NL8204976A - Anti-aanloopinrichting voor een krans- of schijfrem. - Google Patents

Description

‘ r. » 823208A immers

Kort· aanduiding: Anti-aanloopinrichting voor een krans- of schij from·

Do uitvinding hooft betrekking op een krans- of schijfrem.

Een dergolijko rem omvat een cilindrische krans of schijf die coaxiaal en vast op het te remmen roterend deel, bijvoorbeeld een voertuigwiel, is aangebracht en een tang waarvan de benen friktie-5 elementen omvatten die radiaal binnen respektievelijk buiten het remvlak van de schijf zijn aangebracht en welke benen door een hydraulische cilinder worden bediend.

Ondanks de voordelen die dergelijke remmen ten opzichte van andere typen vertonen, in het bijzonder een klein volume bij een 10 goede remwerking heeft dit soort remmen een bezwaar: om een acceptabele aanspreektijd te verkrijgen laat men de remelementen permanent tegen de remschijf aanlopen. Dit aanlopen dissipeert nutteloos energie en geeft een plaatselijk slijtage van de remschijf zodanig dat de werking van de rem op den duur niet bevredigend 15 meer is.

Een middel om dit aanlopen te ondervangen is: een bepaalde speling in stand houden tussen de remblokken en de daarmee samenwerkend· oppervlaktedelen van de remschijf.

De uitvinding beoogt de remtang te verschaffen voorzien van 20 een inrichting waarmee deze bezwaren worden ondervangen.

De uitvinding verschaft hiertoe een krans- of schijfrem voor een roterend stelsel, bijvoorbeeld een voertuigwiel met een krans of schijf coaxiaal met een bevestigd aan dit roterend stelsel en een voor rotatie ten opzichte van dit roterend stelsel stilstaande 25 tang met twee door een draaias verbonden benen en met enerzijds remblokken waarvan er een buiten en de andere binnen de krans of schijf zijn aangebracht en anderzijds een bedieningscilinder, en met tenminste een de werking van de cilinder tegenwerkende veer, welke daardoor wordt gekenmerkt dat tussen de benen van de tang een 30 stelsel is aangebracht gevormd door een deel met een boring en een glijbaan waarvan de afstand tussen de twee einden korrespondeert met een gewenste speling tussen de remblokken en de remschijf en een element dat met wrijving kan bewegen in een boring in dit deel en bevestigd is aan een van de benen van de tang, en met een nok 8204976 - 2 - die vrij en rond de draaias van de tang kan bewegen in de glijbaan in dit deel welke nok is bevestigd aan het andere been van de tang en aanligt tegen een der einden van de glijbaan wanneer de remblok-ken zijn geopend en tegen het andere einde wanneer de remblokken 5 zijn gesloten, en waarbij de wrijving tussen het beweegbare element en de boring in dit deel groter is dan de werking van de tegenwerkende veer doch kleiner is dan de werking van de hydraulische cilinder, gezien ter plaatse van dit element.

De, niet op schaal getekende, tekening toont schematisch een 10 uitvoeringsvorm volgens de uitvinding.

Fig. 1 heeft betrekking op een uitvoeringsvorm waarbij het aiyti-aanloopstelsel volgens de uitvinding is aangebracht tussen de einden van de benen van de remtang gelegen tegenover die welke de remblokken dragen en 15 fig. 2 toont een variant waarbij het beweegbaar wrijvings- element van het anti-aanloopstelsel volgens de uitvinding gemeenschappelijk is voor de twee benen van de tang en wordt gevormd door de draaias daarvan.

Fig. 1 toont een rem met de bijbehorende remkrans of -schijf 20 11 aangebracht op een voertuigwiel waarvan de rotatieas is aange geven met X-X'. Slechts delen van de schijf 8 en de wielnaaf 9 zijn getekend.

De rem 1 omvat een krans of schijf 11, in het hiernavolgende uitsluitend aangeduid als "schijf", een tang 12, de remblokken 131, 25 132 een hydraulische cilinder 14 en veren 15. De schijf 1 is cilindrisch, coaxiaal met de as X-X' en bijvoorbeeld door lassen aan het wiel 8 bevestigd. De tang 12 bestaat uit de twee benen 121, 122 waarvan de ene einden radiaal naar buiten zijn gericht terwijl de anderen radiaal zijn gericht naar het midden van de remschijf 11 en 30 elk een remblok 131, 132 dragen. De tang 12 heeft een scharnierpunt met een as 132 die loodrecht staat op de omwentelingsas X-X' van de schijf 11. Aan de andere kant van de schijf 11 met de remblokken 131, 132 ten opzichte van het scharnierpunt van de tang 12 bevindt zich de hydraulische cilinder 14 voor het aandrukken van de rem-35 blokken 131, 132 tegen de schijf 11, verbonden met de tongbenen 121, 122 via een draaipunt 141, 142.

De rem 1 is in de remstand getekend. De remblokken 131, 132 8204976 - 3 - liggen ααη tegen de schijf 11. De veren 15 verbonden met de benen 121, 122 van de tang 12 zijn gespannen. De twee veren 15 zijn vrijwel identiek en zijn met elkaar verbonden via een element 151 dat stilstaat ten opzichte van het roterend geheel. De positie van dit 5 deel 151 is in radiale richting instelbaar voor het in evenwicht brengen van de spelingen tussen het remblok 131 dat radiaal aan de buitenzijde ligt het radiaal binnen gelegen remblok 132, en de remschijf 11.

Wanneer de anti-aanloopinrichting volgens de uitvinding is 10 aangebracht op elk der benen 121, 122 van de tang 12 kan dit element 151 voor het uitbalanceren vaa de speling tussen de blokken 131, 132 en de remschijf 11 vervallen.

Volgens de uitvinding is een deel 3 opgenomen tussen de einden van de benen van de tang 121, 122 tegenover die welke de rem-15 blokken 131, 132 dragen. Dit deel 3 heeft een boring 31 en een glijbaan 32. De boring 31 is cilindrisch en staat loodrecht op de draai-as 123 van de tang 12. De glijbaan 32 verloopt in het tussenstuk 3 over een afstand h loodrecht op de draaias 123 van de tang 12. De afstand h tussen de twee einden van de glijbaan 32 is instelbaar 20 met behulp van de schroef 133 in een oppervlak van het deel 3. De afstand h (correspondeert met de slag van de aanslag 33, dus met de speling welke men de remblokken 131, 132 wil geven ten opzichte van de remschijf 11 om het aanlopen te voorkomen rekening houdend met de lengte van de hefboomarm tussen enerzijds de draaias 123 van de 25 tang 12 en de remblokken 131, 132 en tussen anderzijds dit draaipunt 123 en het einde van het been van de tang 121 met de nok 33 die volgens de uitvinding, bij het vrij verdraaien rond de draaias 123 van de tang 12 verschuift in de glijbaan 32 van het deel 3.

Volgens de uitvinding is het einde van dat tangbeen 122 dat 30 niet is voorzien van de nok 33 voorzien van een cilindrische stang 34, die bij voorkeur loodrecht staat op de draaias X-X' van de remschijf 11. De stang 34 beweegt met wrijving in de boring 31 van het tussenstuk 3. In het afgebeelde uitvoeringsvoorbeeld positioneert de stang 32 het deel 3 en daarmee de glijbaan 32 ten opzichte van 35 de beweging van de nok 33 welke zich bevindt aan het andere einde van de tangarm 121.

Volgens de uitvinding is de wrijving tegen verschuiving van &204976 - 4 - de stang 34 in de boring 31 vanihet deel 3 groter dan de werking van de veren 15 wanneer de blokken geopend zijn, dus wanneer de rem in de ruststand is. Daarbij wordt uiteraard rekening gehouden met de hefboomarm tussen de veren 15 en de stang 34. Met andere woorden: 5 enerzijds moet de werkkracht van de veren 15 voldoende groot zijn om, wanneer de blokken 131, 132 aanliggen op de schijf 11 de blokken 131, 132 terug te brengen in de ruststand, dus voor het tot stand brengen van de speling die een aanlopen tussen de blokken 131, 132 en de schijf 11 voorkomt en anderzijds moet de veerkracht 10 in de rusttoestand kleiner zijn dan de wrijving tussen de stang 34 en de boring 31 in het tussenstuk 3.

De werkkracht van de veren 15 moet dus ook kleiner zijn dan de wrijving tussen de stang 34 en de boring 31, steeds rekening houdend met de hefboomarm tussen de veren 15 en de stang 34.

15 Wanneer de rem in de ruststand komt zal de nok 33 die be weegt in de glijbaan 32 vrij komen van de instelschroef 133 en aan het einde van de slag h aanliggen tegen het radiaal binnengelegen einde 320 van deze glijbaan, dus de afstand h doorlopen waardoor de anti-aanloopspeling tussen de remblokken 131, 132 en de remschijf 20 11 tot stand komt. Daar de wrijving van de stang 34 in de boring 31 groter is dan de kracht van de veren 15 zal het tussenstuk 3 niet langs de stang 34 verschuiven.

De slijtage van de remblokken 131, 132 wordt opgenomen door het verschuiven van de stang 34 in het tussenstuk 3 onder invloed 25 van de werking van de hydraulische cilinder 14 tijdens het remmen. Dit omdat de wrijving van de stang 34 in de boring weliswaar kleiner is dan de werking van de veren 15 doch aanzienlijk kleiner is kan de kracht door de hydraulische cilinder 14 uitgeoefend op de benen 131, 132 van de tang 12. Zo kan een konstante speling worden 30 gehandhaafd die voldoende is om het aanlopen van de remblokken 131, 132 op de remschijf 11 te voorkomen, onafhankelijk van de slijtage de remblokken 131, 132.

De gewenste wrijving tussen de stang 34 en de boring 31 van het deel 3 kan met op zich bekende middelen worden verkregen, bij-35 voorbeeld door het aandrukken van de stang 34 met behulp van een veer of een niet-getekende ring in de boring 31.

Fig. 2 toont een andere variant van de anti-aanloopinrichting volgens de uitvinding inwerkend rond de gemeenschappelijke 8204976 - 5 - draaias 123 van d· twee benen 121, 122 van de tang 12 die identiek is aan de tang 12 volgens fig* 1, uiteraard met uitzondering van de anti-aanloopinrichting. Om deze reden is dan ook slechts het gedeelte van de tang 12 rond de draaias en het anti-aanloopstelsel 5 getekend· Een stelsel volgens de uitvinding bestaat uit het deel 5, de draaias 123 en een aanslag 53.

Het deel 5 heeft enerzijds een boring 51 welke met de volgens de uitvinding bedoelde wrijving is aangebracht rond de draaias 123. De draaias 123 is bijvoorbeeld bevestigd aan het been 122 van 10 de tang 12 volgens de uitvinding.

Dat gedeelte van het deel 5 dat da boring 51 bevat bestaat uit een elastisch materiaal en is voorzien van een spleet 35. Deze maakt het aogelijk de twee elastische benen 511, 512 welke de boring 51 vormen uiteen te buigen voor het aanbrengen van het element 15 5 op de draaias 123· Volgens de uitvinding is de wrijving uitgeoefend op de draaias 123 door het elastisch aanklemmen van de twee benen 511, 512 van het element 5 groter dan de werking van de veren voor het openen van de tang, doch aanzienlijk kleiner dan de werking van de hydraulische cilinder voor het sluiten daarvan.

20 Het deel 5 omvat enerzijds een glijbaan 32 die een cirkelboog vormt met het middelpunt op de hartlijn van de draaias 123 maar waarin de nok 53 vrij kan verschuiven. Deze nok 53 is bevestigd aan het been van de tang 121. De boogsector die door de nok wordt doorlopen, dus de slag van de nok 53 in de glijbaan 52, korrespondeert 25 met een voldoend grote speling om aanlopen van de remblokken 131, 132 te voorkomen. De grootte van deze sector, dus de slag van de nok 53 kan worden geregeld door een niet-getekende puntige instel-schroef overeenkomstig de schroef 133 van het stelsel volgens fig.1.

De werking van het stelsel volgens fig. 2 komt overeen met 30 die van het stelsel volgens fig. 1. Naarmate de remblokken 131, 132 slijten zal het element 5 verder verdraaien rond het beweegbare element gevormd door de draaias 123 onder invloed van de werking van de hydraulische cilinder. Zo zal de nok 53 altijd aanliggen tegen het korresponderende einde van de glijbaan 52 vóór elke 35 nieuwe remwerking.

8204976

Claims (6)

1. Krans- of schijfrem voor een roterend stelsel, bijvoorbeeld een voertuigwiel met een krans of schijf coaxiaal met een bevestigd aan dit roterend stelsel en een voor rotatie ten opzichte van dit roterend stelsel stilstaande tang met twee door een draaias verbon- 5 den benen en met enerzijds remblokken waarvan er een buiten en de andere binnen de krans of schijf zijn aangebracht en anderzijds een bedieningscilinder, en met tenminste een de werking van de cilinder tegenwerkende veer, met het kenmerk, dat tussen de benen van de tang een stelsel is aangebracht gevormd door een deel 10 met een boring en een glijbaan waarvan de afstand tussen de twee einden korrespondeert met een gewenste speling tussen de remblokken en de remschijf, en een element dat met wrijving kan bewegen in een boring in dit deel en bevestigd is aan een van de benen van de tang, en met een nok die vrij en rond de draaias van de tang kan bewegen 15 in de glijbaan in dit deel welke nok is bevestigd aan het andere been van de tang en aanligt tegen een der einden van de glijbaan wanneer de remblokken zijn geopend en tegen het andere einde wanneer de remblokken zijn gesloten, en waarbij de wrijving tussen het beweegbare element en de boring in dit deel groter is dan de werking 20 van de tegenwerkende veer doch kleiner is dan de werking van de hydraulische cilinder, gezien ter plaatse van dit element.

2. Schijfrem volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat ter plaatse van de boring het deel het beweegbare element elastisch omsluit voor het tot stand brengen van een wrijvingswerking 25 welke groter is dan de werking van de veer doch kleiner dan de werking van de remcilinder.

3. Schijfrem volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat het van een boring en een glijbaan voorziene deel is opgenomen tussen de einden van de benen van de tang tegenover die 30 welke de remblokken dragen, waarbij boring en glijbaan loodrecht staan op de draaias van- de tang terwijl het met wrijving in de boring van dit deel beweegbare element wordt gevormd door een stang die is bevestigd aan het einde van een der benen, en de vrij in de glijbaan bewegende nok is bevestigd aan het einde van het andere 35 been. 8204976 ν''' - 7 -

4. Rem volgens conclusie 1 of 2, waarbij het draaipunt van de twee tongbenen wordt gevormd door een voor deze twee benen gemeen-schappelijke as, m e t het kenmerk, dat deze as is bevestigd aan een der benen en het met wrijving beweegbare element van 5 het stelsel vormt.

5. Rem volgens conclusie 1, m e t het kenmerk, dat de veer de remblokken open trekt en in het midden een inrichting omvat voor het balanceren van de spelingen tussen de respektieve-lijke blokken en de remschijf. 10

6. Schijfrem volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat het deel aan dat einde van de glijbaan korresponderend met de open stand der blokken een instelschroef omvat bestemd voor het instellen van de afstand tussen de twee einden van de glijbaan waarin de nok zonder wrijving kan bewegen. 8204976