NL8204829A - Werkwijze en inrichting voor het zuiveren van afvalwater. - Google Patents

Description

* ^— < * a VO 3589 -1-

Titel: Werkwijze en inrichting voor het zuiveren van afvalwater

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het zuiveren van afvalwater, in het bijzonder afvalwater afkomstig van slachthuisinstallaties, vis- en vleesverwerkende industrieën en dergelijke, welk afvalwater een zeer hoge vervuilingswaarde heeft.

5 Dit afvalwater is veelal vermengd met vaste bestanddelen, waaronder haar, vet en zand, welke elementen in de zuivering zeer storende elementen zijn. Bovendien heeft het afvalwater een aantal malen per dat een verhoogde tenperatuur, waardoor het oplossend vermogen van bijvoorbeeld vetten wordt verhoogd, waardoor de beoogde afscheiding 10 wordt bemoeilijkt en het zuiveringsrendement verlaagd.

Bekend is een werkwijze voor het zuiveren van afvalwater waarbij het water wordt gefilterd en vervolgens wordt toegevoerd aan een met een zandvang, een drijflaagruimer en een beluchtingseenheid uitgeruste houder, waarin een eerste zuivering wordt uitgevoerd.

15 In de praktijk is echter gebleken dat een aldus gereinigd water niet zonder meer naar het riool en in geen geval naar oppervlaktewater • kan worden afgevoerd vanwege zijn nog te grote vervuilingswaarde.

De uitvinding beoogt genoemd nadeel op te heffen.

Hiertoe vertoont de werkwijze het kenmerk, dat het in genoemde 20 houder behandelde water na het passeren van genoemde houder in een als biologisch bassin werkende beluchtingstank wordt belucht en met behulp van een actieve slibmassa een biologische afbraak bewerkstelligt en vandaar wordt toegevoerd aan een flotatietank waar het actieve slib wordt afgescheiden, waarna het voldoende gereinigde afvalwater wordt 25 afgevoerd naar het riool dan wel open oppervlaktewater.

Daarbij kan kontinu, ter instandhouding van de afbraak ten minste een deel van de actieve slibmassa vanuit de flotatietank worden teruggevoerd naar de beluchtingstank.

Een verdere mogelijkheid is dat de met een zandvang, een drijf-30 laagruimer en een beluchtingseenheid uitgeruste eerste houder intermitterend bijvoorbeeld 's nachts dienst doet als flotatietank.

Een dergelijke werkwijze is echter alleen geschikt voor de kleinere installaties. Hierdoor is de hiervoor als flotatietank aangeduice tweede houder overbodig, waardoor een aanzienlijke vereenvouding wordt 35 verkregen. Voorwaarde hiervoor is echter wel dat de capaciteiten van i 8204829 -2- de houder en de beluchtingstank, gelet op de vereiste zuivering en de aangeboden hoeveelheid afvalwater, een dergelijke intermitterende werkwijze moeten toelaten.

Daar met de werkwijze volgens de uitvinding per m3 inhoud 5 van de beluchtingstank(s) een veel hogere aktieve slibmassa kan worden toegelaten en daarmede een veel hogere afbraak per m3 inhoud bewerkstelligd wordt, kan de installatie als zodanig evenredig kleiner van omvang worden en waardoor ook het energieverbruik lager is.

Genoemde voordelen kunnen nooit leiden tot de bij biologische 10 zuivering gebruikelijke problemen met een te lichte vlok welke met de tot nu toe gebruikelijke afscheidingswerkwijzen gedurende een deel van het jaar niet of nauwelijks zijn af te scheiden.

De uitvinding heeft verder betrekking op een inrichting voor het zuiveren van afvalwater, welke inrichting is voorzien van een 15 opslagput of -houder, een daarmee verbonden afvalwater-filter dat is aangesloten op een met een zandvang, een drijflaagruimer, een be-luchtingseenheid en een afvoerleiding uitgeruste houder. De inrichting vertoont volgens de uitvinding het kenmerk, dat genoemde afvoerleiding is aangesloten op ten minste één beluchtingstank, die op haar beurt 20 is aangesloten op een met een drijflaagruimer, eenbeluchtingseenheid en een afvoerleiding uitgeruste flotatiëtank.

De werkwijze volgens de uitvinding biedt de mogelijkheid om het bijvoorbeeld in 5 dagen van 10 uur per dag verkregen vuile water in 7 dagen van 24 uur (gereinigd) af te voeren, d.w.z.dat daarbij een uurbe-25 lasting die slechts een derde van de nominale uurbelasting bedraagt en waarbij pieken totaal ontbreken.

Ter verduidelijking van de uitvinding zal thans onder verwijzing naar de figuur waarin een schema is weergegeven, een uitvoe-ringsvoorbeeld van een afvalwater-zuiveringsinstallatie worden 30 beschreven.

Volgens de tekening is een afvalwater-zuiveringsinstallatie voorzien van een aanvoer 1, welke uitmondt in een opslagput 2.

Vanuit de put 2 wordt het afvalwater met behulp van een pomp 3 via een leiding 10 toegevoerd aan eëi roterend afvalwaterfilter 4. Het 35 middels een niet aangeduide schraper afgenomen vuil wordt onder tussenvoeging van een transportorgaan (bijvoorbeeld een blaastank 11) via een leiding 12 afgevoerd naar een opslaghouder 5 waaruit het telkens na verloop van tijd kan worden afgevoerd.

8204829 ............. ιβ -3-

Het afvalwater dat het filter 4 is gepasseerd wordt via een leiding 6 toegevoerd aan een zogenaamde micro-beluchte vetvang 7.

Deze micro-beluchte vetvang is op de plaats waar de leiding 6 daarin uitmondt aan de benedenzijde voorzien van een zogenaamde zandvang 8.

5 De zandvang wordt op geregelde tijden geleegd met behulp van een met een niet weergegeven gestuurde afsluiter uitgeruste leiding 9, die het inmiddels in de zandvang verzamelde vuil terugvoert naar het opvangreservoir 2.

De micro-beluchte vetvang is aan de bovenzijde voorzien van 10 een roterende drijflaagruimer 13. Met behulp van de drijflaagruimer wordt het opdrijvende vuil getransporteerd naar een drijflaaghouder 14 vanwaaruit het vuil via een leiding 15 eveneens wordt toegevoerd aan het transportorgaan 11. Op de micro-beluchte vetvang sluit verder een leiding 16 aan middels welke het vuile water wordt toegevoerd 15 aan een beluchtingstank 17 vanwaaruit het water via een leiding 18 weer in de onderzijde in de micro-beluchte vetvang 7 wordt gebracht.

De micro-beluchte vetvang 7 is verder voorzien van een over-loopschot 19. Ter plaatse van het overloopgedeelte sluit op de micro-beluchte vetvang 7 een leiding 20 aan welke uitmondt in 20 een tussenopslaghouder 21. Vanuit de tussenopslaghouder 21 wordt het vuile water met behulp van een pomp 22 en een leiding 23 toegevoerd aan een beluchtingstank 24. In deze beluchtingstank vindt middels vlokkenvorming een afbraakproces plaats.

Zoals uit de tekening blijkt vindt het beluchten van de beluch-25 tingstank vanaf een blower-ruimte 25 via een leiding 26 plaats. Vanuit de beluchtingstank 24 wordt het water met het actieve slib via een leiding 27 toegevoerd aan een flotatietank 28.

De flotatietank 28 bevat grotendeels dezelfde elementen als de micro-beluchte vetvang 7, nl. een drijflaagruimer 29, een drijflaag-30 houder 30, een overloopschot 31, een leiding 32, een beluchtingstank 33 en een terugvoerleiding 34. Opgemerkt wordt hierbij dat dus zowel in de flotatietank 28 als in de micro-beluchte vetvang 7 het "vuil" ten minste deels door opdrijven wordt verwijderd.

Vanuit de drijflaaghouder 30 wordt de actieve slibmassa met 35 behulp van een pomp 35 en een leiding 36 toegevoerd aan een surplus-slibopslagtank 37 waaruit het teveel aan slib, het zgn. surplusslib, op de gewenste ogenblikken bijvoorbeeld één maal per week kan worden 8204829 -4- * afgevoerd, met een hoog drogestofgehalte.

Zoals uit de tekening verder blijkt is de leiding 36 voorzien van een aftakking 40 welke naar de beluchtingstank leidt. De leiding 40 dient voor het kontinu naar de beluchtingstank terugvoeren van in 5 de flotatietank afgescheiden actieve slibmassa, waardoor via vlok-vorming de afbraak daarin in stand wordt gehouden respectievelijk bevorderd.

Op de door het overloopschot 31 bepaalde ruimte van de flotatietank 28 sluit een leiding 38 aan, welke via een meetput 10 39 is aangesloten op het riool of oppervlaktewater.

Hoewel in.de tekening niet weergegeven is het duidelijk dat de inrichting verder is voorzien van op zich welbekende elementen zoals overlopen, noodoverstorten, zuurstofsensoren die het zuurstofgehalte van de beluchtingstanks kunnen bepalen en in afhankelijk-15 heid van de resultaten de blowers in werking kunnen stellen op het gewenste toerental(len). Voorts kunnen diverse leidingen -zijn voorzien van op afstand bedienbare afsluiters en pompen.

Het zal eveneens duidelijk zijn dat binnen het raam van de uitvindingsgedachte met betrekking tot de technische uitvoering een 20 groot aantal wijzigingen mogelijk is.

8204829

Claims (4)

1. Werkwijze voor het zuiveren van afvalwater waarbij het water wordt gefiltreerd en vervolgens toegevoerd aan een met een zandvang, een drijflaagruimer en een beluchtingseenheid uitgeruste houder waarin een eerste zuivering wordt uitgevoerd, met het kenmerk, dat het in 5 genoemde houder behandelde water na het passeren van genoemde houder in een beluchtingstank wordt belucht en met behulp van een actieve slibmassa biologische afbraak bewerkstelligt en vandaar wordt toegevoerd aan een flotatietank waar het actieve slib wordt afgescheiden waarna het gereinigde afvalwater wordt afgevoerd naar het riool, 10 oppervlaktewater of dergelijke.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat continu ten minste een deel van de actieve slibmassa vanuit de flotatietank wordt afgescheiden en wordt teruggevoerd naar de beluchtingstank.

3. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de met 15 een zandvang, een drijflaagruimer en een beluchtingseenheid uitgeruste houder intermitterend wordt gebruikt als flotatietank.

4. Inrichting voor het zuiveren van afvalwater op de wijze zoals beschreven in conclusie 1, 2 of 3, voorzien van een opslaghouder of -put, een daarmee verbonden afvalwaterfilter dat is aangesloten 20 op een met een zandvang, een drijflaagruimer, een beluchtingseenheid en een afvoerleiding uitgeruste houder, met het kenmerk,cat de afvoer-leiding is aangesloten op ten minst| een beluchtingstank, die is aangesloten op een met een drijflaagruimer, een beluchtingseenheid en een afvoerleiding uitgeruste flotatietank. < 8204829