NL8403354A - Modulaire staaflichteenheid met laag profiel. - Google Patents

Modulaire staaflichteenheid met laag profiel. Download PDF

Info

Publication number
NL8403354A
NL8403354A NL8403354A NL8403354A NL8403354A NL 8403354 A NL8403354 A NL 8403354A NL 8403354 A NL8403354 A NL 8403354A NL 8403354 A NL8403354 A NL 8403354A NL 8403354 A NL8403354 A NL 8403354A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
members
support member
light
pair
assembly according
Prior art date
Application number
NL8403354A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Whelen Eng
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Whelen Eng filed Critical Whelen Eng
Publication of NL8403354A publication Critical patent/NL8403354A/nl

Links

Classifications

    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B60VEHICLES IN GENERAL
    • B60QARRANGEMENT OF SIGNALLING OR LIGHTING DEVICES, THE MOUNTING OR SUPPORTING THEREOF OR CIRCUITS THEREFOR, FOR VEHICLES IN GENERAL
    • B60Q1/00Arrangement of optical signalling or lighting devices, the mounting or supporting thereof or circuits therefor
    • B60Q1/26Arrangement of optical signalling or lighting devices, the mounting or supporting thereof or circuits therefor the devices being primarily intended to indicate the vehicle, or parts thereof, or to give signals, to other traffic
    • B60Q1/2611Indicating devices mounted on the roof of the vehicle

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Non-Portable Lighting Devices Or Systems Thereof (AREA)
  • Lighting Device Outwards From Vehicle And Optical Signal (AREA)

Description

P & c -
W 6212-1 Ned.dB/LdB
Korte aanduiding: Modulaire staaflichteenheid met laag profiel.
De uitvinding heeft betrekking op waarschuwingslichtsystemen en in het bijzonder op lichteenheden die bestemd zijn om te worden aangebracht op 5 voertuigen, in het bijzonder noodvoertuigen en andere voertuigen voor de publieke diensten. In het bijzonder is de uitvinding gericht op het verminderen van de aërodynamische weerstand en op het vergroten van de flexibiliteit bij het ontwerpen van lichtsystemen voor noodvoertuigen.
Het algemene doel van de uitvinding is daarom het verschaffen van een 10 nieuwe eenheid van deze soort.
Verlichtingssystemen voor montage aan de buitenzijde van politieauto's en andere auto's voor publieke diensten zijn reeds lang bekend. Montage van deze verlichtingssystemen aan de buitenzijde verdient in het algemeen de voorkeur voor het vergroten van de zichtbaarheid 15 ervan, d.w.z. een waarschuwingslicht, gemonteerd boven het dak van een noodvoertuig, kan gemakkelijker worden gezien dan een licht, dat is gemonteerd onder de daklijn van de auto of binnen de auto, en deze montage aan de buitenzijde geeft de mogelijkheid dat het uitgezonden licht van alle richtingen kan worden gezien. Montage aan de buiten-20 zijde vermindert ook sterk de mogelijkheid dat het door het verlichtingssysteem verschafte licht het zicht van de autobestuurder hindert. Verder kan een aan de buitenzijde gemonteerd verlichtingssysteem zodanig worden ontworpen, dat het verlichtingsfuncties heeft, die anders met de hand moeten worden uitgevoerd en daardoor kan een aan de buitenzijde 25 gemonteerde lichteenheid de handen en de aandacht van de autobestuurder vrijmaken voor andere taken.
De meest populaire vorm van verlichtingssysteem aan de buitenzijde voor noodvoertuigen is het staaflicht, dat de bovenzijde van de auto overspant, maar op geringe afstand daarboven is aangebracht en 30 wordt gedragen door de bovenzijde, vastgeklemd aan de regengoten van de auto. Staaflichten zijn gewenst doordat zij een groot aantal verschillende soorten verlichting kunnen geven, daar zij gemakkelijk en zonder belangrijke wijzigingen aan de auto kunnen worden aangebracht en omdat zij, indien nodig of gewenst, van de auto kunnen worden verwijderd, 35 Tot nu toe beschikbare staaflichteenheden hebben echter een aantal daaraan klevende bezwaren. Een hoofdbezwaar van de bekende staaflichten is hun invloed op het brandstofverbruik van de auto. Door hun betrekkelijk groot voorvlak hebben de bekende staafiicht-eenheden vrij slechte aërodynamische eigenschappen. Een ander bezwaar van de bekende staaflichteen— 40 heden is het niet flexibel zijn van het ontwerp. Dat wil zeggen, de 8403354 t - 2 - constructie van de bekende staaflichteenheden laat het aan de gebruiker niet toe de aan de verlichting te stellen eisen vast te stellen, maar dwong de gebruiker te kiezen uit een beperkt aantal standaard modellen.
Nog een ander nadeel van de tot nu toe beschikbare staaflichteenheden is 5 dat zij in het algemeen slechter zichtbaar zijn bij helder zonlicht door een verblekingseffekt dat ontstaat doordat licht de eenheid binnengaat via de doorschijnende of lichtdoorlatende bovenzijde van de van kunststof gevormde huizen ervan. Pogingen om dit verblekingseffekt te overwinnen door het aanbrengen van een niet doorlatende bekleding op de 10 binnenzijde van de bovenste delen van de buitenste huizen zijn niet geheel geslaagd. Nog een ander bezwaar van de bekende staaflichteenheden is him betrekkelijk grote gewicht ten gevolge van de soort van constructie, die nodig was om te voorkomen dat de eenheid in het midden doorzakt. Het is ook vaak moeilijk onderhoudswerkzaamheden aan de bekende staaflicht-15 eenheden uit te voeren. Met betrekking tot het onderhoud moeten sommige bekende staaflichteenheden geheel worden gedemonteerd voor het onderhoud en moeten eventueel niet werkende onderdelen moeizaam worden verwijderd en gerepareerd en daarna de inrichting weer in elkaar gezet.
De onderhavige uitvinding overwint de bovengenoe mie en 20' andere bezwaren en nadelen van de bekende stand van de techniek door het verschaffen van een nieuw en verbeterd verlichtingssysteem, dat bijzonder geschikt is voor gebruik als staaflichteenheid voor montage op auto's. De uitvinding omvat ook het verbeteren van de aërodynamische eigenschappen van de staaflichteenheden door het kleiner maken van het 25 profiel ervan, d.w.z. van het voorvlak. De uitvinding betreft bovendien een staaflichteenheid_ontwerp dat modulair kan worden opgebouwd en dat een afscherming tegen de zon omvat voor het verminderen van het verblekingseffekt, waarbij bovendien voldoende mechanische sterkte aanwezig is om doorzakken te voorkomen, terwijl tegelijk het gewicht kan worden 30 verminderd.
Een staaflichteenheid volgens de uitvinding is geconstrueerd rond een I-profiel. Het Ι-profiel is een van metaal geëxtrudeerd onderdeel, voorzien van grendelgroeven, zowel in de voorrand als de achterrand van de bovenste en onderste flensdelen daarvan. De lenzen en andere 35 vrijliggende onderdelen, die zijn aangebracht aan de voor- en achterranden van de eenheid, zijn voorzien van randdelen met zodanige vorm dat zij in de grendelgroeven worden opgenomen, waardoor bijvoorbeeld lenzen met andere optische eigenschappen en kleuren op het I-profièl kunnen worden gemonteerd. De flenzen van het I-profiel zijn ook voorzien van 40 op één lijn liggende bovenste en onderste inwendige plaatsbepalingsgroeven 84 0 33 5 4 6s. 3 - 3 - die inwendige onderdelen opnemen, zoals steunbeugels voor de lampen. Er is daardoor een vrijwel onbeperkt aantal combinatiemogelijkheden van lichtbronnen en lenzen, die gemakkelijk kunnen worden geïnstalleerd in en gedragen door het geëxtrudeerde I-profiel.
5 Een staaflichteenheid volgens de uitvinding heeft ook verdeel- organen met bijbehorende pakkingen, die worden opgenomen in de grendel-groeven van het I-profiel tussen aangrenzende lensdelen, teneinde te dienen als uitzetvoegen, welke vloeistofdichte afdichtingen tussen de lensdelen geven. De constructie van deze uitzetvoegen, in combinatie met 10 de er mee samenwerkende vorm van de grendelgroeven · van het profiel en de randdelen van de lensdelen sluiten het binnendringen van water in het inwendige van het staaf licht uit, zelfs bij hoge voertuigsnelheden.
De uitvinding omvat ook een nieuwe lamp, bijzonder geschikt voor aanbrengen in een staaflichteenheid volgens de uitvinding, die een 15 verlichtingspatroon van 180° verschaft. Deze 180° lampen kunnen bijvoorbeeld worden aangebracht in de hoeken van het I-profiel voor het verschaffen van een verlichtingspatroon, dat zich uitstrekt rond de hoeken van het staaflicht..
De staaflichteenheid volgens de uitvinding kan ook éën of meer 20 puntlichten omvatten, welke gemakkelijk in een gewenste richting kunnen worden gericht, waarbij dit richten mogelijk is door de wijze waarop de lampen worden gesteund door het I-profiel.
Volgens een ander kenmerk van de uitvinding bestaan de lichtbronnen, die worden aangebracht in de staaflichteenheid, bij voorkeur 25 uit lampen of flitsbuizen die permanent in hun bijbehorende reflectors zijn bevestigd. Hierdoor is juiste plaatsing van het brandpunt en dus maximaal optisch rendement van de lampen mogelijk. Sou een licht niet werken, dan kan het eenvoudig vein zijn krachtbron worden afgeschakeld, kan de reflector worden losgeschroefd van een steuhbeugel en kan de lamp 30 worden vervangen door een nieuwe overeenkomstige ondereenheid uit een stuk.
De uitvindig omvat in een voorkeurs_uitvoeringsvorm ook een nieuwe montagevoet, bestemd voor ingrijping met een auto^regengoot, en een paar tegenover elkaar liggende montagesleuven in de buitenzijde van 35 het I-profiel van het staaflicht. De montagevoet, die instelbaar is en verwijderbaar van de staaflichteenheid en van de auto, dient voor het stevig monteren van de eenheid op de auto.
De uitvinding zal hieronder nader worden toegelicht aan de hand van de tekening, waarin een uitvoeringsvorm van de staaflichteen-40 heid volgens de uitvinding als voorbeeld is weergegeven.
34 0 3.3 5 4 ï % - 4 -
Fig. 1 is een vooraanzicht van een staaflichteenheid volgens de uitvinding;
Fig. 2 is een perspectiefaanzicht van de staaflichteenheid volgens fig. 1, met de montagevoeten verwijderd en met gedeeltelijk uiteenge-5 nomen delen;
Fig. 3 is een dwarsdoorsnede van het I-profiel als montagebasis van de staaflichteenheid van fig. 1.
Fig. 4 is een dwarsdoorsnede van één der lensdelen van de staaflichteenhei d.
10 Fig. 5 is een vooraanzicht van een lamp volgens de uitvinding, die een verlichtingspatroon van 180° geeft.
Fig. 6 is een doorsnede in bovenaanzicht van de lamp van fig. 5.
Fig. 7 is een zij-aanzicht van het reflectordeel van de lamp volgens fig. 5 en 6.
15 Fig. 8 is een aanzicht in perspectief met uiteengenomen delen waarin een der montagevoeten van het staaf licht van fig. 1 is weergegeven.
De staaflichteenheid volgens fig. 1-4 heeft als basisdeel een I-balk 10. De I-balk 10 heeft een lijf 12 en boven- en onderflenzen 20 14. Het profiel 10 is bij voorkeur geëxtrudeerd van aluminium en heeft, zoals blijkt uit fig. 3, verdikte flenswanddelen, waarin naar buiten uitmondende grendelgroeven 16 zijn gevormd. Het bbuitenvlak van elk der flenzen 14 is in de verdikte randdelen met de grendelgroeven 16 voorzien van in langsrichting verlopende kanalen 18 met platte bodem. De flenzen 25 14 van de I-balk 10 zijn oók binnen de verdikte randdelen daarvan voor zien van plaatsingsgroeven 20. De groeven 20 zijn iets naar binnen geplaatst ten opzichte van de kanalen 18 en liggen in de onder- en bovenflenzen op .één lijn. Het ondervlak van het I-profiel 10 is bovendien voorzien van een verdiept plat vlak 19, dat verloopt tussen een 30 paar tegenover elkaar liggende montagesleuven 21. De groeven 16 en 20, de kanalen 18 en de sleuven 21, verlopen over de gehele lengte van het profiel.10. De bovenzijde van het profiel 10 is vlak tussen de kanalen 18 en evenwijdig aan het vlak 19, De flenzen 14 van het profiel 10 vormen tezamen tussen zich een paar tegenover elkaar uitmondende kanalen 35 waarin, zoals hieronder nader wordt beschreven, de lichtbronnen, reflectoren en stroomaansluitingen van de staaflichteenheid zijn opgenomen.
Een staaflichteenheid volgens de uitvinding is voorzien van in hoofdzaak C-vormige elementen, die lenzen kunnen bevatten, en/of vensters en/of geen lichtdoorlatende deksels en/of aan de achterzijde verlichte 40 tekens. ZOals het beste blijkt uit fig. 4, die een dwarsdoorsnede is van 34 0 33 5 4 * » - 5 - een C-vormig venster-element 21, zijn deze elementen in de evenwijdig tegenover elkaar gelegen randgebieden daarvan voorzien van delen 24, die complementair in vorm zijn met de grendelgroeven 16 en de randdelen van de flenzen 14 van het I-profiel 10, die aan weerszijden van de inlaten 5 vein de groeven 16 zijn gelegen. De C-vormige elementen worden aan het I-profiel 10 gemonteerd door ze van de einden daarvan in te brengen en ze te verschuiven langs het profiel naar de gewenste plaats. De vorm van de samenwerkende grendelgroeven 16 en de randdelen 24 en de nauwe passing daar tussen geeft een verzekering tegen lek van vocht naar het inwendige 10 van de staaflichteenheid tussen de C-vormige elementen en de flenzen 14.
De C-vormige elementen worden, in het geval van de lens-elementen, zoals aangegeven met 22 in fig. 1 en 2, gevormd of geëxtrudeerd voor het geven van het gewenste verdelingspatroon aan licht, dat wordt uitgezonden door lampen of flitsbuizen, die worden geplaatst achter het C-vormige 15 element in de staaflichteenheid. De lenselementen 22 volgens fig. 1 en 2 hebben bijvoorbeeld een gegroefd binnenvlak, bepaald door optische ver-spreidingsstroken, die zijn gescheiden door vlakke delen. Deze spreiders verlopen dwars op de vlakke boven- en ondervlakken van de flenzen 14 van het I-profiel 10. De spreiders dienen om licht, dat wordt verschaft 20 door een lichtbron, gelegen achter het lenselement in de staaflichteenheid, in een in hoofdzaak horizontaal vlak te richten, d.w.z. een vlak evenwijdig aan het vrijliggende platte bovenvlak van het I-profiel.
Volgens fig. 2 wordt een in hoofdzaak C-vormig deelorgaan 26 geplaatst tussen aangrenzende C-vormige elementen, bijvoorbeeld tussen 25 het element 21 en het lenselement 22. De deelorganen zijn voorzien van tegenover elkaar liggende randdelen die identiek zijn in vorm en afmetingen aan de randdelen 24 van de C-vormige elementen, zodat de deelorganen kunnen worden gestoken in en worden vastgehouden door de grendelgroeven 16 van de kanalen 14. Bovendien hebben de deelorganen 26 een zodanige vorm, dat 30 zij tegenover elkaar liggende groeven in de zijkanten ervan hebben, welke zijgroeven door hun vorm passen in het dwarsdoorsnede-oppervlak van de C-vormige elementen. Een pakking 28 wordt geplaatst in elk van de zijgroe-ven van elk deelorgaan 26. Wanneer het staaflicht wordt gemonteerd, komen de pakkingen 28 in aanraking met en worden zij samengedrukt door respectie-35 velijke tegenover elkaar liggende randen van een paar aangrenzende C-vormige elementen en deze aangrenzende randen worden overlapt door de naar voren en naar achteren gekeerde delen van een deelorgaan 26. Door het overlappen en door de pakking is een in höofdzaak vloeistofdichte afdichting verkregen tussen aangrenzende C-vormige elementen. Dé deelorganen 26 en de 40 pakkingen 28 werken als uitzetvoegen die ook verschillende uitzettings- 840 33 5 4 ' * » - 6 - coëfficiënten van het I-profiel 10 en de C-vormige elementen van kunststof compenseren. De pakkingen 28 bestaan bij voorkeur uit een materiaal met gesloten cellen, bijvoorbeeld een sponsrubber met gesloten cellen.
De staaflichteenheid volgens de uitvinding kan door zijn modu-5 laire constructie worden gemonteerd volgens de behoefte of voorkeur van de gebruiker voor het lichttype en voor de plaats, de lenskleur en de optische eigenschappen. Bij de beschreven uitvoeringsvorm is het staaflicht in zijn middendeel voorzien van een paar "imponeer"-lampen 30 dat bijvoorbeeld halogeenlampen zijn met bijbehorende gevormde gemetalli-10 seerde reflectoren van kunststof. De lampen 30 dienen als spotlichten en het erdoor verschafte licht is voldoende sterk om het een persoon, staande in het verlichtingsveld, uiterst moeilijk te maken de juiste plaats te bepalen van een persoon die in het donker achter het staaflicht staat.
De staaf lichteenheid van de beschreven uitvoeringsvorm heeft ook, meer 15 naar buiten gelegen ten opzichte van de lampen 30 en aan de tegenovergestelde zijden van het lijf 12, paren miniatuur-stroboscooplampen 32 van hoge sterkte. De stroboscooplampen 32 kunnen van soortgelijke constructie zijn als de lamp beschreven in de Amerikaanse octrooiaanvrage 487,033 van de zelfde aanvrager. In een als voorbeeld gegeven toepassing is een paar 20 stroboscooplampen opgenomen zowel in het naar voren als het naar achteren gekeerde kanaal van de balk 10, maar de afstand tussen de achterste en voorste lampen kan verschillend zijn. De kleur van het flenselement vóór elk van de stroboscooplampen kan van zijde tot zijde en/of van voorzijde naar achterzijde verschillen, d.w.z. de lenselementen aan de zijde van 25 de autobestuurder kunnen bijvoorbeeld rood zijn, terwijl de lenselementen aan de passagierszijde van de auto bijvoorbeeld blauw kunnen zijn, terwijl deze kleuren tussen voor- en achterzijde kunnen worden verwisseld.
Een helder, d.w.z. doorschijnend C-vormig element, dlw.z. een element zonder optische verspreidingsstroken, verloopt bijvoorbeeld over het 30 gehele voorvlak van het staaflicht, waarin de imponeerlichten 30 zijn opgenomen. Een dergelijk transparant element is aangegeven met 21 en weergegeven in de dwarsdoorsnede van fig. 4. Verder wordt in de beschreven uitvoeringsvorm een enkele stroboscooplamp met een stralingspatroon van 180° geplaatst nabij elk van de vier hoeken van het I-profiel 10, waarbij 35 een paar van deze 180° lampen met 34 zijn aangeduid. De stroomaanslui-tingen van de stroboscooplampen worden ook gemonteerd in het I-profiel.
Een stroomaansluiting voor de lampen 34 is aangegeven met 38 en is voorzien van zijsteunen 40, die worden geschroefd aan schuiforganen 41, die grijpen in de bovenste en onderste plaatsingsgroeven 20 in de I-profiel-40 flenzen. Beweging van de stroomaansluiting 38 door het kanaal, waarin deze 8403354 f t - 7 - is opgenomen, wordt belet door uitlijnpennen, die verlopen van het lijf 12 van het I-profiel en de stroomaansluiting aangrijpen en dragen. Een geen lichtdoorlatend C-vormig element 42 kan zijn aangebracht als afdekking van de stroomaansluitingen. Elk van de stroboscooplampen 32 5 heeft bijvoorbeeld zijn eigen stroomaansluiting 43. De stroomaansluitingen 43 zijn gelegen in het I-profielkanaal rechtstreeks achter de bijbehorende lampen en worden gesteund door beugels, zoals hieronder nader wordt beschreven.
Elk einde van de staaflichteenheid is voorzien van een eindkap 10 44 gevormd van kunststof, die na het aanbrengen aanligt tegen de einden van de meest naar buiten gelegen lenselementen 22. De eindkappen 44 liggen ook aan tegen de einden van het I-profiel 10. Een pakking 46 is aangebracht binnen elke eindkap voor het verschaffen van een afdichting tussen de eindkap en de I-balk en ook tussen de eindkap en de er tegenaan 15 liggende lenselementen 22. De eindkappen worden aan het I-profiel gemonteerd door middel van vier zelf tappende schroeven 48, die grijpen in de plaatsingsgroeven 20 in de I-balk 10. Eén van de eindkappen 44 is ook op grotere schaal weergegeven in fig. 8.
Zoals blijkt uit fig. 2, kan het lijf 12 van het I-profiel 20 uitsparingen aan de einden, hebben voor het verschaffen van ruimte voor verbinding met de kabel die de stroom voert voor verdere lichtbronnen, welke zijn gemonteerd aan de einden van de staaflichteenheid binnen de eindkappen. Bij de beschreven uitvoeringsvorm bestaan deze verdere lichtbronnen uit halogeen-spotlampen 49, welke reflectoren 50 25 en een bijbehorende montagebeugel 52 hebben. De bus voor de halogeenlamp van de lichten 49 wordt permanent bevestigd binnen de reflector 50. De reflector 50 is door middel van schroeven 51 gemonteerd in de beugel 52.
De beugel 52 is aan zijn achterzijde voorzien van sleuven, die langwerpige lippen of flenzen 53 opnemen van de montagesteunen 94 van de 180°-strobos-30 cooplampen 34. Zoals duidelijk zal zijn uit de volgende beschrijving, worden de beugels voor elk van de verschillende lichtbronnen van een staaflichteenheid volgens de voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding mechanisch verbonden met aangrenzende steunen en deze met elkaar verbonden steunen worden bevestigd aan het lijf 12 van de I-balk 10 op ten-35 minste een punt. De lampen 49 dienen in de beschreven uitvoeringsvorm als "zijstraat" lampen en verschaffen dus bij voorkeur een bundel van hoge intensiteit. Wanneer dus de eindkappen 44, zoals gewoonlijk het geval‘is, zijn gevormd van gekleurde kunststof, worden zij voorzien van heldere vensters 54. De vensters worden op hun plaatsen gehouden door 40 middel van buigzame grendeluitsteeksels die grijpen in de binnenzijde van 8403354 ' s >1 - 8 - de eindkap. De vensters 54 kunnen hetzij vlak zijn of optische sparing-stroken hebben. Een hechtmiddel kan ook worden gebruikt om de inzetvensters 54 op hun plaats te bevestigen. Pakkingen 56 worden aangebracht teneinde lek te voorkomen tussen de inzetstukken 54 en de eindkap 44, welke 5 pakkingen worden opgenomen in uitsparingen, aangebracht aan de naar binnen gekeerde zijde van elk inzetstuk.
Bij de speciale toepassing kunnen de zijstraatlichten aan elk einde van het staaflicht naar keuze en afzonderlijk worden bekrachtigd door de electrische hoofdkrachtbon van de auto en worden de imponeer-10 lichten eveneens onafhankelijk als paar bediend. De vereiste bedrading voor alle spotlichten en stroboscooplampen wordt gevoerd door de kanalen, gevormd door het I-profiel.
De 180° lichten 34 hebben elk een speciale reflector 58 die in perspectief zichtbaar is in fig. 2 en verder weergegeven in fig. 5-7.
15 De reflectoren 58 hebben een paar parabolische vlakken 60, 62 met brand- puntlijnen 64 resp. 66. De toppen van de parabolische reflectorvlakken en de brandpuntlijnen 64, 66, die daaraan evenwijdig zijn, bepalen een eerste vlak. De toppen van de beide parabolische vlakken 60, 62 snijden o elkaar onder een hoek β van 120 , d.w.z. de top van elk parabolisch 20 reflectorvlak 60, 62 snijdt de hartlijn 68 van de reflectoreenheid onder o een hoek cC van 60 .
Een montagegat, omgeven door een cilindrisch uitsteeksel 70, is aangebracht in de hartlijn van de reflector 58. Een isolerende tulle 71 is gestoken in dit montagegat. Een metalen flitsbuissteun 72 steekt 25 door de tulle 71 en heeft een ring 73 waar doorheen de flitsbuis 74 verloopt. De ring 73 is electrisch verbonden met de trekkerwikkeling van de flitsbuis 74. Zoals blijkt uit fig. 7 snijden de parabolische vlakken 60 en 62 elkaar volgens een parabolische boog, waar doorheen de hartlijn 68 verloopt. De andere einden van de reflectorvlakken 60, 62 zijn 30 afgesneden volgens parabolische bogen 75, 76, en de verkregen reflecterende zijvlakken 78 en 79 lopen naar achteren naar platte reflectorvlakken 80, 81. De vlakken 80, 81 liggen in een vlak dat dwars staat op het bovengenoemde eerste vlak, bepaald door de togpen van de parabolische vlakken 64 en 66 en de evenwijdige lijnen, waarin de brandpunten daarvan liggen, 35 en op een tweede vlak, loodrecht op het eerste vlak, waarin de hartlijn 68 ligt. De vlakken 78, 79 die respectievelijk verlopen tussen de afgesneden bogen 75, 76 en de platte vlakken 80, 81 zullen in alle punten dwars staan op de reflectorvlakken 80, resp. 81, zoals blijkt uit fig. 6. De reflector 58 wordt gevormd van kunststof en wordt gemetalliseerd. De 40 vlakken 80, 81 zijn voorzien van gaten 86 voor montageschroeven en van 840 33 5 4 • « - 9 - verdere gaten 88, waarvan de hartlijnen liggen in het bovengenoemde eerste vlak. Isolerende tulles 90 zijn gestoken in de gaten 88.
De anode en de kathode van een gasontladingsbuis 92, bijvoorbeeld een flitsbuis gevuld met een ioniseerbaar gas, dat gewoonlijk xenon 5 gas zal bevatten, worden gesteund in de tulles 90. De buis 92 wordt ook in zijn middelste eind gesteund door de ring 73 van de steun 72. De flitsbuis 92 is zodanig gevormd dat deze in zijn middelste punt wordt gebogen waarna de buis een paar langshartlijnen heeft, die elkaar snijden onder o 120 . De flitsbuis wordt zodanig gesteund dat zijn hartlijnen, voor 10 zover mogelijk in verband met fabricagetoleranties, samenvallen met de brandpuntlijnen van de reflectorvlakken 60, 62, 78 en 79. De flitsbuis 92 wordt gewoonlijk met een kleefmiddel op zijn plaats bevestigd teneinde te verzekeren dat hij in de genoemde stand blijft, waardoor het rendement maximaal is, d.w.z. dat dan de maximaal mogelijke lichtsterkte wordt 15 uitgestraald en het uitgestraalde licht wordt verspreid over een hoek van 180°.
De reflector 58 wordt bevestigd aan de genoemde montagesteun 94 door middel van montageschroeven 96. De steun of beugel 94 heeft een plat gedeelte 98 met openingen, waaraan de reflector 58 wordt bevestigd, 20 een onder een hoek verlopend deel 100 dat naar buiten steekt van het platte deel 98 naar het open einde van het kanaal, waarin de reflector is geplaatst en een verder plat deel 102, dat evenwijdig is aan het deel 98.
Het platte deel 102 van de steun 94 heeft een grotere breedte. De bovengenoemde lippen 53 steken uit van het einde van het platte deel 98 dat 25 tegenover het deel 100 ligt. Het onder een hoek verlopende deel 100 kan zijn voorzien van een geschikte oppervlakaf werking, zodat dit deel kan dienen als spiegel voor het vergroten van het rendement van de 180° lampen. De delen met grotere breedte, d.w.z. de tegenover elkaar aangebrachte lippen aan de einden van het deel 102 van de steun 94, worden 30 opgenomen in de plaatsingsgroeven 20 in de bovenste en onderste flenzen 14 van het I-profiel 10. Het deel 102 van de steunen 94 van de naar voren gekeerde lampen wordt geschroefd aan een steun 103, waaraan ook een van de stroomaansluitingen 43 voor een stroboscooplamp 32 is bevestigd.
Wanneer de staaflichteenheid geen naar achteren gekeerde stroboscooplampen..
35 32 heeft, worden de delen 102 van de naar achteren gekeerde 180° lampen bevestigd aan de steunen die zijn gelegen in groeven 20 en uitsteken naar « de steunen 40 van de stroomaansluiting 38. De delen 98 van de steunen 94 zijn voorzien van openingen, waarin uitstekende lippen 103 grijpen, welke gaan door het lijf 12 van het I-profiel 10. De uitstekende lippen 103 40 leggen dus de steunen 94 vast en daardoor de andere met elkaar verbonden 8403354 ' i « - 10 - steunen in de kanalen van het I-profiel 10. De lengte en de hoek van het deel 100 van de steun 94 is zodanig gekozen dat de reflector 58 in de gewenste stand komt te liggen. Deze stand is bijvoorbeeld zo, dat het buitenste deel van de reflector grenst aan het vlak van de rand van het 5 I-profiel 10. De hoogte van de reflector 58 is zodanig, dat deze past tussen de tegenover elkaar liggende platte vlakken van de verdikte buitenranddelen van de flenzen 14 van het I-profiel 10, die de grendel-groeven 16 en 20 bepalen.
Wanneer nu de bespreking wordt voortgezet van. het verband 10 tussen de reflectoren van alle lichtbronnen van de staaflichteenheid van fig. 2, wordt opgemerkt dat de lichtbronnen, d.w.z. de lampen of flitsbuizen en hun bijbehorende reflectoren, in de meeste eenheden geheel naar binnen zijn geplaatst ten opzichte van de randen van het I-profiel 10. Daardoor dient de I-balk, behalve dat deze een huis begrenst dat 15 de verschillende onderdelen van de staaflichteenheid opneemt en voldoende sterkte heeft om elke doorbuiging te voorkomen, ook als zonnescherm.
Ook moet worden opgemerkt dat bij de beschreven uitvoeringsvorm de imponeerlichten 30 afzonderlijk kunnen worden gericht. Daartoe zijn de lichten door middel van montageschroeven 106 gemonteerd aan een 20 van openingen voorziene steunplaat 108, die wordt opgenomen in de plaat-singsgroeven 20. De plaat 108 is voorzien van schroefdraad voor het opnemen van schroeven 106 die gaan door de steun 103. Veren 112 zijn aangebracht rond de schroeven 106 voor het voorspannen van plaatsingsvlakken aan de naar binnen gekeerde zijden van de reflectoren van de lampen 30, 25 in de richting van de steun 108 af. Door het wijzigen van de veer spanning, door aandraaien of losdraaien van de schroeven 106, kunnen de lichten 30 binnen bepaalde grenzen naar omhoog, naar omlaag, naar rechts of naar links worden gericht.
Zoals blijkt uit fig. 2 steken de reflectoren van de lampen 30 30 naar achteren door de openingen in de plaat 108 en is de speling tussen de reflectoren en de plaat voldoende om te kunnen richten.
Daar de staaflichteenheid volgens de uitvinding waarschijnlijk zal worden onderworpen aan zware werkomstandigheden, in. het bijzonder veranderingen van temperatuur en vochtigheid, kan zich condensaat vormen 35 in de door het I-profiel bepaalde kanalen. Teneinde te vermijden dat zich enig vocht kan vormen binnen de staaflichteenheid, zijn de onderste flenzen 14 van het I-profiel 10, in het uitgespaarde deel 19 daarvan, voorzien van tenminste e'en paar aftapgaten. Uit fig. 2 en 3 blijkt dat kappen 114 zijn aangebracht in deze aftapgaten. De kappen 114 zijn voorzien 40 van een aantal veerkrachtige lippen en enkele daarvan komen aan te liggen 84 0 33 5 4 - 11 - tegen het binnenvlak van de I-balkflenzen voor het op hun plaatsen houden van de kappen. De kappen zijn ook voorzien van doorgaande sleuven en, zoals het beste blijkt uit fig. 3, van naar buiten stekende, onder een hoek staande schoepen, welke zijn gevormd van het materiaal, dat is 5 uitgestansd voor het vormen van de sleuven. De kappen worden zodanig gedraaid dat de schoepen naar de achterzijde van de auto steken. Tijdens het rijden van de auto vormt dan lucht, die langs de schoepen strijkt, een lagedrukgebied, waardoor vocht uit het inwendige van de eenheid wordt gezogen. In de kappen 114 worden pluggen 116 geplaatst, die zijn gevormd 10 van een schuimmateriaal met open cellen. De pluggen 116 werken als sponzen voor het absorberen van vocht en dienen ook als luchtfilters teneinde te voorkomen dat stof de eenheid binnengaat. De schuimpluggen 116 worden op hun plaatsen gehouden in de kappen 114, door het naar binnen over de pluggen buigen van tenminste sommige van de aan de kappen 15 gevormde lippen.
Een lang bestaand probleem van dé bekende staaf lichteenheden is het zodanig monteren van de eenheid aan het voertuig, dat deze kan worden verwijderd, gemakkelijk op de gewenste wijze aan de auto kan worden aangebracht, en, hetgeen het belangrijkste is, niet los komt te 20 zitten door trillingen of andere oorzaken en daardoor van stand verandert of geheel losraakt. Er zijn natuurlijk veel montagevoeteenheden in de bekende stand van de techniek voor het bevestigen van inrichtingen aan de regengoten van een motorvoertuig. Deze bekende montagevoeteenheden hebben echter de bovengenoemde problemen niet voldoende opgelost en 25 kunnen niet zodanig worden gewijzigd dat zij kunnen worden gebruikt voor de montage van de staaflichteenheid met laag profiel volgens de uitvinding. Een nieuwe montagevoet, die kan worden gebruikt bij de onderhavige uitvinding, is met 19 aangeduid en in uiteengenomen toestand in perspectief in fig.-8 weergegeven. Deze montagevoeteenheid omvat een 30 montage-element 120, een gootklem 122, een grendelorgaan 124, een paar grendelnokken 126, een stelschroef 128 en een paar grendelschroeven 130. Het montage-element 120 is voorzien van een paar naar boven stekende lippen 132, die worden opgenomen in sleuven, aangebracht in de grendelnokken 126. De grendelnokken zijn op hun beurt voorzien van naar bóven stekende 35 lippen 134, die worden opgenomen in ronde gaten, aangebracht in het grendelorgaan 124. De stelschroef 128 gaat door een opening die daarvoor is aangebracht in een naar boven stekende flens aan het binnen liggende einde van de gootklem 122. Het grendelorgaan 124 heeft een naar omlaag stekende flens 136. De flens 136 is voorzien vein een orgaan voor ingrij-40 ping met de stelschroef 128. Bij de weergegeven uitvoeringsvorm is dit 840 33 5 4 \ - I* - 12 - orgaan een moer 138, die op zijn plaats wordt gehouden in een vierkante opening in de flens 136 door willekeurige geschikte middelen.
Bij het gebruik van de montagevoet 119 volgens fig. 8, die, schematisch slechts, is weergegeven in fig. 1, wordt de gootklem 22 5 aangelegd tegen de buitenzijde van de regengoot van de auto op de gewenste plaats voor de staaflichteenheid. De stabiliteit van de montagevoet wordt verschaft doordat het montage-element 120 een onderste voetgedeel-te 140 heeft, dat aanligt tegen het autodak via een rubber montageblok 142, aan de zijde binnen de goot. De grendelnokken 126 steken naar 10 buiten van de randen van het voetelement 120 en grijpen in de montage-sleuven 21 in de onderzijde van de I-balk 10. Wanneer de gootklem en de voet 140 van het montage-element 120 in de gewenste stand staan doet verdraaien van de schroef 128 het grendelelement 124 in de langsrichting bewegen ten opzichte van de Ifrbalk, welke beweging wordt geleid doordat 15 een lip 144 van het grendelelement 124 en de flens 136 respectievelijk grijpen in openingen 148 en 149 van het element 120. Tijdens de beweging verschuift het grendelorgaan 124 over het oppervlak van het montage-element 120. Door verdraaiing van de schroef 120 volgens de klok beweegt het grendelorgaan 124 naar buiten en worden tegelijk de grendelnokken 20 126 naar buiten gedrukt, waardoor de vertande randdelen daarvan worden gedrukt in het relatief zachte aluminium dat de bodems vormt van de sleuven 21 in de geëxtrudeerde I-balk 10. Daardoor wordt de montagevoet stevig vergrendeld aan de I-balk, waardoor de staaflichteenheid niet kan bewegen ten opzichte van de beide montagevoet-eenheden aan de tegenover-25 gestelde einden daarvan. De grendelwerking drukt ook, daar er een langs-component is van de beweging, de gootklem 122 naar binnen waardoor de montagevoeten stevig worden vergrendeld aan de goten aan de beide zijden van de auto. De grendelschroeven 130 gaan door bussen met schroefdraad en komen in aanraking met de bodem van de X-balk. De schroeven 130 30 worden aangedraaid tegen de I-balk nadat de bovenbeschreven aanbreng-procedure is voltooid en dienen als veiligheidsgrendels, die verzekeren dat er geen relatieve beweging zal plaatsvinden tussen de I-balk en de montagevoet wanneer de grendelnokken 126 zouden losraken.
40 84 0 33 5 4 35 ----------

Claims (28)

1. Waarschuwingslichten, bestaande uit een huis, dat een in hoofdzaak ï-vormige langwerpig draagorgaan omvat, welk draagorgaan een centraal lijfdeel heeft en daaraan grenzende bovenste en onderste flensdelen, waarbij de randgebieden van de flensdelen zijn voorzien van 5 verbindingsorganen, uit een aantal lichtopwekkende organen, gemonteerd aan het steunorgaan, welke lichtopwekkende organen tenminste gedeeltelijk zijn geplaatst binnen de aan een zijde open kanalen, begrensd door de flens- en lijf delen van het steunorgaan, uit een aantal lichtover-brengende afdekorganen die in hoofdzaak C-vormig zijn en randdelen 10 hebben die samenwerken met de verbindingsorganen van het steunorgaan voor het monteren van de afdekorganen aan het steunorgaan, welke afdekorganen zich uitstrekken over de lichtopwekkende organen, en uit afstandsorganen voor het aanbrengen van een afgedichte voeg tussen aangrenzende afdekorganen aan de zelfde zijde van het steunorgaan, welke afstandsorganen in 15 ingrijping zijn met de aangrenzende afdekorganen en met de verbindingsorganen van het steunorgaan.
2. Lichtsamenstel volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het steunorgaan een metalen I-balk is, waarbij de verbindingsorganen grendel-groeven hebben, die zich uitstrekken over de lengte van de I-balk.
3. Samenstel volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de randdelen van de afdekorganen complementair in vorm zijn met de grendel-groeven van de I-balk, waardoor de afdekorganen in de langsrichting kunnen worden verschoven ten opzichte van de I-balk naar de gewenste stand.
4. Samenstel volgens conclusie 1, gekenmerkt door een paar eind-25 kappen voor het steunorgaan en door organen voor het bevestigen van de eindkappen aan de beide einden vaihet steunorgaan, waarbij de bevestigde eindkap in aanraking is met de flensdelen van het steunorgaan en met de afdekorganen aan de tegenovergestelde zijden daarvan.
5. Samenstel volgens conclusie 3, gekenmerkt door een paar 30 eindkappen voor het steunorgaan en door organen voor het bevestigen van de eindkappen aan de beide einden van het steunorgaan, waarbij de bevestigde eindkap in aanraking is met de flensdelen van het steunorgaan en de afdekorganen aan de tegenovergestelde zijden daarvan.
6. Samenstel volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de 35 eindkappen bestaan uit lichtdoorlatend materiaal, waarbij tenminste een van de lichtopwekkende organen is aangébracht tenminste gedeeltelijk binnen elk van de eindkappen. 840 33 5 4 - 14 -
7. Samenstel volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de I-balk verder op een lijn liggende plaatsingssleuven heeft in de naar elkaar gekeerde vlakken van de flensdelen aan de beide zijden van het lijf.
8. Samenstel volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat de lichtopwekkende organen steunen omvatten, waarbij tenminste sommige van de steunen grijpen in de plaatsingsgroeven.
9. Samenstel volgens conclusie 8, met het. kenmerk, dat de eindkappen bestaan uit lichtdoorlatend materiaal, waarbij tenminste een 10 van de lichtopwekkende organen tenminste gedeeltelijk binnen elk van de eindkappen is geplaatst.
10. Samenstel volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat de steunen, aan weerszijden van hetül-balklijf met elkaar zijn verbonden.
11. Samenstel volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat de 15 lichtopwekkende organen elk een reflector en een lichtbron omvatten, waarbij de reflectoren losneembaar zijn bevestigd aan de steunen.
12. Samenstel volgens conclusie 11, gekenmerkt door organen voor het bevestigen van de met elkaar verbonden steunen aan de I-balk in // tenminste een punt.
13. Samenstel volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat de eindkappen bestaan uit lichtdoorlatend materiaal, waarbij tenminste een van de lichtopwekkende organen tenminste gedeeltelijk is aangebracht binnen elk van de eindkappen.
14. Samenstel volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat de 25 eindkappen elk een inzetstuk hebben, welke inzetstukken op een lijn liggen met de lichtopwekkende organen, geplaatst binnen de eindkap en welke;'!inzetstukken een gewenst stralingspatroon voor het opgewekte licht verschaffen.
15. Samenstel volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de o 30 lichtopwekkende organen tenminste twee lampen omvatten die een 180 stralingspatroon hebben.
16. Samenstel volgens conclusie 1, gekenmerkt door een paar montagevoeten die in ingrijping zijn met het steunorgaan voor het losneembaar bevestigen van het lichtsamenstel aan een voertuig.
17. Samenstel volgens conclusie 16, met het kenmerk, dat het steunorgaan bovendien een paar tegenover elkaar liggende sleuven in de buitenzijde van een der flensdelen heeft, waarbij de voeten elk in ingrijping zijn met de sleuven van dit paar.
18. Samenstel volgens conclusie 1, gekenmerkt door organen 40 voor het af voeren van condens uit het inwendige van het steunorgaan, 840 33 5 4 V - 15 - welke afvoerorganen omvatten een opening in een der flensdelen aan elke zijde van het naafdeel, een geperforeerde kap, bevestigd in elk van de openingen, welke kappen elk zijn voorzien van schoepen voor het richten van de luchtstroom van de kapperforaties af, en een vochtabsorberend 5 onderdeel, gemonteerd aan elk van de kappen en uitstekend in het steun-orgaan.
19. Lamp met een breed stralingspatroon, gekenmerkt door een eerste parabolisch reflectievlak dat een rechtlijnige top heeft en een brandpuntlijn, die evenwijdig aan de toplijn verloopt, door een 10 tweede parabolisch reflectievlak dat in hoofdzaak identiek is aan het eerste, waarbij de beide reflectievlakken aan eerste einden daarvan met elkaar zijn verbonden en waarbij de snijlijn van deze eerste en tweede vlakken een vlak bepaalt, terwijl de toppen van het eerste en het tweede reflectievlak elkaar snijden onder een hoek die groter is 15 dan 90°, door een langwerpige gasontladingsbuis, die gebogen is en een paar hartlijnen bepaalt, welke elkaar snijden onder ongeveer de zelfde hoek als de toppen van de reflectievlakken, en door organen voor het steunen van de buis zodanig dat zijn hartlijnen in hoofdzaak samenvallen met de brandpuntlijnen van de reflectievlakken.
20. Afneembare montagevoeteenheid voor het steunen van het steun- orgaan van een waarschuwingslichtsamenstel volgens een der conclusies .. 1 - 19, waarbij het stemorgaan bestaat uit een eerste materiaal en een paar evenwijdige kanalen heeft, die open zijn aan een zijde, waarvan de open zjden naar elkaar toe zijn gekeerd, waarbij de montagevoeteenheid 25 is gekenmerkt door basisdelen die een steunvoet omvatten, welke basisdelen zijn bestemd om te passen tussen de kanalen van het te dragen steunorgaan, door een paar nokorganen, elk: met een onregelmatig gevormd randdeel en vervaardigd van een materiaal dat harder is dan het eerste materiaal, waarbij de randdelen van de nokorganen zodanige afmetingen 30 hebben, dat zij kunnen worden opgenomen in de kanalen, door organen voor het monteren van de nokorganen aan de basisdelen, zodanig dat deze montage-organen slechts rotatiebewegingen van de nokorganen toelaten, en door grendelorganen die in ingrijping zijn met de nokorganen en de basisdelen, welke grendelorganen de nokorganen vasthouden aan de basisdelen 35 en rechtlijnig beweegbaar zijn ten opzichte van de basisdelen, terwijl bij rechtlijnige beweging van de grendelorganen een rotatiebeweging wordt gegeven in tegengestelde richting aan de nokorganen, waardoor deze worden geroteerd en de onregelmatige randdelen daarvan de kanalen * kunnen binnengaan en in aanraking kernen met het eerste materiaal op de 40 bodem van de kanalen, waardoor de basisdelen worden bevestigd aan het 840 33 5 4 % * * c - 16 - stemorgaan.
21. Montagevoeteenheid volgens conclusie 1, gekenmerkt door klemorganen die aankomen tegen de basisdelen aan een eerste einde daarvan en naar buiten daarvan uitsteken naar een tweede einde, waarbij dit 5 tweede einde van de klemorganen een zodanige vorm heeft, dat het in ingrijping kan komen met een deel van het buitenvlak van een motorvoertuig.
22. Eenheid volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de klemorganen ook in ingrijping komen met de grendelorganen.
23. Eenheid volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de basisdelen verder een paar in tegengestelde richtingen stekende flenzen hebben, die zodanig afmetingen hebben dat zij kunnen worden opgenomen in de kanalen, waardoor de basisdelen kunnen worden gestemd door het stemorgaan door middel van de flensorganen vóór de werking van de grendelor- 15 ganen, voor heb tot stand brengen van aanraking tussen de nokorganen en de bodems van de kanalen.
24. Eenheid volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de montage-organen voor de nokorganen bestaan uit een paar kolommen die naar buiten steken van de basisdelen, waarbij de nokorganen elk zijn 20 voorzien van een opening voor- het opnemen van een van deze kolommen.
25. Eenheid volgens conclusie 5, met het kenmerk,, dat de grendelorganen. bestaan uit een grendel-element, organen voor het bepalen van een rechtlijnige bewegingsbaan van het grendelelement, organen voor het bewegen van het grendelelement en organen voor het koppelen van het 25 grendelelement met de nokorganen.
26. Eenheid volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de koppelingsorganen omvatten een arm, die naar buiten steekt van elk van de nokorganen, en een paar cirkelvormige gaten in het grendelelement, waarbij de armen worden opgenomen in en roteerbaar zijn ten opzichte van de 30 cirkelvormige gaten.
27. Eenheid volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat de organen voor het geleiden van de beweging van het grendelelement bestaan uit een paar openingen in de basisdelen, welke openingen elk tenminste een rechte rand hebben, en een paar flenzen die naar buiten steken van het 35 grendelelement, welke flenzen zijranden hebben, die complementair in vorm zijn met de zijden van de openingen, waardoor de samenwerking tussen de flenzen en de openingen de bewegingsrichting bepaalt van het grendelelement.
28. Eenheid volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat het 40 orgaan voor het geven van beweging aan het grendelelement bestaat uit een 84 0 33 5 4 • * - 17 - stelschroef, die steekt door het klemorgaan en door aandrijforganen die in ingrijping zijn met één van de montagedeelflenzen, waardoor een draaUbeweging van de stelschroef wordt omgezet in een rechtlijnige beweging van het grendelelement. 5 10 15 20 25 30 35 40 840 33 5 4 v
NL8403354A 1984-02-13 1984-11-05 Modulaire staaflichteenheid met laag profiel. NL8403354A (nl)

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
US06/579,781 US4620268A (en) 1984-02-13 1984-02-13 Low-profile modular lightbar assembly
US57978184 1984-02-13

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL8403354A true NL8403354A (nl) 1985-09-02

Family

ID=24318332

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8403354A NL8403354A (nl) 1984-02-13 1984-11-05 Modulaire staaflichteenheid met laag profiel.

Country Status (5)

Country Link
US (1) US4620268A (nl)
BE (1) BE900936A (nl)
DE (1) DE3504270A1 (nl)
FR (1) FR2559600B1 (nl)
NL (1) NL8403354A (nl)

Families Citing this family (59)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
USRE34275E (en) * 1986-05-16 1993-06-08 Lighted running board assembly
US4985810A (en) * 1986-05-16 1991-01-15 Edward Ramsey Lighted running board assembly
US4819136A (en) * 1986-05-16 1989-04-04 Edward Ramsey Running board light assembly
GB8626437D0 (en) * 1986-11-05 1986-12-03 Lucas Ind Plc Lamp assembly
ES2052775T3 (es) * 1987-02-19 1994-07-16 Giampaolo Targetti Elemento estructural lineal de seccion perfilada y con ranuras para reducir peso.
US5140506A (en) * 1989-02-23 1992-08-18 Robern, Inc. Bath cabinet and light fixture mounting and finishing apparatus
US5165780A (en) * 1989-02-23 1992-11-24 Robern, Inc. Bath cabinet and light fixture mounting and finishing apparatus
US4942503A (en) * 1989-04-28 1990-07-17 Minnesota Mining And Manufacturing Company Gaseous discharge tube and power supply assembly
US5154617A (en) * 1989-05-09 1992-10-13 Prince Corporation Modular vehicle electronic system
US4961127A (en) * 1989-05-09 1990-10-02 Sylvan R. Shemitz Associates, Inc. Lamp socket mounting bracket
US5040990A (en) * 1989-05-09 1991-08-20 Prince Corporation Modular vehicle electronic system
US5091828A (en) * 1989-08-07 1992-02-25 Public Safety Equipment, Inc. Light bar
US5027260A (en) * 1989-09-06 1991-06-25 Whelen Technologies, Inc. Vehicular lightbar assembly
US4981363A (en) * 1989-12-28 1991-01-01 Lipman Leonard H Emergency light/spotlight mechanism for automotive vehicles
US5113182B1 (en) * 1990-01-19 1995-11-07 Prince Corp Vehicle door locking system detecting that all doors are closed
US5455716A (en) * 1990-08-14 1995-10-03 Prince Corporation Vehicle mirror with electrical accessories
US8352400B2 (en) 1991-12-23 2013-01-08 Hoffberg Steven M Adaptive pattern recognition based controller apparatus and method and human-factored interface therefore
US10361802B1 (en) 1999-02-01 2019-07-23 Blanding Hovenweep, Llc Adaptive pattern recognition based control system and method
US5452188A (en) * 1992-04-14 1995-09-19 Green; Timothy M. Modular strobe bar
DE4321823C2 (de) * 1993-07-01 1997-03-06 Telefunken Microelectron Beleuchtungseinheit für Leuchtschilder
US5660457A (en) * 1995-11-07 1997-08-26 Whelen Engineering Company, Inc. Integrated warning light and rear-view mirror
US5944406A (en) * 1996-08-30 1999-08-31 Hansen; Randall C. Rotatable compartment light for vehicles
US5915831A (en) * 1996-11-05 1999-06-29 Autosystems Manufacturing, Inc. Internal aim headlamp assembly
GB2330679B (en) * 1997-10-21 2002-04-24 911 Emergency Products Inc Warning signal light
DE19751757A1 (de) * 1997-11-21 1999-05-27 Hella Kg Hueck & Co Warnlichtanlage für Kraftfahrzeugdächer
DE19822179A1 (de) * 1998-05-16 1999-11-18 Volkswagen Ag Scheinwerfer oder Leuchte
US5988839A (en) * 1998-08-17 1999-11-23 Whelen Engineering Company, Inc. Rear facing light bar
US5938322A (en) * 1998-08-19 1999-08-17 Whelen Engineering Company, Inc. Rear-view mirror with forward facing warning light
US7904187B2 (en) 1999-02-01 2011-03-08 Hoffberg Steven M Internet appliance system and method
US7468677B2 (en) * 1999-08-04 2008-12-23 911Ep, Inc. End cap warning signal assembly
USD434161S (en) * 1999-10-28 2000-11-21 Theodore Bargman, Inc. Lighting unit for vehicles
US6722776B1 (en) * 2001-12-18 2004-04-20 Whelen Engineering Company, Inc. Light bar and method of assembly therefor
US6682210B1 (en) * 2002-01-11 2004-01-27 Whelen Engineering Company, Inc. Tip-up light bar assembly
US7227945B2 (en) * 2002-08-01 2007-06-05 Electronic Micro Systems Inc. Modular communication assembly
US6863424B2 (en) * 2002-08-07 2005-03-08 Whelen Engineering Company, Inc. Light bar with integrated warning illumination and lens support structure
US6769797B1 (en) * 2002-12-20 2004-08-03 The Nordam Group, Inc. Aircraft lens attachment
US20080232129A1 (en) * 2007-03-14 2008-09-25 Lyons Jon H Lightbar with enhanced thermal transfer
US7404658B1 (en) * 2007-07-19 2008-07-29 Whelen Engineering Company, Inc. Light bar snap bracket assembly
US7611269B1 (en) * 2007-07-19 2009-11-03 Whelen Engineering Company, Inc. Snap bracket locking device
US7611270B1 (en) * 2007-09-07 2009-11-03 Whelen Engineering Company, Inc. Lighthead mounting structure
US7821380B1 (en) 2007-09-20 2010-10-26 Whelen Engineering Company, Inc. Compact warning light
US20090141507A1 (en) * 2007-12-03 2009-06-04 Compton James P Lighting fixture channel with diffuser
US7883247B2 (en) * 2008-02-09 2011-02-08 Calleja Michael J Truss with lighting track
US7842885B2 (en) * 2008-02-09 2010-11-30 Calleja Michael J Simplified truss assembly and lighting track interconnection
US8210725B2 (en) * 2008-02-15 2012-07-03 Start Headlight & Lantern Co., Inc. Light bar
US20100097793A1 (en) * 2008-10-22 2010-04-22 Chien-Chih Kuo Power saving streetlamp device
US9592768B2 (en) * 2009-03-11 2017-03-14 Star Headlight & Lantern Co., Inc. Method and apparatus for mounting a light bar on the roof of a vehicle
US8944654B1 (en) * 2012-01-23 2015-02-03 Whelen Engineering Company, Inc. Warning light and method of assembly thereof
US9469254B1 (en) 2013-02-14 2016-10-18 Wet Sounds, Inc. Speaker systems for off-road vehicles, ATVs, UTVs, watercraft, and motorcycles
US9409528B1 (en) 2013-08-02 2016-08-09 Star Headlight & Lantern Co., Inc. Lightbar mounting system
FR3019783B1 (fr) * 2014-04-09 2016-05-13 Starplast Ensemble de repetiteur
USD760104S1 (en) 2015-03-18 2016-06-28 Star Headlight & Lantern Co., Inc. Light bar
CN105546455B (zh) * 2016-02-03 2018-01-16 温州宏大警用器材股份有限公司 防内部散射卡扣式警示灯
CN105570793B (zh) * 2016-02-03 2018-01-16 温州宏大警用器材股份有限公司 拆装便捷式警示灯
WO2017205276A1 (en) 2016-05-21 2017-11-30 JST Performance, LLC Method and apparatus for vehicular light fixtures
ES1161833Y (es) * 2016-07-01 2016-10-21 Fed Signal Vama Sa Puente de luces para vehiculo
US10618464B2 (en) 2017-04-04 2020-04-14 Robert Squicciarini Modular light bar arrangement for emergency vehicles
US10598371B2 (en) 2017-10-20 2020-03-24 Whelen Engineering Company, Inc. Modular enclosure with water management mating interfaces
US10808909B2 (en) * 2018-11-14 2020-10-20 Powerarc, Inc. Light bar for a vehicle

Family Cites Families (12)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US2596634A (en) * 1951-01-25 1952-05-13 Holophane Co Inc Direct lighting fixture
US2694775A (en) * 1951-02-02 1954-11-16 Lightolier Inc Lighting fixture
US2783367A (en) * 1955-09-20 1957-02-26 Donald C Locke Lamp mount for automotive vehicles
US3043951A (en) * 1959-10-09 1962-07-10 Curtis Electro Lighting Inc Universally mountable lighting fixture
US3375322A (en) * 1963-09-23 1968-03-26 Thomas Industries Inc Power unit assembly for fluorescent lighting system
US3414762A (en) * 1968-01-18 1968-12-03 Wyzykowski Leo Filament lamp with base stem adaptable for connection to different sockets
US3677451A (en) * 1969-12-22 1972-07-18 Oliver John Burland Supporting bar assembly for vehicle
DE2221434C3 (de) * 1972-05-02 1979-11-08 J.H. Peters & Bey, 2000 Hamburg Positionslaterne für Wasserfahrzeuge
GB1418415A (en) * 1973-04-13 1975-12-17 Parkinson Radiotelecommunicati Police sign with sound amplification facilities
DE2535545A1 (de) * 1975-05-12 1976-12-02 Oliver John Burland Lichtschiene fuer ein notfahrzeug
US4357595A (en) * 1978-01-09 1982-11-02 Federal Signal Corporation Flashing light warning system for vehicles
US4189709A (en) * 1978-01-13 1980-02-19 Federal Signal Corporation Modular housing assembly for vehicle warning light system

Also Published As

Publication number Publication date
BE900936A (fr) 1985-02-15
FR2559600A1 (fr) 1985-08-16
US4620268A (en) 1986-10-28
FR2559600B1 (fr) 1989-03-31
DE3504270A1 (de) 1985-08-22

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL8403354A (nl) Modulaire staaflichteenheid met laag profiel.
US5826965A (en) Modular light bar
US5884997A (en) Light bar
US4588118A (en) Mounting foot assembly
JP2878111B2 (ja) 車両用灯具
EP0483511B1 (en) Non-linear signalling device for vehicles
US7874696B2 (en) Wall luminaire
US4458303A (en) Light beam concentrating, intensifying and filtering device
JPH07249305A (ja) 車両用灯具
US11629831B2 (en) Vehicle lamp illumination module, vehicle lamp and vehicle
US20110210842A1 (en) Multi-signal device for vehicle, comprising a light-emitting core
US10054283B2 (en) Compact multi-function LED lighthead
US4754375A (en) Combination reflector for wide angle warning light
US6183108B1 (en) Lighting apparatus with convex-convex lens assembly
US4954938A (en) Light with wide angle radiation pattern
US5040103A (en) Light assembly for wide area illumination
CN111623308A (zh) 一种led双光模组
US4866329A (en) Wide angle warning light
CA1252444A (en) Low-profile modular lightbar assembly
CN212841341U (zh) 一种多功能车灯结构
CN215489509U (zh) 一种具有警示功能的汽车倒车灯
CN214038006U (zh) 室内照明装置
CN210831791U (zh) 美标配光系统及其应用的远近光一体灯、远光灯和近光灯
CN112664865A (zh) 室内照明装置
CN109488989B (zh) 矩阵式led日行灯

Legal Events

Date Code Title Description
BV The patent application has lapsed