NL8204914A - Inrichting voor het reinigen van een rotatielichaam. - Google Patents

Inrichting voor het reinigen van een rotatielichaam. Download PDF

Info

Publication number
NL8204914A
NL8204914A NL8204914A NL8204914A NL8204914A NL 8204914 A NL8204914 A NL 8204914A NL 8204914 A NL8204914 A NL 8204914A NL 8204914 A NL8204914 A NL 8204914A NL 8204914 A NL8204914 A NL 8204914A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
longitudinal axis
support
guide wheel
carrying part
blade
Prior art date
Application number
NL8204914A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Rotterdamsche Droogdok Mij
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Rotterdamsche Droogdok Mij filed Critical Rotterdamsche Droogdok Mij
Priority to NL8204914A priority Critical patent/NL8204914A/nl
Publication of NL8204914A publication Critical patent/NL8204914A/nl

Links

Classifications

    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E21EARTH OR ROCK DRILLING; MINING
    • E21BEARTH OR ROCK DRILLING; OBTAINING OIL, GAS, WATER, SOLUBLE OR MELTABLE MATERIALS OR A SLURRY OF MINERALS FROM WELLS
    • E21B12/00Accessories for drilling tools
    • E21B12/06Mechanical cleaning devices

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Geology (AREA)
  • Mining & Mineral Resources (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Physics & Mathematics (AREA)
  • Environmental & Geological Engineering (AREA)
  • Fluid Mechanics (AREA)
  • General Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Geochemistry & Mineralogy (AREA)
  • Earth Drilling (AREA)

Description

+ , v -1- 22802/CV/tl
Korte Aanduiding: Inrichting voor het reinigen van een rotatielichaara.
De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het reinigen van een rotatielichaam,dat is voorzien van&lthans een min of meer schroef-5 lijnvormig om de lengteas van het rotatielichaam verlopend blad,zoals een grondboor.
Dergelijke grondboren worden bijvoorbeeld benut voor het aanbrengen van gaten in de grond, zoals bijvoorbeeld gaten,die tijdens het uit de grond trekken van de grondboor worden volgestort met beton met het oog op 10 de vervaardiging van funderingspalen of dergelijke.
Bij het uit de grond trekken van de grondboor moet zich tussen de opeenvolgende windingen van het min of meer schroeflijnvormig verlopende blad vastgezette grond van de grondboor worden verwijderd. Tot nu toe zijn geen geschikte inrichtingen bekend met behulp waarvan dit verwijderen van de grond van de grondboor tijdens het uit de grond trekken van de grondboor automatisch kan worden bewerkstelligd. Dientengevolge wordt in het algemeen dergelijke grond van de grondboor onder gebruikmaking van een schop met de hand losgestoken. Het zal duidelijk zijn.dat dit een langdurig en tijdrovend werk is.
Volgens de uitvinding is de inrichting voorzien van een tijdens bedrijf vast qpgestelde steun waarin een draagdeel vrij om zijn lengteas verdraaibaar is ondersteund en tegen verplaatsing in de richting van zijn lengteas is geborgd,waarbij het draagdeel is voorzien van een concentrisch ten opzichte van zijn lengteas gelegen doortocht voor het rotatielichaam;terwijl met het draagdeel althans een in de doortocht gelegen geleidingswielri§. .gekop-25 peld,dat om een zich althans nagenoeg radiaal ten opzichte van de lengteas van het draagdeel uitstrekkende draaiingsas vrij draaibaar ia en met het draagdeel tevens een tijdens bedrijf roet het blad van het rotatielichaam samenwerkend schraaporgaantis verbonden.
Bij toepassing van de constructie volgens de uitvinding bijvoorbeeld 30 een grondboor zal de grondboor tijdens het uit de grond trekken van de grondboor waarbij de grondboor al dan niet in draaiing kan worden gebracht, door de in het huis aangebrachte doortocht bewegen Daarbij zal tijdens bedrijf een relatieve verdraaiing en verplaatsing tussen de grondboor en het het schraaporgaan ondersteunende draagdeel worden bewerkstelligd waardoor met behulp 35 van het schraaporgaan aan de grondboor hechtende grond van de grondboor kan worden afgeschoven.
9 \ 8204914 * > -2- 22802/CV/fcl
Hoewel de uitvinding verder zal worden toegelicht als toegepast bij een grondboor,zal het duidelijk zijn,dat de uitvinding ook te gebruiken is bij voor andere doeleinden benutte rotatielichamen,bijv. transportvijzels,waarbij tijdens bedrijf het gevaar van vastzetten van 5 materiaal op het blad van hetrotatielichaam kan optreden.
De uitvinding zal hieronder nader worden uiteengezet aan de hand van bijgaande figuren waarin een uitvoeringsvoorbeeld van een inrichting de uitvinding gedeelteiijk in aanzicht en gedeeltelijk in doorsnede tesamen met een gedeeltelijk in doorsnede en gedeeltelijk in aanzicht weergegeven ,door de doortocht van de inrichtinggevoerde grondboor.
Fig. 2 toont een doorsnede over fig.1,gezien volgens de lijn II -II in fig.1.
Fig. 3 toont een zijaanzicht op het onderste gedeelte van fig.2, gezien volgens de pijl III in fig.2,waarbij enige delen in doorsnede zijn_?ifgebeeld.
Fig. 4 toont gedeeltelijk in aanzicht en gedeételijk in doorsnede een tweede uitvoeringsvoorbeeld van een inrichting volgens de uitvinding.
Fig. 5 toont een doorsnede over fig.4,althans in hoofdzaak volgens lijn V- V in fig.4.
Fig. 6 toont op kleinere schaal een bovenaanzicht op fig.4.
De' in de figuren weergegeven inrichting omvat een een draagdeel vormende cilindrische mantel 1 welke aan zijn ondereinde in twee diametraal tegenover elkaar gelegen punten is voorzien van afhangende oren 2. Op enige afstand onder de bovenrand van de mantel is de mantel omgeven door een aan de mantel bevestigde rondlopende flens 3 waarvan de bovenste en onderste begrenzingsvlakken zich loodrecht op de langsas van de mantel uitstrekken.
Verder is de mantel 1 omgeven door een tweetal ringen 4 en 5. De ring 4 is aan zijn onderrand en de ring 5 aan zijn bovenrand voorzien van een flens 6 resp. 7. Beide op elkaar rustende flenzen zijn met behulp van bouten 8 aan elkaar vastgezet. Aan de bovenrand van de ring 4 is een zich evenwijdig aan de flens 3 uitstrekkende flens 9 bevestigd,terwijl aan de onderrand van de ring 5 een soortgelijke flens 10 is bevestigd.
Zowel de ring 4 als de ring 5 is voorzien van een aantal op regelmatige afstand van elkaar gelegen assen 11 resp.12.welke zich althans
O
| 8204914 # · -3- 22802/CV/tl nagenoeg radiaal uitstrekken ten opzichte van de langshartlijn van de mantel 1. Om de assen 11 en 12 zijn wieltjes 13 resp. 14 vrij draaibaar.
Zoals uit fig.1 duidelijk zal zijn werken deze wieltjes samen met de flens 3. Daarbij is de opstelling zodanig,dat de het dichtdbij elkaar ^ gelegen punten van de wieltjes 12 en 13 op een afëtand yan elkaar zijn gelegen, welke een weinig groter is dan de dikte van de flens 3,zodat de met elkaar verbonden ringen 4 en 5 relatief ten opzichte van de mantel 1 over een kleine afstand op en neer kunnen bewegen.
Aan de flenzen 9 en 10 zijn zich evenwijdig aan de langsas van de 10 mantel 1 uitstrekkende assen 15 resp, 16 bevestigd. Om deze assen zijn wieltjes 17 resp.18 vrij draaibaar. Deze wieltjes liggen aan tegen de buitenomtrek van de mantel 1,zodat het door de ringen 4 en 5 gevormde samenstel met behulp van de wieltjes 17 en 18 concentrisch ten opzichte van de langsas van de mantel 1 wordt gehouden.
-,5 In de aan het ondereinde van de mantel 1 bevestigde oren 2 zijn zich radiaal ten opzichte van de langsas van de mantel 1 uitstrekkend en in eikaars verlengde ge^gen tappen 19 aangebracht. De tappen zijn verder gelegen in legers 20,die zijn bevestigd in een zich concentrisch om het verlengde van de langshartlijn van de mantel 1 uitstrekkende bus 21. Aan ' 20 de bovenrand van de bus is een flens 22 bevestigd,welke de bus over een hoek van .80° omgeeft. Een soortgelijke flens 23 is recht onder de flens 22 aan bet ondereinde van de bus 21 vastgezet.
Om dat gedeelte van de bus 21,dat niet door de flenzen 22 en 23 is omgeven,is op enige afstand onder de bovenrand van deze bus een de bus 21 25eveneens over althans nagenoeg 180° omgevende flens 24 bevestigd. Zoals uit fig.3 duidelijk zal zijn,is dat gedeelte van de bus 22, dat omgeven wordt door de flens 24 een weinig langer uitgevoerd dan het gedeelte van de bus,dat wordt omgeven door de flenzen 22 en 23 en nabij het ondereinde van de verlenging van de bus 22 is een met de flens 24 overeenkomende flens 3Q 25 aangebracht. De afstand tussen de flenzen 22 en 23 is gelijk aan de afstand tussen de flenzen 24 en 25. De uiteinden van de flenzen 22 en 24 zijn onderling verbonden door strippen 26, terwijl de uiteinden van de flenzen 23 en 25 onderling zijn verbonden door strippen 27.
In de flens 23 is een boring aangebracht waarin het ondereinde van 35 een zich evenwijdig aan de langsas van de mantel 1 uitstrekkende scharnier-pen 28 is gelegen. Met het boveneinde van de scharnierpen is een uiteinde 8204914 -4- 22802/CV/tl gekoppeld van een arm 29,welke op soortgelijke wijze is gekromd als de flens 23 en die zich op enige afstand boven de flens uitstrekt. Met het van de scharnierpen 28 afgekeerde uiteinde van de gekromde arm 29 is een verticaal staande plaat 30 verbonden.Het boveneinde van de plaat 30 is 5 verbonden met het uiteinde van een eveneens gekromd uitgevoerde en recht boven de arm 29 gelegen arm 31,welke met behulp van verdere verbindingspla-ten 32 en 33 met de arm 29 is verbonden.
De armen 29 en 32 met de deze armen verbindende platen 30,32 en 33 vormen een drager $$oor het ondersteunen van een in de armen 29 en 30 ge-10 legerde verticaal, staande as 34. Het onder de flens 23 uitstekende uiteinde van de as in omgeven door een naaf 35 welke, zcaLs uit de figuur duidelijk zal zijn,tegen de voorspanning van een het ondereinde van de as 34 omgevende en in de naaf 35 opgenomen drukveer 36 ten opzichte van de as in verticale richting omhoog verschuifbaar is vanuit de in fig.3 weergegeven onder-15 ste stand van de naaf 35.Daarbij is de naaf 35 tegen verdraaiing om de hartlijn van de as 34 geborgd met behulp van een in de naaf geschroefde borgbout 37 waarvan een uiteinde is gelegen in een in de as 34 aangebracht en zich in de lengterichtingVan de as 34 uitstrekkend sleufgat 38.
Aan de naaf 35 is verder een een schraaporgaan vormend blad 39 beves- 20 tigd.
Aan het boveneinde van de as 34 is verder nog een uitstekende arm 40 bevestigd. Tussen het vrije uiteinde van de arm 40 en de tot de drager behorende plaat 30 is een trekveer 41 aangebracht.
Zoals verder nog uit fig.1 en 3 duidelijk zal zijn is in de flens 25 23 een sleufgat 42 aangebracht waarin de as 34 kan bewegen indien de drager wordt verzwenkt om de scharnierpen 28.
In de deel van de genoemde drager uitmakende platen 32 en 33 zijn in eikaars verlengde gelegen tappen 43cpgenomen . Om deze tappen die de langsas van de inrichting loodrecht kruisen is een steun 44 draaibaar.
30 De steun 44 omvat een tweetal zich evenwijdig aan en loodrecht op de tappen uitstrekkende armen 45,die onderling zijn verbonden door zich loodrecht op deze armen uitstrekkende strippen 46.De armen 45 zijn draaibaar om de tappen 43. Tussen de strippen 46 is een as 47 aangebracht,welke as zich radiaal ten opzichte van de langsas van de mantel 1 uitstrekt. Om de as 47 35 is een loopwiel of rol 48 vrij draaibaar.
Tussen de van de rol 48 afgekeerde uiteinden van de armen 45 is een zich evenwijdig aan de draaiingsas van het wiel 48 uitstrekkende plaat 49 aangebracht.
8204914 9 « -5- 22802/CV/tl
Tussen de armen 29 en 31 van de drager en de plaat 49 zijn veerpak- ketten 50 en 51 aangebracht,welke trachten de plaat 49 en daarmee het wiel 48 in de in de figuren weergegeven ruststand te houden,waarin de draaiingsas van het wiel 48 de langsas van de inrichting loodrecht 5 snijdt,maar die een verend uitwijken van het wiel althans in hoofdzaak in de richting van de langsas door verzwenking om de tappen 43 mogelijk maken. Een met de drager 29 D overeenkomende drager 53 is met behulp van een scharnierpen 54 verzwenkbaar aangebracht tussen de beide flenzen 24 en 25. Daarbij omvat deze drager 53 een tweetal met de armen 29 en 31 10 overeenkomende boven elkaar gelegen armen 55 en 56,welke met hun van de scharnierpen afgekeerde uiteinden met elkaar zijn verbonden met behulp van een met de plaat 30 overeenkomende plaat 57.
Voor het in de weergegeven stand vastzetten van de beide dragers 29D en 53 is de drager 29D voorzien van een verzwenkbaar met deze drager gekoppelde bout 58,welke zich uitstrekt door in de platen 30 en 57 aange- 15 brachte sleuf gaten 59 resp.60. Op soortgelijce wijze is de drager 56 voorzien van een ten opzichte van de drager verzwenkbare bout 61,welke zich uitstrekt door in de platen 30 en 57 aangebrachte sleufgaten 62 en 63.
Het zal duidelijk zijn,dat indien de op de bouten 58 en 61 aangebrachte 20 moeren 64 resp.65 worden opgelost de bouten uit de sleufgaten kunnen worden ver zwenkt, waarna de dragers 29D en 53 om de desbetreffende schamierpennen 28 en 54 naar buiten kunnen worden gezwenkt.
De drager 53 dient voor de ondersteuning van een diametraal tegenover de steun 44 opgestelde steun 66. De opbouw van de steun 66 komt 25 overeen met die van de steun 44 en de steun 66 dient voor de ondersteuning van een met het wiel of de rol 48 overeenkomende wiel of rol 67. Daarbij is de steun 66 verzwenkbaar om de draaiingsas van het wiel 67 loodrecht snijdende en in elka'S verlengde gelegen hartlijnen van in de drager 53 aangebrachte tappen 68. Verder zijn met de veerpakketten 50 en 51 overeenkomende 30en met de steun 66 samenwerkende veerpakketten 69 en 70 aangebracht.Deze veerpakketten trachten de steun 66 en het wiel 67 in de in de figuren weergegeven stand te houden,maar maken een verend uitwijken van het wiel door verzwenking om de tappen 68 mogelijk.
Zoals uit fig.2 blijkt liggen de draaiingsassen van de beide wielen 3548 en 66 in bovenaanzicht gezien in eikaars verlengde,maar liggen deze draaiingsassen,zoals duidelijk zal zijn uit fig.3 ,in hoogterichting ten opzichte van elkaar versprongen.
8204914 -6- 22802/CV/tl
Verder staan,gezien in de richting van de langsas van de inrichting, de draaiingsassen van de wielen 48 en 66 loodrecht op de hartlijnen van de tappen 19.
De boven omschreven inrichting is in het bijzonder bestemd voor het 5 reinigen van een althans nagenoeg schroeflijnvormig verlopend blad 71 van een grondboor 72. In het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld is de grondboor voorzien van een door een holle pijp 73 gevormde kern waaromheen het blad 71 schroeflijnvormig verloopt. Een dergelijke grondboor kan worden gebruikt voor het boren van een gat in de grond terwijl tijdens het uit-10 trekken van de boor uit de grond door de holle pijp 73 beton in het door de grondboor gevormde gat kan worden gevoerd voor het vormen van een in de grondgelegen betonnen funderingspaal of dergelijke.
Bij voorkeur wordt tijdenshet uittrekken van de grondboor 72 uit de grond de grondboor niet verdraaid. Indien de grondboor 73 zich op de in de 15 figuren afgebeelde wijze door de doortocht in de hierboven beschreven inrichting uitstrekt zal de inrichting door het schroeflijnvormige blad 71 van de grondboor worden gedragen,doordat de beide wielen of rollen 48 en 67 op de bovenzijde van het schroeflijnvormige blad 71 rusten. Dit is mogelijk,doordat zoals hier boven omschreven ,de beide rollen of wielen 20 47 en 67 in hoogterichting versprongen ten opzichte van elkaar staan opgesteld. Verder zal het deel van de inrichtinggevormd door de met behulp van de flenzen 6 en 7 aan elkaar bevestigde ringen 4 en 5 en de door dit onderdeel ondersteunde wieltjes tijdens bedrijf tegen verdraaiing om de lengteas van de inrichting zijn geborgd,bijvoorbeeld doordat dit onderdeel is 25 vastgezet aan een de grondboor 72_ondersteunende heistelling of dergelijke , zodanig, dat dit deel tijdens bedrijf zich o^k niet in de richting van de lengteas van de inrichting kan verplaatsen.
Zoals verder uit de figuren duidelijk zal zijn strekt het schraap-blad 39 zich hierbij tussen opeenvolgende windingen van het schroeflijn-30 vormige blad 71 uit,waarbij het vrije uiteinde met behulp van de schroef-veer 41 tegen de buitenomtrek van de kern 73 van de grondboor zal worden gedrukt. Deze inwaartse beweging van het vrije uiteinde van het schraap-blad 39 wordt begrensd door een met de arm samenwerkende en een aanslag vormende instelbare bout 74.
35 8204914 4 , -7- 22802/CV/tl
Doordat het schraapblad 39 tegen veerwerking in naar buiten kan uitwijken, kan dit schraapblad ook eventuele variaties in de diameter van de kern van de grondboor, zoals bijvoorbeeld bij koppelingen tussen delen van de grondboor, volgen.
5 Tijdens het gezien in fig.1 rechtstandig omhoog trekken van de grondboor 72 uit de grond zullen de op het schroeflijnvormige blad 71 steunende wielen of rollen 48 en 67 onder invloed van de trekkracht uitgeoefend op de grondboor de neiging hebben om als het ware langs dit schroeflijnvormige blad naar beneden te gaan bewegen. Een meebewegen van de in-10 richting in de lengterichting van de grondboor 72 wordt daarbij tegengegaan door de met de flens 3 samenwerkende wieltjes 13 en 14. Uiteindelijk zal dit resulteren in een draaiing van de mantel 1 met de door deze mantel ondersteunde onderdelen om de hartlijn van de omhoog bewegende grondboor 72. Ten gevolge van deze relatieve verdraaiing en verplaatsing 15 in langsrichting tussen inrichting en grondboor zal het tussen opeenvolgende windingen van het schroeflijnvormige blad 71 stekende schraaporgaan aan de grondboor 72 hechtende grond afstrijken.
Daarbij is voor het bewerkstelligen van deze relatieve beweging 20 tussen grondboor en reinigingsinrichting geen aandrijfmechanisme nodig.
Een ontbondene van de trekkracht.welke op de grondboor wordt uitgeoefend levert de aandrijfkracht voor genoemde beweging.
Doordat daarbij het het schraaporgaan ondersteunende onderste gesteldeel met behulp van de tappen 19 scharnierend is opgehangen aan het bovenste 25 gesteldeel en verder de de inrichting op het schroeflijnvormige blad 71 afsteunende wielen of rollen 48 en 67 verend kunnen uitwijken kan de inrichting zich gemakkelijk aanpassen aan een onregelmatig verloop van het schroeflijnvormige blad 71 of dergelijke. Doordat het schraapblad 39 in verticale richting verend op en neer kan bewegen zal het schraapblad 30 tijdens bedrijf steeds het blad kunnen volgen.
Verder zal het duidelijk zijn.dat een soortgelijk afschraapeffect ©ok kan worden bewerkstelligd indien eventueel de grondboor· 72 tijdens het uittrekken uit de grond tevens om zijn hartlijn in draaiing wordt gebracht.
Steeds zal een synchroon bewegen van het afschraaporgaan 39 en de grond-25 boor plaatsvinden.
Zoals verder hierboven is omschreven kunnen de beide dragers 29D en 53 na het oplossen van de op de bouten 58 en 61 aangebrachte moeren 64 1 en 65 en het verzwenken van deze bouten gemakkelijk om de scharnierpennen 8204914 -8- 22802/CV/ti 28 en 54 naar buiten worden verzwenkt in een stand waarin zowel de wielen of rollen 48 en 66 met de deze wielen ondersteunende delen als het schra-perblad 39 gezien in het bovenaanzicht volgens fig.11 buiten de doortocht door de inrichting zijn gelegen. Niet alleen zijn in deze stand de ge-5 noemde onderdelen gemakkelijk toegankelijk voor eventuele reiniging,onderhoud, vervanging of dergelijke,maar kan de inrichting met de genoemde onderdelen in deze naar buiten verzwenkte stand ook doelmatig worden gebruikt als geleiding voor de grondboor tijdens het inbrengen van de grondboor in de. grond 10 Het in de fig.4 - 6 weergegeven uitvoeringsvoorbeeld van een in richting volgens de uitvinding omvat een cilindrische mantel 74 waaraan een rondlopende flens Έ is bevestigd. Aan de flens 75 is met behulp van bouten 76 een steunring 77 en een buitenring 78 van een kogelleger 79 bevestigd. De binnenring 80 van dit kogelleger is met behulp van bouten 15 81 bevestigd aan een een draagdeel vormende ring 82. In diametraal tegenover elkaar gelegen punten zijn aan de ring 82 een tweetal zich naar beneden toe uitstrekkende oren 83 bevestigd. Met behulp van zich loodrecht op de lengteas van de inrichting uitstrekkende tappen 84 is een cilindrische mantel 85 scharnierend met de oren gekoppeld. De 20 diameter van de mantel 85 is groter dan de diameter van de mantel 74 en het ondereinde van de mantel 74 strekt zich juist uit in het boveneinde van de mantel 85·
Aan de buitenomtrek van de mantel 85 zijn enige boven elkaar gelegen oren 86 bevestigd.
25 In deze oren is een zich evenwijdig aan de langsas van de inrich ting uitstrekkende as 87 gelegerd. Aan het onder de mantel 85 uitstekende uiteinde van de as 87 is een schraapblad 88 bevestigd. De as 87 is omgeven door een drukveer 89,welke ligt opgesloten tussen een van de oren en een aan de as 87 bevestigde ring 90,zodanig,dat de as 87 met het aan 3q de as 87 bevestigde schraapblad 88 vanuit de in de fig.1 weergegeven stand tegen de voorspanning van de veer 89 omhoog verschuifbaar is.
Aan de ring 90 is een zich naar buiten toe uitstekende pen 91 bevestigd. Aan het vrije uiteinde van de pen 91 is een uiteinde van een trekveer 92 gekoppeld. Het andere uiteinde van de trekveer 92 is ver-35 bonden met de mantel 85.
In twee diametraal tegenover elkaar gelegen plaatsen zijn aan de wand van de mantel 85 buisstukken 93 bevestigd. Aan de buiten de mantel 85 uitstekende uiteinden van de buisstukken 93 zijn flenzen 94 bevestigd.
8204914 -9- 22802/CV/t1 * » -
Met behulp veti bouten 95 zijn aan deze flenzen 94 platen 96 bevestigd.
De platen 96 ondersteunen aan de platen bevestigde bussen 97 waarin assen 98 zijn gelegerd. Op de assen 98 zijn geleidingswielen of rollen 99 aangebracht. Uit fig.4 zal het duidelijk zijn,dat het steunwiel 99,dat 5 wordt ondersteund door de rechts gelegen plaat 96 hoger is gelegen dan het steunwiel 99,dat wordt ondersteund door de links gelegen plaat 96. Daarbij is verder de opstelling zodanig,dat gezien in bovenaanzicht in fig.5 de de langsas loodrecht snijdende draaiingsassen van de geleidingswielen 99 ook loodrecht staan op de in eikaars verlengde gelegen hartlij-10 nen van de tappen 84,die de langsas van de inrichting eveneens loodrecht snijden.
De ring 77 en de daaraan bevestigde onderdelen zijn tijdens bedrijf verbonden met een vast steundeel evenals een tweetal dragers 100,welke ten opzichte van dit steundeel om zich evenwijdig aan de langsas van de ^5 inrichting uitstrekkende tappen 101 verzwenkbaar zijn.
De beide dragers 100 zijn in de weergegeven stand tegen verzwenking om de tappen 101 geborgd door een de van deze tappen 101 afgekeerde uiteinden van de dragers 100 onderling verbindende knevelverbinding 102.
De dragers 100 ondersteunen ieder een half-cirkelvormig mantéldeel 20 103,die tesamen in de in fig.6 weergegeven stand een doortocht begrenzen, die coaxiaal is gelegen ten opzichte van en althans nagenoeg dezelfde diameter heeft als de inwendige door de mantel 74 gevormde doortocht.
De aan de hand van de fig.4- 6 beschreven inrichting kan op soortgelijke wj&e worden gebruikt als de inrichting volgens het eerste uitvoerings-25 voorbeeld .waarbij de wielen 99 zich zullen afsteunen op het blad van de grondboor * of dergelijke terwijl het de wielen ondersteunende gesteldeel daarbij relatief ten opzichte van het vast opgestelde gesteldeel 77 van de inrichting vrij draaibaar is. De mantel 74 en het daarboven gelegen door de beide delen 103 gevormde mantelgedeelte dienen daarbij als met de bui-2Q tenomtrek van de grondboor of dergelijke samenwerkende geleiding voor de grondboor.
Indien het de grondboor ondersteunende mechanisme nabij de bovenzijde van de inrichting komt tijdens het naar beneden bewegen van de grondboor kunnen de beide dragers 100 na loskoppeling van de knevelsluiting 102 om de tappen 101 in een van elkaar af gekeerde richting worden ver-zwenkt .waardoor boven de inrichting voor het steunmechanisme van de grondboor meer ruimte ontstaat,zodat de grondboor nog een weinig verder naar beneden te bewegen is.
8204914

Claims (15)

1. Inrichting voor het reinigen van een rotatielichaara,dat is voorzien van althans een min of meer schroeflijnvormig om de lengteas van het rotatielichaam verlopen blad,zoals een grondboor,met het kenmerk, dat de inrichting is voorzien van een tijdens bedrijf’ vast opgestelde 5 steun waarin een draagdeel vrij om zijn lengteas verdraaibaar is ondersteund en tegen verplaatsing in de richting van zijn lengteas is geborgd, waarbij het draagdeel is voorzien van een concentrisch ten opzichte van zijn lengteas gelegen doortocht voor het rotatielichaam, terwijl met het draagdeel althans een in de doortocht gelegen geleidings-10 wiel is gekoppeld,dat om een zich althans nagenoeg radiaal ten opzichte van de lengteas van het draagdeel uitstrekkende draaiingsas vrij draaibaar is en met het draagdeel tevens een tijdens bedrijf met het blad van het rotatielichaam samenwerkend schraaporgaan is gekoppeld.
2. Inrichting volgens conclusie 1,met het kenmerk,dat het schraapor-15 gaan wordt ondersteund door een gesteldeel,dat ten opzichte van het draagdeel om een dwars op de lengteas van het draagdeel uitstrekkende zwenkas verzwenkbaar is.
3. Inrichting volgens conclusie 2,met het kenmerk,dat het geleidings-wiel eveneens wordt ondersteund door het gesteldeel dat ten opzichte 20 van het draagdeel om een zich dwars op de lengteas van het draagdeel uitstrekkende zwenkas verzwenkbaar is.
4. Inrichting volgens conclusie 2 of 3,met het kenmerk,dat de draaiingsas van een geleidingswiel de zwenkas aJlhans nagenoeg loodrecht snijdt of kruist. 25
5· Inrichting volgens een der voorgaande conclusies,met het kenmerk, dat een tweetal geleidingswielen zijn aangebracht,welke gezien in de richting van de lengteas yan de inrichting althans nagenoeg diametraal tegenover elkaar zijn gelegen en gezien in een richting loodrecht op de lengteas van de inrichting in hoogterichting ten opzichte van elkaar 30 versprongen staan opgesteld.
6. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies,met het kenmerk, dat een geleidingswiel althans in hoofdzaak in de richting van de lengteas van de inrichting verend kan uitwijken.
7. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies,met het kenmerk, 35 dat het schraaporgaan om een zich althans nagenoeg evenwijdig aan de lengteas van de inrichting uitstrekkende scharnieras verend verzwenkbaar is. 8204914 -11- 22802/CV/tl
8. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies,met het kenmerk, dat het schraaporgaan althans nagenoeg evenwijdig aan de lengteas van de inrichting verend kan uitwijken.
9. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies,met het kenmerk, 5 dat een geleidingswiel wordt ondersteund door een drager,welke om een zich althans nagenoeg evenwijdig aan de lengteas van de inrichting uitstrekkende zwenkas verzwenkbaar is tussen een stand waarin het geleidingswiel gezien in de richting van de lengteas van de inrichting in de doortocht is gelegen en een stand waarin het geleidingswiel buiten 10 de doortocht is gelegen.
10. Inrichting volgens conclusie 9* met het kenmerk,dat het schraaporgaan met de het geleidingswiel ondersteunende drager is gekoppeld.
11. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies,met het kenmerk, dat de steun is voorzien van met het draagdeel samenwerkende gelei- 15 dingswielen,die op de buitenomtrek van het draagdeel aangrijpen en vrij draaibaar zijn om zich evenwijdig aan de lengteas van het draagdeel uitstrekkende assen.
12. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies,met het kenmerk, dat de steun is voorzien van boven elkaar opgestelde geleidings- 20 wielen,die draaibaar zijn om assen,welke zich althans nagenoeg radiaal ten opzichte van de langsas van het draagdeel uitstrekken en die aan weerszijden van een aan de buitenomtrek van het draagdeel bevestigde flens zijn gelegen.
13. Inrichting volgens een der conclusies 1-10, met het kenmerk, 25 dat de steun een voor de geleiding van het rotatielichaam dienst doende mantel omvat . _
14. Inrichting volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat het draagdeel wordt gevormd door een de mantel omgevende ring, die met behulp van een kogelleger met de mantel is gekoppeld.
15. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat nabij een uiteinde van de inrichting dragers zijn aangebracht, die tijdens bedrijf een vaste stand innemen, om zich evenwijdig aan de langsas van de inrichting uitstrekken-e scharnierassen verzwenkbaar zijn en halfcirkelvormige schalen dragen, die in een stand van de drager een con-35 centrische doortocht voor het rotatielichaam begrenzen en daarbij als geleiding voor het rotatielichaam dienst kunnen doen. 8204914
NL8204914A 1982-12-21 1982-12-21 Inrichting voor het reinigen van een rotatielichaam. NL8204914A (nl)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL8204914A NL8204914A (nl) 1982-12-21 1982-12-21 Inrichting voor het reinigen van een rotatielichaam.

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL8204914A NL8204914A (nl) 1982-12-21 1982-12-21 Inrichting voor het reinigen van een rotatielichaam.
NL8204914 1982-12-21

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL8204914A true NL8204914A (nl) 1984-07-16

Family

ID=19840774

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8204914A NL8204914A (nl) 1982-12-21 1982-12-21 Inrichting voor het reinigen van een rotatielichaam.

Country Status (1)

Country Link
NL (1) NL8204914A (nl)

Cited By (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
FR2563861A1 (fr) * 1984-05-03 1985-11-08 Soletanche Dispositif de nettoyage de tarieres.

Cited By (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
FR2563861A1 (fr) * 1984-05-03 1985-11-08 Soletanche Dispositif de nettoyage de tarieres.
US4650012A (en) * 1984-05-03 1987-03-17 Soletanche Apparatus for cleaning drills

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US4688290A (en) Apparatus for cleaning pipes
RU2072419C1 (ru) Устройство для бурения искривленного ствола скважины
EP1584593B1 (de) Abrollvorrichtung für Ringbunde
US4220242A (en) Screw conveyor with intermediate bearing
CA2823997C (en) Centralizer
EP0860552A2 (en) Apparatus for roadway surface reclaiming drum
US9988774B2 (en) Attachment for clearance of worksites
EP0072072A1 (fr) Dispositif de forage
NL8204914A (nl) Inrichting voor het reinigen van een rotatielichaam.
CN109328660B (zh) 秸秆打包机用捡拾器装置
US3540572A (en) Cleaning helical flights
US6523726B1 (en) Apparatus and method for controlled feeding of particulate material
US8939679B2 (en) Mobile pipe lining apparatus
EA000747B1 (ru) Машина для подкопа трубопровода и гусеничное ходовое устройство
NL8203966A (nl) Inrichting voor het reinigen van producten.
CA1163257A (en) Mineral breakers
JPS6134553B2 (nl)
US4666346A (en) Rotatable fill pipe with collapsible backfill elbow and method of employing same to blind-fill underground voids
WO2017107305A1 (zh) 一种高塔造粒装置塔底刮料机
JPS6254726B2 (nl)
US2217258A (en) Apparatus for forming tapered concrete piles
CA2770084C (en) Core breaker for a mining machine
US11493083B2 (en) Greaseless swivel and bearing device
US11519540B2 (en) Greaseless swivel and bearing device
CN211618991U (zh) 一种皮带保护装置

Legal Events

Date Code Title Description
A1B A search report has been drawn up
A85 Still pending on 85-01-01
BV The patent application has lapsed