NL8302024A - Afmeerinrichting. - Google Patents

Description

* i * ^ N.0. 31.764

Afmeerinrichting.

De uitvinding heeft betrekking op een afmeerinrichting bestaande tilt een vast opgestelde of drijvende inrichting, zoals een kade, pier of 5 schip, met ten minste één plaats of zijde, die is voorzien van middelen voor het daaraan afmeren van een schip en met één of meer fenders voor het elastisch opvangen van stoten tussen de kade en het af te meren schip.

Een dergelijke afmeerinrichting is in zijn algemene gedaante alge-10 meen bekend en bestaat uit een kade of pier dan met een schip dat is voorzien van meerdere middelen voor het daaraan bevestigen van afmeer1 kabels, zodat een langs de zijde van de kade of dergelijke af te meren schip daaraan kan worden vastgemaakt, waarbij tussen kade en af te meren schip gebruik wordt gemaakt van zogenaamde fenders die de stoten tijdens 13 het afmeren opvangen alsmede de stoten, die door de waterbewegingen kun1 nen optreden. Deze algemeen bekende wijze van afmeren heeft het bezwaar, dat door de beperkte capaciteit van de fenders tot het opnemen van stoten toch nog wel beschadigingen van schip of kade kunnen optreden.

Doel van de uitvinding is een afmeerinrichting te verschaffen, die 20 dit bezwaar niet meer heeft.

Dit doel wordt overeenkomstig de uitvinding bereikt doordat de fen1 der of fenders zijn geleid op verticaal naar beneden hangende kabels of stangen, die zijn opgehangen aan de uiteinden van op de inrichting, zo1 als de kade, staande boven water uitstekende armen, en die zijn belast 25 door een gewicht. De fender of fenders bevinden zich nu op afstand van de kade of van het schip, waaraan het andere schip moet afmeren, en deze fenders worden door de gewichtbelaste kabels of stangen op afstand van de zijkant van de kade of dergelijke gehouden.

Elke fender kan drijfvermogen hebben en zich dus reeds bevinden ter 30 hoogte van de waterspiegel, zodat hij zich altijd op een plaats bevindt, die geschikt is om stoten op te vangen.

De fender kan echter ook zonder drijfvermogen zijn uitgevoerd en met behulp van een hijskabel, die aan boord van het af te meren schip wordt gebracht, worden ingesteld op elke gewenste hoogte onder de water1 35 spiegel of boven de waterspiegel. Dit laatste kan uiteraard ook met fen1 ders die drijfvermogen hebben.

Een schip, dat nu langs deze afmeerinrichting volgens de uitvinding afmeert, zal de fenders in de richting van de kademuur drukken, waardoor de gewichten, die onderaan de geleidingskabels of -stangen hangen, 40 zullen worden verplaatst en een terugstelcomponent zullen leveren, die 8302024 * i 2 het af te meren schip van de kade af tracht te houden* Daardoor wordt elke beweging van het af te meren of afgemeerde schip in de richting van de kade gedempt door een terugstelkracht, die met vermindering van de afstand tussen kade en schip toeneemt.

5 Door de uitvinding is het mogelijk geworden dat het schip een grote mate van beweegbaarheid heeft ten opzichte van de kade zonder dat be* schadiging van schip of fender plaatsvindt.

De voorkeur gaat uit naar gewichtbelaste geleidingskabels voor de fenders teneinde conflict met de onderkant van de kademuur te vermijden. 10 Daar voldoende ruimte aanwezig is kunnen echter ook stangen worden toe-gepast.

Verder is het duidelijk dat de armen, waaraan de kabels of stangen zijn opgehangen, zodanig moeten zijn uitgevoerd, dat zij zelf boven het dek van het af te meren schip uit blijven steken. De armen zullen dan 15 ook in de praktijk wel bestaan uit bokken, die het ophangpunt voor de kabels of stangen hebben op eèn plaats gelegen op voldoende hoogte boven het vlak van de kade en rekening houdende met dekhoogte en bovenbouw* hoogte van het af te meren schip.

Elke fender, ongeacht of deze nu drijfvermogen heeft of niet, heeft 20 bij voorkeur een oppikkabel met boei, zodat de kabel aan boord kan worden gehaald van het af te meren schip en kan worden vastgemaakt aan een lier of dergelijke, zodat de fender op de gewenste hoogte kan worden ingesteld. De fender bestaat bij voorkeur uit een of meer elastische ringen met een centrale geleiding voor de kabel. De fender kan echter 25 ook bestaan uit een langwerpig lichaam dat is geleid op ten minste twee op afstand van elkaar opgehangen door een gewicht belaste kabels of stangen.

Het is volgens de uitvinding ook mogelijk de kabels of stangen waarop de langwerpige fender is geleid of waarop afzonderlijke fenders 30 zijn geleid, gezamenlijk te belasten door een enkel langwerpig gewicht.

De uitvinding zal thans nader worden toegelicht aan de hand van de tekeningen.

Fig. 1 toont schematisch het principe van de uitvinding in de vorm van een doorsnede door een kade en een schematisch aangeduide romp van 35 een schip.

Fig. 2 toont schematisch in bovenaanzicht het principe van de uit* vinding.

Fig. 3 is een doorsnede en fig. 4 een bovenaanzicht van een uitvoeringsvorm van een fender.

40 Fig. 5 toont in bovenaanzicht de toepassing van een ander type fen* 8302024 - · 3 der.

Fig. 6 toont toepassing van het principe van de uitvinding op de afmering van een schip met de boeg aan de achtersteven van een ander schip.

5 Fig. 1 en 2 tonen een kade X waarop een aantal bokken 2 op afstand van elkaar is geplaatst. Aan elke bok hangt een kabel 3, die is bevestigd aan het boven water uitstekende uiteinde 4 van elke bok 2 en deze kabels 3 zijn elk belast door een gewicht 5. Op de kabels 3 zijn fenders 6 geleid, die met behulp van de kabel 7 zijn vastgemaakt aan het schip 10 8.

In fig. 1 is met getrokken lijnen een fender 6 getoond, die drijft ter hoogte van de waterspiegel 9.

Met onderbroken lijnen is een fender 10 aangegeven, die zich in rust bovenop de gewichten 5 kan bevinden en die met behulp van de hijs* 15 kabel 11 aan boord van het schip 8 kan worden gehesen.

Fig. 2 toont de stang vlak vöör het afmeren. In afgemeerde toestand zal het schip 8 tegen de fenders 6 aanliggen.

Fig. 3 en 4 tonen een uitvoeringsvorm van een fender met drijfver* mogen bestaande uit elastische ringen 12 en 13, die in verticale zin met 20 elkaar zijn gekoppeld door buizen 14 en naar binnen gerichte armen 15 hebben voor een centrale geleiding 16 voor de kabels 3.

Elke type fender met centrale geleider is hier echter bruikbaar.

Behalve de in de fig. 3 en 4 getoonde mogelijke uitvoeringsvorm van en fender met drijfvermogen zijn ook massive fenders mogelijk, die geen 25 drijfvermogen hebben of die een regelbaar drijfvermogen hebben.

Fig. 5 toont een kade 1 met daaraan af gemeerd een schip 8 alsmede op de kade staande draagbokken 2 voor gewichtbelaste kabels, die op dezelfde wijze verlopen als getoond in fig. 1.

Bij de uitvoeringsvorm, zoals getoond in fig. 5» bestaat de fender 30 uit een langwerpig lichaam 17, dat op de vier kabels is geleid, die van de vier bokken 2 af naar beneden hangen. Onder de fender 17 bevinden zich dus afzonderlijke gewichten, zoals de gewichten 5 getoond in fig.

1.

Denkbaar is echter ook een uitvoeringsvorm waarbij de fender een 35 langwerpige fender 17 is en éên enkel gewicht wordt toegepast, dat aan de diverse kabels is opgehangen en dat in wezen in vorm, dat wil zeggen in lengte en breedte, gelijkenis vertoont met de fender 17.

Denkbaar is ook dat fenders van het type 6 of 10 worden toegepast, en de kabels van alle bokken 2 zijn belast door een gemeenschappelijk 40 gewicht.

8302024 4 ft

Fig. 6 toont een schip 18 dat via een scharnierend daaraan bevestigde arm 19 met drijver 20 op bekende wijze is vastgemaakt aan een trekvaste verbinding 21 waarvan het ondereinde scharnierend is bevestigd aan een niet-getoond bodemanker.

5 Dit schip heeft nu overeenkomstig de uitvindig een aantal naar achteren uitstekende armen 22 waaraan kabels 23 hangen met gewichten 24 of een enkel beide kabels belastend en verbindend gewicht. Op deze kabels 23 is weer een fender 25 geleid, die elke gewenste vorm kan hebben en aangepast aan de vorm van de boeg van het af te meren schip 26 10 en die met verder niet-getoonde hijsmiddelen op de gewenste hoogte kan worden ingesteld met behulp van aan de fenders 25 bevestigde kabels, die aan boord van het schip 26 worden gebracht.

Bij alle getoonde uitvoeringsvormen worden de fenders met kabels gekoppeld met het af te meren of afgemeerde schip en daarmede dus tegen 15 de romp van het schip aangehouden.

De middelen voor het in hoogte instellen van de fenders of fender kunnen echter ook bestaan uit hijsmiddelen, die vanaf de bokken 2 worden bediend.

8302024

Claims (6)

1. 2. Afmeerinrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat elke fender drijfvermogen heeft.
2. 3. Afmeerinrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat elke fender is voorzien van een hijskabel.
3. 4. Afmeerinrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat elke 15 hijskabel is voorzien van een middel voor het oppikken van de kabel en het aan boord van het af te meren schip brengen van de kabel.
4. 5. Afmeerinrichting volgens een of meer der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de fender bestaat êen of meer elastische ringen met een centrale geleiding voor de gewlchtbelaste kabel of stang.
5. 6. Afmeerinrichting volgens een of meer der voorgaande conclusies 1 t/m 4, met het kenmerk, dat de fender bestaat uit een langwerpig lichaam, dat is geleid op ten minste twee op afstand van elkaar opgehangen door een gewicht belaste kabels of stangen.
6. 7. Afmeerinrichting volgens een of meer der voorgaande conclusies, met 25 het kenmerk, dat de kabels of stangen waarop de langwerpige fender of de fenders zijn geleid , zijn belast door één enkel langwerpig gewicht. 8302024