NL8300028A - Werkwijze voor het regelen van brandstoftoevoer en brander. - Google Patents

Description

-i- * ' 'i *

Werkwij2e voor het regelen van brandstoftoevoer en brander.

De uitvinding betreft een werkwijze voor het regelen van de aan een brander toe te voeren vloeibare brandstof, door de vloeibare brandstof via een met ingestelde bekrachtigingsduur en ingestelde frequentie herhaald bekrachtigd regelorgaan te 5 leiden.

Een dergelijke werkwijze is bekend uit het Franse octrooischrift 1.326.126. Daarbij wordende frequentie en de bekrachtigingsduur tegelijkertijd en gezamenlijk ingesteld.

De uitvinding verschaft een verbeterde werkwijze.

10 Deze heeft het kenmerk dat de frequentie en de bekrachtigingsduur afzonderlijk worden ingesteld, dat eerst de frequentie wordt ingesteld ter verkrijging van een gewenste temperatuur en dat een afwijking tussen de bereikte temperatuur en de gewenste temperatuur wordt gecorrigeerd door de bekrachtigins-15 duur in te stellen. Hierbij wordt de frequentie ingesteld ter bereiking van de gewenste temperatuur uitgaande van een verwachte warmte-inhoud van de vloeibare brandstof. Eventueel kan er enige bijstelling van de frequentie plaatsvinden ter vermindering van de afwijking tussen de verkregen en de ge-20 wenste temperatuur met het doel de afwijking van de werkelijke warmte-inhoud ten opzichte van de normale warmte-inhoud van de brandstof per brandstof eenheid te corrigeren. Tenslotte wordt de afwijking tussen de bereikte temperatuur en de gewenste temperatuur gecorrigeerd door de bekrachtigingsduur in te stellen ter cor-25 rectie van de onnauwkeurigheid in de door het regelorgaan geleverde hoeveelheid brandstof, welke onnauwkeurigheid een gevolg is van de afwijking van de viscositeit van de brandstof van een uitgangsviscositeit.

De uitvinding betreft en verschaft tevens een bran-30 der, zoals beschreven in de conclusies 3-7

De uitvinding zal in de hierna volgende beschrijving aan de hand van een tekening worden verduidelijkt.

In de tekening stellen voor: de figuren 1 en 2 elk een schema voor de werkwijze v"« 35 en de brander volgens twee verschillende uitvoeringsvormen, ___ \ 8300028 i * -2- figuur 3 een deel van een zijwand van de eerste omgekeerde korf in uitgeslagen toestand, en figuur 4 een deel van de zijwand van de tweede omgekeerde korf in uitgeslagen toestand.

5 In de figuren 1 en 2 omvat de pot 30 van de brander 31, een cilindrische zijwand 1, een bodem 2 en een bovenwand 3 met een uitsparing, die toegang geeft tot een vlamopening 4.

De vlamopening 4 wordt begrensd door een zich in axiale richting uitstrekkende wand 5, die loodrecht staat op de bovenwand 103 van de pot 30.

De pot 30 is omgeven door een mantel 6, die aansluit op de bovenrand van de wand 5 van de vlamopening 4, die tot voorbij de potbodem 2 reikt en die aan de onderzijde van een opening 7 is voorzien voor een aanvoerleiding 24 van geforceerde 15lucht die aangesloten is op een ventilator 25. De aangezogen lucht wordt omhoog gedreven in de ruimte tussen de wand 5 en de mantel 6 en vervolgens afgevoerd via verspreid over de hoogte van de wand 5 aangebrachte gaten 8 tot in de pot als primaire lucht respektievelijk aangevoerd via gaten 9 in de wand 5 van 20de vlamopening 4 als secundaire lucht.

Er is een leiding 10 aanwezig voor de toevoer van vloeibare brandstof. De leiding 10 is door de mantel 6 gestoken en mondt uit in een centraal in de potbodem 2 aangebrachte opening 11,.

25 Concentrisch in de pot 30 is een, met de potbodem 2 verbonden ring 12 van plaatstaal aangebracht. De ring 12 beperkt het door de vloeibare brandstof te bevochtigen oppervlak van de potbodem 2 en concentreert het vergassingsproces binnen de door de ring 12 ingesloten ruimte. Het buitenoppervlak van de 30 ring 12 wordt nauw omsloten door een omgekeerde korf 13 met een gesloten bovenwand 32 en met een geperforeerde zijwand. Concentrisch binnen de korf 13 is een tweede omgekeerde korf 14 opgesteld, waarvan de hoogte ongeveer de helft van de hoogte van de korf 13 bedraagt. De tweede korf 14 bezit een gesloten \ 35bovenwand 33 en een geperforeerde zijwand. De korf 14 wordt door middel van een ophangstang 23 op zijn plaats gehouden, 9 waarbij de benedenzijde van de zijwand, zonder het oppervlak I 8300028 i ' ' Ί> -3-

Van de ring 12 en de potbodem 2 te raken, 2ich binnen de, door de ring en de potbodem 2 gevormde ruimte uitstrekt.

De afstand tussen de benedenrand van de zijwand van de tweede korf 14 en de potbodem 2 is zodanig, dat voor alle bedrijfs-5 toestanden van de potbrander 31 de vergassing van alle toegevoerde brandstof wordt onderhouden; ongeacht binnen bepaalde grenzen optredende afwijkingen van de centrale aslijn 15 van de potbrander 31 ten opzichte van de vertikale stand, vooropgesteld dat de potbrander 31 enige tijd in bedrijf is 10 en voldoende opgewarmd is.

Beide korven 13 en 14 zijn vervaardigd uit hittebestendig materiaal, in het bijzonder plaatstaal. Figuren 3 en 4 tonen in uitgeslagen toestand respektievelijk een deel van de zijwand van de eerste korf 13 en een deel van de zijwand 15 van de tweede korf 14. Uit figuur 3 blijkt, dat de eerste korf 13 nabij de banedenzijde een rij openingen 16 van een eerste type bezit, welke openingen in hoofdzaak rechthoekig zijn, met daarboven een aantal rijen openingen 17 van een tweede type, dat wil 2eggen in hoofdzaak ronde openingen.

20 Het doorstroomoppervlak van elke opening 16 van het eerste type is groter dan dat van elke opening 17 van het tweede type. Wanneer de eerste korf 13 om de ring 12 is geplaatst, worden de rechthoekige openingen 16 enerzijds begrensd door de bovenrand van de ring, terwijl deze openingen zich over de 25 zijwand van de eerste korf 13 uitstrekken over een hoogte, die geringer is dan de afstand tussen de bovenwand 33 van de ingesloten tweede korf 14 en de potbodem 2. De relatief grote rechthoekige openingen 16 dienen om de verbrandingslucht onbelemmerd toe te laten tot de tweede korf 14, De rela-30 tief kleine openingen 18 van de tweede korf 14 zijn over de gehele zijwand hiervan aanwezig.

Gedurende het bedrijf wordt de toegelaten vloeibare brapdstof op het deel van de potbodem 2 binnen de ring 12 vergast. Door de gesloten bovenwanden van beide korven 13 en 14 wordt 35 het gas zijwaarts gedreven om de temperatuur van de korven zo hoog mogelijk te doen stijgen. De vrij opgestelde korf 14 O bereikt een temperatuur (circa 700 graden Celsius), die aan zienlijk hoger is dan de temperatuur (circa 380 graden Celsius) | 8300028 -4- van de potbodem 2. De hete inwendige korf 14 houdt de vergassing van al de toegevoerde brandstof in stand, zelfs wanneer de potbrander schommelingen ondervindt, d.w.z. wanneer de pot-bodem zijn horizontale positie verlaat. Dankzij de grote 5 stralingswarmte die tot een hete potbodem leidt, wordt de brandstof bijna onmiddellijk vergast. Derhalve wordt het contactoppervlak tussen de verspreide vloeibare brandstof en de potbodem gereduceerd en de vloeibare brandstof die bij hellende stand van de potbrander de neiging zou hebben via een 10 rechthoekige opening 16 over de bovenrand van de ring 12 heen te lopen, is reeds vergast vooraleer deze in staat is bij de ring 12 te komen of deze ring te passeren. De verbran- 9 dingslucht, die door de relatief grote openingen 16 van de uitwendige korf 13 wordt toegelaten tot de inwendige korf 14 15 doet op de zijwanden van beide korven kleine vlammen bij de relatief kleine openingen ontstaan. Deze vlammen worden op de zijwand van de inwendige korf 14 door de uitwendige korf 13 vastgehouden wanneer de potbrander 31 op een hogere capaciteit brandt.

20 Ter verhoging van de capaciteit van de potbrander 31 is in de bovenzijde van de mantel 6 een krans van additionele luchtopeningen 20 aangebracht, terwijl daarboven een additioneel scherm 21 is aangebracht, dat een centrale opening 22 heeft, die een aanmerkelijk kleinere doortoeht heeft dan de 25 vlamopening.

Gebleken is, dat dieselolie als vloeibare brandstof optimale resultaten oplevert en dat de potbrander 31 ook bij schommelingen binnen bepaalde grenzen een rustig vlambeeld vertoont en een volledige verbranding geeft bij alle regel-30 standen van de van het hierna beschreven regelsysteem.

Het brandstofregelsysteem van de figuren 1 en 2 omvat een instelorgaan 34 voor het instellen van de gewenste temperatuur op de plaats van een thermometer 35. De met de thermometer 35 gemeten temperatuur wordt middels een vergelijker 3536 vergeleken met de ingestelde gewenste temperatuur van het instelorgaan 34 en het verschil gaat als uitgangssignaal van de O vergelijker 36 naar een regelorgaan 37 voor het instellen van de bekrachtigingsfreguentie van een elektromagnetisch | 8300028 • fc· -5- aangedreven klep 38. Het regelorgaan 37 is op de bekrachti-gingsmiddelen 40 van deze klep 38 aangesloten. Het instel-orgaan 34 is mechanisch gekoppeld aan een tijdsschakelaar 41 die na een daarin ingestelde wachtperiode de ingestelde 5 gewenste temperatuur doorleidt naar een vergelijker 42 die de gewenste temperatuur dan vergelijkt met de dan door de thermometer 35 gemeten temperatuur. Het uitgangssignaal van de vergelijker 42 verstelt een regelorgaan 43 dat afzonderlijk van het regelorgaan 37 voor het instellen van de bekrachti-10 gingsfrequentie de bekrachtigingsduur van het openen van de herhaald bekrachtigde klep 38 instelt en dat daartoe op de bekrachtigingsmiddelen 40 is aangesloten. De klep 38 is aangebracht in een klephuis 39 waarvan de inlaat 44 is aangesloten op een pomp 45 die vloeibare brandstof uit een tank 46 15 pompt. De uitlaat 47 is op de leiding 10 aangesloten.

Het regelsysteem van figuur 2 is gelijk aan dat van figuur 1. In figuur 2 bekrachtigen de bekrachtigingsmiddelen 40 een membraan 48 van een membraanpomp 49/ zodat vloeibare brandstof uit een tank 46 via een inlaatklep 50 en 20 een uitlaatklep 51 en door de leiding 10 naar de brander 31 - wordt gepompt.

\ \ 8300028 ---j

Claims (7)

1. Werkwijze voor het regelen van de aan een brander toe te voeren vloeibare brandstof/ door de vloeibare brandstof via een met ingestelde bekrachtigingsduur en ingestelde frequentie herhaald bekrachtigd regelorgaan te leiden, met het kenmerk, 5 dat de frequentie en de bekrachtigingsduur afzonderlijk worden ingesteld, dat eerst de frequentie wordt ingesteld ter verkrijging van een gewenste temperatuur en dat een afwijking tussen de bereikte temperatuur en de gewenste temperatuur wordt gecorrigeerd door de bekrachtigingsduur in te stellen.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de bekrachtigingsduur eerst wordt ingesteld nadat de frequentie- instelling zijn uitwerking heeft gehad.

3. Brander voor vloeibare brandstof voorzien van een met instelbare bekrachtigingsduur en instelbare frequentie 15 bekrachtigbaar regelorgaan, met het kenmerk, dat de frequentie en de bekrachtigingsduur afzonderlijk instelbaar zijn, dat een frequentieregelaar onder invloed staat van een temperatuur-insteller en dat een bekrachtigingsduur-regelorgaan onder invloed staat van een temperatuurverschilopnemer die het tempe- 20. ratuurverschil tussen een gewenste temperatuur en een gemeten temperatuur meet.

4. Brander volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat het bekrachtigingsduur-regelorgaan onder invloed van vertra- gingsmiddelen in werking treedt.

5. Brander volgens conclusie3 of 4, met het kenmerk, dat de brander een brandstofverdampingselement omvat,

6. Brander volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat het bekrachtigd regelorgaan een klep is.

7. Brander volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat het bekrachtigde regelorgaan een pomp is. | 8300028 &