NL8301803A - Oefeninrichting in de vorm van een kantelbed. - Google Patents

Description

h

Oefeninrichting in de vorm van een kantelbed.

De uitvinding heeft betrekking op een oefeninrichting voor het schommelend en in omgekeerde houding draaien van een menselijke gebruiker. Een dergelijke inrichting is bekend uit de Amerikaanse octrooischriften 3·707·2δ5, 3·716.231 en 15 ^.232.662. Vasthoudorganen voor de enkels zijn eveneens bekend uit het Amerikaanse octrooischrift 3.380.4^7 en de Amerikaanse octrooi-aanvragen 203.707 en 203.336.

De thans bekende uitvoeringen van kantelbedden zijn onderhevig aan moeilijkheden met betrekking tot de grootte (en der-20 halve het gewicht) van de gebruiker. Wanneer thans bekende kantelbedden met een gebruiker volledig zijn omgekeerd, lopen de voetdraagmiddelen over het vertikale vlak door de draailegers, waarbij het zwaartepunt van de gebruiker en de kantelbedcon-structie samen voldoende ver voorbij de draailegers ligt voor 25 het veilig in omgekeerde houding vasthouden van de gebruiker.

De voetdraagmiddelen aan deze bekende inrichtingen zijn verstelbaar gemonteerd aan een rechte lijst, waarbij een grotere gebruiker in omgekeerde houding wordt gedragen op een punt, dat verder voorbij het draailegervlak ligt dan voor een kleiner 30 iemand. Als gevolg van deze eigen geometrie neigt een langer (en derhalve zwaarder) iemand tot het steviger grendelen in de omgekeerde houding, en heeft een korter (en derhalve lichter) iemand moeite om omgekeerd te blijven. Dit is een ernstige tekortkoming, aangezien er enige neiging tot paniek is indien 35 de langere gebruiker moeite heeft bij het uit de omgekeerde 8301803 2 houding komen, en de inrichting is duidelijk nutteloos voor een klein iemand, die niet omgekeerd kan blijven.

De uitvinding verschaft een oefeninrichting in de vorm van een kantelbed, waarbij gebruikers van een willekeurige grootte 5 een omgekeerde houding kunnen bereiken en ook gemakkelijk uit de omgekeerde houding kunnen komen.

De constructie van een kantelbed moet zodanig zijn, dat het het menselijke lichaam voldoende dicht bij het zwaartepunt kan dragen, zodat de gebruiker het bed kan doen schommelen en 10 \ in een omgekeerde houding kan komen door het alleen gebruiken van armbewegingen. Dit betekent, dat het bed alleen een vrij sterke neiging heeft zichzelf op te richten van uit een omgekeerde stand, aangezien de bedconstructie, dat de menselijke romp draagt, zich achter de romp bevindt, en derhalve ook het 15 zwaartepunt van het bed zich achter de draaihartlijn bevindt.

Bij het niet dragen van een mens, is het bed sterk zelf-op-richtend en het wordt nagenoeg neutraal bij toevoeging van het zwaartepunt van de gebruiker voor de draaihartlijn. Door het verschuiven van het gewicht van de armen, kan de gebruiker het 20 gezamenlijke zwaartepunt veranderen, zodat het zich volledig achter de draaihartlijn bevindt, en zodoende omkering bereiken.

Een doel van de uitvinding is de mogelijkheid te hebben het verschuiven van het gezamenlijke zwaartepunt van het bed en gebruikers van verschillende fysieke grootte, te sturen.

25 Een ander doel is het verschaffen van een kantelbed, waar bij nagenoeg alle gebruikers een omgekeerde houding kunnen bereiken, en met een zelfde gemak uit de omgekeerde houding kunnen terugkomen.

Deze doeleinden worden bereikt door het verschaffen van een 50 kantelbed, waarbij gebruikers van verschillende grootten in omgekeerde houding nagenoeg het zelfde draaimoment hebben, uitgeoefend tegen een draaieindaanslag.

De uitvinding wordt nader toegelicht aan de hand van de tekening, waarin: 55 fig. 1 een ruimtelijk aanzicht is van de oefeninrichting 8301803 3 in de vorm van een kantelbed, fig. 2 een zij-aanzicht is van het kantelbed volgens fig.1, waarbij een gebruiker is weergegeven in een in hoofdzaak rechtop staande houding, 5 fig· 3 een zij-aanzicht is van het kantelbed en de ge bruiker volgens fig. 2 in een neutrale evenwichtsstand, fig. 4 een zij-aanzicht is van het kantelbed en de gebruiker volgens fig. 2, waarbij de gebruiker is begonnen met het draaien naar een omgekeerde houding, 10 fig. 5 een zij-aanzicht is van het kantelbed en de gebruiker volgens fig. 2, waarbij de omgekeerde houding is bereikt, fig. 6 een zij-aanzicht is van een bekend kantelbed, waarbij het instelbereik is weergegeven voor de grootte van de gebruiker, 15 fig· 7 een vooraanzicht is van het kantelbed volgens fig. 1, waarbij de draailegers gedeeltelijk in doorsnede zijn weergegeven, fig. 8 een aanzicht is op grotere schaal van het omcirkelde gedeelte VIII in fig. 7, 20 fig. 9 een doorsnede is van het mechanisme voor aanpassing aan de grootte van het kantelbed volgens fig. 1, fig. 10 een zij-aanzicht is van het kantelbed met een grote gebruiker, en fig. 11 een zij-aanzicht is van het kantelbed met een kleine 25 gebruiker.

In fig. 1 is een oefeninrichting 1 in de vorm van een kantelbed weergegeven, voorzien van draailegers 2, gedragen door een gestelconstructie 5· Een kantelbed 4 wordt gedragen in de draailegers 2 aan draaitappen 5 bij ongeveer het midden van de 30 lengte van het kantelbed 4. Het kantelbed 4 bevat een romp- drager 6, die is bemeten en uitgevoerd om in het algemeen aangepast te zijn aan de grootte en vorm van een menselijke romp.

Een balk 7 strekt zich uit vanaf het onderste middengedeelte van de rompdrager 6 en eindigt in een afgekant lijstgedeelte 8, 35 waaraan een voetdrager 9 verschuifbaar is aangebracht. Een 8301803 k grendelorgaan 10 is voorzien voor het aangrijpen van één van een aantal afzonderlijke instelaanslagen 11 voor het op juiste wijze plaatsen van de voetdrager 0 voor gebruikers van verschillende grootten. De voetdrager 9 is voorzien van een voetsteun 12 en 5 een voetstang 13. De draailegers 2 worden onderling coaxiaal evenwijdig met een vloeroppervlak gehouden door een paar achterpoten 16 en een paar voorpoten 17. Een dwarsschoor 18 verbindt het onderste einde van elke poot 16 met een breedte, die groter is dan de afstand tussen de draailegers 2, en een dwarsschoor 10 19 verbindt het einde van elke poot 17 met een breedte, die kleiner is dan de afstand tussen de draailegers 2. Een aanslag-stang 22 is voorzien van een lengte, die groter is dan de dwars-afstand tussen de voorpoten 17 en kleiner dan de dwarsafstand tussen de achterpoten 16, waardoor de aanslagstang bij het 15 draaien van het kantelbed door de poten 16 heen gaat en aanloopt tegen de poten 17.

In fig. 2 is een gebruiker weergegeven in het kantelbed waarbij de voetdrager 9 door het grendelorgaan 10 is ingesteld op ongeveer de hoogte van de gebruiker. De voeten van de ge-20 bruiker rusten op de voetsteun 12, waarbij de middenvoetboog zich bevindt tussen de voetsteun 12 en de voetstang 13· Rond de enkels van de gebruiker zijn draagorganen 20 geklemd, die zijn voorzien van haken 21, die de voetstang 21 gedeeltelijk omvatten voor het voorkomen van het in een gedeeltelijke of vol-25 ledig omgekeerde houding vallen van de gebruiker.

In fig. 3 rust de gebruiker in een neutrale evenwichtstoestand op het kantelbed 4, waarbij het zwaartepunt van de gebruiker, weergegeven als G1, en het zwaartepunt van het kantelbed, weergegeven als G2, samenvallend in het vertikale vlak 30 liggen door de draaihartlijn 2k,

In fig. k is de gebruiker met omhoog gebrachte armen weergegeven, waardoor zijn zwaartepunt G1 is verschoven over een afstand vanaf het vlak van de draaihartli jn 2^+, waardoor het kantelbed k en de gebruiker draaien in de richting 25. In de 35 weergegeven stand blijft het zwaartepunt G2 van het kantelbed 8301803 5 in hoofdzaak in het vlak van de draaihartlijn 24.

In fig. 5 is de gebruiker weergegeven na het hebben gedraaid naar een volledig omgekeerde houding, waarbij hij volledig wordt gedragen door de aangrijping van de haken 21 van de draagorgan-5 en 20 aan de voetstang 13· Op dit punt is de gebruiker volledig vrij van de ronddrager 6 van het kantelbed 4, en is hij klaar voor het uitrekken en oefenen in omgekeerde houding. Het zwaartepunt G1 van de gebruiker is over een afstand D1 verplaatst vanaf het vlak van de draaihartlijn 24, hetgeen voldoende is voor 10 het tegen de achterpoten 17 plaatsen van de aanslagstang 22.

Het zwaartepunt G2 van het kantelbed 4 is verplaatst over een kleine afstand D2, hetgeen een begrensd moment verschaft, dat het bed tracht te draaien naar de opgerichte atand, maar omdat het produkt G1 maal D1 groter is dan het produkt G2 maal D2, 15 houdt dit het kantelbed en de gebruiker volledig in de omgekeerde houding. Indien de gebruiker zwaait of het lichaam naar achter drukt naar het vertikale vlak van de draaihartlijn, kan D1 in voldoende mate worden verkleind voor het kleiner maken van het produkt G1 maal D1 dan het produkt G2 maal D2, en het derhalve 20 veroorzaken van het draaien naar de rechtop staande houding.

Omdat G2 en D2 in de omgekeerde houding gelijk zijn, wordt D1 voor het handhaven van stabiliteit voor gebruikers van verschillende gewichten, dat wil zeggen verschillende waarden van G1, in omgekeerde verhouding met G1 veranderd, waardoor dus het pro-25 dukt G1 maal D1 ongeveer gelijk wordt gehouden. In het algemeen zijn grotere mensen zwaarder dan kleinere mensen. Iemand met een lengte van meer dan 1,80 m weegt gewoonlijk ongeveer 90 kg, terwijl iemand met een lengte van minder dan 1,50 m gewoonlijk ongeveer 45 kg weegt. De voetdrager 9 is instelbaar langs de 30 lijst 8 volgens de afgekante lijn L-S. Nabij de eindinstelling L voor grote mensen is D1 aanzienlijk kleiner dan nabij de eindinstelling S voor kleinere mensen. De hoek van de afgekante lijst 8 is voldoende voor het met een factor van 2 veranderen van D1 over het instelbereik van de lijn L-S, waardoor het 35 evenwicht voor nagenoeg alle grootten van de gebruikers binnen 8301803 6 grenzen wordt gehouden, waardoor nagenoeg elke gebruiker, die de draagmiddelen 20 voor de enkels gebruikt met de haken 21 in aangrijping met de draagstang 13» met een aanzienlijke beweege-lijkheid kan oefenen zonder ongewild vanuit de omgekeerde 5 houding los te komen.

In fig. 6 is de geometrie van bekende inrichtingen weergegeven, waarbij een balk 30 een rechtlijnige verlenging is van de constructie van het bekende kantelbed 31. Een instelmiddel 32 is gewoonlijk aangebracht voor het instellen van een voet-10 drager 33» die een voetstang 3^ draagt, langs een lijn L1-S1 voor aanpassing aan het verschil in grootte van de gebruikers. Bij een instelling in de richting L1 vindt een evenredige vergroting van D1 plaats voor gebruikers met een groter gewicht. Omgekeerd vindt met een instelling in de richting S1 een even-15 redige verkleining van D1 plaats voor gebruikers met een kleiner gewicht. Als gevolg is het produkt D1 maal G1 voor een groter iemand veel groter dan voor een kleiner iemand. Aangezien het produkt G2 maal D2 gelijk blijft, heeft een groot iemand moeilijkheden bij het terugkeren vanuit de omgekeerde houding, en 20 kan een kleiner iemand de omgekeerde houding soms helemaal niet bereiken.

In fig. 7 toont het vooraanzicht van de inrichting het kantelbed in de omgekeerde stand, waarbij de aanslagstang 22 tussen de achterpoten 16 is doorgegaan en rust tegen de voor-25 poten 17. De dwarsstangen 18 en 19 dragen de betreffende poten en drukken de draailegers 2 tegen bijbehorende kraaggedeelten 36 van de astappen 5«

In fig. 8 is een astap 5 weergegeven met het draaileger 2 tegen het drukleger 36, en voorzien van een veergrendelorgaan 30 37 voor het voorkomen van verlies van aangrijping in het geval, dat de belasting van het drukleger wordt overwonnen.

In fig. 9 is de balk 7 van het kantelbed k weergegeven, zich uitstrekkende vanaf de rompdrager 6 in de omgekeerde stand. De lijst 8 draagt de voetdrager 9» die weer de voetsteun 12 en 35 de voetstang 13 draagt. De voetdrager 9 is verschuifbaar aan 8301803 7 de lijst 8 en kan langs de lijst 8 worden geplaatst door een grendelpen 10, die zich uitstrekt door althans een wand van de lijst 8 en één van een aantal gaten 11 in althans een wand van de lijst 8.

5 In fig. 10 is een grote gebruiker weergegeven in omgekeer de houding op de oefeninrichting 1, waarbij de voetdrager 9 is ingesteld naar het buiteneinde van de lijst 8, waar de afstand D1 klein is en het produkt D1 maal G1 slechts iets groter dan het produkt D2 maal G2, en de gebruiker in omgekeerde houding 10 stabiel is.

In fig. 11 is een kleine gebruiker weergegeven in omgekeerde houding op de oefeninrichting 1, waarbij de voetdrager 9 is ingesteld naar het vaste einde van de lijst 8, waar de afstand D1 groot is en het produkt D1 maal G1 eveneens iets groter 15 dan het produkt D2 maal G2, en de gebruiker in omgekeerde houding stabiel is.

De eenvoud van de beschreven constructie en het instel-stelsel heeft in vergelijking met bekende inrichtingen een veelzijdigheid tot gevolg van de gebruikersgroottet zoals deze tot 20 nu toe niet beschikbaar is, en een betrouwbaarheid van het in en uit de omgekeerde houding komen, die een grote verbetering betekent van de stand van de techniek.

Het is duidelijk, dat veranderingen en verbeteringen kunnen worden aangebracht zonder buiten het kader van de uitvinding te 25 treden.

8301803

Claims (16)

1. Oefeninrichting, gekenmerkt door een paar op onderlinge afstand liggende draailegers, door middelen voor het in een coaxiaal verband evenwijdig op afstand boven een vloeropper- 5 vlak dragen van de draailegers, door een tussen de draailegers aangebracht kantelbed, dat ongeveer in het midden draaibaar daaraan is gemonteerd, en is voorzien van een draagmiddel voor de menselijke romp, bemeten en uitgevoerd om in het algemeen aangepast te zijn aan de grootte en vorm van een menselijke romp, 10 en van een verlengingsmiddel, dat zich in lengterichting uitstrekt vanaf het onderste einde van het rompdraagmiddel, door enkelvasthoudmiddelen, bevestigd aan het verlengingsmiddel voor het veilig vastzetten van de enkels van een gebruiker aan het kantelbed, door een draaiaanslagmiddel, waarbij het kantelbed, 15 dat de gebruiker draagt, kan worden gedraaid naar een aanslag-stand met de enkelvasthoudmiddelen door het vertikale vlak heen gedraaid door de hartlijn van de draailegers, en door instel-middelen aan het kantelbed, die het mogelijk maken de enkelvasthoudmiddelen naar keuze in lengterichting te plaatsen met 20 betrekking tot de draailegers, zodat de enkelvasthoudmiddelen kunnen worden geplaatst over een plaatsingsbereik ten opzichte van het vertikale vlak wanneer het kantelbed zich in de aanslag-stand bevindt, welk bereik is vanaf een vaste aanliggende stand, waarin de enkelvasthoudmiddelen zich het dichtst bij het verti-25 kale vlak bevinden door de hartlijn van de draailegers, naar een vaste buitenste stand, waarin de enkelvasthoudmiddelen zich het verst verwijderd bevinden vanaf het vertikale vlak door de hartlijn van de draailegers.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat 30 de middelen voor het dragen van de draailegers bestaan uit een gestel, voorzien van twee voorpoten en twee achterpoten, waarbij de twee voorpoten een kleinere onderlinge afstand hebben dan de achterpoten, en de aanslagmiddelen een stang omvatten dwars op het rompdraagmiddel, welke stang voldoende kort is om tussen 35 de achterpoten door te gaan en voldoende lang is om de voorpoten 8301803 van het gestel te raken en het draaien van het bed stil te zetten.

3. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het rompdraagmiddel een eendelig kunststofdeel is, dat is ge-5 profileerd om in het algemeen overeen te komen met de kromming van de menselijke rug. k» Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de draaimontering van het kantelbed een dwarsstang omvat, die onder het rompdraagmiddel doorgaat en naar voren is gekromd om 10 aan elk einde te eindigen in een astap, aangebracht in een bijbehorend draaileger.

5. Inrichting volgens conclusie met het kenmerk, dat de draaimontering in astappen is voorzien van een drukflens, waarbij het bijbehorende draaileger naar binnen tegen deze druk- 15 flens wordt gedrukt.

6. Inrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de draaimontering van de astappen zich uitstrekt door het bijbehorende draaileger, en is voorzien van grendelmiddelen, die het uit het bijbehorende leger verwijderen van de astap voorkomt. 20 7* Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de twee voorpoten bij de buitenste einden zijn verbonden door een dwarsstang, waarbij de twee achterste poten bij de buitenste einden eveneens zijn verbonden door een dwarsstang, welke dwarsstangen de draailegers naar elkaar drukken.

8. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de vanaf het rompdraagmiddel zich uitstrekkende balk in hoofdzaak is gecentreerd tussen de draailegers.

9. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het voetdraagmiddel een horizontale stang bevat, waarop een haak- 30 aangrijpt aan weerszijden van de afgekante lijst, welke haken zijn bevestigd aan een enkeldraagorgaan, dat rond elke enkel van de gebruiker is geklemd.

10. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het voetdraagmiddel een constructie omvat, die de enkels van de 35 gebruiker althans gedeeltelijk omringt. 8301803

11. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het verlengingsmiddel een zwanehals vormige lijst omvat, die zich uitstrekt vanaf een plaats bij het rompdraagmiddel naar een plaats op afstand van het rompdraagmiddel, welke lijst met 5 een aangrenzend gedeelte direkt is bevestigd aan het rompdraagmiddel en zich in het algemeen naar buiten uitstrekt, waarbij een middengedeelte zich in het algemeen naar voren en naar buiten uitstrekt vanaf het aangrenzende gedeelte, en een buitenste gedeelte zich in het algemeen naar achter en naar buiten 10 uitstrekt vanaf het middengedeelte.

12. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de instelmiddelen een mechanisme omvatten voor het veranderen van de plaats van het enkelvasthoudmiddel, waardoor dit naar keuze kan worden gemonteerd langs een aantal vaste standen 15 langs het verlengingsmiddel.

13. Oefeninrichting, gekenmerkt door een paar op afstand liggende draailegers, door middelen voor het in een coaxiaal verband evenwijdig op afstand boven een vloeroppervlak dragen van de draailegers, door een tussen de draailegers aangebracht 20 kantelbed, dat daar ongeveer in het midden draaibaar is gemonteerd, door een draagmiddel voor de menselijke romp aan het kantelbed, door een verlengingsmiddel, dat zich uitstrekt vanaf het onderste einde van het rompdraagmiddel volgens een zwane-halsvormige gedaante, door enkeldraagmiddelen, die beweegbaar 25 kunnen worden vastgezet aan het verlengingsmiddel, door een draaiaanslagmiddel, waarbij het kantelbed, dat de gebruiker draagt, kan worden gedraaid naar een aanslagstand, waarin de enkeldraagmiddelen zijn gedraaid door het vertikale vlak door de hartlijn van de draailegers, het verlengingsmiddel is voor-30 zien van een aangrenzend gedeelte, dat direkt is bevestigd aan het rompdraagmiddel en zich met het bed in de aanslagstand in het algemeen naar buiten uitstrekt, van een middengedeelte, dat zich in het algemeen naar voren en naar buiten uitstrekt vanaf het aangrenzende gedeelte, en van een buitenste gedeelte, dat 35 zich in het algemeen naar achter en naar buiten uitstrekt vanaf 8301803 het middengedeelte, en de aan het verlengingsmiddel beweegbare enkeldraagmiddelen naar keuze kunnen worden geplaatst op een aantal vaste plaatsen met inbegrip van een vaste buitenste stand en een vaste binnenste stand, welke vaste plaatsen bij 5 het in een door de vertikaal heen gegaan zijnde omgekeerde stand van het kantelbed zich alle bevinden aan de zelfde zijde van het vertikale vlak als het zwaartepunt van de gebruiker, en aan de tegenover liggende zijde van het vertikale vlak ten opzichte van het zwaartepunt van het kantelbed, en in het algemeen zo-10 danig zijn geplaatst, dat met het kantelbed in een door de vertikaal heen gegaan zijnde omgekeerde stand, de vaste buitenste stand zich op de grootste afstand bevindt vanaf het vertikale vlak door de hartlijn van de draailegers, en de vaste binnenste stand zich het dichtst bij het vertikale vlak bevindt door 15 de hartlijn van de draailegers, en alle andere vaste standen in het algemeen aanwezig zijn langs een lijn tussen de vaste binnenste en vaste buitenste standen.

14. Oefeninrichting, gekenmerkt door een paar op afstand liggende draailegers, door een gestel voor het in een coaxiaal 20 verband evenwijdig op afstand boven een vloeroppervlak dragen van de draailegers, welk gestel twee voorpoten en twee achterpoten heeft, waarbij de voorpoten dichter bij elkaar liggen dan de achterpoten, door een tussen de draailegers geplaatst kantelbed, dat daar ongeveer in het midden draaibaar is gemonteerd, 25 door een balk die zich uitstrekt vanaf het onderste einde van het kantelbed en eindigt im een langwerpige lijst, die tussen de enkels van een gebruiker kan worden geplaatst, door een voet-draagmiddel, vastgezet aan de lijst, en door een draaiaanslag-stang, die in dwarsrichting is verbonden met het kantelbed en 30 kort genoeg is om tussen de achterpoten door te gaan en lang genoeg om op te lopen tegen de voorpoten van het gestel en het stilzetten van het draaien van het kantelbed, waardoor het kantelbed, dat een gebruiker draagt, naar een aanslagstand kan worden gedraaid, waarbij het voetdraagmiddel door het vertikale 35 vlak door de hartlijn van de draailegers heen is gedraaid. 8301803 m

15. Inrichting volgens conclusie 1*l·, met het kenmerk, dat een draagmiddel voor de menselijke romp is aangebracht aan het kantelbed en in het algemeen is bemeten en uitgevoerd om aangepast te zijn aan de grootte en vorm van een menselijke romp, 5 waarbij een voetdraagmiddel is vastgezet aan de lijst.

16. Inrichting volgens conclusie 15» met het kenmerk, dat de voorpoten voorste en achterste zijden hebben, waardoor het kantelbed kan worden gedraaid vanuit een rechtop staande uit-gangsstand, waarin het voetdraagmiddel in aangrijping is met 10 de voorste zijden van de voorpoten, naar een uiteindelijk omgekeerde stand, waarin de draaiaanslagstang door het vertikale vlak door de hartlijn van de draailegers is heen gegaan en in aangrijping is met de achterzijde van de voorpoten.

17. Inrichting volgens conclusie 1*f, met het kenmerk, dat 15 de balk is afgekant onder een hoek, waarbij het aangrenzende einde daarvan zich achter de enkels van een gebruiker bevindt, en het buitenste einde zich voor de enkels van de gebruiker bevindt.

18. Oefeninrichting, gekenmerkt door een paar op afstand 20 liggende draailegers, door middelen voor het in een coaxiaal verband evenwijdig op afstand boven een vloeroppervlak dragen van de draailegers, door een tussen de draailegers aangebracht kantelbed, dat ongeveer in het midden daar draaibaar is gemonteerd, door een draagmiddel voor een menselijke romp aan het 25 kantelbed, door een verlengingsmiddel, dat zich uitstrekt vanaf het onderste einde van het rompdraagmiddel volgens een zwanehals vormige gedaante, door enkeldraag-middelen, die beweegbaar vast-zetbaar zijn aan het verlengingsmiddel, door een draaiaanslag-middel, waarbij het kantelbed dat een gebruiker draagt kan 30 worden gedraaid naar een aanslagstand, waarin de enkeldraag- middelen door het vertikale vlak door de hartlijn van de draailegers heen is gedraaid, het verlengingsmiddel is voorzien van een aangrenzend gedeelte, dat direkt is vastgezet aan het rompdraagmiddel en zich in het algemeen naar buiten uitstrekt wan-35 neer het bed zich in de aanslagstand bevindt, van een midden- 8301803 φ gedeelte, dat zich in het algemeen naar voren en naar buiten uitstrekt vanaf het aangrenzende gedeelte, en van een buitenste gedeelte, dat zich in het algemeen naar achter en naar buiten uitstrekt vanaf het middengedeelte, en de middelen voor het 5 dragen van de draailegers een gestel bevatten, voorzien van twee voorpoten en twee achterpoten, waarbij de voorpoten dichter bij elkaar liggen dan de achterpoten, en het draaiaanslagmiddel een stang is, die zich dwars ten opzichte van het kantelbed uitstrekt en kort genoeg is om tussen de achterpoten door te gaan 10 en lang genoeg om op te lopen tegen de voorpoten van het gestel en het stilzetten van het draaien van het kantelbed, waardoor het kantelbed, dat een gebruiker draagt, kan worden gedraaid naar een aanslagstand, waarin de enkelvasthoudmiddelen door het vertikale vlak door de hartlijn van de legers heen zijn gedraaid. 15 19· Oefeninrichting in hoofdzaak zoals in de beschrijving beschreven en in de tekening weergegeven. 8301803