NL8303438A - Inrichting voor het installeren van electrische leidingen in gebouwen. - Google Patents

Description

‘ Inrichting voor het installeren van electrische leidingen in gebouwen.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het installeren van electrische netverdeellei dingen 5 en/of signaaloverdrachtleidingen in gebouwen en in het bijzonder in woonhuizen, winkels, kantoren of dergelijke.

Bij de thans gebruikelijke wijze van installeren van electrische leidingen en leidingen voor andere doeleinden, zoals telefoonleidingen, leidingen voor kabeltelevisie en 10 dergelijke worden de betreffende leidingen aangebracht in uit kunststof bestaande buizen, die in de muren en plafonds zijn weggewerkt, terwijl ook de contactdozen en schakelaars gewoonlijk in in de wanden aangebrachte dozen zijn opgenomen.

Voor het op deze wijze aanleggen van een electrische 15 installatie moet vooraf nauwkeurig worden bepaald, op welke plaatsen de verschillende aansluitpunten in elk vertrek moeten worden aangebracht. In een op dergelijke wijze uitgevoerde installatie kunnen later slechts wijzigingen worden aangebracht door middel van onesthetische losse draden of door het open-20 breken van de muren, teneinde verdere buizen, contactdozen, schakelaars en dergelijke daarin aan te brengen, hetgeen niet alleen moeilijk, doch tevens zeer kostbaar is.

De uitvinding beoogt, een inrichting voor het installeren van electrische netverdeelleidingen en/of signaalover-25 drachtleidingen in gebouwen te verschaffen, waarmede de bovengenoemde bezwaren van de thans in gebruik zijnde installaties worden vermeden, doordat deze niet in de muren of plafonds van vertrekken behoeft te worden aangebracht en het bij toepas- -sing daarvan ook niet noodzakelijk is om de plaatsen van de 30 verschillende aansluitpunten vooraf nauwkeurig vast te leggen, aangezien met deze inrichting op elk gewenst tijdstip een aansluitpunt op een willekeurige gewenste plaats kan worden aangebracht.

De uitvinding verschaft een dergelijke inrichting, welke 35 tevens het voordeel heeft, dat bij toepassing daarvan de electrische installatie van een gebouw kan worden aangelegd aan het eind van de bouwwerkzaamheden en wanneer de muren van de vertrekken in het gebouw reeds volledig zijn afgewerkt.

De uitvinding verschaft een dergelijke inrichting, — 4-. , - - r\ 40 ’ - . ' ; - 2 - waarmede het gestelde doel is bereikt, doordat deze inrichting bestaat uit een rechthoekige koker van electrisch isolerend materiaal, welke is samengesteld uit aan een wand van een vertrek te bevestigen voet!ijst met een aantal naast elkaar 5 liggende en zich over de gehele lengte daarvan uitstrekkende langsgleuven voor het opnemen van electrische geleiders en een afneembaar op deze voetlijst aan te brengen gootvormige deklijst, middelen voor het met elkaar doorverbinden van de electrische geleiders in op elkaar aansluitende rechthoekige kokers en 10 middelen voor het verbinden van de in de kokers aangebrachte electrische leidingen met een electrische netaansluiting.

De van de inrichting volgens de uitvinding deel uitmakende kokers kunnen als plinten langs de onderzijden van de wanden van een vertrek worden aangebracht, waarbij zij dan even-15 als de gebruikelijke plinten van massief materiaal als stoot-randen zullen fungeren, terwijl zij bovendien de mogelijkheid bieden om op elke willekeurige gewenste plaats een aansluit-punt van de electrische installatie aan te brengen.

De uitvinding zal thans nader worden toegelicht aan 20 de hand van een uitvoeringsvoorbeeld van de inrichting, dat is weergegeven in de tekening, waarin is : fig. 1 een dwarsdoorsnede van een bijv. als plint tegen een wand aangebrachte inrichting volgens de uitvinding.

fig. 2 een vooraanzicht van een verbindingsorgaan voor 25 het doorverbinden van de electrische geleiders in twee koker-secties van de inrichting volgens de uitvinding.

fig. 3 een doorsnede over de lijn III-III uit fig. 2.

fig. 4 een doorsnede over de lijn IV -1V uit fig. 2.

fig. 5 een vooraanzicht van een aansluitorgaan voor 30 het verbinden van de electrische geleiders in een kokersectie van de inrichting volgens de uitvinding met een netaanslui ting. fig. 6 een doorsnede over de lijn VI-VI uit fig. 5.

fig. 7 een doorsnede over de lijn VII-VII uit fig. 5.

fig. 8 een afbeelding in perspectief van een tussen 35 twee opeenvolgende kokersecties aan te brengen voegafdekorgaan.

Het in de tekening weergegeven kokervormige gedeelte van de inrichting volgens de uitvinding is samengesteld uit een voetlijst 1 van electrisch isolerend materiaal, welke tegen de wand van een vertrek kan worden bevestigd en een even-40 eens uit electrisch isolerend materiaal bestaande gootvormige * o - 3 - deklijst 2, welke afneembaar op de voetlijst kan worden bevestigd. De lijsten 1 en 2 kunnen zijn vervaardigd uit een kunststof met voor de toepassing geschikte electrische en mechanische eigenschappen en kunnen elke gewenste vorm en kleur bezit-5 ten, terwijl zij tezamen een doosvormig lichaam kunnen vormen, waarvan de buitenafmetingen overeenkomen met die van een gebruikelijke plint of stootrand.

De voetlijst 1 kan aan een wand worden bevestigd door willekeurige bevestingsorganen, zoals bijv. schroeven of, 10 zoals in fig. 1 is weergegeven door middel van aan weerszijden van een kleeflaag voorziene stroken 3.

De deklijst 2 wordt door middel van een snapverbinding op de voetlijst 1 bevestigd, waartoe deze beide delen van voor dit doel geschikte, met elkaar samenwerkende uitsteeksels zijn 15 voorzien. Bij de in fig. 1 weergegeven uitvoeringsvorm is de deklijst 2 aan de bovenzijde voorzien van een naar binnen gerichte langsrand 4 met een daarachter gevormde groef voor het opnemen van de bovenste langsrand 5 van de voetlijst 1. Aan de onderzijde is de deklijst 2 voorzien van een haakvormige rand 20 6, welke in ingrijping kan worden gebracht met een overeenkom stig haakvormig gedeelte 7, ’dat aan de onderzijde van d$ voetlijst 1 is gevormd.

Nadat de deklijst 2 met de naar binnen gerichte langsrand 4 daarvan achter de langsrand 5 van de voetlijst is 25 aangebracht kunnen de haakvormige randen 6 en 7 door het uitoefenen van een druk op de deklijst met elkaar in ingrijping worden gebracht, waarbij dan de halfgesloten koker, zoals weergegeven in fig. 1 overgaat in de gesloten koker, zoals is weergegeven in de figuren 4 en 7.

30 Een overeenkomstige snapverbinding kan ook tot stand worden gebracht op de halve hoogte van de beide lijsten en wel door middel van een inwendige ribbe 8 in de deklijst 2, welke is voorzien van een verdikte rand, welke kan worden ingeklemd, tussen twee andere ribben 9 en 10, die zijn aangebracht op de 35 voetlijst 1 en aan hun naar de deklijst 2 toegekeerde uiteinden eveneens van verdikte randen zijn voorzien.

Wanneer de koker is gesloten (figuren 4 en 7) is het inwendige daarvan derhalve verdeeld in twee ruimten 11 en 12, die door de ribben 8, 9 en 10 van elkaar worden gescheiden.

40 De kabels voor verschillende diensten, zoals ** f r*

'* V J V V

- 4 - telefoonkabels en antennekabels voor gewone televisie en kabeltelevisie en dergelijke kunnen evenals geleiders voor andere doeleinden,, zoals bijv. het paarsgewijs met elkaar verbinden van schakelaars in de onderste ruimte 12 worden ondergebracht.

5 De electrische netverdelingsgeleiders zijn in de bovenste ruimte 11 ondergebracht. Meer in het bijzonder is de voetlijst 1 hiertoe voorzien van naast elkaar liggende en zich over de gehele lengte daarvan uitstrekkende gleuven 13, in welke de blanke geleiders 14 kunnen worden gedrukt en dan door 10 klemwerking worden vastgehouden. Bij het in de tekening weergegeven uitvoeringsvoorbeeld bevat de. koker 4 van dergelijke gleuven, doch het zal duidelijk zijn, dat deze ook van een ander aantal gleuven kan worden voorzien. De gleuven zijn zodanig gevormd, dat de daarin aangebrachte geleiders niet met 15 de vingers kunnen worden aangeraakt. Teneinde ook een ongewilde aanraking van de geleiders met bijv. de punt van een schroeve-draaier of dergelijke te verhinderen is, zoals in fig. 1 is weergegeven een isolerende dekplaat 15 aangebracht, welke kan worden vastgeklemd tussen de ribbe 9 en een verdere ribbe 16 20 van de voetlijst 1, die hiertoe van verdikte randen zijn voorzien. Deze isolerende dekplaat kan met behulp van een gewone schroevedraaier worden verwijderd.

De voetlijst 1 en de deklijst 2 kunnen worden vervaardigd door een extrusiebewerking en derhalve in stukken met 25 elke gewenste lengte of in standaardlengten, waarbij de voet-lijstsecties 1 tegelijkertijd kunnen worden voorzien van zich over de gehele lengte daarvan uitstrekkende electrische geleiders 14. De aldus verkregen lijsten kunnen met een eenvoudige zaag op elke gewenste lengte worden afgesneden, teneinde deze 30 nauwkeurig aan de afmetingen van de wanden aan te passen.

De inrichting volgens de uitvinding kan niet alleen in plaats van een gebruikelijke plint langs de onderzijden van de wanden van een vertrek worden aangebracht, doch ook verticaal op de wanden of als sierlijst langs de omtrek van 35 het plafond aan de bovenzijde op de wanden worden bevestigd.

Voor het electrisch met elkaar doorverbinden van de geleiders 14 van opeenvolgende kokersecties wordt gebruik gemaakt van een verbindingsorgaan 17 (figuren 2, 3 en 4), dat over de uiteinden van de met elkaar te verbinden geleiders 40 kan worden aangebracht. Dit verbindingsorgaan 17 bestaat uit ^ λ — r *** Λ O V 'y XJ 4 O 'v 4 -* - 5 - een doosvormig lichaam van electrisch isolerend materiaal, zoals kunststof, waarin een met het aantal door te verbinden geleiders 14 overeenkomend aantal, onderling evenwijdige en op dezelfde onderlinge afstand als de geleiders gelegen brug-5 stukken 18 is aangebracht.

Elk van deze brugstukken 18 wordt met twee, buiten het doosvormige lichaam uitstekende afgeronde uiteinden daarvan tegen de met elkaar door te verbinden geleiders 14 aangedrukt door middel van ter plaatse van deze uiteinden in het 10 lichaam aangebrachte veren 19.

Het doosvormige lichaam van het verbindingsorgaan 17 is aan de onderzijde voorzien van een uitstekende rand 17a (fig. 4), welke kan worden opgenomen achter de verdikte rand van de ribbe 9, door welke de bovengenoemde dekplaat 15 even-15 eens wordt vastgehouden. Aan de bovenzijde is het orgaan 17 voorzien van twee grendel pennen met een van een sleuf voorziene kop, zodat deze door middel van een schroevedraaier kunnen worden bediend. Door deze grendel pennen over een hoek van ongeveer 90° te draaien en daarbij tegelijkertijd het orgaan 17 tegen de 20 voetlijst 1 aan te drukken kunnen de pennen met een uitstekend gedeelte daarvan worden vastge^et achter een daartoe aan de bovengenoemde ribbe 16 (fig. 4) gevormde rand, waardoor dan het verbindingsorgaan 17 tussen de ribben 9 en 10 is bevestigd. Het verbindingsorgaan 17 is hierbij volledig opgenomen in de 25 door de voetlijst 1 en de deklijst 2 gevormde koker.

Voor het verbinden van de electrische geleiders met een netaansluiting wordt gebruik gemaakt van een aansluitor-gaan 21 (fig. 5, 6 en 7), dat evenals het verbindingsorgaan 17 bestaat uit een doosvormig lichaam van electrisch isolerend 30 materiaal, zoals kunststof en waarin dunne metalen plaatjes 22 zijn aangebracht. Het aantal van deze plaatjes komt weer overeen met het aantal aan te sluiten geleiders 14, terwijl de plaatjes onderling evenwijdig en op dezelfde onderlinge afstand als de geleiders zijn aangebracht. Elk plaatje 22 is 35 aan een uiteinde voorzien van een kabel klem 23 met een klem-schroef en aan het andere uiteinde van een uitsteeksel 24 (fig. 6), dat door een spleet in het doosvormige lichaam naar buiten steekt, zodat het met de bijbehorende geleider 14 in aanraking kan worden gebracht. Voorts is onder elk plaatje 22 40 een veer 25 aangebracht (fig. 6), door welke het uitsteeksel Λ - . — . ^ ; . · ‘ o % - 6 - 1 \ daarvan tegen de geleider wordt aangedrukt, zodat een goed electrisch contact wordt verkregen. De dunne plaatjes 22 worden op hun plaats gehouden door in het doosvormige lichaam gevormde ribben.

5 Teneinde een goede verdeling te verkrijgen en het bevestigen van de geleiders van de netaansluiting te vergemakkelijken zijn de dunne plaatjes 22 om en om tegengesteld gericht in het lichaam aangebracht, waarbij de kabelklemmen 23 afwisselend naar rechts en naar links zijn gericht.

10 Het aansluitorgaan 21 wordt op dezelfde wijze aan de ribben 9 en 16 bevestigd als het verbindingsorgaan 17 en wel door middel van een onderste uitstekende rand 26 en twee aan de bovenzijde van het doosvormige lichaam aangebrachte gren-delpennen 27 (fig. 7). Ook het aansluitorgaan 21 wordt volle-15 dig in de door de voet!ijst 1 en de dek1 ijst 2 gevormde koker opgenomen.

Teneinde de voeg tussen twee opeenvolgende koker-' secties aan het zicht te onttrekken wordt op de overgang tussen twee van dergelijke secties een voegafdekorgaan 28 (fig.8) 20 tussen de beide deklijsten 2 daarvan aangebracht, dat in dwarsdoorsnede dezelfde vorm bezit als deze deklijsten zelf. Meer in het bijzonder heeft het centrale gedeelte hiervan nauwkeurig dezelfde vorm als een deklijst 2 met inbegrip van de verbindings-ribhen, zodat ook dit voegafdekorgaan 28 op dezelfde wijze als 25 een deklijst door middel van een snapverbinding op de voet!ijst 1 kan worden bevestigd.

Aan de binnenzijde van het centrale gedeelte 29 zijn aan weerszijden daarbuiten uitstekende delen 30 gevormd, die onder de beide deklijsten 2 van de in eikaars verlengde aange-30 bracbte kokersecties vallen, zoals in de rechtergedeelten van de figuren 5 en 6 is weergegeven. Op deze wijze wordt een volkomen gesloten uiterlijk van een uit meerdere secties samengestelde koker verkregen, daar alle voegen daartussen zijn afgesloten.

35 De werking en het gebruik van de inrichting volgens de uitvinding lijken hiermede voldoende duidelijk te zijn beschreven.

Wanneer de kokersectie als plinten langs de onderzijden van de wanden van een vertrek zijn aangebracht en de 40 zich daarin bevindende electrische geleiders door middel van ; · . ^ »aw » 4 \ > Vji ’"i V) - 7 - de verbindingsorganen 17 met elkaar en door middel van het aansluitorgaan 21 met de netaansluiting zijn verbonden kan op elke gewenste plaats een aftakking voor een aansluitpunt voor verschillende electrische toestellen, zoals ver!ichtings-5 armaturen, rekenmachines, electrische schrijfmachines, radio-en televisietoestellen, verwarmingstoestellen enz. worden aangebracht. De kokers kunnen ook in een verticale stand langs bijv. deurposten en raamlijsten worden aangebracht.

Zoals reeds is opgemerkt kunnen in de ruimte 12 10 binnen de koker kabels voor andere doeleinden, zoals telefoonkabels, antennekabels voor televisie- en radiotoestellen, alsmede geleiders voor het besturen van inrichtingen worden aangebracht.

Wanneer wijzigingen in het geïnstalleerde electrische 15 verdeelnet, het telefoonstelsel of andere inrichtingen moeten worden aangebracht kan dit eenvoudig worden gedaan door het maken van nieuwe aftakkingen of aansluitingen op de gewenste plaatsen na het verwijderen van de deklijst 2.

Het zal duidelijk zijn, dat de inrichting volgens de 20 uitvinding de mogelijkheid biedt om de electrische netverdeel-leidjngen en leidingen voor andere doeleinden in gebouwen op gemakkelijke wijze te installeren, nadat de wanden van de vertrekken reeds volledig zijn afgewerkt en het hiertoe niet noodzakelijk is om sleuven en gaten in de wanden aan te brengen, 25 terwijl voorts op elke gewenste plaats een aansluitpunt kan worden aangebracht.

De uitvinding is vanzelfsprekend niet tot de bovenbeschreven uitvoeringsvorm beperkt, doch daarin kunnen wijzigingen worden aangebracht zonder daarbij buiten het kader 30 van de uitvinding te treden.

o — > — O '-· '.· >

Claims (14)

1. Inrichting voor het installeren van electrische netverdeelleidingen en/of signaaloverdracht!eidingen in gebouwen, met het kenmerk, dat de inrichting bestaat uit een rechthoekige koker van electrisch isolerend materiaal, 5 welke is samengesteld uit aan een wand van een vertrek te bevestigen voetlijst (1) met een aantal naast elkaar liggende en zich over de gehele lengte daarvan uitstrekkende langsgleu-ven (13) voor het opnemen van electrische geleiders (14) en een afneembaar op deze voetlijst aan te brengen gootvormige 10 deklijst (2), middelen voor het met elkaar doorverbinden van de electrische geleiders (14) in op elkaar aansluitende rechthoekige kokers en middelen voor het verbinden van de in de kokers aangebrachte electrische leidingen (14) met een electrische netaansluiting.

2. Inrichting volgens conclusie 1, m e t het kenmerk, dat de voetlijst (1) en de deklijst (2) zodanig zijn uitgevoerd, dat de daaruit samengestelde koker twee van elkaar gescheiden ruimten (11,12) omvat, waarbij de gleuven (13) voor het opnemen van de electrische geleiders (14) zich 20 in de ene ruimte (11) bevinden en in de andere ruimter(12) kabels en/of leidingen voor andere doeleinden kunnen worden aangebracht.

3. Inrichting volgens conclusie 1, m e t het kenmerk, dat blanke electrische geleiders (14) in de 25 langsgleuven (13) van de voetlijst (1) kunnen worden gedrukt en deze gleuven (13) een ononderbroken langsopening bezitten, door welke op elke willekeurige plaats langs een koker een electrische aftakverbinding met elk van de daarin aangebrachte geleiders tot stand kan worden gebracht zonder dat deze daar- 30 toe uit de gleuf behoeft te worden verwijderd.

4. Inrichting volgens een der conclusies 1 t/m 3, met het kenmerk, dat de door de voetlijst (1) en de deklijst (2) gevormde koker dezelfde vorm en buitenafmetingen bezit als de gebruikelijke, op de wanden van een vertrek 35 aangebrachte plinten en/of sierlijsten.

5. Inrichting volgens een der conclusies 1 t/m 4, met het kenmerk, dat de voetlijst (1) en de deklijst (2) zowel in het midden als aan hun langsranden zijn voorzien van met elkaar samenwerkende groeven en uitsteeksels, 40 ·' '' ; « -Μ - 9 - door middel waarvan een losneembare snapverbinding tussen deze kokerdelen tot stand kan worden gebracht.

6. Inrichting volgens een der conclusies I t/m 5, met het kenmerk, dat de deklijst (2) en de 5 voetlijst (1) aan de binnenzijde zijn voorzien van met elkaar samenwerkende ribben (8;9,10) voor het tot stand brengen van een snapverbinding tussen deze lijsten en door welke ribben tevens de beide ruimten (11,12) in de koker van elkaar worden gescheiden.

7. Inrichting volgens een der conclusies 1 t/m 6, met het kenmerk, dat de voetlijst (1) door middel van aan weerszijden klevende stroken (3) aan een wand kan worden bevestigd.

8. Inrichting volgens een der conclusies 1 t/m 7, 15 met het kenmerk, dat de inrichting is voorzien van een in de koker over de langsgleuven (13) met de daarin opgenomen electrische geleiders (14) aan te brengen afdekstrook (15) van electrisch isolerend materiaal, door welke een bescherming tegen aanraking van de geleiders, wanneer de deklijst 20 (2) is verwijderd' wordt gevormd.

9. Inrichting volgens conclusie 1 , m e t het kenmerk, dat de doorverbindingsmiddelen worden gevormd door tenminste een doorverbindingsorgaan (17) bestaande uit een doosvormig lichaam van electrisch isolerend materiaal, 25 waarin een met het aantal door te verbinden electrische geleiders (14) overeenkomend aantal onderling evenwijdige en op dezelfde onderlinge afstand als de geleiders liggende metalen brugstukken (18) is aangebracht, welke brugstukken (18) door veren (19) tegen de door te verbinden electrische geleiders 30 (14) worden aangedrukt en welk doorverbindingsorgaan (17) in de door de voetlijst (1) en de deklijst (2) gevormde koker past.

10. Inrichting volgens conclusie 9, m e t het kenmerk, dat het doorverbindingsorgaan (17) van een uit- 35 stekende rand (17a) en van grendel pennen (20) voor het tegen de gleuven met de electrische geleiders (14) aanliggend aan de voetlijst (1) bevestigen daarvan is voorzien.

11. Inrichting volgens conclusie 1, m e t het kenmerk, dat de middelen voor het met een netaanslui ting 40 verbinden van de electrische geleiders worden gevormd door - 10 - tenminste een aansluitorgaan (21) bestaande uit een doosvormig lichaam van electrisch isolerend materiaal, waarin een met het aantal aan te sluiten geleiders (14) overeenkomend aantal onderling evenwijdige en op dezelfde onderlinge afstand als 5 de geleiders liggende dunne metalen plaatjes (22) is aangebracht, die elk van een kabelklem (23) en een uitsteeksel (24) zijn voorzien en waarin voorts veren (25) voor het tegen de geleiders (14) aandrukken van de uitsteeksels (24) van deze plaatjes zijn aangebracht en welk aansluitorgaan (21) in de 10 door de voetlijst (1) en de deklijst (2) gevormde koker past.

12. Inrichting volgens conclusie 11» met het ken me r k, dat het aansluitorgaan (21) van een uitstekende rand (26) en van grendel pennen (27) voor het tegen de gleuven met de electrische geleiders (14) aanliggend aan de voetlijst ' 15 (1) bevestigen daarvan is voorzien.

13. Inrichting volgens een der conclusies 1 t/m 12, met het kenmerk, dat de inrichting is voorzien van tenminste een voegafdekorgaan, dat in dwarsdoorsnede vrijwel dezelfde vorm bezit als de deklijst (2) en voor het af- 20 sluiten van de voeg tussen twee aaneengevoegde kokers dient.

14. Inrichting volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat het voegafdekorgaan is voorzien van een centraal gedeelte (29) met dezelfde inwendige en uitwendige vorm als de deklijst (2) en dat tevens eenzelfde bevestigings- 25 ribbe bevat, door middel waarvan dit voegafdekorgaan (28) door een snapverbinding met de voetlijst (1) kan worden verbonden, terwijl dit orgaan verder is voorzien van aan de binnenzijde van het centrale gedeelte (29) daarvan aangebrachte, aan weerszijden daarbuiten uitstekende delen (30), die onder de 30 tegen het centrale gedeelte aansluitende deklijsten (2) van twee, in eikaars verlengde aangebrachte kokers komen te liggen. 35 $ C } v '5 ^