NL8303550A - Inrichting voor het verpakken van voorwerpen. - Google Patents

Description

* ' 1 VO 5135

Inrichting voor het verpakken van voorwerpen.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het verpakken van voorwerpen, in het bijzonder van rechtopstaande rijen schijfvormige biscuits volgens de aanhef van conclusie 1.

Een dergelijke inrichting is bijvoorbeeld bekend uit 5 het Duitse "Offenlegungsschrift" 2.913.203. Dienovereenkomstig worden vierkante voorwerpen, in het bijzonder groepen biscuits, samen met een toegesneden stuk inpakmateriaal door middel van een toevoerorgaan vanaf een ingangsstation door een eerste vouworgaan heen toegevoerd aan een tussenstation. In het tussenstation worden de voorwerpen zodoende gelengd 10 in een U-vozmig blad. Door middel van een kamer met klemveren worden de gedeeltelijk verpakte voorwerpen dwars op de transportrichting vanaf het eerste station naar het tussenstation verder behandeld, waarbij daar in het bijzonder de lengtenaad wordt gevormd. Na het terugdraaien van de kamer worden de voorzijden door middel van zijdelingse vouworganen ge-15 vouwen en moeten tenslotte nog zijdelings uitstekende vouwflappen naar binnen worden gevouwen en verzegeld.

Het is bekend, dat door de onvolledige vorming van vouwen door middel van zijdelings vaste vouworganen, geen nauwkeurige vierkante vorm wordt verkregen, en bij cilindrische voorwerpen, onaantrekke-20 lijke voorzijden kunnen ontstaan, die dikwijls aan elkaar moeten worden geplakt en bedekt door etiketten e.d.

Het is derhalve een opgave van de uitvinding een inrichting van de in de aanhef beschreven soort zodanig te verbeteren, dat de vierkante of cilindrische vorm zonder uitstekende einden aan de omtrek 25 van de voorzijden kan worden gevormd, en de voorzijden afdichtend kunnen worden gesloten.

Dit wordt volgens de uitvinding bereikt door de maatregelen volgens het onderscheidend kenmerk van conclusie 1.

De uitvindin, wordt nader toegelicht aan de hand van 30 de tekening, waarin:

Fig. 1 een schematisch zij-aanzicht is van de inrichting, gedeeltelijk in lengtedoorsnede, fig. 2 de inrichting volgens fig. 1 toont in een andere - — Ί 8303550 4 . £ 2 bewerkingsfase, fig. 3 een schematisch aanzicht is van een deel van de inrichting met een eerste voorwerp in een eerste bewerkingsfase, en de volgens fig. 1 voorafgaande voorwerpen in latere bewerkingsfasen, 5 fig. 4 een bovenaanzicht is van het deel van de in richting volgens fig. 3, fig. 5 een aan fig. 3 gelijk schematisch aanzicht is, waarbij de twee voorwerpen zich in een latere bewerkingsfase bevinden, fig. 6 een bovenaanzicht is van het deel van de in-10 richting volgens fig. 5, fig. 7 een doorsnede is volgens de lijn VII - VII in fig. 1, en

fig. 8 een doorsnede is volgens de lijn VIII - VIII

in fig. 1.

15 Door de in de tekening afgeheelde inrichting kunnen langwerpige voorwerpen worden verpakt, zoals groepen schijfvormige, op hun kant staande en tegen elkaar aanliggende biscuits.

i

Volgens de fig. 1 en 3 wordt een dergelijk voorwerp G1 in een ingangsstation A opgeheven door een verticaal stootorgaan 1 om 20 zich direct voor een gedeelte 3 te bevinden van een inpakmateriaal, bijvoorbeeld een foelie van thermoplastische kunststof, dat door een mes 4 is afgesneden van een verticaal naar beneden geleide materiaalbaan 5.

Achter het gedeelte 3 bevinden zich vaste vouwelementen 6, 7 teneinde het gedeelte ü-vormig rond het voorwerp Gl te leggen, wanneer dit door 25 middel van een langs een leibaan 8 glijdend gelegerde toevoerschuiver 9, 9a op een oplegging 7a achter de vouwelementen 6, 7 en verder in een station B wordt geschoven.

In het station B komt het vanuit het station A naar binnen geschoven voorwerp, zoals in fig. 5 afgeheeld voor het voorwerp Gl', 30 in een kamer met een bodem 12 en een bovenste drager 13 met bladvoren 13a voor het vastklemmen. De kamer 12, 13 is bevestigd aan een zwenkhef-boom 14, die door middel van een legertap 15 draaibaar is gelegerd. Zodra een voorwerp G2 zich in de kamer 12, 13 bevindt, wordt deze in een station C gezwenkt, nadat steunplaten 20, 21, 22, 23 vanaf weerszijden 35 tot tegen de biscuits zijn bewogen (fig. 3 en 7).

In dit station C worden volgens fig. 2 de flappen 3b 8303550 3 :. - ^ r door middel van vouwtongen 16 tegen het voorwerp G2' naar binnen gevouwen en verzegeld. Daartoe dient een verzegelkaak 17 met een verwarmingsstaaf 17a, gemonteerd aan een zwenkhefboom 17b in een draaileger 17c, en volgens de dubbele pijl P zwenkbaar is tussen een werkstand en een ruststand,.

5 Het station C is alleen als voorbeeld afgebeeld als verzegelstation. Natuurlijk kunnen hier ook andere, uit de verpakkings-industrie bekende handelingen worden uitgevoerd, waarbij ook een aantal stapsgewijs te doorlopen stations kan zijn voorzien en de zwenkarm 14 een deel kan uitmaken van een wiel met een aantal zwenkarmen.

10 In het afgebeelde uitvoeringsvoorbeeld wordt de enkele zwenkarm 14 echter weer teruggezwenkt in het station B. Hierbij blijven de steunplaten 20 - 23 in een naar binnen gebrachte toestand om de groep met biscuits in de rechtopstaande stand te houden.

In de transportrichting vóór het voorwerp G2 (fig. 1) 15 bevindt zich een paar vouwplaten 24 aan weerszijden naast de transport-weg. Een ander ppaar soortgelijke vouwplaten 11c bevindt zich aan een orgaan 11 voor het vooruitschuiven achter een stootbalk 11b en een trans-portbalk 11a.

Wanneer de transportschuiver 9, 9a dan in de richting 20 van de pijl M in fig. 1 wordt bewogen, wordt het gedeelte 3 tegen de vouwelementen 6, 7 gevouwen, en wordt het orgaan 11 voor het vooruitschuiven op de leibaan 10 naar rechts in fig. 1 gestoten. Het paar vouwplaten 11c stoot de zijdelingse randdelen 3b (fig. 3) tussen de steunplaten 20, 21 en 22, 23 om ze dan wanneer de transportbalk 11a te-25 gen het voorwerp G2 aanstoot, tegen de voorste vouwplaat 25 te stoten.

Zodoende worden de zijdelingse randdelen 3b aan weerszijden naar binnen gevouwen, zoals fig. 5 duidelijk toont voor het voorwerp G3.

Het voorwerp G2 wordt volgens fig. 1 vooruit geschoven 30 tot in de stand G2", waarbij ook het paar vouwplaten 24 verder wordt geschoven totdat de stand van het voorwerp G3 in fig. 5 is bereikt. Het voorwerp G3 bevindt zich zodoende op de transportband 19 en kan, zodra de steunplaten 20 - 23 en de voorste vouwplaten 24 zijdelings naar buiten zijn bewogen, naar rechts in fig. 1 volgens de pijl N worden weg-35 getransporteerd.. De naar binnen gevouwen zijdelingse randdelen 3b worden door middel van vouworganen 18 samengevouwen en tegen de biscuits aange- 8303550 ---- ... Λ *·» * *·“ 4 drukt. Tegen het laatste voorwerp G4 van de afgebeelde rij voorwerpen Gl' - G4, moeten deze randdelen 3b aan de voorzijden dan op bekende wijze uiteindelijk worden gevouwen en aan elkaar gelast.

Wanneer de drievoorwerpen Gl', G3 en G4 volgens fig.

5 5 de afgebeelde standen hebben bereikt, kan het voorwerp Gl1 in het station C worden gezwenkt en wordt zodoende ook de weg vrij opdat het orgaan 11 voor het vooruitschuiven weer kan terugkeren in de uitgangs-stand volgens fig. 1.

De drijving van alle beweegbare onderdelen, zoals het 10 stootorgaan 1, de toevoerschuiver 9, 9a, het orgaan 11 voor het vooruitschuiven, de zwenkarm 14, de steunplaten 20 - 23, de voorste vouwplaten 24 en de zwenkarm 17b vindt op bekende wijze plaats door middel van nokkenschijven en volgrollen.

t 8303550

Claims (6)

1. Inrichting voor het verpakken van langwerpige voorwerpen, in het bijzonder groepen met in een rij rechtopstaande, schijfvormige biscuits, welke inrichting een aantal stations heeft voor het bewerken van het inpakmateriaal, waarvan het eerste station een eerste toevoer-5 orgaan omvat voor het in de bewerkingsweg leggen van het voorwerp, en een tweede toevoerorgaan voor het verder transporteren van het voorwerp in de bewerkingsweg, waarin het voorwerp samen met een gedeelte van het inpakmateriaal door een eerste vouworgaan heen kam worden toegevoerd aam een tweede station, dat een dwars op de toevoerrichting beweegbare kauner 10 omvat met een vasthoudmechamisme voor het gedeeltelijk verpakte voorwerp teneinde dit toe te voeren aam een derde station voor het verder behandelen van het gedeelte van het inpakmateriaal, met het kenmerk, dat aan weerszijden van de kamer (12, 13) in het tweede station (B) naar elkaar te bewegen steunmiddelen (21 - 23) en daarmee samenwerkende eind-15 vouwxniddelen (11c, 24) aanwezig zijn om het inpakmateriaal (3) aam de twee voorzijden van het voorwerp (G) naar binnen te vouwen.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de steunmiddelen (21 - 23) zijn uitgevoerd als twee paren evenwijdige steunplaten, waarbij de eindvouwmiddelen (11c, 24) bestaan uit naar 20 elkaar te bewegen en tussen de steunplaten aangebrachte paren vouwplaten.

3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de steunplaten (21 - 23) horizontaal zijn aangebracht in het tweede station (B).

4. Irichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat een 25 eerste paar vouwplaten (11c) is bevestigd aan het tweede toevoerorgaan (11), waarbij het tweede paar vouwplaten (24) naar het eerste paar vouwplaten en zijdelings vanuit de aangrijping tussen het bijbehorende paar steunplaten naar buiten beweegbaar kan worden aangedreven.

5. Inrichting volgens conclusie 1, met'het kenmerk, dat de 30 kamer (12, 13) heen en weer zwenkbaar is aangebracht tussen het in de toevoerrichting zich bevindende eerste station (B) en een tweede dwars daarop zich bevindend station (C).

6. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de kamer (12, 13) is uitgevoerd als onderdeel van een kamerwiel teneinde 35 de voorwerpen stapsgewijs toe te voeren aan andere bewerkingsplaatsen. 8303550