NL8300723A - Werkwijze voor het vormen van een wand in de grond en aldus vervaardigde wand. - Google Patents

Description

- VO 4636 "Werkwijze voor het vormen van een wand in de grond en aldus vervaardigde wand".

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het vormen van een wand in de grond uit een aantal afzonderlijke wandelementen van beton.

Volgens bekende werkwijzen van deze soort vormt men 5 de wand in de grond door geprefabriceerde balken, platen of palen een voor een naast elkaar in de grond te heien of te duwen of door betonnen palen een voor een naast elkaar in de grond te boren.

Bij deze bekende werkwijzen bestaat er een groot gevaar 10 dat een reeds in de grond aangebracht wandelement door het volgende aangebrachte wandelement wordt beschadigd. Ook is het bij deze bekende werkwijzen bijna niet mogelijk zo nauwkeurig te heien, te drukken of te boren dat een goede waterdichte aansluiting tussen het reeds aangebrachte element en 15 een nieuw element wordt verwezenlijkt.

Indien de wanl bestaat uit<jsPrefakriceerde elementen en men heeft om een of andere reden in de rij elementen een of meer elementen niet aangebracht,dan is het met deze bekende werkwijzen ook zeer moeilijk nadien nog de opening volledig 20 met geprefabriceerde elementen te vullen. Het is immershiet uitgesloten dat een van de oorspronkelijk aangebrachte wandelementen die de opening in de wand begrenzen, niet perfect verticaal in de grond werd aangebracht, terwijl ook de afstand tussen de twee wandelementen,die de opening aan weeisijden 25 begrenzen,veelal niet juist overeenkomt met de breedte van een geprefabriceerd wandelement of van een veelvoud daarvan indien meerdere wandelementen in de opening dienen te worden geplaatst.

De uitvinding heeft tot doel deze nadelen te ver-30 helpen en een werkwijze voor het vormen van een wand in de 8300/23 2 i 9 t grond te verschaffen waarbij op een eenvoudige manier en zonder gevaar van beschadigen van de elementen, een wand van aaneensluitende elementen in de grond kan worden verkregen en waarbij een eventuele opening die in de wand werd gelaten,naderhand 5 gemakkelijk volledig kan worden gedicht.

Tot dit doel vormt men de wand met tussen de naburige wandelementen ten minste een enigszins elastisch vervormbare buis die gedeeltelijk in een uitholling in de naar elkaar gerichte zijden van de naburige wandelementen is verzonken en 10 die men, nadat de twee wandelementen zich ter plaatse bevinden, met beton vult, een en ander zo dat ten minste na het harden van het beton de buis nauw tegen deze elementen aansluit.

De elastisch vervormbare buizen tussen de wandelementen laten een zekere tolerantie toe zowel wat betreft het verticaal 15 gericht zijn van de elementen als wat betreft de onderlinge afstand ervan.

In een bijzondere uitvoeringsvorm van de uitvinding oefent men op het beton in de enigszins elastisch vervormbare buis tijdens het harden druk uit.

20 In een bij voorkeur toegepasteüitvoer ingsvorm van de uitvinding, brengt men eerst een eerste reeks wandelementen met tussenruimten in de grond aan en vult men daarna deze tussenruimten met bijkomende wandelementen, met tussen deze bijkomende wandelementen en de wandelementen van de eerste 25 reeks enigszins elastisch vervormbare buizen, welke buizen men met beton vult na het aanbrengen van de aan weerszijden ervan gelegen wandelementen.

De wandelementen kunnen zowel geprefabriceerde wandelementen zijn als ter plaatse in de grond worden gevormd.

30 De uitvinding heeft ook betrekking op een wand kennelijk vervaardigd volgens de werkwijze volgens een van de vorige uitvoeringsvormen.

Andere bijzonderheden en voordelen van de uitvinding zullen blijken uit de hier volgendgbeschrijving van een werk- 8300723 3 * * wijze voor het vormen van een wand in de grond en van een aldus vervaardigde wand, volgens de uitvinding; deze beschrijving wordt enkel als voorbeeld gegeven en beperkt de uitvinding niet; de verwijzingscijfers betreffen de hieraan toegevoegde 5 tekeningen. .

Figuur 1 is een zijaanzicht met gedeeltelijke weg-snijding van een mal voor het vervaardigen van een eerste reeks wandelementen tijdens het toepassen van een eerste fase van de werkwijze volgens de uitvinding.

10 Figuur 2 stelt een doorsnede voor volgens de lijn II- II uit figuur 1.

Figuur 3 stelt een doorsnede voor volgens de lijn III- III uit figuur 1.

Figuur 4 is een bovenaanzicht van het voetstuk van 15 de mal uit de vorige figuren.

Figuur 5 is een verticale langse doorsnede van de mal uit de vorige figuren, maar tijdens het toepassen van een tweede fase van de werkwijze volgens de uitvinding.

Figuur 6 stelt een doorsnede voor volgens de lijn 20 VI-VI uit figuur 5.

Figuur 7 stelt een horizontale doorsnede voor van de wand in de grond tijdens het vormen van de tweede reeks wandelementen,tijdens een derde fase van het toepassen van de werkwijze volgens de uitvinding.

25 Figuur 8 is een bovenaanzicht van het voetstuk van denial gebruikt voor het vormen van de tweede reeks wandelementen tijdens de derde fase van het toepassen van de werkwijze volgens de uitvinding.

Figuur 9 stelt een verticale langse doorsnede voor 30 van een gedeelte van de wand uit figuur 7 maar tijdens het toepassen van een vierde fase van de werkwijze volgens de uitvinding.

Figuur 10 stelt een horizontale doorsnede voor 8300723 4 4 i van de wand verkregen na het toepassen van de werkwijze volgens de uitvinding.

Figuur 11 stelt een horizontale door snede voor analoog aan deze uit figuur 10 van een wand verkregen door 5 het toepassen van de werkwijze volgens de uitvinding, maar met betrekking op een andere uitvoeringsvorm van deze werkwijze.

Figuur 12 stelt een horizontale doorsnede voor analoog aan deze uit de figuren 10 en 11 van een wand verkregen door het toepassen van de werkwijze volgens de uitvinding maar 10 met betrekking op een nog andere uitvoeringsvorij&an deze werkwijze.

In de verschillende figuren hebben dezelfde ver-wijzingscijfers betrekking op dezelfde elementen.

Voor het vervaardigen van een wand in de grond 1 15 brengt men eerst wandelementen 2 met tussenruimten aan en vult men de tussenruimten ten slotte op met wandelementen 3, waarbij men tussen de wandelementen 2 en 3 buizen 4 van kunststof plaatst die men achteraf met beton 5 vult.

Bij de uitvoeringsvorm van de werkwijze waarop de 20 figuren 1 tot 10 betrekking hebben, vervaardigt men zowel de wandelementen 2 als de wandelementen 3 ter plaatse in de grond 1. Hierbij gaat men als volgt te werk.

Men vervaardigt eerst een voor een de wandelementen 2 door in de grond 1 een mal bestaande uit een voetstuk 6 25 en een daarop passende, aan beide einden open koker 7 in de grond te heien, te trillen of te duwen.

Zoals vooral blijkt uit de figuren 3 en 4 is het voetstuk 6 gevormd uit een voetplaat 8, een loodrecht daarop staande kraag 9 en twee loodrecht op de voetplaat 8 staande 30 ronde tappen 10.

De kraag 9 strekt zich uit volgens een rechthoek waarvan de smalle zijden van een uitholling 11 zijn voorzien.

De uitholling 11 vormt een gedeelte dat iets kleiner is dan 8300723 * \ 5 de helft van een cirkel waarvan de diameter overeenkomt met de buitendiameter van de buizen 4. Tegenover elke uitholling 11 is op een buiten de kraag 9 uitstekend gedeelte van de voetplaat 8 een tap 10 opgesteld. De tap 10 is concentrisch 5 met de wand van de kraag 9 maar bezit'een buitendiameter die gelijk is de binnendiameter'van de buizen 4.

Tijdennet in de grond drijven van de mal 6,7 is op elke tap 10 trouwens een buis 4 geschoven.

Deze buis 4 is niet alleen verzonken in een uit-10 holling 11 in de kraag 9 van het voetstuk 6 maar eveneen s in een uitholling 12 met dezelfde doorsnede in de opstaande zijranden van de koker 7, welke koker 7 dezelfde doorsnede bezit als de kraag 9. De twee buizen 4 houden trouwens de koker 7 op de juiste plaats ten opzichte van het voetstuk 6.

15 Voor het in de grond drijven van de mal 6,7 brengt men in elke buis 4 een stalen steunbuis 13 aan. Op de bovenaan buiten de buizen 4 uitstekende einden van deze steunbuizen 13 plaatst men een slagplaat 14 om het beschadigen van de mal 6,7 bij het in de grond 1 brengen te vermijden. De aldus 20 verkregen mal is in de figuren 1 tot 4 voorgesteld.

Na deze eerste fase van de werkwijze, verwijdert men de slagplaat 14. In de holle mal 6,7 plaatst men een wapening 15 waarna men beton 16 in de mal stort.

Men omringt het bovenste einde van de mal 6,7 25 met een aStandhouder 17 die men met de twee steunbuizen 13 verbindt. Daarna trekt men de koker 7 uit de grond. Men laat het beton 16 harden.

In de figuren 5 en 6 is het wandelement 2 tijdens het harden van het beton 16 voorgesteld.

30 Na het harden van het beton 16 verwijdert men de afstandhouder 17 en de steunbuizen 13.

Men verkrijgt dan een betonnen wandelement 2 in de twee smalle opstaande randen waarvan een kunststofbuis 4 met iets minder dan haar helft is verzonken.

8300723 4 4 6

De hiervoor beschreven eerste en tweede fase van de werkwijze herhaalt men voor elk element 2. Men kan deze elementen een voor een vervaardigen waarbij men dan telkens van dezelfde koker 7 kan gebruik maken. Het voetstuk 6 blijft 5 telkens in de grond als verloren bekisting. Men kan ook verschillende wandelementen· 2 terzelfder tijd vervaardigen indien men meerdere mallen 6,7 gebruikt. Tussen twee naburige wandelementen 2 laat men telkens een ruimte over om nadien een wandelement 3 te vormen op de hierna beschreven manier.

10 Tussen elk paar naburige wandelementen 2 trilt, heit of duwt men in de grond 1 een mal die gevormd is uit dezelfde koker 7 als de hogergenoemde mal 6,7 maar een ander voetstuk 18 bezit. Zoals blijkt uit figuur 8 verschilt het voetstuk 18 van het hoger beschreven voetstuk 6 doordat het 15 enkel bestaat uit een voetplaat 19 en een erop staande kraag 20. De kraag 20 is identiek aan de kraag 9 van het voetstuk 6 en bezit in zijn korte zijde een uitholling 21 die identiek is aan de uitholling 11. De voetplaat 19 steekt ter plaatse van de uithollingen 21 niet buiten de kraag 20 uit.

20 De breedte van de ruimte tussen twee naburige wand elementen 2 werd zo gekozen dat de afstand tussen de tegenover elkaar liggende buizen 4 die verzonken zitten in deze naburige wandelementen 2 iets kleiner is en bij voorkeur ten minste met een afstand die gelijk is aan de dikte van de wanden van 25 de koker 7, dan de breedte van deze koker gemeten van het diepste punt van de ene uitholling 12 tot het diepste punt van de ertegenover liggende uitholling 12 .

De laatstgedoelde afstand komt ook overeen met de totale breedte van de kraag 9 ter plaatse van de twee uithollingen 30 21 gemeten. Deze afstand is in de figuren 7 en 8 door de maatlijn mebhet verwijzingscijfer 22 aangeduid.

Het gevolg hiervan is dat door het/4anbrengen van de mal 18,7 de twee buizen 4 die verzonken liggen in de naburige wandelementen 2 elastisch worden platgeduwd zoals 8300723 fc <» « . * 7 duidelijk zichtbaar is in figuur 7.

Men drijft de mal 18,7 zo diep in de grond 1 tot het voetstuk 18 een dertigtal centimeter hoger is gelegen dan het voetstuk 6 onderaan reeds vervaardigde randelementen 2 .

5 Op dezelfde manier als bij het vervaardigen van de wandelementen 2 brengt men in de mal 18,7 een wapening 15 aan waarna men de mal volstórt met beton 16. Vóór het harden van het beton 16 verwijdert men eveneens de koker 7. Hierdoor zullen de door deze koker 7 elastisch vervormde buizen 4 10 terug volledig of gedeeltelijk naar hun oorspronkelijke vonn overgaan en zich daarbij in het verse beton 16 drukken, waardoor een hechte verbinding tussen de buizen 4 en het beton 16 van het wandelement 3 ontstaat.

Na het harden van het beton 16 van het wandelement 3 15 vult men de tussen dit wandelement 3 en een wandelement 2 gelegen buis 4 met het beton 5. Vooraleer dit beton 5 is gehard, sluit men het bovenste einde van de buis 4 af door een prop 24 die men door middel van een klemband25 op haar plaats houdt. Door een leiding 26 die zich doorheen de prop 20 24 uitstrekt, voert men water onder hoge druk toe zodat men op het beton 5 druk uitoefent. De kunststofbuis 4 zal hierdoor iets vervormen en een voorspandruk op de naburige wand-elementen 2 en 3 uitoefenen. Hierdoor wordt een zeer goede aansluiting van de buis 4 tegen de wandelementen 2 en 3 2 5 gewaarborgd.

In figuur 9 zijn twee naburige wandelementen 2 en 3 voorgesteld tijdens het onder druk zetten van het beton 5 dat in de er^tussen gelegen buis 4 werd gestort.

Na het harden van het beton 5 verwijdert men de 30 prop 2 4.

Nadat men op de hiervoor beschreven manier ook al de wandelementen 3 heeft gevormd en het beton 5 in de tussen de wandelementen 3 en de wandelementen 2 gelegen buizen 4 is gehard, verkrijgt men een perfect afdichtende wand in de 8300723 1 , 8 é grond 1 zoals voorgesteld in figuur 10. De afdichting tussen de wande lementen 2 en 3 wordt verzekerd door de mebfeeton Ξ gevulde buizen 4 die een zekere tolerantie in de afmetingen en de stand van de wandelementen 2 en -3 toelaten.

5 Doordat men aan weerszijden van de op de uiteinden van de wand gelegen wandelementen 2 een buis 4 heeft geplaatst, is elk uiteinde van de wand gevormd door een buis 4. Alhoewel deze buis 4 geen afdichtende functie vervult, vult men ze toch met beton 5. Dit kan reeds gebeuren zodra het beton 16 van 10 het naburige wandelement 2 is gehard.

In plaats van de wandelementen 2 en 3 ter plaatse in de grond 1 te vervaardigen, kan men ze vooraf vervaardigen en als geprefabriceerde elementen in de grond brengen.

Figuur 11 heeft op een dergelijke uitvoeringsvorm van de werkwijze betrekking.

Men drijft eerst de geprefabriceerde wandelementen 2 in de grond samen met aan weerszijden daarvan een ledige buis 4 van kunststof. Daarna drijft men tussen elk paar naburige wandelementen 2 een geprefabriceerde wandelement 3 20 in de grond waarbij de buizen 4 aan weerszijden van dit wandelement 3 een weinig elastisch worden samengedrukt. Deze geprefebriceerde wandelementen zijn aan weerszijden van een uitholling 24, voorzien waarin de buizen 4 met een gedeelte passen. De wandelementen 3 moeten dus iets groter zijn dan 25 de afstand tussen de buizen 4 van de naburige wandelementen 2 .

Een ander verschilpunt tussen de uitvoeringsvorm van de werkwijze waarop de figuur 11 betrekking heeft en de hiervoor beschreven uitvoeringsvorm van de werkwijze bestaat erin dat de buizen 4 niet in de korte zijde van de wandelemen-5° ten 2 zijn verzonken maar wel in de lange zijden zodat dus de wandelementen 2 met hun grootste breedte dwars op het vlak van de te vormen wand zijn gericht.

8300723 9 1 4

De uitvoeringsvorm van de werkwijze waarop de figuur 12 betrekking heeft, verschilt van de uitvoeringsvorm waarop de figuur 11 betrekking heeft doordat tussen twee naburige wanöelementen 2 telkens niet één maar twee wandelemen-5 ten 3 worden geplaatst en doordat deze wandelementen 3 met hun grootste breedte niet in eikaars verlengde liggen maar wel een stompe hoek met elkaar maken.

Ook deze geprefabriceerde wandelementen 3 zijn aan weerszijden van een uitholling 24 voorzien en tussen de 10 twee naburige wandelementen 3 plaatst men een holle buis 4 die men op dezelfde manier als de holle buizen 4 tussen de wandelementen 2 en 3 met beton 5 vult.

De wandelementen 2 en 3 kunnen gemakkelijk van een laag isolerend materiaal worden voorzien. In de uitvoerings-15 vorm waarbij deze elementen ter plaatse in de grond worden gevormd, volstaat het in de mal vóór het storten van het beton 15 het isolatiemateriaal aan te brengen.

De uitvinding is geenszins beperkt tot de hiervoor beschreven uitvoeringsvormen, en binnen het raan van de octrooi-20 aanvrage kunnen aan de beschreven uitvoeringsvormen vele veranderingen worden aangebracht, onder meer wat betreft de vorm, de samenstelling, de schikking en het aantal van de onderdelen die voor het verwezenlijken van de uitvinding worden gebruikt.

25 In het bijzonder moeten de buizen tussen de wand elementen niet noodzakelijk van kunststof zijn. Essentieel is dat ze enigszins elastisch vervormbaar zijn. Zo kunnen ze bij voorbeeld ook van staal zijn vervaardigd.

Deze buizen moeten trouwens niet noodzakelijk 30 rond zijn. Ook de uitholling in de opstaande zijden van de mal vóór deze buizen zijn aangebracht bij het vormen van het wandelement ter plaatse in de grond moet niet noodzakelijk een vorm hebben die overemkomt met de doorsnede van de buis.

8300723

4 I

• I

10

Het is voldoende dat de buis gedeeltelijk in de zijde van de mal is verzonken.

In plaats van één enkele buis kan men tussen twee naburige wandelementen twee of zelfs meer dergelijke buizen 5 aanbrengen.

Het is ook niet noodzakelijk dat druk van buiten uit op het beton in de enigszins elastische buizen wordt uitgeoefend. Men kan de buizen bij voorbeeld ook vullen met zoogenoemd zwelbeton dat bij het harden enigszins uitzet en 10 zo voor een druk op de wandelementen zorgt.

Bij de uitvoeringsvorm van de werkwijze waarbij geprefabriceerde elementen worden gebruikt, moeten de buizen niet noodzakelijk vast zijn aan elementen van de ene soort.

De buizen kunnen volledig onafhankelijk zijn en zowel de 15 elementen die men eerst aanbrengt als de elementen die men nadien aanbrengt, kunnen van uithollingen voorzien zijn waarin de buizen gedeeltelijk kunnen binnendringen.

Bij de uitvoeringsvorm van de werkwijze waarbij de wandelementen ter plaatse in de grond worden gevormd, dient 20 het voetstuk van de mal niet noodzakelijk de in de figuren voorgestelde vorm en grootte te bezitten. De koker kan in plaats van zich in het verlengde van de kraag van het voetstuk uit te strekken deze kraag omvatten of door deze kraag worden omvat. De kraag is dan nog wel in vorm gelijk aan de 25 doorsnede van de mantel maar niet in grootte. Het voetstuk kan ook volledig in de koker zijn gelegen of kan van een opening die overeenkomt met de binnenkant van de koker zijn voorzien. In dit laatste geval drijft men de mal in de grond door middel van het inwendig uitboren van de mal.

30 De wandelementen moeten niet noodzakelijk van een wapening zijn voorzien. Ze moeten niet noodzakelijk een vierhoekige doorsnede bezitten maar kunnen bij voorbeeld ook rond zijn. In dit laatste geval zijn de naar elkaar gekeerde zijden van de wandelementen waartussen zich een buis bevindt gedeelten 35 van de buitenomtrek van deze ronde wandelementen.

8300723

Claims (14)

1. Werkwijze voor het vormen van een wand in de grond (1) uit een aantal afzonderlijke wandelementen (2 en 3) van beton, met het kenmerk dat men de wand vormt met tussen de naburige wandelementen (2 en 3) ten minste een enigszins 5 elastisch vervormbare buis (4) die gedeeltelijk in een uitholling in de naar elkaar gerichte zijden van de naburige wandelementen (2 en 3) is verzonken en die men, nadat de twee wandelementen (2 en 3) zich ter plaatse bevinden, met beton (5) vult, een en ander zo dat ten minste na het harden van 10 het beton (5) de buis (4) nauw tegen deze elementen (2 en 3) aansluit.

2. Werkwijze volgens vorige conclusie, met het kenmerk dat men op het beton (5) in de enigszins elastisch vervormbare buis (2) tijdens het harden druk uitoefent.

3. Werkwijze volgens een van de vorige conclusies, met het kenmerk dat men eerst een eerste reeks wandelementen (2) met tussenruimten in de grond (1) aanbrengt en men daarna deze tussenruimten met bijkomende wandelementen (3) vult, met tussen deze bijkomende wandelementen (3) en de wandelementen 20 (2) van de eerste reeks enigszins elastisch vervormbare buizen (4), welke buizen (4) men met beton (5) vult na het aanbrengen van de aan weerszijden ervan gelegen wandelementen (2 en 3) .

4. Werkwijze volgens vorige conclusie, met het kenmerk dat men de wand vormt met afwisselend een wandelement 25 (2) van de eerste reeks en een wandelement (3) van de tweede reeks.

5. Werkwijze volgens een van de conclusies 3 en 4, met het kenmerk dat men de elementen (2) van een van de reeksen vervaardigt met daarin aan weerszijden een enigszins 30 elastisch vervormbare buis (4) ingewerkt, terwijl men de elementen (3) van de andere reeks vervaardigt met aan weerszijden een uitsparing waarin een buis (4) die bij een element (2) van de eerste reeks hoort, gedeeltelijk kan binnendringen.

6. Werkwijze volgens een van de conclusies 3 tot 8300723 Λ * If 5, met het kenmerk dat men, ter plaatse van de enigszins elastisch vervormbare buizen (4), de breedte van de elementen (2 en 3) zo kiest, dat door het aanbrengen van de twee naburige elementen (2 en 3) de zich ertussen bevindende enigszins 5 elastisch vervormbare buis (4), ten minste vooraleer ze met beton (5) is gevuld, enigszins elastisch is samengedrukt.

7. Werkwijze volgens een van de vorige conclusies, met het kenmerk dat men ten minste een aantal van de wand-elementen (2 en 3) ter plaatse in de grond (1) vervaardigt.

8. Werkwijze volgens vorige conclusie, met het kenmerk dat men de wandelementen (2 en/of 3) ter plaatse in de grond (1) vormt, door een mal (6,7 of 18,7) bestaande uit een voetstuk (6 of 18) en een koker (7) die aan weerszijden van een uitholling voor een elastisch vervormbare 15 buis (4) is voorzien, in de grond (1) te brengen, de mal (6,7 of 18,7) met beton (16) vol te storten en vóór het harden van dit beton (16), de koker (7) te verwijderen zodat het beton (16) aan weerszijden van het wandelement (2 en/of 3) tegen de aangebrachte enigszins elastisch vervormbare buis 20 (4) aansluit.

9. Werkwijze volgens de conclusies 5 en 8, met het kenmerk dat men bij het vormen van een wandelement (2) van de eerste reeks, aan weerszijden op het voetstuk (6) van de mal (6,7) een enigszins elastisch vervormbare buis (4) 25 monteert, en men, vóór het verwijderen van de koker (7) de bovenste einden van de gedoelde buizen (4) door een afstand-houder (17) ten opzichte van elkaar vasthoudt.

10. Werkwijze volgens vorige concluae, met het kenmerk dat men, in elk van de enigszins elastisch vervorm-30 bare buizen (4), vóór het verwijderen van de koker (7) een steunbuis (13) aanbrengt, men deze steunbuis ter plaatse laat tot na het harden van het beton (16) dat men in de mal (6,7)stort en men deze steunbuis (13) uit de enigszins elastisch vervormbare buis (4) verwijdert vooraleer men het 8300723 , - Γ u naburige element (3) van de andere reeks in de grond (1) aanbrengt.

11. Werkwi're volgens een van de vorige conclusies, met het kenmerk dat men enigszins elastische vervormbare buizen 5 (4) van kunststof gebruikt.

12. Werkwijze volgens een van de vorige conclusies, met het kenmerk dat men de enigszins elastische vervormbare buizen (4) aanbrengt tussen de smalle opstaande zijranden van de naburige wandelementen (2 en 3) met langwerpige doorsnede.

13. Wand vervaardigd volgens de werkwijze volgens een van de vorige conclusies.

14. Wand volgens vorige conclusie, met het kenmerk dat hij een aantal wandelementen (2 en 3) van beton en tussen de naburige wandelementen (2 en 3) een met beton 15 (5) gevulde buis (4) van een enigszins elastisch vervormbaar materiaal, die met een gedeelte in elk van deze wandelementen (2 en 3) is verzonken,bevat. 8300723