NL8304074A - Inrichting voor het in dozen of bakken verpakken van pluimvee. - Google Patents

Description

ilU _ I «J.

Inrichting voor het in dozen of bakken verpakken van pluimvee.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het in dozen of bakken verpakken van pluimvee. Bekend is dit te doen met een dicht 5 over de vloer lopende transportband waar het pluimvee naar toe wordt gedreven en dat het pluimvee meeneemt zodra het op de band is komen te staan en dan voert naar transportbakken.

Deze inrichting werkt niet bevredigend.

Doel van de uitvinding Is een inrichting te verschaffen, die in het 10 bijzonder geschikt is voor het oppakken en verpakken van pluimvee, dat zich in een aaneengesloten laag bevindt op de bodem van een ruimte, zoals een hok, en waarmee het mogelijk is het pluimvee zonder enige beschadiging op te nemen en over te brengen naar middelen, die het op de juiste wijze overbrengen naar dozen of bakken.

15 Dit doel wordt in de eerste plaats overeenkomstig de uitvinding bereikt doordat de inrichting bestaat uit: een oppakinrichting voorzien van een band of dergelijke zonder einde, die loopt over omkeerwielen of rollen met horizontale assen 20 welke band, een nabij de bodem beginnend omhoog lopende part heeft, dat is voorzien van daarvan uitstekende reeksen vingers, met tussengelegen openingen, die zodanig aan de band zijn bevestigd, dat zij in het omhooggaande part van de band daarvanaf zijn gericht, echter nabij het daaraan voorafgaande onderste omkeerwiel 25 of rol over de bodem naar voren kunnen schuiven, een geleidingskam, die nabij het bovenste omkeerwiel tussen de vingers grijpt en loopt naar een buiten de baan van de vingers gelegen transportband of -banden, 30 en een doseerinrichting aan het afvoereinde van de band of banden en een op de doseerinrichting aansluitende bakken- of dozentransporteur.

35 De vingers van de oppakinrichting grijpen tussen de poten van het pluimvee en lichten dit op, waarbij elke reeks vingers een rij kippen of dergelijke oppakt. Deze worden dan met het omhooggaande part van de transportband of -ketting omhoogbewogen alwaar de geleiding wordt overgenomen door de vingers van een kam. De dieren behouden daardoor hun 40 gewone stand en worden door de vingers verder over de kam geduwd totdat 8304074 ., , 2 zij daaroverheen glijden naar een transportband nadat de vingers uit de kam zijn teruggetrokken. De bevestiging van de vingers is zodanig, dat deze ter plaatse van het voorste en onderste omkeerwiel of rol, over de vloer of bodem naar voren schuiven.

5 Dit kan op eenvoudige wijze worden bereikt doordat de vingers zodanig scharnierend zijn bevestigd aan de band, dat zij in het omhooggaande part door een aanslag in de van de band afgekeerde tennaastebij horizontale stand worden gehouden en in het neergaande part tegen de band aan kunnen zwaaien en zich nabij het onderste omkeerwiel 10 of -rol een gebogen geleidingsorgaan bevindt, dat de in het terugkerende part naar beneden hangende vingers naar de bodem toe geleidt.

In het omhooggaande part van de band staan de vingers dus in een stand, waarin zij de opgepakte dieren dragen, terwijl na het passeren van het bovenste omkeerwiel of -wielen de vingers naar beneden terugvallen tegen 15 de band aan en pas weer ter plaatse van het onderste omkeerwiel verder naar beneden willen zwaaien, waarbij zij tegen de bodem aanlopen en schuivend over de bodem onder het voorste en onderste omkeerwiel uit naar voren schuiven over de bodem.

Dit naar de bodem toe geleiden kan worden gestuurd met behulp van 20 een geleidingsorgaan, bijvoorbeeld een plaat, die naar de bodem toeloopt en die ervoor zorgt dat de naar beneden hangende vingers niet tegen de vloer opbotsen. Het is daarbij gewenst wanneer elke band nabij de bodem een geleidelijk daarnaartoe lopend onderpart heeft en de geleidingsplaat dit part volgt, bij voorkeur boogvormig. Deze gehele 25 oppakinrichting kan verstelbaar zijn aangebracht op een verrijdbaar gestel, dat is voorzien van de doseerinrichting en de bakken of dozentransporteur zodat aanpassing aan vloerhoogte en dergelijke mogelijk is.

Volgens de uitvinding bestaat de doseerinrichting bij voorkeur uit 30 een draaibare schijf waar de transportband op uitkomt en die is voorzien van een rondgaande wand met uitlaatopening aan de zijde gekeerd naar de bakkentransporteur, welke uitlaatopening is voorzien van een beweegbare deur en zich tussen de uitlaatopening en de rand van een bak en glijplaat bevindt. Op de schijf wordt een hoeveelheid pluimvee verzameld 35 en deze wordt portiegewijs via de opening door openen van de deur en via de daarop aansluitende glijplaat toegevoerd aan een bak of doos. Is een bak of doos gevuld dan wordt deze doorgeschoven en vervangen door een volgende, hetgeen kan plaatsvinden met behulp van horizontaal transport danwel met behulp van een ontstapel- en stapelinrichting.

40 Bij voorkeur is de inrichting zodanig uitgevoerd dat de wand met 8304074 I ' - ƒ deur draaibaar is om de draaiingsas van de schijf en de glijplaat zich uitstrekt over de breedte van het draaibereik van de wandopening.

Men bereikt daarmee dat met de doseerinrichting bij het openen van de deur een stroom pluimvee kan worden afgegeven op de glijplaat en 5 daarmede over de gehele breedte van een doos of bak daaraan kan worden toegevoerd.

Het is uiteraard ook mogelijk, dat de wand twee openingen heeft met bijbehorende deuren en elke opening aansluit op een glijplaat naar de bak.

10 De constructie van de deur kan zodanig zijn, dat de deur bestaat uit twee scharnierend met elkaar verbonden delen, waarvan er êên gezien in de draairichting van de schijf, voorbij de opening scharnierend aan de wand is bevestigd, de tweede scharnierend aan de van de wand afgekeerde rand van het eerste deel is bevestigd en door een veer onder 15 een hoekstand met het eerste deel wordt gehouden en middelen aanwezig zijn om de deur van de opening af respectievelijk daarnaartoe te bewegen zodanig, dat het tweede deel bij contact met de wand op een plaats gelegen voor de opening, tijdens de aansluitbeweging tegen de draairichting in over de wand schuift. Men bereikt hiermee dat telkens 20 bij het sluiten van de deur de dieren van de opening af worden geschoven en dus niet kunnen worden ingeklemd.

Het pluimvee, dat met behulp van de oppakinrichting is opgetild, en is toegevoerd aan een transportband, kan daarbij worden toegevoerd aan een transportinrichting, die bestaat uit twee dwarsbanden, die 25 aansluiten op het afvoereinde van de kam en die met hun werkvlak naar elkaar toe bewegen en toevoeren aan een ertussen gelegen band, die van de kam af transporteert in de richting van de doseerschijf. De stroom van pluimvee, die telkens door een serie vingers wordt afgegeven, wordt dan geconcentreerd toegevoerd aan de centrale band, die deze weer 30 toevoert aan de doseerinrichting.

De uitvinding zal thans nader worden toegelicht aan de hand van de tekeningen.

Fig. 1 toont een uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding in zijaanzicht en 35 fig. 2 toont de uitvoeringsvorm van fig. 1 in bovenaanzicht.

De in de tekeningen getoonde inrichting bestaat uit een gestel 1 met wielen 2.

Dit gestel draagt aan de voorzijde een raam 3, dat bij 4 scharnierend om een horizontale as is bevestigd aan het gestel 1 en met 40 behulp van de hydraulische cilinder 5 in hoogte instelbaar is, bij voor- 8304^74 4 beeld voor het passeren van drempels en dergelijke. Dit raam kan met behulp van wielen 6 eveneens op de vloer 7 steunen.

Het raam 3 bestaat uit een aantal in verticale vlakken geplaatste V-hoekige raamdelen elk bestaande uit de omhooggaande delen 8, de 5 horizontale delen 9 en 10 en drie onder een hoek met elkaar staande delen 11, 12 en 13.

In of nabij de hoeken van deze veelhoekige delen zijn omkeerrollen gelegerd, aangeduid met 14, 15, 16, 17 en 18, en daaroverheen loopt een band 19 zonder einde.

10 In plaats van rollen is het uiteraard ook mogelijk kettingwielen te gebruiken waarover kettingen zonder einde lopen, die in dwarsrichting met elkaar zijn gekoppeld.

Op deze band 19 zonder einde respectievelijk op de kettingen, zijn reeksen van vingers 20 bevestigd, die bij 21 scharnierend zijn bevestigd 15 aan de band of ketting en door een hoekprofiel 22 worden ondersteund. Deze ondersteuning vindt plaats in het omhooggaande part, dat zich bevindt tussen de omkeerrollen of wielen 14 en 15.

Na het passeren van de rol 16 kunnen de vingers 20 echter naar beneden zwaaien, als getoond, waarbij zij na het passeren van de rol 17 20 en 18 en geleid door de plaat 23 onder invloed van hun eigen gewicht tegen de vloer 7 worden aangeleid en daarbij vanaf de rol 18 naar de rol 14 horizontaal over de vloer schuiven.

Een grote hoeveelheid pluimvee kan met behulp van de over de vloer schuivende vingers 20 worden opgepakt en wordt dan omhooggevoerd 25 waarbij de geleidingsplaat 24 aan de buitenzijde van het omhooggaande part ervoor zorgt dat de dieren niet vrij kunnen komen van hun onderstuening op de vingers 20.

Nabij het bovenste omkeerwiel 15 wordt de geleiding overgenomen door een kam 25, die steekt in de openingen tussen de vingers, die bij 30 de beweging van de omkeerrol 15 naar de omkeerrol 16 het transport van het pluimvee over de kam 25 nog ondersteunen, daarna echter naar beneden vallen waarbij het pluimvee over het hellende deel 26 van de kam 25 glijdt naar een transportband 27.

Dit oppakken wort bij voorkeur uitgevoerd in schemer of donker.

35 De transportbanden 27 lopen in dwarsrichting naar elkaar toe naar een transportband 28, die in langsrichting loopt en afgeeft aan een omhooglopende transportband 29, die toevoert aan een doseerinrichting, die in algemene zin is aangeduid met 30 en bestaat uit een draaibare schijf 31 en een stilstaande rondgaande wand 32, die is voorzien van een 40 afvoeropening 33. Ter plaatse van de afvoeropening bevindt zich een 8 3 C 4 0 7 4

/ V

I 5 geleidingsplaat 34, waarvan de afvoerrand 35 correspondeert met de breedte van een bak 36. De bakken 36 bevinden zich in een stapel, zoals getoond in fig· 1, en op op zichzelf bekende wijze kan telkens een lege bak uit de stapel worden gelost en gebracht in de positie aangegeven met 5 37. Na vullen van de bak 37 kan deze met behulp van de cilinder 38 worden opgeschoven naar rechts in fig. 1 alwaar een nieuwe stapel 39 van gevulde bakken op bekende wijze wordt gevormd met verticaal op en neer beweegbare palmechanismen 40, die telkens de onderste bak kunnen optillen door aangrijping op een randflens.

10 De doseerinrichting 30 is ter plaatse van de afvoeropening 33 voorzien van een deur, die bestaat uit een eerste deel 41, dat bij 42 scharnierend is bevestigd aan de wand 32 en een deel 43, dat bij 44 scharnierend is bevestigd aan het eerste deel 41 en door een veer in een hoekstand ten opzichte van het deel 41 wordt gehouden. Bij 45 bevindt 15 zich een cilinder waarmee deze deur 41, 43 kan worden geopend of gesloten. Fig. 2 toont de deur in de open stand zodat een hoeveelheid pluimvee via de opening 33 kan worden afgevoerd. Wordt de deur gesloten dan beweegt het deel 43 tegen de wand 32 aan en zal daarbij ten opzichte van het deel 41 een scharnierbeweging uitvoeren zodat dit deel 20 43 langs de binnenzijde van de wand 32 schuift in een richting tegengesteld aan de met de pijl 46 aangeduide draairichting van de schijf 31. Daardoor wordt inklemmen van dieren vermeden.

De wand 32 is aan de buitenomtrek voorzien van een tandkrans 47 waarop een tandwiel 48 kan aangrijpen, dat is verbonden met een motor 25 49. Door draaiing van de wand 32, en dus van de opening 33, kan nu worden bereikt dat in de open stand van de deur een reeks van dieren over de breedte van de glijplaat 34 en daarmede van een bak 36 wordt verdeeld.

In plaats van êên enkele afvoeropening 33 is het natuurlijk ook 30 mogelijk de doseerinrichting uit te voeren met meerdere afvoeropeningen die via glijbanen toevoeren aan bakken.

Het bakkentransport vindt hier plaats door ontstapeling uit een stapel en stapelen van gevulde bakken. Het is uiteraard ook mogelijk uitsluitend horizontaal transport van de bakken toe te passen op het 35 gestel 1 en de stapeling, wanneer nodig, elders uit te voeren en het is ook mogelijk het transport van de bakken met de hand te doen.

p τ r; n 7 7, V \f KJ *v M j

Claims (9)

1. Inrichting voor het in dozen of bakken verpakken van pluimvee, bestaande uit: een oppakinrichting voorzien van een band of dergelijke zonder einde, die loopt over omkeerwielen of rollen met horizontale assen 5 welke band, een nabij de bodem beginnend omhoog lopende part heeft, dat is voorzien van daarvan uitstekende reeksen vingers met tussengelegen openingen, die zodanig aan de band zijn bevestigd, dat zij in het omhooggaande part van de band daarvanaf zijn gericht, echter nabij het daaraan voorafgaande onderste omkeerwiel 10 of rol over de bodem naar voren kunnen schuiven, een geleidingskam, die nabij het bovenste omkeerwiel tussen de vingers grijpt en loopt naar een buiten de baan van de vingers gelegen transportband of -banden, 15 en een doseerinrichting aan het afvoereinde van de band of banden en een op de doseerinrichting aansluitende bakken- of dozentransporteur.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de vingers zodanig scharnierend zijn bevestigd aan de band, dat zij in het omhooggaande part door een aanslag in de van de band afgekeerde tennaastebij horizontale stand worden gehouden en in het neergaande part tegen de band aan kunnen zwaaien en zich nabij het onderste omkeerwiel 25 of -rol een gebogen geleidingsorgaan bevindt, dat de in het terugkerende part naar beneden hangende vingers naar de bodem toe geleidt.

3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de band een nabij de bodem geleidelijk daarnaartoe lopend onderpart heeft. 30

4. Inrichting volgens een of meer der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de oppakinrichting met transport is geplaatst in een in hoogte verstelbaar raam, dat is bevestigd aan een verrijdbaar gestel waarin zich de doseerinrichting en de bakkentransporteur bevindt. 35

5. Inrichting volgens een of meer der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de verdeelinrichting bestaat uit een draaibare schijf waar de transportband op uitkomt en die is voorzien van een rondgaande wand

6. Inrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de wand met deur draaibaar is om de draaiingsas van de schijf en de glijplaat zich uitstrekt over de breedte van het draaibereik van de wandopening.

7. Inrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de wand meer dan 10 één opening heeft met bijbehorende deuren en elke opening aansluit op een glijplaat naar een bak.

8. Inrichting volgens conclusie 5, 6 of 7, met het kenmerk, dat de deur bestaat uit twee scharnierend met elkaar verbonden delen, waarvan er éên 15 gezien in de draairichting van de schijf, voorbij de opening scharnierend aan de wand is bevestigd, de tweede scharnierend aan de van de wand afgekeerde rand van het eerste deel is bevestigd en door een veer onder een hoekstand met het eerste deel wordt gehouden en middelen aanwezig zijn om de deur van de opening af respectievelijk daarnaartoe 20 te bewegen zodanig, dat het tweede deel bij contact met de wand op een plaats gelegen vSèr de opening, tijdens de sluitbeweging tegen de draairichting in over de wand schuift.

8. O 4 0 7 4 ! 7 met uitlaatopening aan de zijde gekeerde naar de bakkentransporteur, welke uitlaatopening is voorzien van een beweegbare deur en zich tussen de uitlaatopening en de rand van een bak een glijplaat bevindt.

9. Inrichting volgens een of meer der voorgaande conclusies, met het 25 kenmerk, dat de transportbandinrichting tussen de oppakinrichting en de doseerschijf bestaat uit twee dwarsbanden, die aansluiten op het afvoereinde van de kam en die met hun werkvlak naar elkaar toe bewegen en toevoeren aan een ertussen gelegen band, die van de kam af transporteert in de richting van de doseerschijf. 8 3 0 #· 0 7 4