NL8401025A - Werkwijze en inrichting met brede band voor het meten van de frequentie van een signaal, in het bijzonder voor het meten van de respectieve frequenties van simultane signalen. - Google Patents

Werkwijze en inrichting met brede band voor het meten van de frequentie van een signaal, in het bijzonder voor het meten van de respectieve frequenties van simultane signalen. Download PDF

Info

Publication number
NL8401025A
NL8401025A NL8401025A NL8401025A NL8401025A NL 8401025 A NL8401025 A NL 8401025A NL 8401025 A NL8401025 A NL 8401025A NL 8401025 A NL8401025 A NL 8401025A NL 8401025 A NL8401025 A NL 8401025A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
frequency
envelope
measuring
signal
measuring device
Prior art date
Application number
NL8401025A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Thomson Csf
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Thomson Csf filed Critical Thomson Csf
Publication of NL8401025A publication Critical patent/NL8401025A/nl

Links

Classifications

    • GPHYSICS
    • G01MEASURING; TESTING
    • G01RMEASURING ELECTRIC VARIABLES; MEASURING MAGNETIC VARIABLES
    • G01R23/00Arrangements for measuring frequencies; Arrangements for analysing frequency spectra
    • GPHYSICS
    • G01MEASURING; TESTING
    • G01RMEASURING ELECTRIC VARIABLES; MEASURING MAGNETIC VARIABLES
    • G01R23/00Arrangements for measuring frequencies; Arrangements for analysing frequency spectra
    • G01R23/16Spectrum analysis; Fourier analysis

Landscapes

  • Physics & Mathematics (AREA)
  • General Physics & Mathematics (AREA)
  • Mathematical Physics (AREA)
  • Measurement Of Resistance Or Impedance (AREA)
  • Radar Systems Or Details Thereof (AREA)

Description

Korte aanduiding: Werkwijze en inrichting met brede band voor het meten van de frequentie van een signaal, in het bijzonder voor het meten van de respectieve frequenties van simultane signalen.
De onderhavige uitvinding betreft een werkwijze en inrichting met brede band voor het meten van de frequentie van een signaal en in het bijzonder voor het meten van de respectieve frequenties van simultane signalen.
Er bestaan verschillende soorten van inrichtingen voor het meten van de frequentie van een signaal, waaronder men kan onderscheiden: - de inrichtingen die zijn voorzien van een frequentiediscriminator die door het signaal zelf en door het vertraagde zelfde signaal worden gevoed.
Een dergelijke inrichting is b.v. beschreven in het artikel van N.E. GODDARD "Instantaneous Frequency Measuring receivers", verschenen in IEEE Trans. 1972, MTT-20, bladzijden 292-293.
De inrichtingen van deze soort kunnen niet worden gebruikt voor het meten van de respectieve frequenties van simultane elementaire signalen.
- de inrichtingen die de telling voeren van het aantal perioden van het signaal per tijdséenheid.
De inrichtingen van deze soort bezitten het voorafgaande bezwaar dat zij niet kunnen worden gebruikt in het geval van simultane signalen van verschillende frequenties en, om technologische redenen, in het geval van een signaal van zeer hoge frequentie; - de inrichtingen met verstrooide lijn, waarin de voortplantings-tijd afhangt van de frequentie van het signaal, waarbij de frequentie hiervan kan worden verkregen uitgaande van de doorlooptijd tussen ingang- uitgang van de lijn. Een inrichting van deze soort staat de meting toe van de respectieve frequenties van simultane signalen, maar bezit een nauwe frequentieband van werking.
De onderhavige uitvinding staat toe de bovengenoemde bezwaren op te heffen en betreft een werkwijze en inrichting voor het meten van de frequentie van een signaal, waarmede de respectieve frequenties van simultane signalen kunnen worden gemeten, i.h.b. bij hoge frequentie.
De meetwerkwijze en inrichting volgens de uitvinding maken gebruik van de eigenschappen van de relatieve fase van twee signalen van dezelfde frequentie die zich in tegenovergestelde richtingen door een zelfde overdrachtsmiddel voortplanten.
Volgens de uitvinding injecteert men in de overdrachtsmiddelen het signaal, waarvan men de frequentie £ wil bepalen, zodanig dat dit twee signalen doet ontstaan die zich in tegenovergestelde richtingen voortplanten uitgaande van twee respectieve beginpunten. Er ontwikkelt zich een stationair golfstelsel, waarvan de omhullende periodieke variaties bezit afhankelijk van de afstand tot een referentiepunt. Men detecteert deze omhullende en men meet hier de zgn. ruimtelijke frequentie van, doordat zijn omgekeerde of ruimtelijke periode een homogene dimensie op een afstand heeft. De frequentie £ van het geïnjecteerde signaal is, zoals men kan aantonen, evenredig met de ruimtelijke frequentie Fs.
Volgens de uitvinding wordt de werkwijze voor het meten van de frequentie van een signaal gekenmerkt, door^dat hij achtereenvolgens de volgende trappen omvat: - het injecteren van het zgn. invallende signaal aan de ingang van de overdrachtsmiddelen, zodanig dat het signaal in de overdrachtsmiddelen een eerste en een tweede signaal doet ontstaan, zgn. ingangssignalen, waarvan de frequentie identiek en gelijk is aan die van het invallende signaal, en die zich in tegenovergestelde richtingen voortplanten uitgaande van de twee respectieve beginpunten; - het opwekken van de omhullende van de resulterende golf, die in de overdrachtsmiddelen bestaat, welke omhullende,afhankelijk van de afstand tot een referentiepunt van de overdrachtsmiddelen waarvoor de elektrische banen die door de ingangssignalen worden doorlopen vanaf het respectieve beginpunt van voortplanting gelijk zijn, periodieke variaties heeft van de zgn. ruimtelijke frequentie; - het meten van de ruimtelijke frequentie van de omhullende van de resulterende golf ; en - berekening van de frequentie van het invallende signaal door vermenigvuldiging van deze ruimtelijke frequentie van de omhullende met de coëfficiënt c/2, waarin c^ de voortplantingssnelheid van de golven over de overdrachtsmiddelen is.
Andere voordelen en kenmerken van de onderhavige uitvinding zullen naar voren treden bij het lezen van de onderstaande beschrijving tot in bijzonderheden met verwijzing naar de bijgaande figuren, welke tonen: - Fig.l, het samenvattende schema van de inrichting volgens de uitvinding; - Fig.2, een uitvoeringsvoorbeeld van een eerste ondersamenstel van de inrichting van fig.l; - Fig.3, een uitvoeringsvariant van het eerste ondersamenstel van de inrichting volgens de uitvinding; - Fig.4, een andere uitvoeringsvariant van het gedeelte van de inrichting volgens de uitvinding weergegeven in fig.2; en - Fig.5, een uitvoeringsvoorbeeld van een tweede ondersamenstel van de inrichting van fig.l.
In de uitvoeringsvormen die zijn weergegeven in fig.l tot 4 duidt de verwijzing 2 de overdrachtsmiddelen aan die gevoed worden door een zgn. invallend signaal, met de onbekende frequentie £. Dit invallende signaal doet twee signalen van dezelfde frequentie f ontstaan, die zich in de overdrachtsmiddelen 2 in tegenovergestelde richtingen voortplanten vanaf de respectieve punten A en B, die eveneens beginpunten van voortplanting worden genoemd.
De middelen voor de opwekking van deze twee signalen, die in het vervolg ingangssignalen worden genoemd, vanaf het invallende signaal zijn niet weergegeven.
De overdrachtsmiddelen 2 kunnen overdrachtslijnen zijn (zoals die welke b.v. in fig.2, 3, 4 zijn weergegeven) of (niet weergegeven) schakelingen, waarin de door het signaal doorlopen elektrische baan korter is dan de golflengte die overeenkomt met de frequentie f van het invallende signaal.
Fig.l toont het samenvattende schema van de inrichting volgens de uitvinding: het resulterende signaal dat in de overdrachtsmiddelen 2 bestaat wordt aangelegd aan de ingang van een schakeling 3 die hiervan de omhullende bepaalt.
Deze omhullende heeft periodieke variaties van de,zgn. ruimtelijke, .
periode T afhankelijk van de afstand s van elk punt van de overdrachts- s middelen 2 naar een referentiepunt Mo.
Een schakeling 4 bepaalt de ruimtelijke frequentie Fs = 1/T van s de omhullende die wordt opgewekt door de schakeling 3, en een schakeling 5 berekent uit deze ruimtelijke frequentie Fs de frequentie _f van het invallende signaal door gebruikmaking van de formule (1) : f = c.Fs/2, waarin c de voortplantingssnelheid van de golven over de overdrachts-middelen is.
De werking van de inrichting volgens de uitvinding die is weergegeven in fig.l wordt in het onderstaande beschreven met verwijzing naar fig.l en 2.
Een eerste uitvoeringsvorm van de overdrachtsmiddelen 2 en van de schakeling 3 voor de bepaling van de omhullende is weergegeven in fig.2.
De overdrachtsmiddelen 2 zijn b.v. samengesteld uit een eenvoudige overdrachtslijn 200, waarbij aan de twee einden A en B van deze over-drachtslijn 200, zoals hierboven werd vermeld, de twee ingangssignalen van de zelfde frequentie f resp. worden aangelegd.
De simultane aanwezigheid van twee signalen over een zelfde lijn doet een stationair golfstelsel ontstaan.
De onderhavige uitvinding is gegrondvest, zoals reeds werd vermeld, op het gebruik van de eigenschappen van de relatieve fase van twee signalen van dezelfde frequentie die zich in tegenovergestelde richtingen in de ovedrachtsmiddelen voortplanten, waarbij het vervolg van de behandeling plaats heeft op de resulterende stationaire golf. Volgens een niet beperkende uitvoeringsvorm wordt de opgewekte stationaire golf afgenomen door bemonstering door middel van N koppelmiddelen 201, 202, ..., 20N.
Men veronderstelt dat de koppelingen gering zijn, zodat het stationaire stelsel niet wordt gestoord.
De schakeling 3 die de omhullende bepaalt van de stationaire golf kan op nietbeperkende wijze worden gevormd door N detectors 301, 302, ..., 30N die resp. overeenkomen met de koppelmiddelen 201, 202, ..., 20N en die elk een monster van de omhullende van de stationaire golf afgeven.
Het aantal en de plaatsing van de koppelmiddelen 201, 202, ..., 20N worden door de deskundige bepaald, door gebruikmaking van het theorema van Shannon, zodanig dat aan de uitgang van de detectors 301, 302, ...., 3ON, in de frequentieband van werking, de omhullende van de stationaire golf opnieuw wordt gevormd afhankelijk van de afstand s_ tot het referentiepunt Mo.
De gedetecteerde monsters die door de N detectors 301, 302,..., 30N zijn afgegeven worden aangelegd aan de ingang van een ruimte-tijd omvorminrichting 31, die aan zijn uitgang 311 een periodiek signaal Sp afgeeft, dat de bemonsterde variaties voorstelt van de uitgangsspanning van de N detectors, d.w.z. de variaties, afhankelijk van de tijd, van het omhulsel van de stationaire golf die in de overdrachtsmiddelen 2 is opgewekt. De detectors zijn bij voorkeur kwadratische detectors. De omvormrichting kan, volgens een niet weergegeven, niet beperkend voorbeeld, een schakelaar met N ingangen zijn die resp. de uitgangssignalen van de detectors 301, 302, ..., 30N ontvangt en die deze de een na de andere schakelt aan de uitgang 311 met een bepaald ritme dat gestuurd wordt door een impulssignaal buiten de frequentie fe.
De uitgang 311 van de ruimte-tijdomvorminrichting 31 wordt aangelegd aan de ingang van de schakeling 4, die de ruimtelijke frequentie Fs van de bemonsterde omhullende bepaalt. Deze schakeling 4 kan b.v. een Fourier analysator omvatten. De schakeling 5 berekent vervolgens de frequentie f = c.Fs/2 van het invallende signaal en van de ingangssignalen, waarbij £ de lichtsnelheid is.
Wanneer Mo een referentiepunt is van de overdrachtsmiddelen 2, waarvoor de elektrische banen die door de twee ingangssignalen worden doorlopen (gelijke frequentie, eventuele faseverschuiving Jj) gelijk zijn.
De faseverschuivingen die door elk van de ingangssignalen worden ondergaan tussen de respectieve beginpunten A, B van voortplanting en het referentiepunt Mo van de overdrachtslijn zijn gelijk en hierdoor is hun relatieve faseverschuiving op het referentiepunt Mo gelijk aan hun eventuele relatieve faseverschuiving JF aan de ingang A, B van de overdrachtslijn 200.
Op elk punt van de overdrachtslijn liggende op een afstand £ van het referentiepunt Mo wordt de resulterende spanning e(s) uitgedrukt door de betrekking (2) :
Figure NL8401025AD00061
(2) waarin - E een spanning is afhankelijk van de amplitude van geïnjecteerde signalen aan elk einde van de lijn; - I het faseverschil is van de twee ingangssignalen van de over-drachtslijn;en - Cu = 2 ft .f de pulsatie is overeenkomende met de onbekende frequentie £ van de ingangssignalen.
Er is verondersteld, dat de koppelmiddelen 201, 202, ..., 20N zodanig zijn uitgevoerd, dat zij de opgewekte stationaire golf niet storen.
De spanning E (s) die langs de lijn wordt gedetecteerd door de kwadratische detectors is evenredig met
Figure NL8401025AD00071
De spanning die verkregen wordt na het filteren aan de uitgang van de ruimte-tijdomvormer 31 is dan evenredig aan
Figure NL8401025AD00072
voor een geschikte waarde van de oorsprong van de tijden, waarbij F de frequentie is van de resulterende golf aan de uitgang van de ruimte-tijdomvormer 31.
Men kan aantonen, dat de resulterende frequentie F verbonden is met de ruimtelijke frequentie Fs door de betrekking (3):
Figure NL8401025AD00073
(3) waarin: - fe de bemonsteringsfrequentie van het omhulsel is door de ruimte-tijdomvorminrichting 31 (waarbij de frequentie van het impulssignaal de schakelaar bestuurt volgens het bovengenoemde uitvoeringsvoorbeeld); en - 4 s het interval is tussen de koppelmiddelen 201, 202,...,20N.
De schakeling 4 bepaalt de frequentie F, door Fourier analyse bij voorbeeld, van het uitgangssignaal Sp en berekent de ruimtelijke frequentie Fs van de omhullende met de hierbovengenoemde formule (3).
De schakeling 5 berekent, uitgaande van de ruimtelijke frequentie Fs geleverd door de schakeling 4, de frequentie £ van het invallende signaal door gebruikmaking van de hoger genoemde formule (1), nl. f = c.Fs/2.
Wanneer het invallende signaal een complex signaal is, d.w.z. is samengesteld uit een aantal elementaire signalen of van verschillende frequenties kan men aantonen, dat de omhullende van de stationaire golf de draaggolf is van de eigenlijke informaties bij elke frequentie: de langs de overdrachtslijn 200 gedetecteerde spanning is de som van de spanningen die men zou verkrijgen voor elk elementair signaal, aangelegd aan de ingang A en met een eventuele faseverschuiving £ over de ingang B, waarbij de faseverschuiving J voor alle elementaire signalen gelijk is.
De schakeling 4 staat toe, in het geval van een complex signaal, elke frequentie F te isoleren die behoort bij elk elementair signaal en elke bijbehorende ruimtelijke frequentie Fs te berekenen.
Volgens een andere (niet weergegeven) uitvoeringsvorm kan het tweede beginpunt B van voortplanting zodanig worden kortgesloten, dat het tweede ingangssignaal het eerste ingangssignaal is dat zich in omgekeerde richting voortplant, na terugkaatsing ter hoogte van de kortsluiting.
Fig. 3 toont een andere uitvoeringsvorm van de overdrachtsmiddelen 2 welke, behorende bij de schakeling 3 van fig.2, bruikbaar zijn in de inrichting volgens de uitvinding die in fig.l is weergegeven:
De overdrachtsraiddelen 2 kunnen eveneens omvatten de parallelle overdrachtslijnen 210 en 220 die aan één einde zijn gesloten over hun karakteristieke impedantie resp. Z , terwijl hun andere einde naast elkaar is geplaatst met het einde van de andere lijn gesloten over de karakteristieke impedantie.
De twee ingangssignalen worden aangelegd aan het open einde A,B van de eerste en de tweede overdrachtslijnen 210, resp.220.
Elk koppelmiddel 201, 202, ..., 20N kan een eerste en een tweede koppeling omvatten, die een gedeelte afneemt van het signaal dat wordt overgedragen door de eerste en de tweede lijn 210 resp.220, waarbij een schakeling de optelling uitvoert van de afgenomen signalen. Op eenvoudiger wijze kan elk koppelmiddel 201, 202,..., 20N tegelijkertijd met de eerste en de tweede overdrachtslijn zijn gekoppeld. Er is dan een optelling van de signalen die van elke lijn zijn afgenomen op twee punten Np M|; ...; of M , M'^ die naast elkaar liggen. Bij een dergelijke structuur werken de lijnen 210 en 220 bij een progressief bedrijf. Deze uitvoeringsvorm staat, indien noodzakelijk, toe om de signalen langs de lijnen te versterken, terwijl de versterking bij de uitvoeringsvorm van fig.2 slechts kan plaats vinden bij de ingangen A en B van de lijn 200.
Fig.4 toont een andere uitvoeringsvorm van de schakelingen 2 en 3 van fig.l.
De overdrachtsmiddelen 2 omvatten een overdrachtslijn 230 met verbeelde constanten van de coaxiale soort b.v.,aan de twee einden A, B waaraan de twee ingangssignalen resp. worden aangelegd en waarvan de lijn-inductanties met L worden aangeduid. De koppelmiddelen die de stationair-golf afnemen worden door transistors gevormd, die in fig.4 met hun equivalente schema's 201, 202,..., 20N zijn weergegeven. De parasitaire in-gangscapaciteit van de transistors treedt op bij de berekening van de lijnimpedantie van de lijn en de ingangscapaciteit van elke koppeltran-sistor wordt voorgesteld door een enkele capaciteit die met C wordt aangeduid.
De detectoren 301, 302,..., 30N van het ondersamenstel 3 worden elk gevormd door het parallel plaatsen van een gelijkrichtdiode D en een capaciteit C'. Een volledige ruimte-tijdomvormer 31, zoals b.v. in fig.2 het ondersamenstel 3, geeft aan de uitgang 311 een signaal Sp af dat de omhullende van de stationaire golf voorstelt.
Fig.5 toont een gedetailleerde uitvoeringsvorm van de meetschakeling 4, wanneer men een parallelle behandeling uitvoert. In dit geval is de ruimte-tijdomvorminrichting 31 (fig.2 en 4) niet noodzakelijk. De monsters geleverd door de detectoren 301, 302, ..., 30N van de middelen 3 voor de bepaling van de omhullende worden aangelegd door middel van weegweerstan- den 411, ..., 41N; 421, ..., 42N; 4M1, ..., 4MN aan de positieve of negatieve ingangen van de M optelschakelingen 41, ..., 4M, zodanig dat de uitgang 401, ...., 40M van elk van de M optelschakelingen 41, ..., 4M overeenkomt met een punt van de discrete Fourier transformatie van de omhullende. Een samenstel 40 van logische schakelingen staat toe om de weg van de maximum sterkte te bepalen onder de wegen 401,..., 40M en hieruit de overeenkomstige ruimtelijke frequentie F af te leiden. Deze s ruimtelijke frequentie Fg wordt gecodeerd en door de schakeling 15 gebruikt voor het berekenen van de frequentie f = c.Fs/2 van het invallende signaal.
Men heeft aldus een inrichting beschreven, die over een brede frequentieband de berekening toestaat van de frequentie van een signaal, evenals de respectieve frequenties van de simultane signalen, i.h.b. bij hoge frequentie.

Claims (21)

1. Werkwijze voor het meten van de frequentie van een signaal, met het kenmerk, dat deze achtereenvolgens omvat: - een eerste trap van de injectie van het, zgn. invallende, signaal, van onbekende frequentie aan de ingang van de overdrachtsmiddelen, zodanig dat dit in deze overdrachtsmiddelen een eerste en een tweede signaal, de zgn. ingangssignalen doet ontstaan, waarvan de frequentie die identiek is aan die van het invallende signaal envzich in tegenovergestelde richtingen voortplanten vanaf de twee resp. beginpunten; - een tweede trap van de opwekking van de omhullende van de resulterende golf die er in de overdrachtsmiddelen van de omhullende bestaat, welke afhankelijk van de afstand tot een referentiepunt van de overdrachtsmiddelen waarvoor de elektrische banen die door deze ingangssignalen worden doorlopen vanaf het respectieve beginpunt van voortplanting gelijk zijn, periodieke variaties heeft van de zgn. ruimtelijke frequentie(Fs); - een derde trap van de meting van de ruimtelijke frequentie Fs van de omhullende van de resulterende golf; - een vierde trap van berekening van de frequentie van het invallende signaal door de vermenigvuldiging van deze ruimtelijke frequentie van de omhullende met de coëfficiënt c/2, waarin c_ de voortplanting is van de golven langs de overdrachtsmiddelen.
2. Werkwijze voor het meten van frequentie volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de tweede trap omvat een bemonstering van de afgenomen resulterende golf op een aantal van N punten langs de overdrachtsmiddelen en een detectie van elk afgenomen monster.
3. Werkwijze voor het meten van frequentie volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de detectie gevolgd wordt door een ruimte-tijdomvor-ming, waardoor een bemonsterde kromme kan worden opgewekt, die de veranderingen afhankelijk van de tijd voorstelt van de omhullende van de resulterende golf.
4. Werkwijze voor het meten van frequentie volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de derde trap de bepaling omvat van de frequentie F van de bemonsterde kromme, welke overeenkomt met het invallende signaal van de frequentie £ en de berekening van de bijbehorende ruimtelijke frequentie van de omhullende.
5. Werkwijze voor het meten van frequentie volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de frequentie F van de bemonsterde kromme bepaald wordt door een Fourier analyse.
6. Werkwijze voor het meten van frequentie volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de derde trap de berekening omvat van de discrete Fourier transformatie en de bepaling van de ruimtelijke frequentie Fs overeenkomende met de maximale sterkte van deze Fourier transformatie.
7. Werkwijze voor het meten van frequentie volgens een of meer van de conclusies 2 tot 6, met het kenmerk, dat de overdrachtsmiddelen twee overdrachtsschakelingen omvatten, aan de ingang waarvan de twee ingangssignalen resp. worden aangelegd en waarin deze ingangssignalen zich in respectieve tegenovergestelde richtingen voortplanten, waarbij de detectie wordt uitgevoerd op het aantal monsters dat overeenkomt met de som van twee elementaire monsters die resp. op de ene en de andere over-drachtsschakeling zijn afgenomen op punten die naast elkaar liggen.
8. Werkwijze voor het meten van frequentie volgens een of meer van de conclusies 2 tot 7, met het kenmerk, dat de detectie kwadratisch is.
9. Inrichting voor het meten van frequentie van een signaal, met het kenmerk, dat deze omvat: - overdrachtsmiddelen (2) aan de ingang waarvan het zgn. invallende signaal van onbekende frequentie (_f) wordt geïnjecteerd, en die middelen omvatten welke een eerste en een tweede signaal, zgn. ingangssignalen, van dezelfde frequentie(f) als het invallende signaal opwekken en zich in de voortplantingsmiddelen in tegenovergestelde richtingen voortplanten vanaf een eerste resp. een tweede punt (A, B) de zgn. beginpunten van voortplanting; - middelen (3) voor het opwekken van de omhullende van de resulterende golf die er in de overdrachtsmiddelen bestaat, waarbij de omhullende, afhankelijk van de afstand tot een referentiepunt (Mo) van de transmis-siemiddelen waarvoor de elektrische banen die door deze ingangssignalen worden doorlopen vanaf het respectieve beginpunt van voortplanting gelijk zijn, periodieke veranderingen heeft, met de zgn. ruimtelijke frequentie (Fs); - middelen (4) voor het meten van de ruimtelijke frequentie (Fs) van de omhullende van de resulterende golf; en - middelen (5) voor de berekening van de frequentie (f) van het invallende signaal gelijk aan het produkt van de ruimtelijke frequentie (Fs) van de omhullende met de coëfficiënt c/2, waarin c de voortplantingssnelheid van de golven langs de overdrachtsmiddelen (2) is.
10. Inrichting voor het meten van frequentie volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat de overdrachtsmiddelen (2) worden gevormd door een overdrachtslijn (200, 230) aan het eerste en tweede einde waarvan het eerste resp. het tweede ingangssignaal worden aangelegd, waarbij dit eerste en tweede einde het eerste en tweede beginpunt van voortplanting van de ingangssignalen vormen.
11. Inrichting voor het meten van frequentie volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat de overdrachtsmiddelen (2) worden gevormd door een eerste en een tweede parallelle overdrachtslijn (210, 220), die aan hun eerste einde worden belast door hun respectieve karakteristieke impedantie (Z^, Z^) en aan hun tweede einde, welke resp. het eerste en tweede beginpunt (A, B) van voortplanting vormen, door het eerste resp. het tweede ingangssignaal worden gevoed, terwijl het eerste einde van een overdrachtslijn (210, 220) naast het tweede einde van de andere lijn (220, 210) is aangebracht, zodat de ingangssignalen zich in tegenovergestelde richtingen voortplanten.
12. Meetinrichting volgens een of meer van de conclusies 9 en 10, met het kenmerk, dat het tweede beginpunt (B) van voortplanting zodanig is kortgesloten, dat het tweede signaal het eerste ingangssignaal is dat zich in omgekeerde richting voortplant.
13. Meetinrichting volgens een of meer van de conclusies 9 tot 12, met het kenmerk, dat een aantal van N monsters van de resulterende golf die in de overdrachtsmiddelen (2) bestaat resp. worden afgenomen door een aantal van N koppelmiddelen (201, 202,..., 20N), waarbij de middelen (3) voor de opwekking van de omhullende van de resulterende golf een aantal van N detectiemiddelen (301, 302,..., 30N) omvatten die resp. worden gevoed door een monster dat is afgenomen door de koppelmiddelen (201, 202, ..., 20N).
14. Inrichting voor het meten van frequentie volgens conclusies 11 en 13, met het kenmerk, dat het aantal van N koppelmiddelen (201, 202, ..., 20N) die elk een eerste monster afnemen van het eerste ingangssignaal op de eerste overdrachtslijn (210) en een tweede monster van het tweede ingangssignaal op de tweede overdrachtslijn (220) en elk de som maken van het afgenomen eerste en tweede monster, waarbij de punten van afname van het eerste en het tweede monster naast elkaar liggen voor elk koppel-middel (201, 202, ..., 20N).
15. Inrichting voor het meten van frequentie volgens conclusie 13 of 14, met het kenmerk, dat de middelen (3) voor het opwekken van de omhullende van de resulterende golf bovendien ruimte-tijdomvormmiddelen (31) omvatten, die uitgaande van het aantal van N gedetecteerde monsters een bemonsterde kromme (Sp) opwekken die de veranderingen afhankelijk van de tijd voorstelt van de omhullende van de resulterende golf.
16. Meetinrichting volgens conclusie 15, met het kenmerk, dat de ruimte-tijdomvormmiddelen (31) een schakelaar met N ingangen omvatten die respectievelijk worden gevoed door de N gedetecteerde monsters, welke achtereenvolgens naar de uitgang van de schakelaar worden gevoed op het ritme dat bepaald wordt door de frequentie (fe) van een uitwendig stuur-impulssignaal.
17. Frequentiemeetinrichting volgens conclusie 16, met het kenmerk, dat de middelen (4) voor het meten van de ruimtelijke frequentie (Fs) van de omhullende van de resulterende golf een schakeling omvatten voor het meten van de frequentie (F) van de bemonsterde kromme (Sp) opgewekt door de ruimte-tijdomvormmiddelen (31) en een rekenschakeling van de ruimtelijke frequentie (Fs), zodanig, dat Fs = F/(Fe.As), waarinA s het interval is tussen de koppelmiddelen (201, 202,..., 20N) onderling.
18. Inrichting voor het meten van frequentie volgens conclusie 17, met het kenmerk, dat de frequentiemeetschakeling (F) van de bemonsterde kromme (Sq) een Fourier analysatorschakeling is.
19. Inrichting voor het meten van frequentie volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat de middelen (4) voor het meten van de ruimtelijke frequentie (Fs) van de omhullende van de resulterende golf een schakeling omvatten voor de berekening van de discrete Fourier getransformeerde, welke parallel worden gevoed door de N gedetecteerde monsters, die worden afgegeven door de middelen (3) voor het opwekken van de omhullende, evenals een schakeling (40) die de ruimtelijke frequentie (Fs) bepaalt van de omhullende van de resulterende golf die overeenkomt met het hoogste niveau van de discrete Fourier getransformeerde.
20. Inrichting voor het meten van frequentie volgens conclusie 19, met het kenmerk, dat de schakeling voor het berekenen van de discrete Fourier getransformeerde een aantal van M_ optelschakelingen (41,...., 4M) omvat, waarvan de positieve resp. negatieve ingangen worden gevoed door een som van N gedetecteerde monsters, die worden afgegeven door de middelen (3) voor het opwekken van het omhulsel en elk worden gewogen door een weegweerstand (411,..., 41N ; ... ; 4M1, ..., 4MN) en waarvan de respectieve uitgangen (401, ..., 40M) de schakeling (40) voeden voor de bepaling van de ruimtelijke frequentie (Fs) van de omhullende.
21. Inrichting voor het meten van frequentie volgens een of meer van de conclusies 13 tot 20, met het kenmerk, dat de detectiemiddelen (301, 302, ..., 30N) kwadratische detectoren zijn.
NL8401025A 1983-03-31 1984-04-01 Werkwijze en inrichting met brede band voor het meten van de frequentie van een signaal, in het bijzonder voor het meten van de respectieve frequenties van simultane signalen. NL8401025A (nl)

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
FR8305357A FR2661506B1 (fr) 1983-03-31 1983-03-31 Dispositif a large bande pour la mesure de la frequence d'un signal, notamment pour la mesure des frequences respectives de signaux simultanes.
FR8305357 1983-03-31

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL8401025A true NL8401025A (nl) 1991-12-02

Family

ID=9287446

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8401025A NL8401025A (nl) 1983-03-31 1984-04-01 Werkwijze en inrichting met brede band voor het meten van de frequentie van een signaal, in het bijzonder voor het meten van de respectieve frequenties van simultane signalen.

Country Status (5)

Country Link
DE (1) DE3411654C2 (nl)
FR (1) FR2661506B1 (nl)
GB (1) GB2248504B (nl)
IT (1) IT1235233B (nl)
NL (1) NL8401025A (nl)

Families Citing this family (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
FR2686702B1 (fr) * 1989-08-04 1995-06-16 Thomson Csf Frequencemetre numerique instantane a echantillonnage spatial.

Family Cites Families (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
GB1442592A (en) * 1946-07-09 1976-07-14 Secr Defence Cathode ray tube apparatus
US3135917A (en) * 1961-09-11 1964-06-02 Sanders Associates Inc Frequency sensitive wave analyzer including frequency sensing phase shifting means
US3541443A (en) * 1968-03-27 1970-11-17 Magnavox Co Standing waving sensing frequency indicating device
US3674998A (en) * 1970-03-04 1972-07-04 Varian Associates Method and apparatus for automatic phase control in a fourier analyzed readout of impulse resonance data
FR2154348B1 (nl) * 1971-09-28 1974-05-31 Ibm France
US4305159A (en) * 1978-01-23 1981-12-08 Sanders Associates, Inc. Compressive receiver

Also Published As

Publication number Publication date
IT8467307A0 (it) 1984-03-28
DE3411654A1 (de) 1992-03-05
IT1235233B (it) 1992-06-26
FR2661506A1 (fr) 1991-10-31
DE3411654C2 (de) 1994-03-24
GB2248504B (en) 1992-08-19
FR2661506B1 (fr) 1992-09-11
GB2248504A (en) 1992-04-08

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US4063162A (en) Process and apparatus for locating faults on a line through the use of travelling wave signals
EP0501722A2 (en) Transmission line length measurement method and apparatus
US4069713A (en) Arrangement for determining liquid and gas flow rates
US4063160A (en) Method and apparatus for locating a fault on a line by means of travelling wave signals
US4736073A (en) Noise-canceling system for a digitizing tablet
NL8401025A (nl) Werkwijze en inrichting met brede band voor het meten van de frequentie van een signaal, in het bijzonder voor het meten van de respectieve frequenties van simultane signalen.
US4839578A (en) Method for removing phase instabilities caused by flexure of cables in microwave network analyzer measurements
EP1671140A1 (fr) Dispositif de mesure d'un champ magnetique
Owen An integrating analog-to-digital converter for differential transducers
NL7905742A (nl) Werkwijze voor het bepalen van de uiterste waarden van veranderlijke elektrische grootheden, en keten voor het uitvoeren van deze werkwijze.
EP0052290A1 (en) Cable break locator
Toulouse et al. Automated system for relative sound velocity and ultrasonic attenuation measurements
US5172058A (en) Non-destructive eddy current testing device with signal compensation for signal propagation delay
JP3446918B2 (ja) ケーブル長検出回路及びケーブル長検出方法
NL8401024A (nl) Werkwijze en inrichting voor het meten van de ruimtelijke vertraging tussen twee signalen van dezelfde frequentie, in het bijzonder in de hyperfrequentband.
JP3109626B2 (ja) 伝送線路長の測定方法
JP2853753B2 (ja) 伝送線路長の測定方法
RU2031357C1 (ru) Тензометрическое устройство
JP3000746B2 (ja) 半導体装置の特性測定方法
JP3135071B2 (ja) 周波数測定方法とその装置並びに半導体テスタ
US4012695A (en) Method and apparatus for quality control of semiconductor devices and integrated circuits
SU746357A1 (ru) Измеритель переменной магнитной индукции
SU311207A1 (ru) УСТРОЙСТВО дл ИЗМЕРЕНИЯ ЛИНЕЙНОСТИ АМПЛИТУДНЫХ ХАРАКТЕРИСТИК ЧЕТЫРЕХПОЛЮСНИКОВ
Dolocan A new method for dielectric and ferroelectric characteristics measurements
JP3147915B2 (ja) 波形測定方法

Legal Events

Date Code Title Description
A1A A request for search or an international-type search has been filed
BB A search report has been drawn up
BV The patent application has lapsed