NL8401658A - Afsluitinrichting voor een pijp. - Google Patents

Afsluitinrichting voor een pijp. Download PDF

Info

Publication number
NL8401658A
NL8401658A NL8401658A NL8401658A NL8401658A NL 8401658 A NL8401658 A NL 8401658A NL 8401658 A NL8401658 A NL 8401658A NL 8401658 A NL8401658 A NL 8401658A NL 8401658 A NL8401658 A NL 8401658A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
valve
intermediate plate
pipe
rod
pipe flange
Prior art date
Application number
NL8401658A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Schelde Nv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Schelde Nv filed Critical Schelde Nv
Priority to NL8401658A priority Critical patent/NL8401658A/nl
Priority to EP85200838A priority patent/EP0164171A1/en
Publication of NL8401658A publication Critical patent/NL8401658A/nl

Links

Classifications

    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F16ENGINEERING ELEMENTS AND UNITS; GENERAL MEASURES FOR PRODUCING AND MAINTAINING EFFECTIVE FUNCTIONING OF MACHINES OR INSTALLATIONS; THERMAL INSULATION IN GENERAL
    • F16LPIPES; JOINTS OR FITTINGS FOR PIPES; SUPPORTS FOR PIPES, CABLES OR PROTECTIVE TUBING; MEANS FOR THERMAL INSULATION IN GENERAL
    • F16L41/00Branching pipes; Joining pipes to walls
    • F16L41/08Joining pipes to walls or pipes, the joined pipe axis being perpendicular to the plane of the wall or to the axis of another pipe
    • F16L41/16Joining pipes to walls or pipes, the joined pipe axis being perpendicular to the plane of the wall or to the axis of another pipe the branch pipe comprising fluid cut-off means
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F16ENGINEERING ELEMENTS AND UNITS; GENERAL MEASURES FOR PRODUCING AND MAINTAINING EFFECTIVE FUNCTIONING OF MACHINES OR INSTALLATIONS; THERMAL INSULATION IN GENERAL
    • F16KVALVES; TAPS; COCKS; ACTUATING-FLOATS; DEVICES FOR VENTING OR AERATING
    • F16K27/00Construction of housing; Use of materials therefor
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F16ENGINEERING ELEMENTS AND UNITS; GENERAL MEASURES FOR PRODUCING AND MAINTAINING EFFECTIVE FUNCTIONING OF MACHINES OR INSTALLATIONS; THERMAL INSULATION IN GENERAL
    • F16KVALVES; TAPS; COCKS; ACTUATING-FLOATS; DEVICES FOR VENTING OR AERATING
    • F16K31/00Actuating devices; Operating means; Releasing devices
    • F16K31/02Actuating devices; Operating means; Releasing devices electric; magnetic
    • F16K31/06Actuating devices; Operating means; Releasing devices electric; magnetic using a magnet, e.g. diaphragm valves, cutting off by means of a liquid

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • General Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Magnetically Actuated Valves (AREA)
  • Mechanically-Actuated Valves (AREA)

Description

N.0. 32.475 1
Afsluitinrichting voor een pijp.
De uitvinding heeft betrekking op een afsluitinrichting voor al-5 thans een pijp, waar deze in een pijpflens of pijpenplaat uitmondt.
Er bestaan installaties, waarbij een groot aantal vaten via pijpen en verzamelpijpen met elkaar zijn verbonden, In het algemeen zijn dergelijke pijpen met pijpflenzen of pijpenplaten verbonden, bijvoorbeeld hieraan gelast, welke flenzen of platen aan de vaten zijn bevestigd.
10 Dergelijke installaties worden bijvoorbeeld toegepast in de procestechniek.
Indien in een van de vaten een fout optreedt, waarbij ongewenste produkten worden afgegeven, is het van belang deze produkten tot dit ene vat beperkt te houden, zodat zij niet in de aangesloten pijpen en andere 15 via deze pijpen gekoppelde vaten terecht kunnen komen en deze verontreinigen. Dit geldt vooral bij installaties waarin gasvormige verontreini-gingsprodukten zich snel door het gehele pijpstelsel zullen verspreiden en andere vaten kunnen bereiken.
Er bestaat derhalve behoefte aan een afsluitinrichting met behulp 20 waarvan dergelijke vaten waarin de ongewenste reaktieprodukten worden opgewekt en zonodig ook alle andere via het pijpstelsel aangesloten vaten snel kunnen worden afgesloten, waarbij duidelijk moet kunnen worden waargenomen welk vat of welke vaten zijn afgesloten. Met behulp van • bijvoorbeeld passende detektoren kan dan eventueel worden vastgesteld 25 welk vat het eerst werd afgesloten. In dat geval behoeft dikwijls alleen dit ene vat, waarin de fout is opgetreden, buiten bedrijf te worden gesteld. Pas hierna mogen andere gesloten afsluitinrichtingen weer bij voorkeur bewust met de hand worden geopend.
De uitvinding verschaft thans een afsluiter die aan de bovenvermel-30 de wensen tegemoet komt, en die gekenmerkt is door een verplaatsbare klep die de toegang tot de uitmonding van de pijp in de pijpflens kan sluiten en openen; mechanische verplaatsingsmiddelen voor de klep, die tegen veerkracht in een stand kunnen worden vergrendeld, waarin de klep geopend 35 is; elektromagnetische middelen, die de vergrendeling van de mechanische verplaatsingsmiddelen en van de klep kunnen opheffen; waarbij de klep, de mechanische verplaatsingsmiddelen en de elektromagnetische middelen worden gedragen door en althans gedeeltelijk 40 zijn opgenomen in de pijpflens of in een hiertegen gemonteerde tussen- 54 0 1 6 5 8 ΐ 2 plaat en waarbij middelen aanwezig zijn om extern de stand van de klep waar te kunnen nemen en de klep weer bewust te openen nadat deze door bekrachtiging van de elektromagnetische middelen in de sluitstand is gebracht.
5 De onderhavige uitvinding kiest bewust voor de afsluitinrichting een plaats waar de pijp of de pijpen door middel van de pijpflens of pijpenplaat in een vat of huis uitmondt respektievelijk uitmonden, omdat dan de grootst mogelijke bescherming van de aangesloten pijpen en andere inrichtingen wordt geboden. Bovendien kan een dergelijke afsluitinrich-10 ting hier, in verband met de beschikbare plaatsruimte, op eenvoudige wijze worden gemonteerd waaronder ook de middelen waarmee de stand van de klep van de afsluiter extern kan worden waargenomen en waarmee deze klep weer met de hand kan worden geopend. De kombinatie met de flens of tussenplaat heeft bovendien het voordeel, dat gemakkelijk, indien nodig, 15 na afsluiting van de pijp of pijpen een vat of huis buiten bedrijf kan worden gesteld of worden verwisseld, zonder dat mogelijk gelaste pijpen moeten worden losgekoppeld. Ook kan gemakkelijk de komplete afsluiteen-heid, bijvoorbeeld de tussenplaat met hierin opgenomen onderdelen worden vervangen.
20 Van voordeel is ook dat de klep uitsluitend door veerkracht geslo ten kan worden. De elektromagnetische middelen behoeven daartoe slechts kort, bijvoorbeeld met behulp van een kondensatorpuls te worden bekrachtigd. Na sluiting van de klep kan dit duidelijk extern worden waargenomen, terwijl het openen bewust moet geschieden.
25 Volgens een eerste voorkeursuitvoeringsvorm van de afsluitinrich- ting volgens de uitvinding is de klep gemonteerd op een uiteinde van een arm, die in een tussengelegen punt zodanig draaibaar of zwaaibaar wordt ondersteund, dat door het draaien of zwaaien van deze arm de klep naar en van de toegang tot de uitmonding of de uitmonding zelf kan worden 30 verplaatst. Het andere uiteinde van deze zwaaiarm kan dan bijvoorbeeld door middel van een gasdicht gesloten balg buiten de pijpflens, de pijpenplaat of de tussenplaat worden gevoerd en hier met behulp van een nok zodanig tegen veerkracht worden vergrendeld, dat de klep in de open stand wordt gehouden. De genoemde nok wordt door de elektromagnetische 35 middelen bediend. De veerkracht kan worden ontleend aan een veer die bijvoorbeeld samenwerkt met het uiteinde van de zwaaiarm, waarop de klep is gemonteerd. De klep kan de uitmonding van de pijp zelf afsluiten, maar ook een opening in de tussenplaat, die toegang tot de uitmonding geeft, 40 Het vrije uiteinde van de zwaaiarm kan ook samenwerken met een 0401858 3 hierop dwars gemonteerde stang, die gasdicht naar buiten wordt gevoerd en met het vrije uiteinde waarvan de genoemde nok weer kan samenwerken. De gasdichte doorvoer kan weer bestaan uit een cilindrische balg, die bij voorkeur gemonteerd is op een hol tussenstuk, waarvan de holte is 5 gelegen in het verlengde van de uitsparing van de zwaaiarm, welk tussenstuk weer gasdicht op de pijpflens of op de tussenplaat is gemonteerd.
Volgens een verdere voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding heeft de afsluiter het kenmerk, dat de klep wordt gedragen door een uiteinde van een eerste zwaaiarm, waarvan het andere uiteinde star gekop-10 peld is met een dwars op deze eerste zwaaiarm staande draaibare koppel-as, zodat de eerste zwaaiarm door het draaien van deze koppelas een zwaaiverplaatsing kan uitvoeren voor de gewenste verplaatsing van de klep naar de sluitstand of de open stand, welke draaibare koppelas via afdichtmiddelen buiten de pijpflens, pijpenplaat of tussenplaat wordt 15 gevoerd en in zijn externe uiteinde star is gekoppeld met een tweede zwaaiarm, waarvan het vrije uiteinde samenwerkt met een verplaatsbare nok en door deze nok tegen veerkracht in een stand kan worden gehouden waarbij de klep geopend is, welke nok door de genoemde elektromagnetische middelen buiten de tegenhoudpositie kan worden getrokken, waarbij 20 de verende middelen het genoemde samenstel van zwaaiarmen, klep en draaibare koppelas kan verplaatsen naar een positie, waarbij de toegang tot de uitmonding van de pijp is afgesloten.
De verende middelen kunnen worden gevormd door een druk- of trek-veer, waarvan een uiteinde met het vrije uiteinde van de tweede zwaaiarm 25 is gekoppeld en het andere uiteinde met een vast punt van de pijpflens, pijpenplaat of tussenplaat is verbonden. Ook kan een drukveer, bijvoorbeeld een bladveer, samenwerken met het uiteinde van de eerste zwaaiarm, waarop de klep is gemonteerd. In dit geval kan deze drukveer worden ondergebracht in de ruimte van de pijpflens, pijpenplaat of tussenplaat 30 waarin zich de klep bevindt. De klep kan direkt de uitmonding van de pijp zelf in de pijpflens of pijpenplaat afsluiten, maar ook een bijvoorbeeld tegenover deze pijpuitmonding gelegen opening in de tussenplaat. Bij demontage van het vat kan dit dan gesloten blijven, als de verbinding tussen de pijpflens of pijpenplaat en de tussenplaat wordt 35 losgenomen, maar niet de verbinding tussen de tussenplaat en het vat.
In een verdere voorkeursuitvoeringsvorm worden de mechanische ver-plaatsingsmiddelen gevormd door een in zijn langsrichting verplaatsbare stang, die zich in hoofdzaak uitstrekt in het vlak van de pijpflens of tussenplaat en op een uiteinde waarvan de klep is gemonteerd, terwijl 40 het andere uiteinde gasdicht buiten de pijpflens of tussenplaat wordt 84 0 1 6 5 3 i * 4 gevoerd en hier samenwerkt met de genoemde nok. De klep werkt in dit geval samen met een klepzitting die nagenoeg dwars staat op het vlak van de pijpflens of tussenplaat en een doorgang omsluit tussen een ruimte die met de pijp in verbinding staat en een ruimte die buiten de pijp-5 flens of tussenplaat uitmondt. De stang kan worden omgeven door een druk- of trekveer, die de klep in de sluitrichting voorspant. Verder kunnen de afdichtmiddelen ook hier worden gevormd door een cilindrische, gasdicht gesloten balg, waardoor zich een deel van de in zijn langsrich-ting verplaatsbare stang uitstrekt en waarvan het vrije uiteinde wordt 10 gevoerd door een plaat die een uiteinde van de balg afsluit, terwijl het andere uiteinde van de balg is verbonden met de pijpflens of tussenplaat of hiermee via een hol tussenstuk. De elektromagnetische middelen worden hier bij voorkeur gevormd door een spoel, die zich koncentrisch om de stang uitstrekt en een ringvormig anker, dat zich eveneens koncentrisch 15 om de stang uitstrekt en dat bij bekrachtiging van de spoel door het opgewekte magnetische veld wordt verplaatst. Het anker werkt samen met een nok die de stang onder veerkracht in een stand houdt waarin de klep geopend is en die bij verplaatsing van het anker uit deze stand wordt weggetrokken, zodat de klep kan worden gesloten.
20 De uitvinding zal thans nader worden toegelicht aan de hand van de tekeningen, waarop enkele uitvoeringsvoorbeelden zijn weergegeven.
Fig. 1 toont een bovenaanzicht van een uitvoeringsvorm van de uitvinding, waarbij vier parallelle pijpen met een pijpflens zijn verbonden; 25 fig. 2 toont een dwarsdoorsnede van deze uitvoeringsvorm; fig. 3 toont een zijaanzicht van de nok en de elektromagnetische middelen van deze eerste uitvoeringsvorm; fig. 4 toont een dwarsdoorsnede van een verdere uitvoeringsvorm van de afsluitinrichting volgens de uitvinding; 30 fig. 5 toont een doorsnede van een soortgelijke uitvoeringsvorm als in fig. 4, met gewijzigde mechanische verplaatsingsmiddelen; fig. 6 toont een soortgelijke uitvoeringsvorm als in fig. 5, met een andere gasdichte doorvoer; fig. 7 toont een doorsnede van weer een andere uitvoeringsvorm van 35 de afsluitinrichting volgens de uitvinding; fig. 8, 9 en 10 tonen nog enkele varianten voor het monteren van de klep ten opzichte van een aandrijfstang voor deze klep.
In fig. 1 wordt met 1 de pijpflens in bovenaanzicht aangegeven, die met bouten 2 aan een verder niet weergegeven vat is bevestigd. Met deze 40 pijpflens zijn bijvoorbeeld vier dicht bij elkaar staande pijpen 3 ge- 8401658 r % 5 koppeld. Elke toegang tot een pijpuitmonding is voorzien van zijn eigen afsluitinrichting volgens de uitvinding. Tegenover elke pijpuitmonding staat hier een klep 4, zie ook fig. 2. Deze klep 4 is door middel van een as 5 draaibaar gekoppeld met een uiteinde van een eerste zwaaiarm 6, 5 waarvan het andere uiteinde star gekoppeld is met een dwars op deze zwaaiarm 6 staande koppelstang of -as 7.
De klep 4, de as 5, de eerste zwaaiarm 6 en de koppelas 7 alsmede de afdichtmiddelen 8 hiervoor zijn in fig. 1 onderbroken getekend weergegeven, omdat zij zich onder het bovenvlak van de pijpflens 1 bevinden.
10 In fig. 2 zijn delen hiervan in aanzicht weergegeven.
Uit deze fig. 2 blijkt bovendien, dat de afsluitinrichting is opgenomen in een tussenplaat 18. Daartoe zijn de nodige uitsparingen 9 in deze tussenplaat 18 aangebracht, dat wil zeggen een grote uitsparing, die alle uitmondingen omvat, of een afzonderlijke uitsparing tegenover 15 elke pijp· In de uitsparing 9 bevindt zich de klep 4 en de zwaaiarm 6, waarbij vanzelfsprekend voldoende ruimte aanwezig is om de klep 4 van de gesloten stand naar de in fig. 2 weergegeven open stand te verplaatsen.
De uitsparing 9 is aan de onderzijde voorzien van openingen 25. De klep 4 kan ook in plaats van de toegang tot de pijp 3 deze opening 25 afslui-20 ten. In dat geval moet de klep 180ö worden gedraaid en ook dienovereenkomstig door de verplaatsingsmiddelen worden verplaatst om deze opening 25 af te sluiten.
De klep 4 is verder voorzien van een afdichtring 10, die in een ringsleuf van de klep is opgenomen.
25 De tussenplaat 18 wordt met behulp van bouten 2 geklemd tussen de pijpflens 1 en een niet weergegeven huis of vat.
In de fig. 1 en 3 zijn de magnetische middelen aangegeven, alsmede de door deze magnetische middelen bediende nok. Deze magnetische middelen worden gedragen door een juk 11, dat hier op het bovenvlak van de 30 pijpflens 1 is gemonteerd, bijvoorbeeld met behulp van de bouten 2, waarmee deze pijpflens ook aan een huis of vat wordt bevestigd.
Fig. 1 toont verder de tweede zwaaiarm 12, die buiten de flens 1 aan het uiteinde van de koppelas 7 is gemonteerd. Deze zwaaiarm 12 strekt zich ongeveer in dezelfde richting uit als de eerste zwaaiarm 6, 35 die zich binnen de tussenplaat 18 bevindt. De tweede zwaaiarm 12 bezit in zijn vrije uiteinde een tegenhoudorgaan 13. Uit fig. 3 blijkt verder, dat deze tweede zwaaiarm 12 door een veer 14 naar boven wordt getrokken, waarbij ook de eerste zwaaiarm dezelfde verplaatsing zal ondergaan en de klep 4 met de afdichtring 10 tegen de uitmonding van de pijp 3 wordt ge-40 drukt. Deze trekveer 14 is aan zijn andere uiteinde aan een vast punt op 0 8401658 ί » 6 het juk 11 bevestigd.
De elektromagnetische middelen bestaan uit een spoel 15 en een anker 16. Het anker 16 is bij 17 voorzien van een uitspringende nok. In fig. 3 is het anker 16 weergegeven in de stand waarbij het door bekrach- 5 tiging van de magneetspoel naar het juk van deze spoel is getrokken. In deze stand wordt de klep 4 door de veer 14 gesloten. Uit deze stand van de tweede zwaaiarm 12 en van het anker 16 blijkt duidelijk extern dat de klep 4 zich in de gesloten stand bevindt. In fig. 3 zijn met onderbroken getekende lijnen de posities aangegeven van het anker 16 met nok 17 en 10 de tweede zwaaiarm 12 als de klep geopend is en het tegenhoudorgaan 13 achter de nok 17 rust en hier door de veer 14 tegenaan wordt getrokken.
Voor het ontgrendelen van de nok en het sluiten van de klep behoeft aan de magnetische middelen slechts een korte stroompuls te worden toegevoerd.
15 Als de klep weer geopend moet worden moet de tweede zwaaiarm bewust naar beneden worden gedrukt en moet vervolgens het anker 16 naar links worden geschoven, totdat de nok 17 achter het uitstekende tegenhoudorgaan 13 van de tweede zwaaiarm kan worden geschoven. Het achter het tegenhoudorgaan 13 verplaatsen van de nok 17 kan ook met verende midde-20 len geschieden die op het anker 16 werken. In dat geval behoeft voor het weer openen van de klep 4 alleen de zwaaiarm 12 naar beneden te worden gedrukt.
Uit het bovenstaande blijkt, dat als een klep eenmaal is gesloten deze niet automatisch weer kan worden geopend, terwijl aan de stand van 25 de zwaaiarm duidelijk kan worden waargenomen dat de klep inderdaad gesloten is. Voor het weer openen moet een bewuste handeling worden uitgevoerd.
Fig. 4 toont een tweede uitvoeringsvorm van een afsluitinrichting volgens de uitvinding.
30 In deze uitvoeringsvorm is de klep 4 gemonteerd op een uiteinde van een langgerekte rechte zwaaiarm 26, die bij 19 draaibaar is gelegerd. Onder het uiteinde van deze zwaaiarm 26, waar klep 4 is gemonteerd, bevindt zich een gebogen bladveer, die de klep en het hiermee gekoppelde uiteinde van de zwaaiarm 26 in de stand kan drukken waarbij de uitmon-35 ding van de pijp gesloten wordt.
De zwaaiarm 26 strekt zich naar links uit tot buiten de tussenplaat 18 en is gemonteerd in een afzonderlijk hol tussenstuk of cilinder 21, die in een passende boring in de tussenplaat 18 kan worden geschoven. Daarna wordt dit tussenstuk 21 met een flens aan de tussenplaat gelast, 40 zodat een gasdichte afdichting wordt verkregen. Aan het buiten de tus- 8401658 * s 7 senplaat 18 gelegen uiteinde van dit tussenstuk 21 is een soepele cilindrische balg 22 gelast. Op het andere uiteinde van deze balg 22 is een afdichtstuk of -plaat 23 gasdicht gelast/ welk afdichtstuk 23 is voorzien van een tegenhoudorgaan 24. De zwaaiarm 26 strekt zich uit tot in 5 een boring in deze afdichtplaat 23 en is hieraan eveneens weer gasdicht gelast.
Door de bewegingsvrijheid die de balg 22 biedt, kan de zwaaiarm 18 <Mi de as 19 worden gedraaid of gezwaaid.
Het tegenhoudorgaan 24 kan weer samenwerken met een slechts schema-10 tisch weergegeven nok 17 van de bijvoorbeeld in fig. 3 weergegeven elektromagnetische middelen, die in dit geval echter op andere wijze aan de pijpflens 1 of tussenplaat 18 moeten worden bevestigd.
In plaats van de as 19 kan de zwaaiarm 26 ook volgens een bascule zwaaien om bijvoorbeeld een rand van een nok, die deel uitmaakt van het 15 cilindrische deel van het tussenstuk 21 en die rust in een groef van de zwaaiarm 26, zoals met onderbroken getekende lijnen bij 27 aan de bovenzijde van de zwaaiarm 26 is weergegeven.
Fig. 5 toont een derde uitvoeringsvorm van de afsluitinrichting volgens de uitvinding, die enige overeenkomst vertoont met de afsluit-20 inrichting volgens fig. 4. In dit geval is echter de klep 4 gemonteerd aan de benedenzijde van de zwaaiarm 26, waarbij de opening 25 wordt afgesloten.
De zwaaiarm 26 is links gekoppeld met een in hoofdzaak dwars op deze zwaaiarm 26 staande stang 29, aan de bovenzijde waarvan een flens 25 30 is gemonteerd. Om deze stang 29 bevindt zich een druk- of trekveer 14, die enerzijds rust tegen de flens 30 en anderzijds tegen een bovenrand van een hol aanzetstuk 28, waarvan het rechter cilindrische versmalde deel 31 is geschoven in de uitsparing in de tussenplaat 18 waarin zich de zwaaiarm 26 en de klep 4 bevindt.
30 De stang 29 wordt met behulp van afdichtmiddelen 8 gevoerd door een boring die dwars uitmondt in een holte 31 in het tussenstuk 28. Dit tussenstuk 28 is vanzelfsprekend gasdicht aan de tussenplaat 18 gelast.
Als de stang 29 met behulp van de flens 30 naar beneden wordt gedrukt, waarbij de arm 26 linksom draait en de klep 4 van de opening 25 35 wordt gelicht, zodat de toegang tot de pijp 3 geopend is, kan een nok 17, die bevestigd is aan een arm 32 achter de flens 30 worden geschoven, waardoor de klep 4 in de geopende stand blijft staan. De arm 32 is weer gekoppeld met een anker 16 van een niet weergegeven elektromagnetische aandrijfinrichting. Indien de klep 4 de doorgang 25 moet afsluiten wordt 40 deze arm 32 door deze elektromagnetische middelen naar links getrokken 8401658 y ^ 8 waardoor de veer 14 de flens 30 omhoog drukt en hiermee de zwaaiarm 26 rechtsom doet draaien en de doorgang 25 wordt afgesloten.
Fig. 6 toont een soortgelijke afsluitinrichting als in fig. 5, maar hier zijn de afdichtmiddelen 8 vervangen door een cilindrische balg 22.
5 Deze balg 22 is aan de onderzijde gasdicht gelast aan het holle aanzet-stuk 28, dat weer met behulp van een cilindrisch deel 31 in de tussenplaat 18 is opgenomen en hieraan gasdicht is gelast.
De stang 29 is in zijn boveneinde gasdicht gelast aan een flens 30, die weer gasdicht is verbonden met de bovenzijde van de balg 22. Deze 10 balg 22 kan behalve de afdichtfunktie ook de funktie van de veer 14 overnemen. In dit geval moet de externe druk vanzelfsprekend groter zijn dan de druk binnen de balg en binnen de uitsparing in de tussenplaat 18 en in de pijpen. Door deze druk wordt de flens 30 naar beneden gedrukt en wordt de klep 4 tegen de uitmonding van de pijp 3 gedrukt zodra de 15 nok 17 wordt weggetrokken.
Bij 32 is weer een arm weergegeven die met een anker van de elektromagnetische middelen is gekoppeld. Deze arm bezit bij 17 de eerder genoemde nok. Als de klep 4 weer geopend moet worden, kan de flens naar boven worden getrokken met behulp van het verlengstuk aan de bovenzijde 20 van de stang 29. Als de flens 4 de nok 17 passeert kan de arm 32 naar links worden gedrukt waarna de nok 17 de rand van de flens 30 weer tegen zal houden, totdat de arm 32 door de elektromagnetische middelen weer wordt aangetrokken. Door de druk op de balg 22 en de flens 30 van de buitenlucht wordt dan de klep 4 weer gesloten. In plaats van de balg of 25 als aanvulling kan vanzelfsprekend ook een druk- of trekveer voor het sluiten van de klep 4 worden gebruikt. Deze kan dan bijvoorbeeld werken op de bovenzijde van de flens 30.
Fig. 7 toont weer een andere uitvoeringsvorm voor de noodafsluit-inrichting volgens de uitvinding.
30 In dit geval is de klep 4 gemonteerd op een uiteinde van een druk- stang 32. Deze drukstang wordt gevoerd door een boring in een aanzetstuk 28, dat weer geschoven is in een uitsparing in de tussenplaat 18 en hieraan is gelast.
Deze tussenplaat 18 is voorzien van een klepzitting 33, die een 35 doorgang omgeeft naar een ruimte 34, die met de pijp 3 van de pijpflens is gekoppeld, en een ruimte 35, die naar beneden voert en hier kan worden gekoppeld met een doorgang naar een aan te sluiten vat of huis. In plaats van in de langsrichting van de pijp 3 wordt de klep 4 hier dus dwars op deze richting verplaatst.
40 De drukstang 32 verloopt naar links en treedt bij 36 naar buiten.
8401658 9
Door dit uiteinde 36 kan de stand van de klep 4 extern worden waargenomen en kan de klep ook weer worden geopend door dit einde 36 naar links te trekken.
De drukstang 32 is koaxiaal omgeven door een drukveer 14, een spoel 5 15 van de elektromagnetische middelen en een anker 16. Dit anker is ge monteerd op een cilindrisch deel 37, dat schuivend om de drukstang 32 past. Tegen het binneneinde van dit cilindrische deel 37 rust de drukveer 14, waarvan het andere einde drukt tegen een ring 38, die op de drukstang 32 is bevestigd.
10 Met het anker 16 werkt een nokorgaan 39 samen, waarvan het linker uiteinde de nok 17 vormt voor het in de open stand houden van de klep 4.
Zoals uit fig. 7 blijkt rust dit uiteinde van het orgaan 39, dat de nok 17 vormt, tegen een schouder van een ringgroef 40 in de drukstang 15 32.
Als de magneetspoel kortstondig wordt bekrachtigd, wordt het anker 16 aangetrokken en daarmee het aan het anker 16 bevestigde nokorgaan 39. Dit wordt daarbij uit de ringgroef 40 in de drukstang 32 getrokken, waarna deze door de veer 14 naar rechts kan worden verplaatst en de 20 doorgang door de klep 4 wordt afgesloten.
Zoals eveneens uit fig. 7 blijkt steekt het deel van de afsluit-inrichting met de spoel, veer, anker en drukstang 32 uit de tussenplaat 18. Bij gebruik van bijvoorbeeld drie pijpen kunnen deze onderdelen radiaal uit een bijvoorbeeld ronde tussenplaat 18 steken. Deze uitvoe-25 ringsvorm, waarbij eveneens alle onderdelen aan de tussenplaat 18 zijn bevestigd, maakt vervanging op eenvoudige wijze mogelijk.
De fig. 8, 9, 10 en 11 tonen varianten van de samenwerking tussen de klep 4 en een drukstang 32, die bijvoorbeeld in de uitvoeringsvorm volgens fig. 7 kunnen worden toegepast.
30 In fig. 8 is het uiteinde van de drukstang 32 voorzien van een schuin af gesneden deel, dat samenwerkt met een schuin deel van een nok die aan de onderzijde van de klep 4 is bevestigd. Als de drukstang 32 naar rechts schuift wordt de klep 4 hierdoor naar boven verplaatst. Tussen deze klep 4 en een niet weergegeven klepzitting om de uitmonding van 35 een eveneens niet weergegeven pijp kan een drukveer worden aangebracht, die de klep 4 weer naar beneden doet verplaatsen als de stang 32 naar links wordt getrokken.
In fig. 9 is een variant van de uitvoeringsvorm volgens fig. 8 weergegeven. Hier is een stang die aan de onderzijde van de klep 4 is 40 bevestigd voorzien van een dwarspen, die zich uitstrekt door een sleuf 8401658 • * ' 10 41 in de drukstang 32. Dit uiteinde van de drukstang 32 kan bijvoorbeeld vorkvormig worden uitgevoerd, zodat zich een tand van de vork aan weerszijden van de aan de onderzijde van de klep 4 bevestigde stang bevindt. Elke tand is dan van een uitsparing 41 voorzien.
5 Ook hier zal de klep 4 naar boven en naar beneden worden verplaatst al naar gelang de drukstang 32 naar rechts respektievelijk naar links wordt verplaatst.
De fig. 10 en 11 tonen weer een andere variant voor het bedienen van de klep 4 bij gebruik van een radiaal verplaatsbare drukstang 32.
10 Hier is tussen het rechter uiteinde van de drukstang 32 en een staafdeel 43, dat gemonteerd is in een boring in de'tegenover het uiteinde van de stang 32 gelegen wand van de uitsparing voor de klep 4, een bladveer 42 ingespannen. Deze is naar boven gebogen, waarbij in het midden van deze bladveer 42 de klep 4 is gemonteerd. Als de drukstang 32 15 naar rechts wordt verschoven, zal de bladveer 32 boller gaan staan, waardoor de klep 4 tegen de zitting van de bovenopening wordt gedrukt en deze daarbij afsluit. Deze bladveer 42 kan de funktie overnemen van de veer die de klep 4 weer moet openen als de stang 32 naar links wordt verschoven.
20 Het spreekt vanzelf, dat de uitvinding niet tot de hierboven be sproken en op de tekeningen weergegeven uitvoeringsvormen beperkt is, maar dat wijzigingen en aanvullingen mogelijk zijn zonder buiten het kader van de uitvinding te treden.
84 0 1 6 5 Θ

Claims (24)

  1. 2. Afsluitinrichting volgens conclusie 1,met het kenmerk, dat de mechanische verplaatsingsmiddelen met behulp van een nok worden vergrendeld en dat deze nok door de elektromagnetische middelen kan worden verplaatst, waarbij de nok uit de grendelstand wordt wegge- 25 trokken en de klep door veerkracht tegen de toegang tot de pijpuitmon-ding wordt gedrukt en deze toegang afsluit.
  2. 3. Afsluitinrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat voor het openen van de klep de mechanische verplaatsings- 30 middelen met de hand tegen de veerkracht voorbij de nok moeten worden gedrukt.
  3. 4. Afsluitinrichting volgens conclusies 1-3, met het kenmerk, dat de mechanische verplaatsingsmiddelen worden gevormd 35 door een zwaaiarm, die in een tussengelegen punt kan zwaaien of draaien en op een uiteinde waarvan de klep is gemonteerd, die door het zwaaien van de zwaaiarm de toegang tot de pijpuitmonding kan afsluiten, welke zwaaiarm zich uitstrekt in een, in het vlak van de pijpflens of tussenplaat gelegen uitsparing hiervan en door afdichtmiddelen naar buiten 40 wordt gevoerd, waar het vrije andere uiteinde van de zwaaiarm wordt 8401658 tegengehouden door de nok, die door de elektromagnetische middelen wordt gestuurd.
  4. 5. Afsluitinrichting volgens conclusie 4,met het k e n-5 merk, dat de afdichtmiddelen worden gevormd door een cilindrische, gasdicht gesloten balg, waardoor de zwaaiarm zich axiaal uitstrekt en zijn vrije uiteinde is gekoppeld met een gasdicht afsluitende afsluit-plaat, gemonteerd in een uiteinde van de cilindrische balg, waarvan het andere uiteinde gasdicht is verbonden met de pijpflens of tussenplaat of 10 met een hier gasdicht verbonden hol aanzetstuk.
  5. 6. Afsluitinrichting volgens conclusie 4,met het kenmerk, dat het vrije uiteinde van de zwaaiarm is gekoppeld met een dwars op de zwaaiarm geplaatste stang, die in zijn langsrichting kan 15 worden verplaatst voor het zwaaien van de zwaaiarm en die gasdicht naar buiten worden gevoerd door een boring in een wand, welke boring uitmondt in de uitsparing voor de zwaaiarm.
  6. 7. Afsluitinrichting volgens conclusie 6,met het ken-20 merk, dat de boring voor de stang is aangebracht in een hol aanzetstuk, dat gasdicht op de pijpflens of tussenplaat is gemonteerd en waarvan de holte is gelegen in het verlengde van de uitsparing voor de zwaaiarm.
  7. 8. Afsluitinrichting volgens conclusie 4, met het ken merk, dat het vrije uiteinde van de zwaaiarm is gekoppeld met een dwars op de zwaaiarm geplaatste stang, die in zijn vrije uiteinde in zijn langsrichting kan worden verplaatst voor het zwaaien van de zwaaiarm en die gasdicht naar buiten wordt gevoerd door een cilindrische, 30 gasdicht gesloten balg waardoor de stang zich axiaal uitstrekt en waarvan het vrije uiteinde is gekoppeld met een gasdicht afsluitende af-sluitplaat die gemonteerd is in een uiteinde van de cilindrische balg, welke balg in zijn andere uiteinde gasdicht is verbonden met een hol aanzetstuk, dat gasdicht op de pijpflens of tussenplaat is gemonteerd en 35 waarvan de holte is gelegen in het verlengde van de uitsparing voor de zwaaiarm, waarbij de balg nagenoeg loodrecht op de langsrichting van deze holte staat.
  8. 9. Afsluitinrichting volgens een van de conclusies 6 - 8, m e t 40 het kenmerk, dat het vrije uiteinde van de stang samenwerkt 8401858 met de nok van de elektromagnetische middelen.
  9. 10. Afsluitinrichting volgens een van de conclusies 6 - 8, gekenmerkt door een druk- of trekveer, die om de genoemde 5 stang is gelegen en deze voorspant in een richting waarin de klep gesloten wordt.
  10. 11. Afsluitinrichting volgens een van de conclusies 1 - 3, m e t het kenmerk, dat de klep samenwerkt met een uiteinde van een 10 eerste zwaaiarm, waarvan het andere uiteinde star gekoppeld is met een dwars op deze eerste zwaaiarm staande draaibare koppelas, zodat de eerste zwaaiarm door het draaien van deze koppelas een zwaaiverplaatsing kan uitvoeren voor de gewenste verplaatsing van de klep naar de sluitstand of de open stand, welke draaibare koppelas via 15 afdichtmiddelen buiten de pijpflens of tussenplaat wordt gevoerd en in zijn externe uiteinde star is gekoppeld met een tweede zwaaiarm, waarvan het vrije uiteinde samenwerkt met een verplaatsbare nok en door deze nok tegen de veerkracht in een stand kan worden gehouden waarin de klep geopend is, welke nok door de genoemde elektromagnetische middelen 20 buiten de tegenhoudstand kan worden getrokken, waarbij de verende middelen het genoemde samenstel van zwaaiarm, klep en draaibare koppelas kan verplaatsen naar een stand waarbij de klep toegang tot de pijpuitmonding afsluit.
  11. 12. Afsluitinrichting volgens de conclusies 1-3,met het kenmerk, dat de mechanische verplaatsingsmiddelen worden gevormd door een in zijn langsrichting verplaatsbare stang, die zich uitstrekt in het vlak van de pijpflens of tussenplaat en waarvan een uiteinde samenwerkt met de klep, terwijl het andere uiteinde gasdicht buiten de 30 pijpflens of tussenplaat wordt gevoerd en hier samenwerkt met de genoemde nok.
  12. 13. Afsluitinrichting volgens conclusie 12,met het kenmerk, dat de klep samenwerkt met een klepzitting die nagenoeg dwars 35 staat op het vlak van de pijpflens of tussenplaat en een doorgang vormt tussen een ruimte die met de pijp in verbinding staat en een ruimte die buiten de pijpflens of tussenplaat uitmondt.
  13. 14. Afsluitinrichting volgens conclusie 12 of 13, met het 40 kenmerk, dat de stang wordt omgeven door een druk- of trekveer, 8401358 die de klep in de sluitrichting voorspant.
  14. 15. Afsluitinrichting volgens conclusie 12 - 14, a e t het kenmerk, dat de afdichtmiddelen worden gevormd door een cilin- 5 drische, gasdicht gesloten balg, waardoor zich een deel van de in zijn langsrichting verplaatsbare stang uitstrekt, waarvan het vrije uiteinde is gekoppeld met een gasdicht afsluitende afsluitplaat die gemonteerd is in een uiteinde van de cilindrische balg, terwijl het andere einde van de cilindrische balg gasdicht is aangesloten op de pijpflens of tussen- 10 plaat of op een hiermee verbonden hol tussenstuk.
  15. 16. Afsluitinrichting volgens een van de conclusies 12 - 15, m e t het kenmerk, dat de elektromagnetische middelen worden gevormd door een spoel, die zich om de stang uitstrekt en door een ringvormig 15 anker, dat zich eveneens om de stang uitstrekt en dat bij bekrachtiging van de spoel door het opgewekte magnetische veld wordt verplaatst, welk anker gekoppeld is met de nok die de stang tegen veerkracht in een stand houdt waarin de klep geopend is en die bij het verplaatsen van het anker uit deze stand wordt weggetrokken, zodat de klep wordt gesloten. 20
  16. 17. Afsluitinrichting volgens een van de conclusies 4 - 16, met merk, dat de verende middelen worden gevormd door een druk- of trek-veer, die enerzijds is gekoppeld met een uiteinde van een zwaaiarm en anderzijds met een vast punt van de pijpflens of tussenplaat. 25
  17. 18. Afsluitinrichting volgens een van de conclusies 4 - 16, m e t het kenmerk, dat de verende middelen worden gevormd door een drukveer, die is gelegen in een uitsparing in de pijpflens of tussenplaat en enerzijds is gekoppeld met de klep en anderzijds wordt tegenge- 30 houden door een schouder van de pijpflens of tussenplaat.
  18. 19. Afsluitinrichting volgens een van de conclusies 4 - 16, m e t het kenmerk, dat de elektromagnetische middelen bestaan uit een elektrische spoel, een kern, een juk en een bij bekrachtiging van de 35 spoel verplaatsbaar anker, waarmee de genoemde nok voor het tegenhouden van de verplaatsingsmiddelen is gekoppeld.
  19. 20. Afsluitinrichting volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de klep, de mechanische verplaat- 40 singsmiddelen en de magnetische middelen zijn gemonteerd op een afzon- 8401658 derlijk tussenstuk, dat op de pijpflens of tussenplaat kan worden gemonteerd en dat de uitsparing hiervan voor de klep en de deze klep dragende arm of stang gasdicht afsluit.
  20. 21. Afsluitinrichting volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de tussenplaat is gemonteerd tussen de genoemde pijpflens en de wand van een met de pijpflens gekoppeld vat of huis.
  21. 22. Afsluitinrichting volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de klep draaibaar ten opzichte van het uiteinde van de zwaaiarm of stang is gemonteerd.
  22. 23. Afsluitinrichting volgens een van de conclusies 1 - 20, m e t 15 het kenmerk, dat middelen aanwezig zijn om de klep dwars op de verplaatsingsrichting van de met de klep samenwerkende zwaaiarm of stang te verplaatsen.
  23. 24. Pijpflens met meerdere met deze flens verbonden pijpen, met 20 het kenmerk, dat voor elke pijp een afsluitinrichting is gemonteerd volgens een van de voorgaande conclusies.
  24. 25. Tussenplaat voor een pijpflens met meerdere op de flens aangesloten pijpen, met het kenmerk, dat de tussenplaat tegen 25 de pijpflens kan worden gemonteerd en dat voor elke pijp een uitsparing aanwezig is, alsmede een afsluitinrichting volgens een van de conclusies 1 t/m 13, waarvan de klep zich in de genoemde uitsparing bevindt en hierin een doorgang naar de pijp kan afsluiten. ***** 8401658
NL8401658A 1984-05-24 1984-05-24 Afsluitinrichting voor een pijp. NL8401658A (nl)

Priority Applications (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL8401658A NL8401658A (nl) 1984-05-24 1984-05-24 Afsluitinrichting voor een pijp.
EP85200838A EP0164171A1 (en) 1984-05-24 1985-05-23 Shutoff device for a pipe

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL8401658A NL8401658A (nl) 1984-05-24 1984-05-24 Afsluitinrichting voor een pijp.
NL8401658 1984-05-24

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL8401658A true NL8401658A (nl) 1985-12-16

Family

ID=19843997

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8401658A NL8401658A (nl) 1984-05-24 1984-05-24 Afsluitinrichting voor een pijp.

Country Status (2)

Country Link
EP (1) EP0164171A1 (nl)
NL (1) NL8401658A (nl)

Families Citing this family (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE4418019A1 (de) * 1994-05-24 1995-11-30 Vse Vakuumtechn Gmbh Ventilmechanik für ein Vakuumventil
CN108130691B (zh) * 2018-03-12 2023-05-05 安徽工程大学 一种使用拉伸弹簧的洗衣机防鼠装置

Family Cites Families (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US2875617A (en) * 1957-07-30 1959-03-03 Frank W Murphy Magnetically controlled fuel valve
US3134271A (en) * 1962-01-29 1964-05-26 Gen Controls Co Structure utilizing electric release
FR1421500A (fr) * 1964-11-03 1965-12-17 Eclipse Fuel Engineering Compa Vanne d'arrêt automatique
US3817283A (en) * 1971-04-07 1974-06-18 J Hewson Differential pressure transducer process mounting support

Also Published As

Publication number Publication date
EP0164171A1 (en) 1985-12-11

Similar Documents

Publication Publication Date Title
CA1038972A (fr) Dispositif de positionnement selectif d&#39;un organe sur une plaque tubulaire
JP3712940B2 (ja) 支持用ベースを支持する機械的部品を迅速に固定すると共に解放させるための固定装置
US4055274A (en) Dual lid for closing coupled openings
NL8401658A (nl) Afsluitinrichting voor een pijp.
JPH07104083A (ja) 核燃料バンドル用錠止構造体
JPS63502763A (ja) 電磁石により電気的に施錠が制御される錠
NL8401852A (nl) Roterend/lineair bedieningsorgaan.
US5248058A (en) Parts feeder
KR100336946B1 (ko) 회로차단기
US384570A (en) Steen
JPH113638A (ja) セーフティースイッチ
EP0048042B1 (en) Safety device for spring-controlled circuit breakers which are movable in a housing cubicle
EP0213648B1 (en) Shutoff device for a pipe
US6886709B2 (en) Closure apparatus and method of closing an opening
NL7904342A (nl) Electrisch-hydraulische regeling voor een axiale zuigerpomp.
NL8204550A (nl) Brandklep voor een luchtkanaal.
US3135493A (en) Electro-pneumatic valve operator
BE1009211A3 (nl) Weefmachine met een lagersluiting.
BE1014029A3 (nl) Inrichting voor het nemen van een staal.
US4340077A (en) Method of and apparatus for remotely controlling orifice-opening and orifice-closing operations
ES2015489A6 (es) Mecanismo de accionamiento para recipientes de fluido a presion, y conjunto de boquilla.
US20240136090A1 (en) Taping head
US6750746B2 (en) Electromagnetic switching device, especially contractor, with a contact bridge support lock
JP2021008188A (ja) 蓋開閉構造
GB1414089A (en) Camera shutter mechanism