig. 3 slechts het bij het linker vermogensge-10 deelte 6 behorende pompgedeelte gedeeltelijk is weergegeven.

De hierna beschreven regelinrichting is niet beperkt tot kogelvormige huizen met een cilindervormig slangmembraan. Huizen met vlakke membranen kunnen ook zonder beperkingen worden toegepast. Bij viervoudig werkende tweevoudige cilinderpom-15 pen, dus bij de toepassing van vier van elkaar gescheiden pompgedeelten 1 tot 4, worden in het geval van een regeling twee van de hierna beschreven regelinrichtingen toegepast. De regelinrichting 9 is met de, in het uitvoeringsvoorbeeld tweevoudig aanwezige, verbindingsarmaturen 8 verbonden en be-20 vindt zich in zijn geheel binnen een voorraadreservoir TO, dat tussen de verbindingsarmaturen 8 en het huis van de regelinrichting 9a is ingespannen en ter plaatse beschikt over naar buiten afgedichte doorgangen. De verbindingsarmatuur 8 beschikt over vier aansluitingen, waarbij ze via de aansluit-25 opening naar het vermogensgedeelte 8a met het vermogensgedeelte 6, via de aansluitopening naar het pompgedeelte 8b met het pompgedeelte 1 tot 4, via de aansluitopening naar de regelinrichting 8c met de regelinrichting 9 en via de aansluitopening voor een geleidbaarheidsvoeler 8d met een geleidbaar-30 heidsvoeler 24 is verbonden.

In het huis van de regelinrichting 9a bevinden zich symmetrisch tegenover elkaar gelegen aanzuigkanalen 9b, die telkens een verbinding met de daarbij behorende verbindingsarmatuur 8 vormen. Symmetrisch ten opzichte van de symmetrie-35 as van het huis van de regelinrichting 9a is een klepsamen-stel aangebracht, dat telkens bestaat uit een aanzuigklep met een aanzuigklepzitting 13a, een aanzuigkogel 11 en een niet aangeduide aanzuigveer en een overdrukklep met een overdruk-klepzitting 13b, een overdrukkogel 12 en een niet aangeduide 40 overdrukveer. Via de aanzuigklepzitting 13a, die in verbin- 8403446 : , -6- ding staat met een inhaalkanaal 19a, wordt een verbinding tussen de aanzuigklep 11, 13a en het voorraadreservoir 10 gevormd. In het gebied van het aanzuigkanaal 9b is in het huis van de regelinrichting 9a een onderste mondstuk met een ver-5 liesboring 16 aangebracht, die een verbindingsweg tussen het voorraadreservoir 10 en het aanzuigkanaal 9b van de regelinrichting 9 vormt.

In de door het huis van de regelinrichting 9a boven de overdrukkogel 12 gevormde ruimte, die via de overdrukklep-10 zitting 13b kan worden verbonden met het aanzuigkanaal 9b, is een enkel bovenste mondstuk met een verliesboring 17 aangebracht. Bovendien is de genoemde ruimte verbonden met een drukregelklep 14 en een windketel 15.

Op het huis van de regelinrichting 9a is een smoor-15 klep 18 aangebracht, op de smoorzuiger 18a waarvan het primaire arbeidsmedium vanuit de ruimte boven de overdrukkogel 12 kan aangrijpen. De smoorzuiger 18a wordt afgedicht in een smoorhuis 18b geleid en kan door middel van een voorspaninrichting 18e via een veer 18d worden ingesteld op een reac-20 tiedruk PDR· De smoorzuiger 18a is via een niet aangeduide verlenging zodanig met een smoorkegel 18c verbonden, dat bij een verschuiving van de smoorzuiger 18a tegen de kracht van de veer 18d in, een inhaalopening 19, die in verbinding staat met het naar de zuigkleppen 11, 13a leidend inhaalkanaal 19a, 25 toenemend wat betreft zijn dwarsdoorsnede wordt gereduceerd, i

In het gebied van het aanzuigkanaal 9b is in het huis van de regelinrichting 9a telkens een gastoevoerklep 20 aangebracht, die bestaat uit een boven de vloeistofspiegel in het voorraadreservoir 10 uitstekende aanzuigbuis 20a en een 30 via een veer 20c tegen de omgevingsdruk van de membraanpomp belast afsluitdeel 20b. Bovendien kan in het gebied van het aanzuigkanaal 9b in het huis van de regelinrichting 9a, wanneer dit nodig mocht zijn, telkens een veiligheidsklep 21 worden aangesloten.

35 In het gebied van de vereiste vloeistofspiegel is in het voorraadreservoir 10 een via een drijflichaam 22a gestuurd en wat betreft zijn doorvoervermogen op de compensatie van normale lekkages af ges temde compensatieklep 22 aangebracht, die is verbonden met een toevoerleiding.voor het primaire ar-40 beidsmedium.

8403446 -7- ,

Ter plekke van een, met de minimale vulhoogte overeenkomende plaats van het voorraadreservoir 10 is een, lucht en het primaire .arbeidsmedium van elkaar onderscheidende, ni-veauvoeler 23 aangebracht, die in lucht een stoorsignaal ver-5 oorzaakt, dat hetzij een akoestische waarschuwingsinrichting inschakelt, hetzij de membraanpomp uitschakelt.

De in de verbindingsarmatuur 8 aangebrachte geleid-baarheidvoeler 24 is in staat, om vloeistoffen naar hun elektrische geleidbaarheid te onderscheiden en bij een van de ge-10 leidbaarheid van het normale primaire arbeidsmedium afwijkende geleidbaarheid een stoorsignaal te veroorzaken, dat hetzij een akoestische waarschuwingsinrichting inschakelt, hetzij de membraanpomp uitschakelt.

Er wordt van uitgegaan, dat het met de aan de lin-15 ker zijde weergegeven verbindingsarmatuur 8 in verbinding staande pompgedeelte 1 tot 4 in zijn drukfase werkt en de transportdruk p kleiner is dan de via de smoorklep 18 instelbare reactiedruk PqR» In dit geval bevindt de smoorzuiger 18a zich in zijn onderste eindstand, zodat de naar het inhaalka-20 naai 19a voerende inhaalopening 19 volledig is geopend. Via het met de rechter verbindingsarmatuur 8 verbonden aanzuigka-naal 9b wordt een geringe hoeveelheid van het primaire arbeidsmedium via het inhaalkanaal 19a en de inhaalopening 19 uit het voorraadreservoir 10 aangezogen. Ten gevolge van de 25 hierdoor ontstane onderdruk verlaat de aanzuigkogel 11 zijn zuigklepzitting 13a, zodat in het zich in de zuigslag bevindende vermogensgedeelte 6 primair arbeidsmedium kan binnenstromen. Op het aan de linkerzijde weergegeven aanzuigkanaal ♦ • 9b grijpt tijdens de drukslag noodzakelijkerwijze de andere 30 zijde van de zuiger 7 aan. Het in de drukslag getransporteerde primaire arbeidsmedium tilt de aan de linker zijde weergegeven overdrukkogel 12 op van zijn overdrukklepzitting 13b.

De aan de rechter zijde weergegeven overdrukkogel 12 fungeert daarbij als terugslagkogel. Hij blijft rusten op zijn zitting, 35 omdat gelijktijdig de zuigslag werkzaam is op zijn onderzijde. Ten gevolge van de overdruk zowel in het linker aanzuigkanaal 9b als ook in de ruimte boven de overdrukkogel 12 verlaten kleine hoeveelheden van het primaire arbeidsmedium het huis van de regelinrichting 9a via het onderste en het boven-40 ste mondstuk met verliesboring 16 resp. 17. Bij de daarop 8403446 -8- volgende naar links gerichte zuigslag wordt de verloren hoeveelheid van het primaire arbeidsmedium zonder moeilijkheid via de linker zuigklep 11, 13a opnieuw gecompenseerd. In de rechter klepzitting vindt nu de drukfase plaats, waarbij via 5 het bovenste mondstuk 17 en het rechter onderste mondstuk 16 opnieuw een kleine hoeveelheid van het primaire arbeidsmedium in het voorraadreservoir 10 verloren gaat, die bij de daarop volgende zuigslag via de zuigklep wordt gecompenseerd.

Het verlies aan primair arbeidsmedium via het on-10 derste mondstuk 16 zorgt er voor, dat het slangmembraan 2 tijdens de zuigslag aanligt tegen de steunbuis 3, voordat de zuiger 7 zijn dode punt heeft bereikt. Het verlies aan primair arbeidsmedium via het enigste bovenste mondstuk 17 reduceert de optredende drukuitslagen van de regeling tot een mi-15 nimum en garandeert een foutloos functioneren van de over-drukkleppen 12, 13b.

De in het voorgaande beschreven pompfunctie komt overeen met de arbeidswijze van bekende membraanpompen, die als transportpompen worden gebruikt. De met de beschreven 20 vormgeving gerealiseerde karakteristiek is in -fig. 2 in het transportdrukbereik p=Q tot PDR nQm Weergegeven. Meteen wanneer de transportdruk p groter wordt dan de ter plaatse van de smoorklep 18 ingestelde reactiedruk PDR nom begint de smoorklep zodanig te werken, dat de smoorzuiger 18a, waarop 25 het primaire arbeidsmedium aangrijpt, zijn onderste eindstand tegen de druk van de veer 18d in.verlaat. Met. het toenemen van de transportdruk schuift de smoorkegel 18c in de inhaal-opening 19 en reduceert toenemend de dwarsdoorsnede daarvan. Daardoor zijn de zich telkens In hun zuigfase bevindende ver-30 mogensgedeelten 6 niet meer in staat, het tijdens de voorafgaande drukslag verloren gegane primaire arbeidsmedium opnieuw volledig door aanzuigen uit het voorraadreservoir 10 te compenseren. Daardoor wordt de onderdruk in het primaire arbeidsmedium zo groot, dat een.gastoevoerklep 2.0, waarvan de 35 reactiedruk ρβν (zie fig. 2) instelbaar is en onder de reac-, tiedruk pNV van de zuigklep 11, 13a ligt, lucht uit de omgeving van de membraanpomp via een boven de vloeistofspiegel in het voorraadreservoir 10 uitstekende aanzuigbuis 20a in het aanzuigkanaal 9b van het huis van de regelinrichting 9a 40 brengt. Door. de gastoevoer aan het primaire arbeidsmedium vol- 8403446 -9- gens de uitvinding wordt cavitatie in het primaire arbeidsme-dium verhinderd, die, zoals bekend, een sterke geruisvorming en beschadigingen van de onderdelen veroorzaakt. De door de werking van de smoor- en gastoevoerklep 18 resp. 20 reali-5 seerbare pompkarakteristiek is zichtbaar in fig. 2 voor de transportdruk P=PDR#nom tot Peind>nom (brede volle lijn). Bij een transportdruk Ρ=Ρβ^η<^ noin wordt nog slechts een rest-transporthoeveelheid Qregt nom getransporteerd. De smoorklep 18 is bij deze transportdruk volledig gesloten, zodat de via 10 het onderste en het bovenste mondstuk 16 resp. 17 afgevoerde verlieshoeveelheden ook niet meer gedeeltelijk kunnen worden gecompenseerd. Daardoor wordt meer en meer primair arbeidsme-dium aan de regelinrichting onttrokken, zodat zelfs tijdens de drukfase van de respectievelijke pompgedeelten via de 15 mondstukken 16, 17 geen primair arbeidsmedium, maar nog slechts lucht wordt afgevoerd. De regelinrichting 9 werkt bij deze bedrijfstoestand met de telkens daarbij behorende vermo-gensgedeelten met een relatief groot luchtvolume, dat als zogenaamde schadelijke ruimte de transporthoeveelheid van de 20 pomp tot de eerdergenoemde resttransporthoeveelheid reduceert.

Het verloop van de als streep-puntlijnen weergegeven krommen in fig. 2 geeft kwalitatief weer, hoe de karakteristiek van de membraanpomp door verhoging resp. verlaging 25 van de reactiedruk pDR ten opzichte van de nominale reactie-druk pDR,nom verandert. Bij een reactiedruk PDR1<PDR(n0B be-gint de regeling reeds eerder, zodat de resttransporthoeveel-held Qrest,nom bij een transportdruk P<Pelna,noB wordt be-reikt. Voor een reactiedruk pdr2>Pdr nom onts‘fcaa't een omge-30 keerd gedrag. De stippellijn geeft weer, wat de invloed is van een verhoging van de reactiedruk ρβν van de begassings-klep ten opzichte van de nominale reactiedruk ρβν nom· Men herkent een stijlere daling van de kromme, zodat de resttransporthoeveelheid Q . ___ bij een transportdruk jT6s u f nom 35 p<p . , wordt bereikt. Bij een reductie van de reactie-jr'jremd,nom druk pBV van de gastoevoerklep ten opzichte van de nominale reactiedruk ρΏΤ7 ___ moet rekening worden gehouden met een toename van de cavitatie van het primaire arbeidsmedium, om- * dat door deze verandering van de reactiedruk de voor de be-40 gassing ter beschikking staande tijd wordt gereduceerd.

8403446 ; . -ίο- *

Uit de voorgaande, in hogere mate kwalitatieve en in mindere mate kwantitatieve, overwegingen blijkt, dat door een precieze afstemming van alle, het regelgedrag van de in het voorgaande genoemde membraanpomp beïnvloedende, parame-5 ters een optimale aanpassing van de pompkarakteristiek aan de vereisten van het gebruik van de filterpers mogelijk is. Dergelijke precieze afstemmings- en optimaliseringsopgaven zullen in de praktijk met veel kans op succes in eerste instantie experimenteel tijdens de beproeving van de pomp volgens 10 gedegen theoretische voorbereidingen worden opgelost. Praktijkexperimenten hebben bewezen, dat de aan de uitvinding ten grondslag liggende opgave, om de druk en transporthoeveelheid van een membraanpomp van het in de aanhef genoemde type althans nagenoeg zonder verlies te regelen, met de volgens de 15 uitvinding geboden inrichting voor de regeling van de druk en transporthoeveelheid van een membraanpomp foutloos en met relatief eenvoudige mechanisch-hydraulische maatregelen is opgelost o f I .

8 4 0 3 4 4 6 f: ; I- / O'

Claims (5)

1. Regelinrichting voor de regeling van de druk en transporthoeveelheid van een membraanpomp, die een, door een secundair medium doorstroomd pompgedeelte en een met een primair arbeidsmedium werkend vermogensgedeelte bezit, die via 5 een het primaire arbeidsmedium leidende verbindingsarmatuur zijn gekoppeld, waarbij het arbeidsmedium pulserend kan aangrijpen op een uit een elastomeer materiaal bestaand membraan en het membraan anderzijds gedeeltelijk een pompkamer van het pompgedeelte begrenst, met door het primaire arbeidsmedium in 10 het vermogensgedeelte gestuurde uitgangs- en overdrukkleppen voor de toe- en afvoer van het primaire arbeidsmedium uit respectievelijk in een voorraadreservoir, een drukregelklep, een windketel en een, het primaire arbeidsmedium vanuit de door de overdrukkleppen van het vermogensgedeelte gescheiden 15 regelinrichting in het voorraadreservoir afgevend, mondstuk met een verliesboring, met het kenmerk, dat a) een extra mondstuk met een verliesboring (16), die een verbindingsweg tussen het voorraadreservoir (10) en de regelinrichting (9) vormt, zodanig in het huis van de regel- 20 inrichting (9a) is aangebracht, dat tussen het onderste mondstuk (16) en het daarbij behorende vermogensgedeelte (6) een voortdurende verbinding bestaat, b) een smoorklep (18) op het huis van de regelinrichting (9a) is aangebracht, die een afdichtend in een smoorhuis (18b) 25 geleide smoorzuiger (18a) bezit, waarop enerzijds een via een voorspaninrichting (18e) instelbare veer. (18d) en an-♦ derzijds het primaire arbeidsmedium kan aangrijpen, en die zodanig met een smoorkegel (18c) is verbonden, dat bij een verschuiving van de smoorzuiger (18a), tegen de kracht van 30 de veer (18d) in, een inhaalopening (19), die in verbinding staat met een naar de zuigkleppen (11, 13a) leidend inhaalkanaal (19a), toenemend wat betreft zijn dwarsdoorsnede reduceerbaar is, c) een gastoevoerklep (20), die bestaat uit een boven de 35 vloeistofspiegel in het voorraadreservoir (10) uitstekende aanzuigbuis (20a) en een via een veer (20c) tegen de omge-vingsdruk van de membraanpomp belast afsluitdeel (20b), zodanig in het huis van de regelinrichting (9a) is aange- 8403446 ; , -12- bracht, dat tussen de begassingsklep (20) en het daarbij behorende vermogensgedeelte (6) een voortdurende verbinding bestaat.

2. Regelinrichting’volgens conclusie 1, met 5het kenmerk, dat elk vermogensgedeelte (6) een veiligheidsklep (21) bezit, die telkens in het corresponderende gedeelte van het huis van de regelinrichting (9) is aangebracht .

3. Regelinrichting volgens conclusie 1 of 2, m e t 10 h e t kenmerk, dat een via een drijflichaam (22a) gestuurd en wat betreft zijn doorvoervermogen op de compensatie van normale lekkages afgestemde compensatieklep (22), die is verbonden met een toevoerleiding voor het primaire arbeidsme-dium, op het voorraadreservoir (10) is aangebracht en aldaar 15 de vereiste vulhoogte garandeert.

4. Regelinrichting volgens een der conclusies 1-3, met het kenmerk, dat een, lucht en het primaire arbeidsmedium van elkaar onderscheidende, niveauvoeler (23) ter plekke van een, met de minimale vulhoogte overeenkomende 20 plaats op het voorraadreservoir (10) is aangebracht en dat de niveauvoeler (23) in lucht een stoorsignaal veroorzaakt, dat hetzij een akoestische waarschuwingsinrichting inschakelt, hetzij de membraanpomp uitschakelt.

5. Regelinrichting volgens een. der conclusies 1-4, 25met het kenmerk, dat een, vloeistoffen naar hun elektrische geleidbaarheid onderscheidende.,, geleidbaarheid-voeler (24) binnen de verbindingsarmatüur .(8) is aangebracht, en dat de geleidbaarheidvoeler (24) bij een van de geleidbaarheid van het normale primaire arbeidsmedium afwijkende 30 geléidbaarheid een stoorsignaal veroorzaakt, dat hetzij een akoestische waarschuwingsinrichting inschakelt, hetzij de membraanpomp uitschakelt. t 8403446