NL8303239A - Transportbaan. - Google Patents

Description

> '4 ’ m -1- 23426/CV/mvl

Korte aanduiding: Transportbaan.

De uitvinding heeft betrekking op een transportbaan voorzien van een aantal om hun lengteassen draaibaar in een gestel gelegerde 5 rollen, die zodanig zijn opgesteld, dat zij een bocht vormen, terwijl een aandrijfmechanisme is aangebracht voor het aandrijven van de rollen met behulp van een langs de onderzijden van de rollen lopende snaar, welke wordt ondersteund door onder de rollen opgestelde leid-organen.

10 Bij de gebruikelijke transportbanen van bovengenoemde soort wordt het part van de snaar, dat met de onderzijde van de rollen in contact is om de rollen aan te drijven, veelal geleid door snaarschijven waarbij de snaar ligt opgesloten tussen aan weerszijden van de snaar gelegen flenzen. In de praktijk komt het bij een dergelijke constructie 15 veelvuldig voor, dat de snaar van de snaarschijven afloopt hetgeen tot ongewenste bedrijfsstoringen leidt. Met de uitvinding wordt nu beoogd een transportbaan van bovengenoemde soort te verkrijgen, waarbij dit aan de bekende transportbanen klevende nadeel kan worden vermeden.

Volgens de uitvinding kan dit worden bereikt doordat de leid-20 organen worden gevormd door vrij draaibare omwentelingslichamen, die zodanig zijn opgesteld en uitgevoerd, dat de afstand tussen het vlak waarin de onderste begrenzingslijnen van de rollen zijn gelegen en de bovenste begrenzingslijnen van de omwentelingslichamen naar de buitenzijde van de bocht geleidelijk toeneemt, terwijl het naar de 25 binnenzijde van de bocht gekeerde uiteinde van het omwentelingslichaam is voorzien van een uitstekende flens.

In de praktijk is gebleken dat bij toepassing van een dergelijke uitvoering de snaar onder invloed van de op de snaar uitgeoefende kracht eventueel naar de buitenzijde van de bocht kan uitwijken waarbij de op 30 de snaar uitgeoefende kracht automatisch zal afnemen, terwijl daarbij de snaar toch ondersteund blijft door de omwentelingslichamen, zodat de snaar steeds in een voor het aandrijven van de rollen geschikte stand wordt gehouden. De uitstekende flens voorkomt, dat de snaar aan de binnenzijde van de bocht van de omwentelingslichamen afloopt.

35 De uitvinding zal hieronder nader worden uiteengezet aan de hand van een in bijgaande figuur weergegeven uitvoeringsvoorbeeld van

de constructie volgens de uitvinding, a "v g\ *r O ” 'A

00 y c t - ’* i' * * -2- 23426/CV/mvl

Fig. 1 toont schematisch een uitvoeringsvoorbeeld van een gebogen transportbaan.

Fig. 2 toont op grotere schaal een bovenaanzicht op een gebogen transportbaan.

5 Fig. 3 toont een aanzicht op fig. 2, gezien volgens de pijl III in fig. 2.

Fig. 4 toont een doorsnede over fig. 2, gezien volgens de lijn IV-IV in fig. 2.

Fig. 5 toont op grotere schaal in perspectief een deel van 10 een gebogen transportbaan.

Fig. 6 toont schematisch een doorsnede over een deel van een snaarschijf.

De in de figuren weergegeven gebogen transportbaan omvat een een tweetal gebogen balken 1 en 2 bezittend gestel. Tussen de balken zijn 15 conisch uitgevoerde rollen 3 gelegen. De rollen 3 zijn vrij draaibaar om hun lengteassen 3'in het gestel gelegerd. Daarbij zijn de lengteassen allen gericht naar het krommingsmiddelpunt van de door de gebogen transportbaan gevormde bocht. Verder zijn de conisch uitgevoerde rollen in het algemeen zodanig 'opgesteld, dat de bovenste begrenzingslijn van 20 iedere rol horizontaal is gelegen, zoals weergegeven in fig. 4. Aan de beide uiteinden van de bocht, waarop veelal verdere transportbanen of dergelijke aansluiten zijn cilindrische rollen 4 vrij draaibaar om hun lengteassen in het gestel gelegerd.

Voor de aandrijving van de rollen is een eindloze snaar 5 25 aangebracht waarvan het bovenpart in contact is met de onderzijde van de rollen 3 en 4, terwijl het onderpart is geleid langs een drietal om vertikale draaiingsassen draaibaar snaarschijven 6, waarvan de middelste veelal met behulp van een niet nader weergegeven motor kan worden aangedreven.

30 Voor de ondersteuning en geleiding van het de rollen aandrijvende part van de snaar 5 zijn omwentelingslichamen 7 aangebracht, welk de vorm van een afgeknotte kegel bezitten met een uitstekende kraag of flens 8 aan een uiteinde. Daarbij neemt de diameter van het kegelvormige lichaam 7 in een van de flens 8 afgekeerde richting geleidelijk af.

35 Verder zijn de kegelvormige omwentelingslichamen opgesteld nabij de binnenzijde van de bocht en draaibaar om zich schuin naar beneden in de richting van de buitenzijde van de bocht uitstrekkende draaiings- ¢5 *' i] A λ y

ü V Ü t- V) V

Ί * ν' -3- 23426/CV/mvl assen 9· Zoals in het bijzonder uit fig. 4 duidelijk zal zijn, neemt daarbij de afstand tussen de bovenste begrenzingslijn van een kegelvormig omwentelingslichaam 7 en een vlak door de onderste begrenzingslijnen van de rollen 3 in de richting van de buitenzijde van de bocht geleidelijk 5 toe.

In de praktijk is vastgesteld, dat de snaar onder invloed van de op de snaar uitgeoefende krachten de neiging heeft om naar de buitenzijde van de bocht te gaan bewegen en deze beweging kan de snaar bij toepassing van de constructie volgens de uitvinding vrij uitvoeren, 10 waarbij de snaar ondersteund blijft door de omwentelingslichamen 7. Daarbij zal bij het naar buiten bewegen van de snaar de op de snaar uitgeoefende kracht automatisch afneraen en zal de snaar weer geneigd zijn om weer naar de binnenzijde van de bocht te bewegen. Doordat de hoogte van het kegelvormige omwentelingslichaam 7 ten minste drie tot 15 vier maal zo groot is als de doorsnede van de" snaar 5, zal daarbij de snaar 5 steeds door de omwentelingslichamen ondersteund blijven, waardoor het gevaar vermeden wordt, dat de snaar van de omwentelingslichamen afloopt, waardoor de transportbaan in het ongerede zal raken.

De omwentelingslichamen zijn in bovenaanzicht gezien bij 20 voorkeur tussen de rollen 3 van de transportbaan gelegen, waardoor het mogelijk wordt om de omwentelingslichamen 7 zodanig op te stellen, dat de bovenste punten van de flenzen 8 hoger zijn gelegen dan de onderste begrenzingslijnen van de rollen 3. Hierdoor wordt de mogelijkheid, dat de snaar aan de binnenzijde van de bocht van de omwentelingslichamen 7 25 afloopt praktisch geheel uitgesloten.

Nabij de uiteinden van het gebogen gedeelte wordt het bovenpart van de snaar geleid door snaarschijven 10. Deze zijn zodanig uitgevoerd, dat het bodemvlak van de groef, waarop de snaar rust haaks overgaat in de naar elkaar toegekeerde begrenzingswanden van de flenzen en niet, 30 zoals gebruikelijk, geleidelijk via een bocht. Daarbij is de afstand tussen de naar elkaar toegekeerde loodrecht op de draaiingsas van de snaarschijf verlopende begrenzingswanden bij voorkeur groter dan de diameter van de snaar 5-

De snaar kan zodoende enigszins tussen de flenzen heen en weer 35 bewegen onder invloed van de op de snaar uitgeoefende krachten, terwijl de genoemde haakse overgang tussen het draagvlak van de snaar en de zijwanden van de flenzen een omhoog kruipen van de snaar langs de zijwanden van de flenzen tegengaat.

8 o u o ~ o . ________ ~ V, 5 ^ * -4- 23426/CV/mvl

Eventueel kan bij de overgang van de bocht in een daarop aansluitend recht gedeelte voor het ondersteunen van de snaar ook gebruik worden gemaakt van omwentelingslichamen 7, die dan zodanig kunnen worden opgesteld, dat de bovenste begrenzingslijnen van deze omwente-5 lingslichamen zich althans nagenoeg horizontaal uitstrekken. Bij voorkeur zullen dan bijvoorbeeld twee van dergelijke omwentelingslichamen worden toegepast waarbij de flenzen 8 van deze omwentelingslichamen aan verschillende zijden van de snaar zullen zijn opgesteld.

Bij het aanzetten van de aandrijving, respectievelijk bij het 10 omkeren van de aandrijving heeft de snaar vaak de neiging op de plaats van althans een van de de snaar 5 geleidende snaarschijven 6 een lus te vormen, waardoor bij gebruik van gebruikelijke snaarschijven het gevaar bestaat, dat de snaar hier uit de groef van de snaarschijf valt. Om aan dit gevaar tegemoet te komen kan volgens de uitvinding gebruik 15 gemaakt worden van een snaarschijf 6, zoals afgebeeld in fig.6, waarbij de in de snaarschijf aangebrachte groef 11 een diepte heeft, die ten minste gelijk is aan twee maal de snaardiameter.

8303230

Claims (7)

1. Transportbaan voorzien van een aantal om hun lengteassen draaibaar in een gestel gelegerde rollen, die zodanig zijn opgesteld, 5 dat zij een bocht vormen, terwijl een aandrijfmechanisme is aangebracht voor het aandrijven van de rollen met behulp van een langs de onderzijde van de rollen lopende snaar, welke wordt ondersteund door onder de rollen opgestelde leidorganen, met het kenmerk, dat de leidorganen worden gevormd door vrij draaibare omwentelingslichamen, die zodanig 10 zijn opgesteld en uitgevoerd, dat de afstand tussen het vlak waarin de onderste begrenzingslijnen van de rollen zijn gelegen en de bovenste begrenzingslijnen van de omwentelingslichamen naar de buitenzijde van de bocht geleidelijk toeneemt, terwijl het naar de binnenzijde van de bocht gekeerde uiteinde van het omwentelingslichaam is voorzien van een 15 uitstekende flens.

2. Transportbaan volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het omwentelingslichaam wordt gevormd door een kegelvormig lichaam.

3. Transportbaan volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat het omwentelingslichaam draaibaar is om een draaiingsas, welke zich 20 schuin naar beneden in de richting van de buitenzijde van de bocht uitstrekt.

4. Transportbaan volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk,dat in bovenaanzicht gezien een omwentelingslichaam tussen een tweetal rollen is opgesteld, zodanig, dat het bovenste punt van de flens 25 van het omwentelingslichaam hoger is gelegen dan de onderste begrenzingslijnen van de aan weerszijden van het omwentelingslichaam gelegen rollen.

5. Transportbaan volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat nabij een uiteinde van de bocht de snaar wordt geleid door een snaarschijf voorzien van flenzen waarvan de naar elkaar toegekeerde 30 begrenzingswanden althans nagenoeg haaks overgaan in het de snaar ondersteunende grondvlak van de groef van de snaarschijf.

6. Transportbaan volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de afstand tussen de naar elkaar toegekeerde begrenzingswanden van de snaarschijf groter is dan de doorsnede van de snaar. 35

7. Transportbaan volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk,dat het onderpart van de snaar wordt geleid met behulp van een snaarschijf, voorzien van een de snaar opnemende groef begrenzende flenzen, < die zodanig zijn bemeten, dat de diepte van de groef ten minste gelijk is j aan twee maal de diameter van de snaar. 03 (Π 9 3 § Eindhoven, september 1983 1