NL8302936A - Inrichting voor het uiteinde van een meetlint. - Google Patents

Description

* * * _ J 1

Inrichting voor het uiteinde van een meetlint.

Meetlinten dragen gewoonlijk aan het vrije einde een haak, waarmee het lint kan worden vastgezet over een rand van het te meten stuk.

Dit maakt de hand van de persoon vrij, maakt het hem mogelijk grote afstanden zonder hulp te meten en verzekert de nauwkeurigheid van de 15 meting door het verschaffen van een vast verwijzingspunt. Als gevolg van de eigen constructie echter voert deze soort inrichting van het uiteinde een onnauwkeurigheid in wanneer het lint wordt gebruikt voor inwendige metingen. Hoewel het mogelijk is fouten tot een minimum te beperken door het van zeer dunne materialen vervaardigen van de onder-20 delen, is dit geen praktische oplossing als gevolg van de constructieve zwakte, die een dergelijke constructie betekent.

Dienovereenkomstig is het een hoofddoel van de uitvinding een inrichting te verschaffen voor het uiteinde van een meetlint, waarbij gebruik wordt gemaakt van een haak met een zuiver nulpunt, welke haak 25 het mogelijk maakt het vrije einde van het lint vast te zetten over een rand van het werk of aan te leggen tegen een inwendig oppervlak, waarbij in beide wijzen van gebruik nauwkeurige metingen worden verschaft.

Het is meer in het bijzonder het doel een dergelijke inrichting 30 te verschaffen, waarbij het lichaam van de haak en het scharniergedeel-te daarvan binnen- en buitenoppervlakken verschaffen, die in hetzelfde vlak liggen in afhankelijkheid van het in de open of gesloten stand zijn van de haak met betrekking tot de ring, waarmee de haak is bevestigd aan het meetlint.

35 Het is ook een doel een meetlintinrichting te verschaffen, die C. v : , . ï Λ ύ

V

2 de voorgaande kenmerken en voordelen omvat.

Een verder doel is het verschaffen van een dergelijke inrichting voor het uiteinde en een meetlintinrichting, waarbij de haak een eenvoudige en goedkope constructie heeft, maar niet te min sterk, stevig 5 en duurzaam is.

Gebleken is, dat bepaalde van de voorgaande en daarmee samenhangende doeleinden gemakkelijk kunnen worden bereikt met een inrichting voor het uiteinde van een meetlint, waarbij de haak een in algemeen vlak lichaamsgedeelte bevat, en een uit een stuk daarmee gevormd schar-10 niergedeelte, dat naar binnen verspringend ten opzichte daarvan is.

Het lichaamsgedeelte heeft een in hoofdzaak plat binnenoppervlak, en het scharniergedeelte een in hoofdzaak plat buitenoppervlak, dat zich daar overheen uitstrekt. Het scharniergedeelte omvat een in het midden aangebracht halselement, dat volgens een in het algemeen cilindrische 15 gedaante naar binnen is gebogen, en een paar schouderlementen, dat zich aan weerszijden van het halselement bevindt en aanligoppervlakken aan de haak verschaft. Het halselement omringt het einde van de rechthoekige ring tegenover het einde, waar de ring is bevestigd aan het vrije einde van het meetlint, waardoor de haak daar omheen kan draaien tussen een 20 gesloten stand en een open stand. In de gesloten stand ligt het lichaamsgedeelte van de haak aan tegen het tussengedeelte van de ring, waarbij het lichaamsgedeelte in de open stand zich onder een rechte hoek ten ft opzichte van het vlak van de ring uitstrekt, en de aanligoppervlakken van de schouderelemehten daarvan aanliggen tegen de ring voor het tegen-25 gaan van een beweging van de haak voorbij een loodrecht verband daarmee. Het binnenoppervlak van het lichaamsgedeelte en het buitenoppervlak van het scharniergedeelte bevinden zich in vlakken, die loodrecht op elkaar staan en op een loodrecht gelijke afstand liggen vanaf de draaihart-lijn van de haak. Als gevolg liggen de binnen- en buitenoppervlakken 30 in hetzelfde denkbeeldige vlak in hoofdzaak loodrecht op het vlak van de ring wanneer de haak in de open- en gesloten standen is.

Gewoonlijk is de haak uit een stuk gevormd van een plaat metalen materiaal, en is het scharniergedeelte daarvan vanaf het lichaamsgedeelte verspringend over een afstand, die nagenoeg gelijk is aan de 35 metaaldikte. De haak bevat bij voorkeur verder een paar weerhaken, dat ^ 7* _-S -“* ' r~»

^ · . j» > ** .jS

r mi 3 zich naar binnen uitstrekt vanaf het lichaamsgedeelte, welke weerhaken kunnen dringen in het bijbehorende werkstuk voor het zodoende verbeteren van de betrouwbaarheid van de aangrijping van de haak daarmee. Het einde van het lichaamsgedeelte tegenover het einde, waar het scharnier-5 gedeelte zich bevindt, kan zijn voorzien van een daarin gevormde inkeping, bepaald door zijranden, die convergeren naar een in hoofdzaak rechtlijnige, in dwarsrichting zich uitstrekkende binnenrand, waarbij de weerhaken zijn gevormd bij de verbindingen van de randen.

De uitvinding wordt nader toegelicht aan de hand van de tekening, 10 waarin: fig. 1 een ruimtelijk aanzicht is van een gedeelte van de inrichting, waarbij de haak in de gesloten stand is en het meetlint met streep stippellijnen is weergegeven, fig. 2 een bovenaanzicht is van de inrichting, 15 fig. 3 een onderaanzicht is van de inrichting, fig. 4 een zij-aanzicht is, dat het gebruik toont van de inrichting voor inwendige metingen, en fig. 5 een zij-aanzicht is van de inrichting, waarbij de haak is weergegeven in de open stand en aangrijpende over een rand van een 20 werkstuk voor het uitvoeren van een uitwendige meting.

In de tekening is een uitvoeringsvorm weergegeven van de inrichting, die een rechthoekige ring 10 bevat, en een haak 12, die daaraan is bevestigd. De ring 10 bestaat uit een lengte van een draad-of stang uitgangsmateriaal, dat tot een in het algemeen C-vormige ge-25 daante is gebogen voor het verschaffen van naar binnen gerichte vrije eindgedeelte 14, waaraan de haak 12 is gemonteerd. Een meetlint 16, dat is weergegeven met streep stippellijnen, is bevestigd aan het tegenover liggende eindgedeelte 18 van de ring 10 door een metalen lus 20, die daar omheen is gevormd en door een paar klinknagels 22 is bevestigd 30 aan het lint 16.

De haak zelf bestaat uit een vlak lichaamsgedeelte 24 en een verspringend scharniergedeelte 26. Het lichaamsgedeelte 24 heeft een in het algemeen rechthoekige gedaante, maar heeft in het vrije einde een daarin gevormde inkeping, bepaald door een paar convergerende randen 35 27, eindigende bij een rechtlijnige, in dwarsrichting zich uitstrekken- ·, n ··< jw Λ ·* .Λ a 4 de rand 25. Een paar weerhaken 30, dat naar binnen uitsteekt vanaf het platte binnenoppervlak 28 van het lichaamsgedeelte 26, is gevormd bij de verbindingen van de randen 27 met de rand 25.

Het scharniergedeelte van de haak 12 omvat een paar schouder-5 elementen 32 en een in het midden zich bevindend halselement 34, welke elementen 32, 34 zich onder een rechte hoek ten opzichte van het lichaamsgedeelte 24 uitstrekken en een plat buitenoppervlak 36 verschaffen. Aanligoppervlakken 38 zijn bepaald aan de onderzijde van de schouder-elementen 32, en liggen, zoals te zien in fig. 5, aan tegen de ring 10 10 in de open stand van de haak, en beperken de beweging daarvan tot voorbij een loodrecht verband. Het halselement 34 strekt zich uit voorbij de schouderelementen 32 en is gekromd voor het omringen van de eindgedeelten 14 van de ring 10 voor het zodoende daar omheen vormen van in het algemeen cilindrisch scharnier.

15 Zoals het duidelijkst afgebeeld in fig. 5, liggen de binnen- en buitenoppervlakken 28, 36 van respectievelijk het lichaamsgedeelte 24 en het scharniergedeelte 26 in vlakken a en b. Deze vlakken staan loodrecht op elkaar en hebben loodrecht eenzelfde afstand vanaf de draai-hartlijn rond de eindgedeelten 14, zoals in fig. 5 aangegeven door de 20 twee pijlen met gelijke lengte. In de afgebeelde open stand, ligt het binnenoppervlak 28 van de haak 12 aan tegen een eindoppervlak 42 van een werkstuk 44, waarbij de weerhaken 30 daarin zijn gebed voor het zodoende stevig op zijn plaats vastzetten van het lint en het mogelijk maken van het nauwkeurig uitvoeren van een uitwendige meting.

25 In fig. 4, is de haak 12 in de gesloten stand weergegeven voor het bepalen van inwendige afmetingen. Om dit te doen wordt de ring 10 met het buitenoppervlak 36 van de haak 12, dat zich uitstrekt over de schouder- en halselementen 32, 34, in een aanliggende stand geplaatst tegen een inwendig oppervlak 46 van een werkstuk 48. Omdat het lichaams-30 gedeelte 24 van de haak 12 verspringend is ten opzichte van het scharniergedeelte 26 over een afstand, die gelijk is aan de dikte van het materiaal, waarvan de haak is vervaardigd, en omdat de oppervlakken 28, 36 onderling loodrecht zijn, is het zondermeer duidelijk, dat zij in de betreffende werkstanden, dat wil zeggen wanneer de haak respectieve-35 lijk in de open en in de gesloten stand is, in hetzelfde vlak liggen.

\ 7 Λ ' V w * 5

Door rekening te houden met de dikte van de haak, maakt de inrichting het dus mogelijk een zuivere nulpuntmeting uit te voeren ongeacht de wijze van gebruik.

De constructiematerialen en de wijze van vervaardiging van de in-5 richting zijn gebruikelijk, en zijn zondermeer duidelijk voor deskundigen op dit gebied. Alle onderdelen zijn natuurlijk gewoonlijk gemaakt van metaal, maar andere materialen kunnen in geschikte omstandigheden, indien gewenst, daarvoor in de plaats worden gesteld. Hoewel de bepaalde afgeheelde uitvoering van de haak optimaal wordt geacht, is het 10 ook duidelijk, dat veranderingen kunnen worden aangebracht zonder het kader van de uitvinding te verlaten.

Het is dus duidelijk, dat de uitvinding een inrichting voor het uiteinde van een meetlint verschaft, waarbij gebruik wordt gemaakt met een haak met een zuiver nulpunt, welke haak het mogelijk maakt het 15 vrije einde van het lint vast te zetten over een rand van het werk of aan te leggen tegen een binnenoppervlak voor het verschaffen van nauwkeurige metingen in beide wijzen van gebruik. Het lichaam van de haak en het scharniergedeelte daarvan verschaffen binnen- en buitenoppervlakken, die in hetzelfde vlak liggen in afhankelijkheid van het in de , 20 open of gesloten stand zijn van de haak met betrekking tot de ring, waarmee de haak is bevestigd aan het meetlint. De uitvinding verschaft ook een meetlintinrichting, die de voorgaande kenmerken en voordelen omvat, waarbij de gebruikte haak een eenvoudige en goedkope constructie heeft, en niet te min sterk, stevig en duurzaam is.

“\ - » 'ia# V .* . „ · ·/

Claims (7)

1. Inrichting voor het uiteinde van een meetlint, gekenmerkt door een in het algemeen rechthoekige ring, waarvan een einde kan worden bevestigd aan het vrije einde van het meetlint, en door een haak, die een 5 in het algemeen vlak lichaamsgedeelte bevat, voorzien van een in hoofdzaak plat binnenoppervlak, en een uit een stuk daarmee gevormd schar-niergedeelte, dat naar binnen verspringend is ten opzichte van een einde daarvan en draaibaar is bevestigd aan het andere einde van de ring, welk scharniergedeelte is voorzien van een in hoofdzaak plat buiten-10 oppervlak, dat zich daar overheen uitstrekt en een in het midden liggend halselement omvat, dat tot een in het algemeen cilindrische gedaante naar binnen is gekromd, en een aan weerszijden van het halselement zich bevindend paar schouderelementen voor het verschaffen van aanligoppervlakken aan de haak, welk halselement het andere einde van 15 de ring omringt om het mogelijk te maken dat de haak daar omheen draaibaar is tussen een gesloten stand, waarin het lichaamsgedeelte aanligt tegen het tussengedeelte van de ring, en een open stand, waarin het lichaamsgedeelte zich onder een rechte hoek ten opzichte van het vlak daarvan uitstrekt, welke aanligoppervlakken van de schouderelementen 20 in de open stand aanliggen tegen de ring voor het beperken van de beweging van de haak voorbij een loodrecht verband daarmee, waarbij het binnenoppervlak van het lichaamsgedeelte en het buitenoppevlak van het scharniergedeelte in vlakken liggen, die onderling loodrecht zijn en loodrecht eenzelfde afstand hebben vanaf de draaihartlijn van de haak 25 rond het andere einde van de ring,waardoor het binnenoppervlak en het buitenoppervlak in hetzelfde denkbeeldige vlak liggen, in het algemeen loodrecht op het vlak van de ring wanneer de haak in respectievelijk de open en gesloten standen is.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de haak 30 een uit een stuk gevormd plaat metalen deel is, waarbij het scharniergedeelte vanaf het lichaamsgedeelte verspringend is over een afstand, die in hoofdzaak gelijk is aan de dikte daarvan

3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de haak bovendien een paar weerhaken bevat, welke weerhaken zich vanaf het 35 lichaamsgedeelte naar binnen uitstrekken en kunnen dringen in het bij- 7* Λ · ï- \ £ * - ... · -. J Li 7 9 behorende werkstuk voor het zodoende verbeteren van de zekerheid van aangrijping van de haak daarmee*

4. Inrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat het einde van het lichaamsgedeelte tegenover het ene einde een daarin ge- 5 vormde inkeping heeft, bepaald door zijranden, die convergeren naar een in hoofdzaak rechtlijnig, in dwarsrichting zich uitstrekkende binnenrand, waarbij de weerhaken zijn gevormd bij de verbindingen van de zijranden met de binnenrand.

5. Meetlintinrichting, die een meetlint bevat met een daaraan 10 bevestigde inrichting voor het uiteinde, met het kenmerk, dat de inrichting voor het uiteinde bestaat uit een in het algemeen rechthoekige ring, bevestigd aart het vrije einde van het lint, en uit een haak, die een in het algemeen vlak lichaamsgedeelte bevat, voorzien van een in hoofdzaak plat binnenoppervlak, en een uit een stuk daarmee 15 gevormd scharniergedeelte, dat vanaf een einde naar binnen verspringend is en draaibaar is bevestigd aan het andere einde van de ring, welk scharniergedeelte is voorzien van een in hoofdzaak plat buitenoppervlak, dat zich daar overheen uitstrekt en een in het midden zich bevindend halselement omvat, dat tot een in het algemeen cilindrische 20 gedaante naar binnen is gekromd, en een aan weerszijden van het halselement zich bevindend paar schouderelementen voor het verschaffen van aanligoppervlakken aan de haak, welk halselement het andere einde van de ring omringt om het de haak mogelijk te maken daar omheen te draaien tussen een gesloten stand, waarin het lichaamsgedeelte aanligt 25 tegen het tussengedeelte van de ring, en een open stand, waarin het lichaamsgedeelte zich uitstrekt onder een rechte hoek ten opzichte van het vlak daarvan, welke aanligoppervlakken van de schouderelementen in de open stand aanliggen tegen de ring voor het beperken van de beweging van de haak voorbij een loodrecht verband daarmee, waarbij 30 het binnenoppervlak van het lichaamsgedeelte en het buitenoppervlak van het scharniergedeelte in vlakken liggen, die onderling loodrecht zijn en loodrecht eenzelfde afstand hebben vanaf de draaihartlijn van de haak rond het andere einde van de ring, waardoor het binnenoppervlak en het buitenoppervlak in hetzelfde denkbeeldige vlak liggen, in het alge-35 meen loodrecht op het vlak van de ring, wanneer de haak respectievelijk ·=* ' . J 9f 8 Λ in de open en gesloten standen is.

6. Inrichting voor het uiteinde in hoofdzaak zoals in de beschrijving beschreven en in de tekening weergegeven

7. Meetlintinrichting in hoofdzaak zoals in de beschrijving be-5 schreven en in de tekening weergegeven. * 'Λ