NL8302755A

NL8302755A - Werkwijze en inrichting voor het bepalen van de wanddikte van een lengte van een ferromagnetisch element.

Info

Publication number: NL8302755A
Application number: NL8302755A
Authority: NL
Original assignee: Pa Inc
Priority date: 1982-08-04
Filing date: 1983-08-04
Publication date: 1984-03-01
Also published as: JPS5958303A; CA1224249A; GB8320930D0; DE3327762C2; US4555665A; NL192542B; DE3327762A1; GB2124778A; NL192542C; GB2124778B

Description

. N/31.593-dV/cs * $ 4

Werkwijze en inrichting voor het bepalen van de wanddikte 1

van een lengte van een ferromagnetisch element. I

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze en I

inrichting voor het bepalen van de wanddikte van een lengte I

van een ferromagnetisch element, zoals bijvoorbeeld een ge- I

installeerde pijpleiding door middel van een geïnduceerde I

5 magnetische flux. I

Moderne raffinaderijen, petrochemische fabrieken en I

put-pompinstallaties omvatten een ware doolhof van pijplei- I

dingen en andere buisvormige elementen, die nodig zijn om de I

fluïdums door de verschillende stappen van de hierbij ge- I

10 bruikelijke processen te transporteren. Vele van deze pijp- I

leidingen bestaan uit ferromagnetisch materiaal. In vele ge- I

vallen zijn de door de pijpen getransporteerde fluïdums sterk I

toxisch,ontbrandbaar of staan zij onder hoge druk en hebben I

een hoge temperatuur, zodat een breuk in een geïnstalleerde I

15 pijpleiding tengevolge van aantasting van de pijp door cor- I

rosie of erosie een ernstig omgevings- en veiligheidsgevaar I

vormt. In de olieraffinage- en petrochemische industrie wordt I

reeds lang gezocht naar een inrichting voor het op betrouwbare I

wijze testen van geïnstalleerde ferromagnetische pijpleidingen, I

20 teneinde vooraf te bepalen wanneer een sectie van een geïn- I

stalleerde pijp inwendig dan wel uitwendig zodanig is gecor- I

rodeerd of geërodeerd, dat een breuk kan worden verwacht. I

Er zijn verschillende test-of beproevingstechnieken I

toegepast, waarbij gebruik wordt gemaakt van magnetische flux- I

25 lekkagemethoden, ultrasoon-geluid en zelfs straling. De be- I

kende inrichtingen hebben echter gewoonlijk hoge fabricage- I

kosten, terwijl het veel tijd kost om deze inrichtingen te gebruiken, zodat de inspectiekosten een aanmerkelijke econo- I

mische invloed op de betreffende fabriek hebben. Voorts dienen I

30 de bekende inrichtingen gewoonlijk te worden bediend door bijzonder deskundige en goed getrainde technici, waardoor de in-spectiekosten verder worden verhoogd.

Tenslotte omvat het onderzoekingsgebied van de bekende testinrichtingen slechts een beperkt gedeelte van de 35 pijp, zodat het noodzakelijk is dat de inrichting nauwgezet de gehele omtrek van de pijp aftast, waardoor de inrichting 8302755 * _ * * - 2 - zowel in axiale als in radiale richting ten opzichte van de pijp verplaatsbaar moet zijn. Bij vele installaties bevinden de pijpen zich dermate dicht bij andere pijpen of andere mechanismen, dat het rondom aftasten van de omtrek van de 5 geïnstalleerde pijp praktisch onmogelijk is.

De uitvinding beoogt een werkwijze en inrichting van de in de aanhef genoemde soort te verschaffen, waarbij deze bezwaren op eenvoudige, doch niettemin doeltreffende wijze zijn ondervangen.

10 Hiertoe wordt volgens de uitvinding bij de inspectie van een geïnstalleerde ferromagnetische pijpleiding of ander buisvormig element gebruik gemaakt van een geïnduceerde magnetische flux-verzadigingswaarde. Een in axiale richting gespleten huls of spoellichaam kan hiertoe op eenvoudige wijze 15 rondom op een geïnstalleerde pijpleiding worden geklemd. In de pijp wordt een ~riverzadigingsflux geïnduceerd door middel van een flexibele kabel, die met een of meer windingen om het spoellichaam is gewikkeld. De kabel omvat een groot aantal geïsoleerde elektrische geleiders, die aan hun uiteinden zijn 20 verbonden met twee verbindingsblokken. Nadat de kabel op het spoellichaam is gewikkeld, worden de verbindingsblokken tegen elkaar aan gebracht of, in het geval van een pen- en sleuf-verbinding, worden zij in ingrijping gebracht, waarbij de resulterende elektrische verbindingen een meervoudige stroom-25 baan om de omtrek van de pijp tot gevolg hebben. Aan deze stroombaan wordt een gelijkstroom toegevoerd met een zodanige grootte, dat het pijpgedeelte, waarop het spoellichaam is geïnstalleerd, magnetisch wordt verzadigd. Wanneer het spoellichaam in axiale richting over de pijp wordt geplaatst, be-30 weegt de magnetische verzadigingsflux axiaal met het spoellichaam mee.

Rondom worden op het spoellichaam een of meer opneem-spoelen gemonteerd. Bij voorkeur worden de opneemspoelen ingebed in omtrekskanalen, die aan de buiten- of binnenzijde in 35 het spoellichaam zijn gevormd, waarbij elke opneemspoel een aantal geleiders omvat, waarvan de tegenoverliggende uiteinden in twee verbindingsdozen zijn gemonteerd, welke tegen elkaar worden geplaatst en elektrisch met elkaar worden verbonden door het sluiten van het spoellichaam om de te beproeven pijp.

8302755 t % - 3 -

In alle gevallen wordt een afzonderlijke meervoudige stroombaan door elk van de opneemspoelen tot stand gebracht. Indien gebruik wordt gemaakt van een enkele opneemspoel, wordt het uitgangssignaal bij voorkeur geïntegreerd en vervolgens weer-5 gegeven. Een dergelijk geïntegreerd signaal verschaft een maat voor de gemiddelde dikte van de pijp over de ringvormige sectie, die door de opneemspoel op dat moment wordt omsloten.

Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding worden drie axiaal aan elkaar grenzende opneemspoelen 10 toegepast, waarbij de middenspoel is verbonden met een ver-sterkings-, integratie- en weergeefcircuit, waardoor weer een indicatie voor de gemiddelde wanddikte van het aangrenzende , omtreksdeel van de pijp wordt verkregen. De beide eind-opneem- spoelen zijn in een verschilschakeling opgenomen, waardoor 15 een grotere versterking mogelijk is, waarbij het verkregen versterkte verschilspanningssignaal wordt geïntegreerd en vervolgens gelijktijdig wordt weergegeven met het gemiddelde signaal van de middenspoel, zodat afwijkingen van de wanddikte ten opzichte van een normaal gemiddelde worden geaccentueerd 20 en worden weergegeven in samenhang met de gemiddelde dikte.

De axiale positie van de gehele inrichting met de verzadigingsspoel en de opneemspoelen wordt bij voorkeur aangegeven door de stand van de spoel ten opzichte van de pijp en het opwekken van een signaal in responsie op de axiale be-25 weging van de opneemspoel over de pijp, welke de positie van de spoel aangeeft en bijgevolg van de opneemspoelen. Dit signaal wordt bij voorkeur benut als ingangssignaal voor de X-as van een schrijvend registratieorgaan, waarbij de versterkte en geïntegreerde signalen van de middenspoel en de beide in 30 verschilschakeling aangesloten eindspoelen afzonderlijk worden toegevoerd aan de Y-asingang van het registratieorgaan.

Op deze wijze wordt de exacte positie van een significante wanddiktevariatie ten opzichte van de pijp op de registratie-kaart aangegeven.

35 De uitvinding wordt hierna nader toegelicht aan de hand van de tekening, waarin een uitvoeringsvoorbeeld van de inrichting volgens de uitvinding is weergegeven.

Fig. 1 is een schematische weergave van een inrichting volgens de uitvinding voor het inspecteren van een pijp- 8302755 * * * - 4 - leiding.

Fig. 2 is een schematisch zijaanzicht van de hoofdonderdelen van een uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding.

5 Fig. 3 is een doorsnede volgens de lijn III-III uit fig. 2.

Fig. 4 is een perspectivisch aanzicht van een spoelmontage-element, dat bij de inrichting volgens fig. 2 wordt toegepast, waarbij het spoelmontage-element zich in de ge-10 opende stand bevindt.

Fig. 5 is een perspectivisch aanzicht, waarin het installeren van het spoelmontage-element volgens fig. 4 op een van een groep geïnstalleerde pijpen is afgebeeld.

Fig. 6 is een perspectivisch aanzicht van een losge-15 nomen verzadigingsspoelelement, dat bij de inrichting volgens de uitvinding kan worden toegepast.

Aan de hand van de fig. 1, 2 en 3 zal eerst het principe van de werkwijze en inrichting volgens de onderhavige uitvinding worden toegelicht. Zoals uit deze fig. blijkt is 20 een lengte van een te inspecteren ferromagnetische pijp P omgeven door een verzadigingsspoel 10, waaraan een zodanige gelijkstroom wordt toegevoerd, dat tenminste het gedeelte van de pijp, dat door de spoel 10 wordt omsloten, magnetisch wordt verzadigd. Een eerste opneemspoel 20 is óm de pijp P 25 aangebracht, in welke spoel bij het gelijktijdig in axiale richting verplaatsen van de verzadigingsspoel 10 en de opneemspoel 20 over de betreffende pijplengte, een spanning wordt geïnduceerd, die evenredig is met de gemiddelde wanddikte van elk bandvormige omtreksdeel van de pijp, dat momenteel door 30 de bewegende opneemspoel 20 wordt omgeven. De uitgang van de spoel 20 is door een kabel 21 aangesloten op de ingangskiemmen van een gebruikelijk versterkings- en integratiecircuit 25, terwijl de geïntegreerde uitgangsspanning van het circuit 25 wordt toegevoerd aan de Y-asingang Y1 van een gebruikelijk 35 schrijvend registratieorgaan 26. Door de integratiestap worden eventuele variaties tengevolge van snelheids- of rich-tingsveranderingen van de spoelen 10 en 20 ten opzichte van de pijp P geëlimineerd.

Er is een omzetter 30 aangebracht, welke kan bestaan 40 uit een eenvoudige weerstandspotentiometer, waarop een ge- 8302755 jlP'"'"" - 5 - 4 n schikte gelijkspanning is aangesloten. Het beweegbare contact 31 van de omzetter 30 wordt rechtevenredig verschoven met de axiale verplaatsing van de verzadigingsspoel 10 en de opneem-spoel 20 over de lengte van de pijp P, zodat de uitgangsspan-5 ning van de omzetter 30 een spanningssignaal vormt, dat de axiale positie van de opneemspoel ten opzichte van de pijp aangeeft. Dit spanningssignaal wordt toegevoerd aan de x-as-ingangsklem X van het registratieorgaan 26. Hierdoor zal het registratieorgaan 26 een spoor vastleggen, dat een weergave 10 vormt van de gemiddelde wanddikte als functie van de axiale positie van de pijp. Opgemerkt wordt, dat het wanddiktesignaal altijd wordt geproduceerd door de totale magnetische flux, die in een bepaalde omtreksband van de pijp P bestaat en niet door een lekflux, zoals bij de bekende inrichtingen.

15 Het gebruikmaken van een verzadigingsfluxwaarde in de pijp P produceert een totale flux, die in theorie evenredig is met het dwarsdoorsnede-oppervlak van de pijp P en die in de praktijk binnen aanvaardbare grenzen evenredig is met de gemiddelde wanddikte van de omtreksband van de pijp, die door de 20 opneemspoel 20 wordt omsloten.

Teneinde de gevoeligheid van de wanddiktemetingen te verbeteren, zijn twee extra opneemspoelen 22 en 23 om de pijp P gemonteerd en wel bij voorkeur aan weerszijden van de eerstgenoemde opneemspoel. 20, hoewel deze fysieke opstelling een-25 voudigheidshalve niet is weergegeven in de tekening. De extra opneemspoelen 22 en 23 zijn in tegengestelde windingsrichting met elkaar verbonden en het spanningsverschilsignaal wordt door een kabel 24 toegevoerd aan de ingang van een tweede ver-sterkings- en integratiecircuit 28. De uitgang van dit cir-30 cuit 28 is aangesloten op een tweede Y-asingangsklem Y2 van het registratieorgaan 26. Door het gebruikmaken van opneemspoelen in een verschilschakeling kan een veel grotere versterking worden bereikt, zonder het registratieorgaan 26 te oversturen, terwijl het verkregen verschilsignaal duidelijker 35 de verschillen zal aangeven ten opzichte van de gemiddelde wanddikte van de omtreksbanden van de pijp P, die door de spoelen 22 en 23 worden bepaald. De gevoeligheid van de ver-schil-opneemspoelen 22 en 23 is zodanig, dat wijzigingen in de oppervlaktestructuur van de binnen- en buitenzijde van de 40 pijp worden aangegeven, waardoor informatie wordt verkregen 8302755 - 6 - f omtrent de corrosie aan de binnen- en buitenzijde. De registratie van dit verschilsignaal gelijktijdig met het signaal van de spoel 20, dat de gemiddelde wanddikte van de pijp P aangeeft, geeft een'duidelijker aanwijzing omtrent het bestaan 5 van dikkere delen van de pijp en de mate, waarin de dikte is afgenomen, in vergelijking met de gemiddelde wanddikte.

De inrichting met de hierboven beschreven circuits wordt gecalibreerd door de verzadigingsspoel 10 en de opneem-spoel 20 eerst te plaatsen op een zone van de pijp, waarvan 10de gemiddelde wanddikte bekend is, de invloeden van restmagne-tisme van deze calibratiezone te verwijderen door een ver-zadigingsgelijkstroom door spoel 10 in de beide richtingen te sturen en vervolgens de netto magnetische flux in de pijp of buis te meten. Deze meting kan worden benut als referentie 15 voor de bekende wanddikte voor het calibreren van de inrichting.

Bij het inspecteren van reeds geïnstalleerde pijpleidingen doet zich het probleem voor, dat geen vrij uiteinde van de pijp beschikbaar is zonder de pijpleiding uit de in-20 stallatie los te nemen. Voorts liggen vele geïnstalleerde pijpleidingen dicht bij elkaar, zoals in fig. 5 is weergegeven. Teneinde dit probleem te ondervangen is het schematisch in de fig. 2 en 3 weergegeven apparaat ontwikkeld. Een in axiale richting gedeeld spoellichaam 60 is voorzien van scharnier-25 elementen 41, waardoor het spoellichaam voldoende kan worden opengezwenkt voor het aanbrengen om een reeds geïnstalleerde pijplengte. In de omtrek van het spoellichaam 60 zijn de drie opneemspoelen 20, 22 en 23 ingebed, welke in de fig. 2 en 3 niet zijn weergegeven. Elk van deze opneemspoelen omvat een 30 aantal dicht bij elkaar liggende afzonderlijke geïsoleerde geleiders, waarvan de uiteinden respectievelijk zijn verbonden met de met meervoudige contacten uitgevoerde verbindingsblok-ken 42a en 42b, welke met elkaar in aanraking worden gébracht, wanneer het spoellichaam rondom de pijp P wordt gemonteerd.

35 Het spoellichaam 60 is bij voorkeur voorzien van ten minste twee inwendige uitsteeksels 40a en 40b, welke in de gesloten stand van het spoellichaam aangrijpen op de omtrek van de pijp P en het spoellichaam 60 althans ongeveer concentrisch met de pijp P houden. De concentriciteit beïnvloedt 40 echter binnen aanvaardbare grenzen niet de nauwkeurigheid van 8302755

V

- 7 - de meting van de wanddikte.

De elektrische verbindingen binnen de verbindings-blokken 42a en 42b komen overeen met die, welke in het schema volgens fig. 1 zijn weergegeven en bewerkstelligen de 5 opname van de geleiderelementen van elk van de spoelen 20, 22 en 23 in drie aparte meervoudige stroombanen. De uitgangs-kabels 21 en 24 zijn gecombineerd tot een enkele kabel 43, welke naar de op een afstand gelegen integratie- en verster-kingscircuits 25 en 28 voert. In de kabel 43 is een snelkoppe-10 ling 43a aangebracht, waardoor de montage van het spoellichaam 60 rondom de pijp P wordt vergemakkelijkt.

De verzadigingsspoel 10 wordt bij voorkeur om de geïnstalleerde pijplengte P aangebracht door een flexibele geleider 50 om de omtrek van het spoellichaam 60 te wikkelen, 15 nadat deze op de pijp P is aangebracht. Radiale flenzen 66 van het spoellichaam 60 houden de geleider 50 vast. De kabel 50 omvat een aantal afzonderlijke geïsoleerde geleiders (niet weergegeven), welke aan de beide uiteinden eindigen in ver-bindingsblokken 51 en 52, welke respectievelijk met gaten en 20 pennen zijn uitgerust, zoals uit fig. 6 blijkt. Ter vergemakkelijking van de verbinding van de meerpensverbindingsblokken 51 en 52 en voor het in gemonteerde toestand houden van deze blokken, is een van de verbindingsblokken voorzien van een gebruikelijke vasthoudplunjer 53, die kan samenwerken met een 25 opening 54 in het andere blok. Hierbij werkt een geschikt vergrendelingsorgaan (niet weergegeven) samen met de ingestoken plunjer om de verbindingsblokken 51 en 52 in de gemonteerde toestand te handhaven.

Wanneer de verbindingsblokken tegen elkaar worden ge-30 plaatst, zodat de pennen 52a van het ene blok in de gaten 51a van het andere blok worden gestoken, vormen de resulterende verbindingen een uit meerdere windingen bestaande enkele Stroombaan om de omtrek van de geïnstalleerde pijplengte P.

In de kabel 50 kunnen zich bijvoorbeeld tenminste tweehonderd 35 geleiders bevinden, terwijl tenminste vier windingen van de kabel 50 om het spoellichaam 60 zijn gelegd, zodat in totaal achthonderd windingen beschikbaar zijn voor het leveren van de verzadigingsgelijkstroom. Hierdoor wordt de grootte van de benodigde gelijkstroom, die nodig is voor het verzadigen van 40 het gedeelte van de pijp P, dat door de opneemspoelen 20, 22 8302755 ' * *" - 8 - * en 23 wordt omgeven, aanmerkelijk verkleind.

De omzetter 30 is schematisch aangeduid door een trommel of snaarschijf 32, om welke een kabel 33 is gewikkeld, waarvan het vrije uiteinde aan het spoellichaam 60 is beves-5 tigd. Wanneer het spoellichaam 60 derhalve in axiale richting over de pijp P wordt verplaatst, wordt de snaarschijf 32 geroteerd, waardoor de omzetter 30 wordt bediend en een span-ningssignaal wordt opgewekt, dat evenredig is met de axiale positie van het blok 40 en de hierop gemonteerde opneemspoelen 10 ten opzichte van de pijp P.

In fig. 4 is een uit thermoplastische kunststof bestaande, gescheiden spoellichaam 60 weergegeven, dat bij de inrichting volgens de uitvinding in de praktijk kan worden toegepast. Het spoellichaam 60 omvat twee althans nagenoeg 15 identieke, halfcilindrische helften 60a en 60b, die door scharnieren 41 draaibaar met elkaar zijn verbonden. Op het binnenoppervlak van de spoelhelften zijn inwendig uitstekende positioneernokken 40a en 40b aangebracht, die het spoellichaam ongeveer concentrisch houden ten opzichte van het 20 oppervlak van de te inspecteren pijp. De geleiders, die de opneemspoelen 20, 22 en 23 vormen, zijn niet in detail weergegeven, doch de kabels, die deze geleiders bevatten, zijn in de scharnierverbindingen aangeduid met 20a, 22a en 23a. De verbindingsblokken 42a en 42b zijn op geschikte wijze gemon-25 teerd aan het ene axiale uiteinde van het spoellichaam 60 en worden tegen elkaar aan geplaatst door het sluiten van het spoellichaam 60 om de pijp. Aan het andere axiale uiteinde van het spoellichaam 60 kan'een veerklink 65 zijn aangebracht, waarmee de beide helften in de gesloten stand worden gehou-30 den. Wanneer de verbindingsblokken 42a en 42b tegen elkaar worden geplaatst, worden de circuitverbindingen tot stand gebracht, die de drie, uit meerdere windingen bestaande stroombanen van de spoelen 20, 22 en 23 uit fig. 1 verschaffen. De kabels 21 en 24, die de uitgaande verbindingen voor 35 deze spoelen vormen, zijn ondergebracht in een enkele uit-gangskabel 43. Eindflenzen 66 vormen een kanaal voor het stevig monteren van de windingen van de flexibele kabel 50 om de spoel 60.

Uit fig. 5 blijkt duidelijk, dat een in axiale rich-40 ting gedeeld spoellichaam nodig is voor het aanbrengen van 8302755 - 9 - ' het testapparaat op een geïnstalleerde pijp. In fig. 5 is een reeks pijpen P2/ P3 en P4 weergegeven in een opstel ling, die zeer gebruikelijk is bij vele raffinaderijen en petrochemische fabrieken. Door toepassing van het axiaal ge- , 5 deelde spoellichaam 60 kan het spoellichaam. op elk gedeelte van elk van de pijpen worden gemonteerd, de flexibele geleider 50, die de verzadigingsspoel vormt, om het spoellichaam worden gewikkeld en de inspectie van de desbetreffende pijp worden verricht door het spoellichaam in de langsrichting van 10 de pijp te verplaatsen.

De uitvinding is niet beperkt tot het in het voorgaande beschreven uitvoeringsvoorbeeld, dat binnen het kader der uitvinding op verschillende manieren kan worden gevarieerd.

8302755

Claims

1. Werkwijze voor het aangeven van de wanddikte van een lengte van een ferromagnetisch element, zoals bijvoor- : beeld een ferrómagnetische pijp, met het kenmerk, dat een magnetische fluxwaarde wordt opgewekt, die in de 5 langsrichting door een gedeelte van het element verloopt, waarbij een spanningsopwekorgaan om het element wordt aangebracht en axiaal wordt verplaatst ten opzichte van het ele-mentdeel, dat de magnetische fluxwaarde bevat en de spanning, die in het spanningsopwekorgaan door de magnetische flux 10 wordt opgewekt, wordt aangegeven.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, m e t het kenmerk, dat een verzadigingsfluxwaarde wordt opgewekt en dat het spanningsopwekorgaan ten minste een opneemspoel omvat.

3. Werkwijze volgens conclusie 2, m e t het kenmerk, dat een signaal wordt opgewekt als functie van de axiale positie van de opneemspoel ten opzichte van het element en de uitgangsspanning van de opneemspoel wordt gedetecteerd als functie van het signaal.

4. Werkwijze volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat drie in axiale richting naast elkaar liggende opneemspoelen zijn aangebracht, waarbij de uitgangs-spanning van de centrale opneemspoel wordt geïntegreerd en vervolgens aangeven en gelijktijdig het verschil tussen de 25 uitgangsspanningen van de beide eindspoelen wordt geïntegreerd en vervolgens aangegeven.

5. Werkwijze volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat een signaal wordt opgewekt als functie van de axiale positie van de opneemspoelen ten opzichte van 30 het element, waarbij de geïntegreerde uitgangsspanning van de centrale opneemspoel en het geïntegreerde verschilsignaal afzonderlijk worden gedetecteerd als functie van het positie-signaal.

6. Inrichting voor het toepassen van de werkwijze 35 volgens één der conclusies 1-5, “gekenmerkt door middelen voor het opwekken van een magnetische fluxwaarde, die in de langsrichting door een gedeelte van het element verloopt, tenminste een spanningsopwekorgaan, die om het element kan worden aangebracht en axiaal ten opzichte van het 8302755 -η- element verplaatsbaar is.

7. Inrichting volgens conclusie 6, gekenmerkt door een spanningsweergeeforgaan voor het aangeven van de spanning, die in het spanningsopwekorgaan is opgewekt 5 door de magnetische flux.

8. Inrichting volgens conclusie 6 of 7, m e t het kenmerk, dat de genoemde middelen een verzadi-gings fluxwaarde opwekken.

9. Inrichting volgens conclusie 6, 7 of 8, g e -10 kenmerkt door een orgaan, dat zodanig om de pijp monteerbaar is dat het orgaan, axiaal ten opzichte van de pijp verplaatsbaar is, welk orgaan twee axiaal van elkaar geschei-• den delen omvat en is voorzien van bevestigingsmiddelen voor het tegen elkaar bevestigen van deze delen, waarbij de ge-15 noemde middelen voor het opwekken van een magnetische f luxwaarde een leiding met een aantal afzonderlijke, geïsoleerde geleiders omvatten, welke leiding om het orgaan kan worden gewikkeld, zodat de leiding de pijp met tenminste een winding omgeeft, terwijl de uiteinden van de leiding mechanisch zijn 20 bevestigd aan een verbindingsblok, waarbij elk blok een aantal met de respectieve uiteinden van de geïsoleerde geleiders verbonden elektrische aansluitingen bezit, zodat door het tegen elkaar plaatsen van de verbindingsblokken alle afzonderlijke geleiders in serie worden geschakeld, waardoor een 25 meerdere windingen omvattende stroombaan om de omtrek van een gedeelte van de pijp wordt verkregen, waarbij middelen zijn aangebracht die een zodanige elektrische stroom aan de stroombaan toevoeren, dat tenminste de sectie van de pijp, die door het orgaan wordt omsloten,magnetisch wordt verzadigd, en 30 waarbij het spanningsopwekorgaan direct op het orgaan is gemonteerd.

10. Inrichting volgens conclusie 9,met het kenmerk, dat drie spanningsopwekorganen in axiale richting naast elkaar gelegen op het orgaan zijn gemonteerd,waar- 35 van de beide eind-spanningsopwekorganen in serie zijn geschakeld,waarbij het spanningsweergeeforgaan de in het centrale spanningsopwekorgaan opgewekte spanning weergeeft, alsmede de verschilspanning, die door de beide eind-spanningsopwekorganen wordt opgewekt.

11. Werkwijze voor het calibreren van een inrich- 8302755 w -12- ting volgens één der conclusies 6-10, met het kenmerk, dat het spanningsopwekorgaan op een calibratiezone van het ferromagnetische element wordt geplaatst, waarvan de gemiddelde wanddikte bekend is, waarna de invloeden van rest-5 magnetisme, in de calibratiezone worden verwijderd door een verzadigingsstroomwaarde- in beide richtingen door de middelen voor het opwekken van een magnetische fluxwaarde te sturen en de netto magnetische flux in het ferromagnetische element te meten. r ' 8302755