NL8402967A - Werkwijze en inrichting voor het aanbrengen van anodes op een in zee opgesteld platform. - Google Patents

Werkwijze en inrichting voor het aanbrengen van anodes op een in zee opgesteld platform. Download PDF

Info

Publication number
NL8402967A
NL8402967A NL8402967A NL8402967A NL8402967A NL 8402967 A NL8402967 A NL 8402967A NL 8402967 A NL8402967 A NL 8402967A NL 8402967 A NL8402967 A NL 8402967A NL 8402967 A NL8402967 A NL 8402967A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
anode support
anode
platform
section
support
Prior art date
Application number
NL8402967A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Shell Int Research
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Priority claimed from US06/536,807 external-priority patent/US4484840A/en
Priority claimed from US06/536,793 external-priority patent/US4484839A/en
Application filed by Shell Int Research filed Critical Shell Int Research
Publication of NL8402967A publication Critical patent/NL8402967A/nl

Links

Classifications

    • CCHEMISTRY; METALLURGY
    • C23COATING METALLIC MATERIAL; COATING MATERIAL WITH METALLIC MATERIAL; CHEMICAL SURFACE TREATMENT; DIFFUSION TREATMENT OF METALLIC MATERIAL; COATING BY VACUUM EVAPORATION, BY SPUTTERING, BY ION IMPLANTATION OR BY CHEMICAL VAPOUR DEPOSITION, IN GENERAL; INHIBITING CORROSION OF METALLIC MATERIAL OR INCRUSTATION IN GENERAL
    • C23FNON-MECHANICAL REMOVAL OF METALLIC MATERIAL FROM SURFACE; INHIBITING CORROSION OF METALLIC MATERIAL OR INCRUSTATION IN GENERAL; MULTI-STEP PROCESSES FOR SURFACE TREATMENT OF METALLIC MATERIAL INVOLVING AT LEAST ONE PROCESS PROVIDED FOR IN CLASS C23 AND AT LEAST ONE PROCESS COVERED BY SUBCLASS C21D OR C22F OR CLASS C25
    • C23F13/00Inhibiting corrosion of metals by anodic or cathodic protection
    • C23F13/02Inhibiting corrosion of metals by anodic or cathodic protection cathodic; Selection of conditions, parameters or procedures for cathodic protection, e.g. of electrical conditions
    • C23F13/06Constructional parts, or assemblies of cathodic-protection apparatus
    • C23F13/08Electrodes specially adapted for inhibiting corrosion by cathodic protection; Manufacture thereof; Conducting electric current thereto
    • C23F13/10Electrodes characterised by the structure
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E02HYDRAULIC ENGINEERING; FOUNDATIONS; SOIL SHIFTING
    • E02BHYDRAULIC ENGINEERING
    • E02B17/00Artificial islands mounted on piles or like supports, e.g. platforms on raisable legs or offshore constructions; Construction methods therefor
    • E02B17/0017Means for protecting offshore constructions
    • E02B17/0026Means for protecting offshore constructions against corrosion

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • General Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Chemical & Material Sciences (AREA)
  • Civil Engineering (AREA)
  • Structural Engineering (AREA)
  • Materials Engineering (AREA)
  • Metallurgy (AREA)
  • Organic Chemistry (AREA)
  • Prevention Of Electric Corrosion (AREA)
  • Electroplating Methods And Accessories (AREA)

Description

* 1 * _ - - 1 - K 8829 NET '
WERKWIJZE EN INRICHTING VOOR. HET AANBRENGEN VAN ANODES OP EEN IN ZEE OPGESTELD PLATFORM
De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze en inrichting voor het aanhrengen van anodes op een in zee opgesteld platform.
De heden ten. dage in de olie- en gasindustrie toegepaste 5 offshore platforms worden veelal ondersteund door drie of meer stalen poten die door middel van dwarsversterkingen met elkaar zijn verbonden. De platforms zijn voorzien van verticale stijg-buizen waardoor olie en gas vanuit de onderwater gelegen putten naar het platformdek worden getransporteerd en stijgbuizen 10 waardoor olie en gas vanaf het platform naar een onder water gelegen pijpleiding kunnen worden verpompt.
Ten einde de onder water gelegen stalen constructiedelen van de platforms tegen corrosie te beschermen, worden deze constructiedelen voorzien van een kathodisch beschermings-15 systeem, welk systeem doorgaans bestaat uit een aantal uit aluminium of zink legering bestaande opofferingsanodes. Soms worden magnesium bevattende anodes toegepast, welke een grotere ! stroom afgeven dan anodes van een aluminiumlegering, hoewel zij een kortere levensduur hebben, zoals is beschreven in het 20 Amerikaanse octrooischrift No. 2.571.062. Behalve anodes die vast op het platform worden aangebracht, zijn er ook anodes die daaraan door middel van kettingen oi kabels worden opgehangen, zoals beschreven in de Amerikaanse octrooischriften 2.870.079; 4.089.767; 4.292.149; en 4.056.446.
~ /- f. * Λ S 7 3 “ί V L· 3 -· r % ' - 2 - V ?-
) i I
Soms is het noodzakelijk extra anodes op. het in de nabijheid van de stijgbuizen gelegen deel van de platformconstructie aan te brengen. Op kleine, eenvoudige platforms in ondiep water kan men volstaan met telkens een anode aan een hijskabel in het 5 water neer te laten en deze anode door een duiker op de daarvoor bestemde onderwater-positie te laten aanbrengen. De grote, in diep water opgestelde platforms, welke voorzien zijn van een groot aantal stijgbuizen, omvatten echter een netwerk van verticale en dwars aangebrachte versterkingselementen, waarbij 10 dikwijls niet voldoende elementen op korte afstand van een groep stijgbuizen aanwezig zijn voor het aanbrengen van anodes, ten einde voldoende bescherming voor de stijgbuizen te verschatten.
De onderhavige uitvinding heeft ten doel een werkwijze en inrichting te verschaffen voor het aanbrengen van anodes in de 15 nabijheid van de stijgbuizen van een in zee opgesteld platform. De inrichting volgens de uitvinding omvat hiertoe: een langwerpige, buisvormige anodedrager samengesteld uit meerdere, korte anodedragersecties, ten minste een anode aangebracht op en elektrisch verbonden 20 met elke anodedragersectie, ophangmiddélen die op genoemde anodedrager zijn aangebracht en die zodanig zijn geconstrueerd dat zij op ten minste één dwarsversterking van genoemd platform kunnen steunen ten einde ten minste een deel van het gewicht van de anodedrager te dragen 25 wanneer deze in een verticale positie in de nabijheid van de stijgbuizen is geplaatst, en een serie elektrische verbindingsmiddelen die in axiale richting op afstand van elkaar op genoemde anodedrager zijn aangebracht voor het tot stand brengen van een serie elektrische 30 verbindingen met het platform.
In een eerste uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding bestaan de ophangmiddelen uit een steunelement dat aan genoemde anodedrager is bevestigd nabij het boveneinde daarvan, welk steunelement zodanig geconstrueerd is dat het op 35 een paar dwarsversterkingen van genoemd platform kan steunen.
840 2 9 6 7 ·&' & - 3 -
Genoemde eerste uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding kan op een in zee opgesteld platform worden aangebracht met behulp van een werkwijze die de volgende stappen, omvat: 5 het bevestigen en elektrisch verbinden van ten minste één anode aan een buisvormige anodedragersectie, het op een punt boven de waterlijn met de uiteinden aan elkaar bevestigen van meerdere van genoemde anodedragersecties, het in het water neerlaten van genoemde, onderling ver-10 bonden anodedragersecties tussen de op afstand van elkaar aangebrachte dwarsversterkingen in de nabijheid van de stijg-buizen, het doorgaan met het bevestigen van extra anodedragersecties aan de bovenzijde van de onderling verbonden anode-15 dragersecties, waardoor een langwerpige anodedrager wordt gevormd met een zodanige lengte dat deze zich uitstrekt over ten minste een groot deel van de waterdiepte waarin het platform is opgesteld, het bevestigen van een steunelement nabij het boveneinde van de aldus samengestelde anodedrager, 20 het ophangen van de anodedrager aan het platform door het steunelement neer te laten op een paar, op afstand van elkaar aangebrachte dwarsversterkingen nabij de stijgbuizen, en het met het platform elektrisch verbinden van genoemde langwerpige anodedrager, op meerdere over de lengte daarvan 25 verdeelde plaatsen.
In een tweede uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding bestaan de ophangmiddelen uit een serie steun- i elementen, waarbij op elk van genoemde anodedragersecties nabij het boveneinde daarvan een steunelement is aangebracht, dat 30 zodanig is geconstrueerd dat het op ten minste één dwarsverbinding van genoemd platform kan steunen, -en is elk van genoemde anodedragersecties voorzien van elektrische verbindingsmiddelen voor het vormen van elektrische verbindingen met het platform.
8402967 ? ί V .
- 4 -
Genoemde tweede uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding kan op een in zee opgesteld platform worden aangebracht met behulp van een werkwijze welke de volgende ' stappen omvat: 5 het bevestigen en elektrisch verbinden van ten minste één anode aan een buisvormige anodedragersectie, het in het water neerlaten van een eerste anodedragersectie naar een vooraf uitgekozen dwarsversterking van genoemde plat-formonderbouw tot de diepste waterlocatie waar anodes dienen te 10 worden aangebracht, het bevestigen van ten minste één vooraf uitgekozen punt van genoemde eerste anodedragersectie aan genoemde vooraf uitgekozen dwarsversterking van genoemde platformonderbouw tegen zijwaartse beweging door middel, van een gewichtdragende 15 koppeling, het elektrisch verbinden van genoemde eerste anodedragersectie met de platformonderbouw, het achtereenvolgens één voor één door het water neerlaten van extra anodedragersecties naar een plaats welke in axiale 20 richting één lijn vormt met genoemde eerste anodedragersectie, het onder water vastkoppelen van het ondereinde van elke toegevoegde anodedragersectie aan het boveneinde van de daaronder geplaatste anodedragersectie, het bevestigen van het steunelement van elke nieuw ge-25 plaatste anodedragersectie aan een aangrenzende dwarsversterking van genoemde platformonderbouw voordat de volgende toe te voegen anodedragersectie wordt neergelaten, en het elektrisch verbinden van elk van genoemde anodedrager-secties met genoemde platformonderbouw.
30 De uitvinding zal thans bij wijze van voorbeeld aan de hand van bijgaande tekeningen nader worden toegelicht.
Fig. 1 is een schematisch aanzicht, gezien in dwarsdoorsnede, van een offshore platform, en toont een opstelling van stijgbuizen in het platform waarnaast de eerste uitvoeringsvorm 840 2 9 6 7 > 4 ' & Sr - 5 - ' van de anode-inrichting volgens de onderhavige uitvinding is aangebracht;
Fig. 2 is een schematisch langsaanzicht van de anodedrager van Fig. 1; 5 Fig. 3 is een langsaanzicht van een opstelling van anodes die gedragen worden door één sectie van de anodedrager van Fig.
2;
Fig. 4 is een dwarsdoorsnede gezien langs de lijn 4-4 van Fig. 3J
10 Fig. 5 is een bovenaanzicht, gezien in gedeeltelijke dwarsdoorsnede* van een bepaalde vorm van in zijwaartse richting lopende afstandselementen welke gemonteerd zijn op het buitenoppervlak van de anodedrager welke getoond is in positie tussen dwarsversterkingselementen (gezien in gewoon aanzicht) op één 15 niveau met het platform;
Fig. 6 is een perspectiefaanzicht gezien langs de lijn 6-6 van Fig. 5;
Fig. 7 is een perspectiefaanzicht gezien langs de lijn 7-7 van Fig. 5; 20 Fig. 8 is een perspectiefaanzicht van een klem- en draag- inrichting welke is bevestigd nabij het boveneinde van de anodedrager en is geplaatst op dwarsversterkingen van het platform;
Fig. 9 is een bovenaanzicht gezien langs de lijn 9-9 van 25 Fig. 8; - |
Fig. 10 is een schematisch bovenaanzicht van een opstelling van twee groepen van putten op een offshore platform;
Fig. 11 is een schematisch aanzicht, gezien in dwarsdoorsnede langs de lijn 11-11 van Fig. 12, van een offshore 30 platform en toont een opstelling van stijgbuizen in het platform, waarnaast de tweede uitvoeringsvorm van een anodedraaginrichting volgens de onderhavige uitvinding is geplaatst;
Fig. 12 is een bovenaanzicht van het offshore platform van 35 Fig. 11; 3402967 % • - 6 .
* |.
Fig. 13 is een langsaanzicht van een bepaalde vorm van een anodedragersectie welke als onderste sectie van een anodedraaginrichting dient te worden geplaatst;
Fig. 14 is een langsaanzicht van een anodedragersectie 5 welke gebruikt wordt voor het samenstellen van een volledige anodedraaginrichting van Fig. 15;
Fig. 15 is een langsaanzicht van een volledige anodedraaginrichting waarin verscheidene anodedragersecties van Fig. 14 met elkaar zijn verbonden, waarbij de onderste secties 10 verbonden zijn met de anodedragersectie van Fig. 13;
Fig. 16 is een schematisch aanzicht dat twee anodedragersecties toont welke met de uiteinden aan elkaar zijn bevestigd;
Fig. 17 is een langsaanzicht van een andere vorm van een 15 ophangsysteem voor een anodedragersectie;
Fig. 18. is een langsaanzicht van een bepaalde vorm van een anode die zodanig is aangepast dat hij aan een buisvormige anodedragersectie kan worden bevestigd;
Fig. 19 is een dwarsdoorsnede gezien langs de lijn 19-19 20 van Fig..18;
Fig, 20 is een dwarsdoorsnede van een bepaalde opstelling van anodes welke rond een buisvormige anodedragersectie zijn geplaatst;
Fig. 21 en Fig. 22 zijn gedeeltelijke doorsneden van een 25 anode-ophanginrichting-en tonen verschillende vormen van electrische contactelementen voor het elektrisch koppelen van de inrichting met de platformonderbouw;
Fig. 23 is een langsaanzicht, gezien in gedeeltelijke dwarsdoorsnede, van een klokgeleider welke voorzien is van 30 oriëntatiemiddelen;
Fig. 24 is een langsaanzicht, gezien in gedeeltelijke dwarsdoorsnede, van een andere vorm van verankeringsmiddelen voor het ondereinde van een anodedragersectie;
Fig. 25 is een onderaanzicht van een ophanginrichting, welke voorzien is van middelen voor het geleiden van de 8402967 - 7 - V φ, ophanginrichting naar zijn aankoppelingsplaats op een in zijwaartse richting lopende dwarsversterking van de platform-onderbouw; en
Fig. 26 is een langsaanzicht van een andere vorm van een 5 verbindingselement dat dient om zijwaartse beweging tussen samenwerkende uiteinden van twee anodedragersecties te voorkomen.
In Fig. I wordt een in zee opgesteld platform getoond dat is aangeduid met het verwijzingscijfer 10. Het platform 10 omvat 10 meerdere, langwerpige, buisvormige poten 11, welke onderling zijn verbonden door een aantal dwarsversterkingen 12. De poten 11 lopen nagenoeg verticaal van de waterbodem 13 naar een geschikt niveau, bijvoorbeeld 15 m, boven het wateroppervlak 14, waar zij één of meerdere werkvloeren of opslagdekken 15 onder-15 steunen. Op het dek is een hijseenheid 16 geplaatst voor het verplaatsen van pijpen en andere apparatuur op het platform. De poten 11 zijn in de waterbodem verankerd door palen 21.
De boven- en ondervloeren 15 zijn voorzien van één of meer, door de vloeren heenlopende putvakken of openingen 17, door 20 welke openingen bij de aanvang van putboorwerkzaamheden een stijgbuis 18 wordt gevoerd. Een platform kan, afhankelijk van het aantal te boren putten, voorzien zijn van 1 tot 80 stijg-buizen.
Een diepwaterplatform 10, bijvoorbeeld in 100 m water-25 diepte, kan zijn uitgerust met een serie klokgeleiders 20 welke i aan de dwarsversterkingen 12 van het platform 10 zijn gelast, j door welke klokgeleiders 20 de stijgbuizen 18 naar de zeebodem worden geleid.
Tijdens het boren van een put via een stijgbuis 18, worden 30 één of meer verbuizingsseries in de put gevoerd en opgehangen aan en/of ondersteund door een putmond 22 welke de bovenkant van de put en stijgbuis 18 gedurende de winningswerkzaamheden afsluit.
Het is in de praktijk algemeen gebruikelijk offshore platforms te beschermen tegen elektrolytische corrosie, hetzij i 8402967 < * : ^ - 8 - door het platform uit te rusten met een kathodisch beschermingssysteem op basis van geïnduceerde stroom, hetzij door het te voorzien van opofferingsanodes, of door beide. Zelfs indien dergelijke beschermingssystemen wordt gebruikt, kunnen de 5 milieufactoren in de loop der jaren zodanig veranderen dat op veel van de platforms die meer dan 10 jaar in het water hebben gestaan, er onvoldoende bescherming voor stijgbuizen ontstaat.
Gezien het feit dat de vérdere conditie van het basisplat-’ form goed kan zijn en het olie- en/of gasveld nog vele jaren kan 10 produceren, is een methode ontwikkeld om het platform te voorzien van extra bescherming tegen door zeewater veroorzaakte corrosie. Hoewel het bekend is een platform te beschermen met extra anodes door deze anodes aan de platformonderbouw of aan de . dwarsversterkingen daarvan te bevestigen, zoals onder toepassing 15 van een op afstand bediend onderwatervoertuig, is de situatie dikwijls zodanig dat er in de buurt van de stijgbuizen geen enkele platformdwarsversterking aanwezig is.
Een specifieke opstelling van stijgbuisdoorvoeren. in een platformdek 15 is in Fig. 10 weergegeven. In dit geval is het 20 platform voorzien van twee groepen van putten 23 en 24 waarbij de putmonden en de stijgbuizen die daar vandaan in benedenwaartse richting lopen, opgesteld zijn in vier rijen van elk acht putten, waarbij de afstand tussen de hartlijnen van de stijgbuizen in de ene richting 1,5 m en in de andere richting 25 2,5 m bedraagt. Aangezien de verticale afstand tussen de plat- formdwarsversterkingen 12 (Fig. 1) van een groot diepwaterplat-form in de orde van grootte van 20 tot 25 m kan zijn, zal het duidelijk zijn dat bepaalde delen van de stijgbuizen geen enkele bescherming tegen corrosie krijgen van anodes met een effectief 30 bereik van 8 m wanneer de aan het platform toegevoegde extra anodes aan de dwarsversterkingen 12 zouden worden bevestigd.
Derhalve is de inrichting zoals getoond in Fig. 1 ontwikkeld, waarbij anodes zijn aangebracht op een langwerpige anodedrager, welke op zijn beurt is opgehangen aan de dwars- \ * 8402967 -9-.
\ * >.
versterkingen van een platformonderbouw in de nabijheid van de stijgbuizen ten einde het onder water gelegen deel van de stij g-buizen te beschermen tegen corrosie.
De anodedrager, in de Figuren 1 en 2 van de tekeningen 5 weergegeven door getal 25, wordt ook aangeduid als een "anode-draaginrichting". Op de anodedrager 25 zijn anodes, bijvoorbeeld . door middel van lassen, aangebracht, zoals getoond in Fig. 3. De anodedrager 25, welke een lengte van 300 m kan bereiken, wordt noodzakelijkerwijs op het platform 10 samengesteld of gebouwd.
10 De anodedrager 25 is voorzien van ophangmiddelen waarmee deze kan worden verbonden met of opgehangen aan het platform. In de getoonde uitvoeringsvorm is de anodedrager 25 opgehangen aan een bovenste dwarsversterking door middel van een steunelement 26.
Dit steunelement 26 is, bijvoorbeeld door middel van lasverbin-15 dingen of met behulp van bouten, nabij het boveneinde van de anodedrager 25 bevestigd, zoals nader zal worden toegelicht aan de hand van de Figuren 8 en 9.
De anodedrager 25 is samengesteld uit meerdere secties 27 van een pijp met een diameter van bijvoorbeeld 50 cm en een 20 wanddikte van 1 cm. De secties 27 van de anodedrager 25 kunnen in lengte variëren van ongeveer 5 m tot 10 m, afhankelijk van de meest geschikte afmeting die op het platform kan worden gehanteerd, of waarop anodes van een voorat vastgestelde lengte kunnen worden gemonteerd. Desgewenst kunnen hijsmiddelen, zoals 25 een hijsoog 28, op de bovenste sectie 27 van de anodedrager 25 worden gelast. Aan het hijsoog 28 kan een hijskabel 29 worden bevestigd voor het neerlaten van de anodedrager 25 vanaf het dek 15 van het platform 10, en voor het neerlaten van het steun-' element 26 naar zijn aan een paar dwarsversterkingen gekoppelde 30 positie (Fig. 1), zoals in het navolgende zal worden beschreven aan de hand van de Figuren 8 en 9.
Zoals in Fig. 1 is getoond, bevindt het boveneinde van de anodedrager 25 zich in de nabijheid van het wateroppervlak 14.
8402957
* O
- 10 -
De bovenkant van de anodedrager 25 kan eventueel boven het wateroppervlak uitsteken. Doch ten einde de golfbelasting op het boveneinde van de anodedrager 25 te verminderen, verdient het echter de voorkeur dat het boveneinde van de anodedrager zich 5 van'3 tot 15 m beneden het wateroppervlak 14 bevindt, afhankelijk van de golfkrachten op de platformlocatie.
. , Ten einde· de door de golfbelasting veroorzaakte spanningen op het boveneinde van de anodedrager 25 te compenseren, zijn bovendien de bovenste secties daarvan welke zijn blootgesteld 10 aan golfwerking, tot op een diepte van niet meer dan 25 m beneden het wateroppervlak 14, gemaakt van een pijp met een dikkere wand, bijvoorbeeld een dikte van 2,5 cm. Evenzo, wanneer het ondereinde van de anodedrager 3 tot 50 m in de waterbodem is gedreven (Fig. 1 en Fig. 2), zijn zowel de onderste secties 27 15 van de anodedrager 25 in de waterbodem als die secties welke zich 6 tot 30 m boven de waterbodem 13 uitstrekken, bij voorkeur gemaakt van pijpmateriaal met een dikkere wand (bijvoorbeeld een dikte van 2,5 cm) dan die voor de secties 27 daarboven. Bij buitengewoon lange anodedragers 25 is de wanddikte in het 20 bovenste deel bijvoorbeeld 2,5 cm, in het daaronder volgende deel 2 cm, in het centrale deel 1 cm, in het daaronder volgende deel 2 cm en in het onderste deel dat zich tot in de zeebodem uitstrekt, 2,5 cm. Het verdient de voorkeur dat lange, zware anodedragers 25 zich tot in de waterbodem 13 uitstrekken ten 25 einde de anodedrager die vele tonnen kan wegen te helpen ondersteunen, en waardoor eventuele zijwaartse beweging van het ondereinde wordt beperkt. Wanneer een deel van het gewicht van de anodedrager in de waterbodem wordt ondersteund, wordt het gewicht dat het steunelement 26 en het platform 10 moet dragen 30 verminderd. Aangezien alle grote offshore platforms bij storm in bepaalde mate doorbuigen is, door toepassing van dikkerwandige pijpen in het onderste deel van de anodedrager 25 die zich tot 840 2 9 6 7 * <+ Λ - 11 - in de waterbodem uitstrekt, de anodedrager beter bestand tegen de buigspanningen waaraan hij wordt blootgesteld.
Zoals in de Figuren X en 2 is getoond, kan het ondereinde van de anodedrager 25 zijn voorzien van een puntige sectie 31, 5 die de vorm kan hebben van een kegel, ten einde het binnendringen van de anodedrager in de waterbodem 13 te vergemakkelijken.
Een bepaalde vorm van een sectie 27 van de in Fig, 2 getoonde anodedrager 25 wordt in detail getoond in de Figuren 3 10 en 4, en omvat meerdere, van aluminiumlegering gemaakte· anodes 32, welke anodes voorzien zijn van uiteinden met een stalen kern 33, welke dienst doen als verbindingselement. Hiertoe zijn de kernen 33 op het buitenoppervlak van de anodedrager sectie 27 gelast. Bovendien is de sectie 27 voorzien van een groep 15 magnesiumanodes 34 (waarvan er zes getoond zijn in Fig, 3), die elk een stalen kern 35 bevatten, die aan de uiteinden ervan aan het buitenoppervlak van de anodesectie 27 is vastgelast. Het aantal en de opstelling van de anodes 32 en 34 van elke sectie 27 hangt af van de stroombehoefte ter plaatse voor het 20 verschaffen van de benodigde bescherming tegen corrosie. Desgewenst kan elke sectie 27 aan weerszijden zijn voorzien van een paar hijsogen 36 voor het dragen van de reeds samengestelde secties 27 van de anodedrager 25 als een volgende sectie 27 tijdens de montage op de bovenzijde ervan wordt gelast.
25 In Fig. 1 is te zien hoe het steunelement 26 van de anode drager 25 op de bovenste dvarsversterking 12 van het platform 10 is bevestigd. In de platformonderbouw zijn op verschillende niveaus de dwarsversterkingen aangebracht op een wijze zoals getoond in het bovenaanzicht in Fig. 5. In dit platform zijn 30 evenwijdig lopende dwarsversterkingen 12 met elkaar verbonden door middel van dwarsversterkingen 12a waardoor een rechthoekige opening 37 wordt gevormd, door welke opening de anodedrager 25 wordt neergelaten en op zijn plaats gebracht.
84 ö 2 9 6 7 v , V φ - 12 -
Ten einde zijwaartse beweging van de anodedrager 25 binnen de in verticale richting op afstand van elkaar aangebrachte openingen 37 te beperken, zijn op de anodedrager 25 een serie dwarssteunen 38, 39 aangebracht zoals getoond in de Figuren 5, 6 5 en 7. De steunen 38 en 39 hebben een zodanige afmeting dat zij door de openingen 37 kunnen worden gevoerd totdat het-steunelement 26 op zijn plaats is beland, zoals getoond in de Figuren 1 en 2. In verband met de rechthoekige vorm van de openingen 37, zijn de dwarssteunen 38 langer dan de.in 10 dwarsrichting lopende dwarssteunen 39. Het buitenwaarts gerichte oppervlak van de dwarssteunen 38 en 39 is bij voorkeur voorzien van stootelementen van een veerkrachtig materiaal, zoals urethaanstootkussens 40 en 41. welke respectievelijk op de steunen 38 en 39 zijn gelijmd.
15 In de Figuren 6 en 7 is te zien dat de anodes 32 en 34 steeds boven of onder de dwarssteunen 38 en 39 zijn geplaatst.
Op elk niveau is de sectie 27 van de anodedrager 25 elektrisch verbonden met de aangrenzende dwarsversterking 12 of 12a, of een daaraan bevestigd stalen element (bijvoorbeeld een klokgeleider) 20 van de platformonderbouw door middel van een elektriciteit geleidende kabel 43 (zie Fig. 5), welke, bijvoorbeeld door een duiker of een op afstand bediend voertuig kan worden aangebracht. Het stalen steunelement 26, wanneer dit op de daarvoor bestemde dwarsversterking is aangebracht, kan eveneens 25 dienst doen als elektrische verbinding tussen de anodedrager 25 en het platform 10.
Zoals uit de Figuren 8 en 9 blijkt, omvat het steunelement 26 in dwarsrichting lopende ondersteuningsbalken 45 en 46 met daaraan vastgelaste klemsegmenten 47 en 48, welke zodanig zijn 30 geconstrueerd dat zij aan elkaar kunnen worden bevestigd, bij voorkeur door middel van bouten 49. Het binnenoppervlak van de klemsegmenten 47 en 48 heeft een zodanige ronding dat het om het buitenoppervlak van de anodedrager 25 past.
8402967 >» r.
- 13 -
Aan de onderzijde van de I-vormige ondersteuningsbalken 45 en 46 zijn een tweetal holle, sledevormige elementen 51 en 52 gelast, welke een zodanige vorm en grootte hebben dat zij op de dwarsversterkingen 12 van het platform 10 passen. De anodedrager 5 25 is voorzien van een zittingkraag 53 die zodanig is gecon strueerd dat deze aansluit op de bovenzijde van hef steunelement 26, zoals getoond in Fig. 8. De kraag 53 heeft de vorm van een ringelement en is versterkt door middel van hoekplaten 54, welke op het buitenoppervlak van de anodedrager zijn aangebracht. Het 10 steunelement 26 kan ook van het niet-afneembare type zijn en derhalve direct op de anodedrager zijn gelast.
De onderhavige uitvinding verschaft een methode voor het toevoegen van anodes 32 en 34 (Fig. 3) aan een in zee opgesteld, platform (Fig. X) ten einde de platformonderbouw en de daarin 15 aanwezige stijgbuizen· te beschermen tegen corrosie.
Bij een vooraf uitgekozen opening 17 in het dek van het platform, en binnen het werkbereik van een anode ten opzichte van ten minste enkele van de stijgbuizen 18, wordt de puntvormige onderste sectie 31 van de anodedrager 25 in de opening 20 37 (Fig. 5) neergelaten en aldaar opgehangen, waarbij een anodesectie 27 aan de bovenzijde ervan wordt gelast. Daarna worden opeenvolgende anodesecties met de uiteinden aan elkaar gelast. De werkwijze wordt stapsgewijs uitgevoerd, eerst het maken van een las, dan het ongeveer 6 m neerlaten van de 25 anodedrager 25, en daarna het toevoeren en het aan de bovenzijde vastlassen van een nieuwe anodesectie 27. Deze werkwijze wordt voortgezet totdat alle anodesecties 27 die de anodedrager 25 vormen, met elkaar zijn verbonden. Op dat moment strekt de anodedrager 25 zich in benedenwaartse richting uit door een 30 serie verticaal gerichte, rechthoekige openingen 37 (Fig. 5) in de platformonderbouw. Tijdens het aan dek monteren van de anodedrager 25, worden de dwarssteunen 38 en 39 op de anodedrager aangebracht. De axiale afstand tussen de dwarssteunen 38 en 39 op de anodedrager 25 is gelijk aan de verticale afstand i 8402967
i V
- 14 - tussen de dwarsversterkingen 12 van het platform 10, Wanneer de anodedrager 25 zijn definitieve plaats heeft bereikt en aan het platform 10 is opgehangen door middel van het steunelement 26, dan bevinden de dwarssteunen 38 en 39, ten minste op sommige 5 niveaus binnen de platformonderbouw, zich derhalve tegenover de dwarsversterkingen 12, Wanneer het steunelement 26 bestaat uit twee delen, zoals in het voorafgaande beschreven, dan kan de verbinding met de anodedrager 25 tot stand worden gebracht op een locatie onder water, bijvoorbeeld door duikers of door een 10 op afstand bediend onderwatervoertuig. Wanneer de anodedrager 25 zijn plaats binnen het platform heeft bereikt, wordt deze op meerdere plaatsen, verdeeld over de lengte van de anodedrager, door middel van kabels elektrisch met het platform verbonden.
Wanneer het onderste deel van de anodedrager 25 over een 15 aanzienlijke afstand (bijvoorbeeld 15 tot 60 m) in de waterbodem wordt neergelaten of gedreven (door middel van gewichten of een heiinrichting), tot een zodanige diepte dat het gewicht van de anodedrager 25 grotendeels wordt ondersteund door wrijvings-contact met de waterbodem, dan worden de onderste secties 27 die 20 zich beneden de bodemgrens bevinden uit normale pijpen met een grote diameter (bijvoorbeeld 45 cm) vervaardigd zonder dat anodes 32 en/of 34 op het buitenoppervlak ervan worden aangebracht.
In Fig. 11 is de tweede uitvoeringsvorm van de inrichting 25 volgens de uitvinding weergegeven. De in Fig. 11 getoonde anodedraaginrichting 125 is aangebracht op een in zee opgesteld platform 110. Het platform 110 omvat meerdere langwerpige, buisvormige poten 111, welke onderling zijn verbonden door een serie dwarsversterkingen 112, De poten 111 lopen nagenoeg 30 verticaal vanaf de waterbodem 113 naar een geschikt niveau, bijvoorbeeld 15 m boven het wateroppervlak 114, waar zij een of meer werkvloeren en/of opslagdekken 115 ondersteunen. Op het platform is een hijseenheid 116 aanwezig voor het verplaatsen van pijpen en andere apparatuur op het platform.
8402967 ** « - 15 -
De boven- en ondervloer van het dek 115 zijn voorzien van één of meer door de vloeren heen lopende putvakken of openingen 117, door welke openingen bij de aanvang van de putboorwerk-zaamheden een stijgbuis 118 wordt gevoerd.
5 Het platform 110 is in de waterbodem 113 verankerd, door palen 121. Tijdens het boren van een put via een stijgbuis 118 worden eën of meer verbuizingsseries in de put gevoerd, en opgehangen aan een putmond 122.
De in Fig. 11 getoonde anodedrager of anodedraaginrichting 10 125 is voorzien van anodes die, bijvoorbeeld door middel van lassen, op het buitenoppervlak van de anodedrager zijn aangebracht, zoals is getoond in Fig. 14. De anodedrager 125, die meer dan 300 m lang kan zijn, wordt onder water samengebouwd. De anodedrager 125 is over zijn gehele lengte voorzien van gewicht-15 ondersteunende steunelementen 126 die worden opgehangen aan de dwarsversterkingen 112 van het platform. Ieder steunelement 126 is nabij het boveneinde van een anodedragersectie 127 bevestigd, zoals aan de hand van de Figuren 13, 14 en 15 nader zal worden toegelicht. ! 20 De anodedraaginrichting 125 is samengesteld uit meerdere j pijpsecties met een lengte van 12 tot 30 m voor het overbruggen j van de verticale afstand tussen de opeenvolgende dwarsversterkingen 112 van het platform 110. Een specifieke buisvormige anodedragersectie 127 kan bijvoorbeeld een lengte hebben 25 van 25 m, een diameter van 50 cm en een wanddikte van 1 cm.
Zoals uit Fig. 14 blijkt, bestaat de anodedragersectie 127 uit een pijp 128 waaraan een korte pijpsectie 128a is vastgelast. De buitendiameter van de korte pijpsectie 128a is kleiner dan de binnendiametar van de pijp 128, zodat het onder-30 einde van de anodedragersectie in de bovenkant van de daaronder volgende anodedragersectie kan worden gestoken. Op het buitenoppervlak van de pijp 128 zijn meerdere anodes 130 aangebracht door de uiteinden van de kemstang 131 die door elke anode 130 loopt, tegen het buitenoppervlak van de pijp 128 te lassen. De i 8402967' - 16 - opstelling en het aantal anodes wordt bepaald aan de hand van het benodigde gewicht aan anodes ter verkrijging van de nood— zakelijke bescherming tegen corrosie. De in Fig. 18 in detail getoonde anode 130 omvat een langwerpig, uit een magnesium- of 5 aluminiumlegering bestaand lichaam, met een lengte van bijvoorbeeld 2,5 m en een dwarsdoorsnede van 15 tot 25 cm (Fig. 19). De kernstang 131 die aan elk eind van de anode 130 uitsteekt is gewoonlijk gemaakt van staal zodat hij gemakkelijk op een stalen pijp kan worden gelast.
10 Het ondereinde 132 van de in Fig. 14 getoonde anodedrager- sectie 127 is afgeschuind ten einde het aanbrengen in het boveneinde van de aangrenzende sectie 127 te vergemakkelijken. Voorts is iedere sectie 127 voorzien van.een afgeknotte kegel-geleider 136 welke op de open bovenzijde van pijp 128 is gelast. 15 Wanneer twee secties in elkaar worden gestoken, wordt het ondereinde 132 van de ene sectie zover in het boveneinde van de aangrenzende sectie gevoerd totdat een schouder 137 aan het uiteinde van de pijp 128 van de bovenliggende sectie tegen de binnenwand van de klokgeleider 136 van de onderliggende sectie 20 aansluit. In Fig. 26 is een alternatief insteeksysteem getoond waarbij een benedenwaarts gericht kegelvormig uiteinde 138 tegen het ondereinde van pijpsectie 128a wordt gelast, waarbij het uiteinde 138 zodanig is gevormd dat het in het boveneinde van de daaronder volgende anodedragersectie 127 past.
25 . Aangezien elke anodedragersectie 127 een gewicht van 2500 kg kan hebben, bestaat er in het algemeen weinig kans op verticale beweging van de secties door golfkrachten. Desgewenst kunnen echter verankeringsmiddelen tegen relatieve verticale beweging van opeenvolgende secties worden aangebracht, in de 30 vorm van klem- Of borgschroeven 140 die door de wand van één pijpsectie 128 heen steken, zoals getoond in Fig. 26, en in de buitenwand van de daarin gestoken pijpsectie grijpen. Toepassing van klem- of borgschroeven 140 heeft tevens het voordeel dat een goed elektrisch contact tussen de uiteinden van twee anode- 8402957 ·» Λ - 17 - dragersecties wordt verkregen.
Ten einde de anodedragersectie 127 te laten steunen op een dwarsversterking 112 van het platform is de sectie, zoals getoond in Fig. 15, voorzien van een steunelement 141 dat 5 excentrisch nabij het boveneinde van de sectie 127 is aangebracht met behulp van een geschikt verbindingselement 142 dat cilindervormig kan zijn of dat de vorm van steunplaten 142a kan hebben. Het steunelement 141 omvat een sledevormig element 143 dat een zodanige grootte heeft dat het rust op en samenwerkt 10 met ten minste het bovenoppervlak van een dwarsversterking 112 van de platformonderbouw.
De binnendiameter van het pijpsegment dat het sledevormige element 143 vormt, is ten minste gelijk aan de buitendiameter van de dwarsversterking 112 waarop deze dient te rusten. Door 15 middel van het pijpstuk 142 is het sledevormige element 143 verbonden met het bovenste deel van de anodedragersectie 127. De afstand tussen de verschillende ophangmiddelen 141, 141a en 141b is in hoofdzaak gelijk aan de verticale afstand tussen de dwarsversterkingen 112 van de platformonderbouw waarop de 20 ophangmiddelen rusten. Bovendien wordt door het telescopisch met elkaar verbinden van aangrenzende uiteinden van opeenvolgende anodedragersecties voldoende speelruimte verkregen voor het opvangen van mogelijke veranderingen in afstand die in de loop der jaren tussen de dwarsversterkingen kunnen optreden, bijvoor-25 beeld ten gevolge van verzakking van het platform.
In Fig. 15 is eveneens een alternatief steunelement 141a weergegeven. Dit steunelement 141a omvat een scharnierende plaat 144 die gemonteerd is op een arm 145, welke op zijn beurt schar- | nierend is aangebracht op het sledevormige element 143a door 30 middel van een scharnierpen 146. Het binnenvlak 147 van de arm 145 loopt in benedenwaarste richting zodanig taps toe dat de opening bij het ondereinde van de arm ten minste gelijk is aan de diameter van de dwarsversterking 112, ten einde het aanbrengen van het steunelement 141a over de dwarsversterking 112, 8402967 - 18 - wanneer dit daarop naar zijn plaats wordt neergelaten, te vergemakkelijken. Het zal duidelijk zijn dat wanneer het sledevormige element 143a op de dwarsversterking 112 is beland, de scharnierplaat 144 en zijn arm 145 zodanig in binnenwaartse 5 richting zullen draaien dat de scharnierplaat op zijn minst tegen een deel van de onderzijde van de dwarsversterking 112 steunt. De scharnierplaat 144 en arm 145 worden tegen de dwarsversterking 112 vastgeklemd door een verbindingsstang 148. De stang 148 is draaibaar, op punt 149, aan het ondereinde van 10 arm 145 aangebracht zodanig dat hij kan worden gedraaid tot hij het verbindingselement 142a raakt, waarmee hij door middel van een moer 150 wordt verbonden. Deze verbinding kan hetzij door een duiker, hetzij door een op afstand bediend onderwater-voertuig tot stand worden gebracht.
15 Een eveneens geschikte vorm voor een steunelement 141c is weergegeven in Fig. 17 en omvat een sledevormig element 143c met een arm 145c welke daaraan door middel van een scharnierpen 146c scharnierend is aangebracht. De arm 145c heeft een hefboomsectie of kantelstuk 153 boven de scharnierpen 146c. Wanneer de arm 20 145c los hangt, zal hij. opendraaien in de positie zoals aangegeven door de onderbroken lijnen in Fig. 17. Wanneer het steunelement 141c echter over een dwarsversterking wordt neergelaten, dan zal de punt van het kantelstuk 153 van de scharnierplaat 144c contact maken met de dwarsversterking en zal 25 de arm zich in de gesloten positie bewegen, zoals getoond in Fig. 17. Op dat moment zullen de kegelvormige elektrische contactelementen 154, welke op het binnenvlak van de scharnierplaat 144c en sledevormig element 143c zijn gelast, in contact komen met het buitenoppervlak van de dwarsversterking en daarmee 30 een elektrische verbinding vormen. Elk van de steunelementen kan tevens voorzien zijn van klemschroeven 155» zoals bij het in * Fig. 15 getoonde steunelement 141a is weergegeven voor het vormen van elektrische contactpunten tussen het steunelement en de dwarsversterking waar het op rust. Het aandraaien van de klemschroeven tegen de dwarsversterking kan worden uitgevoerd i 8402967 - * - 19 - door duikers of mee behulp van een op afstand bediend onderwater-voertuig.
Zoals getoond in Fig. 11, kan de onderste anodedragersectie 127 van de anodedraaginrichting 125 door de dwarsversterking 112 5 worden ondersteund terwijl het ondereinde vrij hangt. Wanneer de onderste sectie 127 een aanzienlijke lengte heeft, verdient het de voorkeur het ondereinde ervan te voorzien van verbindingsmiddelen die het ondereinde van de onderste anodedragersectie aan een dwarsversterking van het platform bevestigen en tegen 10 zijwaartse beweging verankeren. Fig. 13 toont een anodedragersectie 127 met een steunelement 141b. Het verbindingselement 141d aan de onderzijde van de anodedragersectie 127 bestaat uit een huls 156 welke in coaxiale richting om het ondereinde van de sectie 127 is aangebracht. Voordat de huls wordt gemonteerd, 15 wordt hij tijdelijk aan de pijp 128 vastgezet, door middel van een veiligheidsbreekpen 157 die gemakkelijk kan worden verbroken door axiale beweging van de huls ten opzichte van de sectie 127 nadat de ophanginrichting 14ld welke door de huls 156 wordt gedragen, aan een dwarsversterking op het platform is bevestigd.
20 Het ondereinde van de anodedragersectie 127 kan eventueel beneden de huls 156 worden voorzien van een nok 158, zodat de huls 156 niet van de anodedragersectie 127 kan vallen.
Een andere mogelijkheid is om, voorafgaand aan of gelijktijdig met het monteren van de onderhavige anodedraaginrichting 25 in het platform, een kegelvormige klokgeleider en verbindingselement 160 (Fig, 24) op de onderste dwarsversterking van het platform waar de anodedraaginrichting naar onderweg is, te monteren. De kegelvormige klokgeleider 160 waarop een geschikte klem 161 is aangebracht, zou aldus door het water naar de 30 gewenste dwarsversterking 112 kunnen worden neergelaten, waar i hij door duikers of een onderwatervoertuig kan worden bevestigd. j
Wanneer het ondereinde van de onderste anodedragersectie erin wordt neergelaten, fungeert de geleider 160 als verbindingselement met het platform tegen een zijwaartse beweging van de % 8402967 - 20 - sectie 127. Ook kan de kegelvormige klokgeleider 160 aan het ondereinde van sectie 127 worden bevestigd door middel van een breekpen 162 of klemschroef 163 en op zijn plaats op het platform worden neergelaten, waar een duiker de klem 161 aan een 5 dwarsversterking kan bevestigen. Door het verbreken van de breekpen 162 is een relatieve axiale beweging van de anode-dragersectie 127 binnen de klokgeleider 160 mogelijk, waarna het steunelement 141b nabij het boveneinde van de anodedragersectie aan een hogere dwarsversterking kan worden opgehangen. Door 10 vervolgens de klemschroef 163 vast te draaien, wordt de sectie 127 tegen verticale beweging verankerd en wordt tevens een elektrisch contact tussen het ondereinde van de sectie 127 en de dwarsversterking 112 verkregen. Ofschoon in de beschrijving aan de hand van de tekening is uitgegaan dat slechts één klemschroef 15 werd gebruikt voor het aan elkaar vastklemmen van de anodedragersecties 127 tegen verticale beweging, zal het duidelijk zijn dat ook meerdere klemschroeven kunnen worden gebruikt, zoals is getoond in de Figuren 15 en 26.
In het geval dat de anodedraaginrichting onder water wordt 20 aangebracht zonder assistentie van duikers, kan het' gewenst zijn oriënteringsmiddelen te gebruiken welke door de anodedragersecties 127 worden gedragen, zodat het door een anodedragersectie gedragen steunelement zodanig wordt gedraaid wanneer deze in een lagere sectie wordt gestoken, dat het steunelement zich 25 in een zodanige positie bevindt dat het op een dwarsversterking van het platform kan steunen of zich daaraan kan vastgrijpen. De oriënteringsmiddelen kunnen de vorm hebben van twee samenwerkende elementen, waarvan er één gedragen wordt aan het ene uiteinde van een dragersectie en het andere gedragen wordt door 30 het aangrenzende uiteinde van de dragersectie waarmee deze dient te worden verbonden. Zoals getoond in Fig. 23, kan op de binnenwand bij het boveneinde van de anodedragersectie 127 bijvoorbeeld een oriënteringskraag 164 worden gevormd, welke samenwerkt met een uitlijnpen welke in buitenwaartse richting uit de pijpsectie 128a aan het ondereinde van de daar boven gelegen 8402957 - 21 - .» , anodedragersectie steekt en zich vastgrijpt aan de kraag, zodat de gehele bovenliggende sectie bij axiale beweging van de pen ten opzichte van de kraag zal ronddraaien. Door de axiale beweging van de twee met elkaar verbonden delen zal de bovenste 5 anodedragersectie ten opzichte van de onderste sectie ronddraaien tot een vooraf vastgestelde positie waarin het steunelement zich boven een dwarsversterking bevindt waarop deze wordt neergelaten. Verder kan het, zoals getoond in Fig. 25, gewenst zijn de buiteneinden 143 van de sledevormige elementen 10 141 van het steunelement naar buiten te buigen ten einde oriënteringsmiddelen te verschaffen waarmee een sledevormig element 143 gemakkelijker op een dwarsversterking 112 kan worden geplaatst.
Ofschoon het gebruik van klemschroeven 155 (Fig. 15 en Fig.
15 21) en het gebruik van kegelvormige contactelementen 154 (Fig.
22) is getoond als middel voor het verschaffen van elektrisch contact tussen de steunelementen van de anodedragersecties en de dwarsversterkingen van het platform, zal het duidelijk zijn dat de dwarsversterkingen 112 (Fig. 14) van het platform ook door '20 middel van een kabel 165 elektrisch kunnen worden verbonden met de anodedragersecties 127. De anodedragersecties 127 kunnen ook voorzien zijn van één of meer hijsoren 166 voor het neerlaten van een sectie door het water naar zijn gemonteerde positie.
Elke anodedragersectie is voorts voorzien van dwarsschotten 133 25 en 134 die ten opzichte van de uiteinden ervan zodanig zijn geplaatst dat tussen de schotten een drijfkamer wordt gevormd.
De ruimte tussen de dwarsschotten 133 en 134 wordt zodanig gekozen dat de sectie nagenoeg blijft zweven wanneer de aan het buitenoppervlak van de sectie bevestigde anodes 130 zijn 30 verbruikt.
In de schematische dwarsdoorsnede van Fig. 20 wordt een bepaalde opstelling van anodes 130 getoond, waarbij de anodes rond de pijpsectie 128 onder een hoek van 90° ten opzichte van elkaar zijn geplaatst. De anodes 170 die door middel van 35 stippellijnen aan één zijde van elk van de anodes 130 zijn / % 8402967 L « - 22 - aangegeven, stellen de plaatsen voor van de daaronder volgende rij van anodes rond de pijpsectie 128.
Bij het monteren van de in Fig. 11 getoonde anodedraag-inrichting 125 worden eerst meerdere anodes aangebracht op en 5 elektrisch verbonden met elk van een serie langwerpige, buisvormige anodedragersecties. Afhankelijk van de diepte van het water waarin het platform wordt geplaatst, en het aantal stijgbuizen of andere elementen van het platform welke dienen te worden beschermd, wordt een serie of een vooraf uitgekozen 10 aantal van deze anodedragersecties.onder water met elkaar verbonden en daarna, op een gewicht-ondersteunende wijze, mechanisch aan de onderbouw van het platform bevestigd, alsmede elektrisch daarmee verbonden. De secties 127 kunnen worden neergelaten vanaf het dek van het platform via een daarin 15 aanwezig gat dat nabij de te beschermen stijgbuizen is - aangebracht. De secties kunnen ook worden neergelaten vanaf een smal vaartuig dat tussen de poten van het platform wordt gemanoeuvreerd tot nabij de stijgbuizen 118.
Bij het aanbrengen van de in Fig. 11 getoonde anodedraag-20 inrichting 125, wordt een eerste anodedragersectie 127 (Fig. 13) door het water en door de platformonderbouw neergelaten tot een vooraf uitgekozen dwarsversterking van genoemde platformonderbouw op de diepste waterlocatie waar anodes dienen te worden aangebracht. De anodedragersectie 127 wordt dan zodanig in 25 zijwaartse richting verplaatst dat de steunelementen 141b en 141d zich boven twee, op verticale afstand van elkaar geplaatste dwarsversterkingen 112 van de onderbouw bevinden. Door de anodedragersectie 127 door middel van kabels die aan een hijsoog 166 aan elke zijde van de sectie zijn bevestigd, continu te 30 laten zakken, wordt ervoor gezorgd dat de steunelementen 141b en 141d op de dwarsversterking 112 komen te rusten en dat de armen 145 zich in de getoonde verticale stand kunnen bewegen. Desgewenst kan de arm 145 in deze stand worden vergrendeld door middel van de stang 148 (Fig. 15) en vastgezet door middel van i 8402967 - 23 - moer 150. Voordat de steunelementen, op de dwarsversterkingen worden aangebracht, wordt bij voorkeur eventuele corrosie of zeebegroeiing daarvan verwijderd.
Wanneer de ruimte tussen de steunelementen 141b en 141d 5 groter is dan de ruimte tussen de dwarsversterkingen 112, dan zal het onderste steunelement 141 het eerst de bijbehorende ‘ dwarsversterking 112 bereiken, en zal de breekpen 157 door het steeds verder laten zakken van de anodedraaginrichting afbreken, waardoor het buisvormige lichaam 128 zich ten opzichte van de 10 huls 156 in benedenwaarste richting zal bewegen totdat het bovenste steunelement 141b op de bijbehorende dwarsversterking 112 is beland. Daarna worden volgende secties, gelijk aan die welke is getoond in Fig. 14, ëén voor één door het water neergelaten en met het ondereinde 128a ervan in de klokgeleider 136 15 aan het boveneinde van de daaronder gelegen anodedragersectie 127 gestoken. Het neerlaten van de in Fig. 14 getoonde sectie wordt voortgezet totdat het steunelement 141 op de dwarsversterking 112 is geplaatst.
Wanneer alle secties 127 van de anodedraaginrichting 125 20 van Fig. 11 met elkaar zijn verbonden, wordt elke sectie 127 met de dwarsversterking 112 waaraan hij hangt, elektrisch verbonden door middel van kabels 165 (Fig. 14), of door middel van klem-schroeven 155 (Fig. 21), of door toepassing van kegelvormige contactelementen 154 (Fig. 22). De anodedrager 125 kan zich van 25 het oppervlak van het water 114 (Fig. 11), of van een punt daarboven, uitstrekken naar een plaats nabij de waterbodem 113, zoals is getoond. Het boveneinde van de anodedrager bevindt zich bij voorkeur ten minste 6 m beneden het waterniveau ten einde het buiten de golfwerking te houden, en aldus de daarop en de 30 via de anodedrager op het platform uitgeoefende krachten te verminderen. Het zal echter duidelijk zijn dat de anodedrager elke willekeurige lengte kan hebben en nabij ieder deel van het platform dat extra bescherming tegen corrosie nodig heeft, kan worden aangebracht.
8402967
< J
- 24 -
Nadat de anodes op het platform zijn aangebracht op een wijze volgens de onderhavige uitvinding, wordt de door de anodes geproduceerde stroom met behulp van een geschikte methode, zoals , onder toepassing van een smoorspoel-opneemmeter, opgemeten.
5 Nadat gedurende een vooraf vastgestelde periode is gewacht totdat het platform en de daarop gemonteerde stijgbuizen gepolariseerd zijn, welke periode een half jaar of meer kan zijn, wordt het kathodepotentiaal van het platform gemeten ten einde het niveau van bescherming tegen corrosie dat 10 bereikt is dank zij het thans op het platform toegepaste anode-systeem, te bepalen. Wanneer dan zou worden vastgesteld dat de kathodepotentiaal van het platform en derhalve het niveau van bescherming daarvan onvoldoende is, dan kan een onderzoek worden ingesteld ten einde te bepalen op welke plaats en op welk niveau 15 extra anodes op het platform nodig zijn. Extra anodes kunnen dan op eenvoudige en doeltreffende wijze eveneens met behulp van de hierboven beschreven methode worden aangebracht.
\ 840 2 9 6 7

Claims (27)

1. Anode-inrichting voor een in zee opgesteld platform met een stalen onderbouw die gevormd wordt door meerdere, nagenoeg verticale poten en door dwarsversterkingen die op meerdere niveaus tussen de poten zijn aangebracht, waarbij het platform 5 is uitgerust met meerdere stijgbuizen, met het kenmerk, dat de anode-inrichting bestaat uit een langwerpige, buisvormige anodedrager welke is samengesteld uit meerdere, korte anode-dragersecties, waarbij ten minste één anode is aangebracht op en elektrisch verbonden is met elke anodedragersectie, ophang-10 middelen die zijn aangebracht op genoemde anodedrager en die zodanig zijn geconstrueerd dat zij op ten minste één dwars-versterking van genoemd platform kunnen steunen ten einde ten minste een deel van het gewicht van de anodedrager te dragen wanneer deze in verticale positie in de nabijheid van de stijg-15 buizen is geplaatst, en een serie elektrische verbindingsmiddelen die in axiale richting op afstand van elkaar op genoemde anodedrager zijn aangebracht voor het tot stand brengen van een serie elektrische verbindingen met het platform.
2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de 20 ophangmiddelen bestaan uit een steunelement dat aan genoemde anodedrager nabij het boveneinde daarvan is bevestigd en dat zodanig is geconstrueerd dat het op een paar dwarsversterkingen van genoemd platform kan steunen.
3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat het 25 steunelement ten minste twee secties omvat die zondanig zijn geconstrueerd dat zij door middel van bouten rond de anodedrager kunnen worden aangebracht, waarbij het benedenoppervlak van genoemd steunelement gevormd wordt door twee benedenwaarts gerichte, holle slededelen die zich aan tegenovergestelde zijden * 8402967 * I * ~ - 26 - van de anodedrager bevinden op een onderlinge afstand die gelijk is aan de afstand tussen een paar dwarsversterkingen van het platform waarop zij rusten.
4. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat aan 5 het ondereinde van de anodedrager een steekpunt is aangebracht voor het vergemakkelijken van het binnendringen van het ondereinde van de anodedrager in de waterbodem, en waarbij de lengte . van de anodedrager zodanig is gekozen dat deze in gewichtsonder-steunende verbinding staat met de waterbodem wanneer de ophang-10 middelen op de. dwarsversterking van het platform rusten.
5. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de ophangmiddelen bestaan uit een serie steunelementen welke elementen zijn aangebracht op elk van de genoemde anodedragersecties nabij het boveneinde daarvan en waarbij ieder steun- - 15 element zodanig is geconstrueerd dat het op ten minste één dwarsversterking van genoemd platform kan steunen, en waarbij elk van genoemde anodedragersecties elektrische verbindingsmiddelen draagt voor het tot stand brengen van elektrische verbindingen met het platform.
6. Inrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat ten minste één uiteinde van één van elk paar aangrenzende anodedragersecties is voorzien van een verbindingsstuk voor het verankeren van de met elkaar verbonden uiteinden van de aangrenzende secties tegen zijwaartse beweging ten opzichte van 25 elkaar, en van verankeringsmiddelen voor het verankeren van genoemde secties tegen relatieve axiale verticale beweging.
7. Inrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de anodedragersecties buisvormig zijn en het verbindingsstuk tussen aangrenzende anodedragersecties wordt gevormd door het open 30 uiteinde van ëën sectie, welk uiteinde een zodanige diameter ' ’ heeft dat daarin op telescopische wijze het samenwerkende uiteinde van de aangrenzende sectie waarmee deze is verbonden, kan worden opgenomen. 8402967 " f - 27 -
8. Inrichting volgens conclusie 6, waarbij ten minste een uiteinde van een van elk paar anodedragersecties is voorzien van een geleidingselement, waardoor de samenwerkende uiteinden van genoemd paar secties in axiale richting in één lijn ten opzichte 5 van elkaar worden geleid tijdens het samenstellen van de anodedrager.
9. Inrichting volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat de anodedragersecties open uiteinden hebben en genoemd geleidingselement een klokgeleider in de vorm van een afgeknotte kegel 10 omvat, waarbij de bovenkant van de kegel is aangebracht op het bovenuiteinde van ëên van genoemde anodedragersecties voor het ln axiale richting in één lijn daarmee geleiden van het samenwerkende uiteinde van genoemde aangrenzende anodedragersectie.
10. Inrichting volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat de 15 klokgeleiders aan de boveneinden van de anodedragersecties zijn bevestigd.
11. Inrichting volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat de anodedragersecties buisvormig zijn, het uiteinde van één van elk samengesteld paar anodedragersecties open is, en waarbij de 20 andere sectie van genoemd samenstel een taps toelopende steek-punt omvat met een zodanige afmeting dat deze in het open uiteinde van de aangrenzende dragersectie geschoven kan worden ten einde de twee secties axiaal in één lijn te brengen.
12. Inrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat aan 25 het ondereinde van de onderste anodedragersectie van genoemde anodedrager een extra steunelement is aangebracht, waarbij het genoemde extra steunelement een zodanige afmeting heeft, dat het aan een dwarsversterking van de platformonderbouw kan worden gekoppeld en het ondereinde van de anodedrager tegen zijwaartse 30 beweging verankert.
13. Inrichting volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat het extra steunelement een huls omvat die schuifbaar is aangebracht nabij het ondereinde van de onderste anodedragersectie, en klemmiddelen die aan genoemd hulselement zijn bevestigd en 8402967 • J1 . * - 28 - zodanig zijn geconstrueerd dat zij om een dwarsversterking van genoemde platformonderbouw kunnen worden aangebracht voor het verankeren van genoemd hulselement tegen zijwaartse verplaatsing.
14. Inrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat puntige verankeringsmiddelen zijn aangebracht nabij ëén uiteinde van ëén van een paar samenwerkende anodedragersecties en die tegen de andere samenwerkende sectie geklemd kunnen worden ten einde de secties aan elkaar te vergrendelen en axiale beweging 10 tussen de twee delen te voorkomen.
15. Inrichting volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat het hulselement is voorzien van verankeringsmiddelen voor het vastkoppelen van het hulselement aan de onderste anodedragersectie.
16, Inrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat elk 15 steunelement een horizontaal sledevormig element omvat met een zodanige afmeting en vorm dat het geplaatst kan worden op het bovenoppervlak van een dwarsversterking van genoemde platformonderbouw en waarbij elk steunelement excentrisch op iedere anodedragersectie is aangebracht nabij het boveneinde ervan.
17. Inrichting volgens conclusie 16, met het kenmerk, dat de ruimte tussen de verschillende steunelementen over de lengte van de genoemde anodedrager in hoofdzaak gelijk is aan de verticale ruimte tussen de dwarsversterkingen van de platformonderbouw waarop de ophangmiddelen rusten.
18. Inrichting volgens conclusie 16, met het kenmerk, dat het sledevormige element bestaat uit een korte halve pijpsectie waarvan de b innendiameter ten minste gelijk is aan de buitendiameter van de dwarsversterking waarop het dient te rusten, en waarbij een seharnierplaat die bevestigd is aan de pijpsectie, 30 welke seharnierplaat naar een positie tegen de onderste helft van een dwarsversterking van de platformonderbouw kan worden gedraaid.
19. Inrichting volgens conclusie 18,. met het kenmerk, dat de seharnierplaat over zijn horizontale lengte hol is met een zodanige diameter dat hij een deel van de onderste helft van de dwarsversterking kan opnemen. 840 2 9 6 7 » .-29- ·* -i*
20. Inrichting volgens conclusie 18, waarbij de scharnierplaac is voorzien van vergrendelingsmiddelen voor het vergrendelen ervan tegen een dwarsversterking van genoemde platformonderbouw.
21. Inrichting volgens conclusie 20, met het kenmerk, dat de 5 vergrendelingsmiddelen ten minste één verbindingsstang omvatten.
22. Inrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de elektrische verbindingsmiddelen een elektrische kabel omvatten die aan het ene einde verbonden is met een anodedragersectie en aan het andere einde met een deel van genoemde platformonder- 10 bouw.
23. Inrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de elektrische verbindingsmiddelen een serie contactelementen omvatten die op het oppervlak van het steunelement zijn aangebracht en die contact maken met het oppervlak van een dwars- 15 versterking van genoemde platformonderbouw.
24. Inrichting volgens conclusie 5, waarbij in elke buisvormige anodedragersectie dwarsschotten zijn aangebracht nabij de uiteinden daarvan, waardoor in elke sectie een drijfkamer wordt gevormd waarbij de drijfkamer een zodanig volume heeft dat de 20 sectie nagenoeg blijft zweven wanneer de aan het buitenoppervlak van de sectie bevestigde anodes zijn verbruikt.
25. Inrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat iedere anodedragersectie is voorzien van oriënteringsmiddelen, waarmee bij een relatieve axiale beweging van twee aangrenzende anode- 25 dragersecties ten opzichte van elkaar de bovenste anodedragersectie ten opzichte van de onderste sectie rondgedraaid wordt tot een vooraf vastgestelde azimut.
26. Werkwijze voor het aanbrengen van een anode-inrichting volgens conclusie 2 op een in zee opgesteld platform, met het 30 kenmerk, dat de werkwijze de volgende stappen omvat; het bevestigen en elektrisch verbinden van ten minste één anode aan een buisvormige anodedragersectie, het op een punt boven de waterlijn met de uiteinden aan elkaar bevestigen van meerdere van genoemde anodedragersecties, het in het water neerlaten van
84 G 2 9 6 7 . > *· - 30 - genoemde, onderling verbonden anodedragersecties tussen de op afstand van elkaar aangebrachte dwarsversterkingen in de nabijheid van de stijgbuizen, het doorgaan met het bevestigen van extra anodedragersecties aan de bovenzijde van de onderling 5 verbonden anodedragersecties, waardoor een langwerpige anodedrager wordt gevormd met een zodanige lengte dat deze zich uitstrekt over ten minste een groot deel van de waterdiepte waarin het platform is opgesteld, het aanbrengen van het steunelement aan de anodedrager nabij het boveneinde ervan, het 10 ophangen van de langwerpige anodedrager aan het platform door het steunelement neer te laten op een paar, op afstand van elkaar aangebrachte dwarsversterkingen nabij de stijgbuizen, en het met het platform elektrisch verbinden van genoemde langwerpige anodedrager op meerdere, over de lengte daarvan 15 verdeelde plaatsen.
27. Werkwijze voor het aanbrengen van een anode-inrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de werkwijze de volgende stappen omvat: het bevestigen en elektrisch verbinden van ten minste één anode aan een buisvormige anodedragersectie, * 20 het in het water neerlaten van een eerste anodedragersectie naar een vooraf uitgekozen dwarsversterking van genoemde platform-onderbouw tot de diepste waterlocatie waar anodes dienen te worden aangebracht, het bevestigen van ten minste één vooraf uitgekozen punt van genoemde eerste anodedragersectie aan 25 genoemde vooraf uitgekozen dwarsversterking van genoemde plat-formonderbouw tegen zijwaartse beweging door middel van een gewichtdragende koppeling, het elektrisch verbinden van genoemde eerste anodedragersectie met de platformonderbouw, het achtereenvolgens één voor één door het water neerlaten van extra 30 anodedragersecties naar een plaats welke in axiale richting één ^ lijn vormt met genoemde eerste anodedragersectie, het onder water vastkoppelen van het ondereinde van elke toegevoegde anodedragersectie aan het boveneinde van de daaronder volgende anodedragersectie, het bevestigen van het steunelement van elke 8402967, - 31 - nieuw geplaatste anodedragersectie aan een aangrenzende dwars-versterking van genoemde platformonderbouw voordat de volgende toe te voegen anodedragersectie wordt neergelaten, en het elektrisch verbinden van elk van genoemde anodedragersecties met 5 genoemde platformonderbouw. EAEB04/MF/2L 840 2 9 6 7 .
NL8402967A 1983-09-28 1984-09-28 Werkwijze en inrichting voor het aanbrengen van anodes op een in zee opgesteld platform. NL8402967A (nl)

Applications Claiming Priority (4)

Application Number Priority Date Filing Date Title
US06/536,807 US4484840A (en) 1983-09-28 1983-09-28 Method and apparatus for installing anodes on steel platforms at offshore locations
US53679383 1983-09-28
US06/536,793 US4484839A (en) 1983-09-28 1983-09-28 Method and apparatus for installing anodes on steel platforms at offshore locations
US53680783 1983-09-28

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL8402967A true NL8402967A (nl) 1985-04-16

Family

ID=27065268

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8402967A NL8402967A (nl) 1983-09-28 1984-09-28 Werkwijze en inrichting voor het aanbrengen van anodes op een in zee opgesteld platform.

Country Status (3)

Country Link
GB (1) GB2147010B (nl)
NL (1) NL8402967A (nl)
NO (1) NO168954C (nl)

Also Published As

Publication number Publication date
GB2147010A (en) 1985-05-01
NO168954C (no) 1992-04-22
NO843862L (no) 1985-07-22
NO168954B (no) 1992-01-13
GB2147010B (en) 1987-08-26
GB8424318D0 (en) 1984-10-31

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US3111926A (en) Apparatus for anchoring underwater vessels
CA1123729A (en) Subsea wellhead protective enclosure
US4607982A (en) Method and apparatus for installation of an offshore platform
JPH02189298A (ja) 浮ドックシステム
US7635237B2 (en) Retrievable surface installed cathodic protection for marine structures
NL7906160A (nl) Verankeringssysteem voor platform met poten.
EP0580714A1 (en) Deep water platform with buoyant flexible piles
NO174920B (no) Fleksibel marin plattform med overflateproduksjonsbrönnhoder
US10471526B2 (en) Method and apparatus for removing underwater platforms
US5480521A (en) Tendon foundation guide cone assembly and anode
US20140205383A1 (en) Jack-up drilling unit with tension legs
US4484840A (en) Method and apparatus for installing anodes on steel platforms at offshore locations
US4544465A (en) Galvanic anodes for submergible ferrous metal structures
GB2199791A (en) Method and apparatus for manoeuvering a superstructure element relative to a fixed construction arranged in water
NO175246B (no) Kjede-forankringsline for en flytende konstruksjon
US4484839A (en) Method and apparatus for installing anodes on steel platforms at offshore locations
GB2230290A (en) Off-shore drilling platform of spar-buoy form
AU2010216206B2 (en) Skid beam assembly for loading and transporting large structures
NL8402967A (nl) Werkwijze en inrichting voor het aanbrengen van anodes op een in zee opgesteld platform.
US3958521A (en) Deep sea tank and seaport system
US20190106854A1 (en) Systems, apparatuses, and methods for removing fixed offshore platforms
US3948056A (en) Modular offshore structure system
US3550549A (en) Tension anchor system for offshore apparatus
RU2499098C2 (ru) Ледостойкая самоподъемная платформа для замерзающего мелководья и способ ее монтажа
US6061635A (en) Seismic handling device

Legal Events

Date Code Title Description
BA A request for search or an international-type search has been filed
BB A search report has been drawn up
BC A request for examination has been filed
BV The patent application has lapsed