NL8204813A - Inrichting voor het verwijderen en in een houder voeren van op een tennisbaan liggende tennisballen. - Google Patents

Description

’ ‘!|'ί' ..... . ........ y * 4 * NO. 31539 -1-

Inrichting voor het verwijderen en in een houder voeren van op een tennisbaan liggende tennisballen.

De uitvinding betreft een inrichting voor het verwijderen en in een houder voeren van op een tennisbaan liggende tennisballen.

Voor het oefenen van tennisspelers of het leren van het tennisspel wordt meestal een groot aantal tennisballen gebruikt die door 5 de oefenmeester of leraar achter elkaar naar de te oefenen persoon of leerling worden geslagen, om door deze te worden teruggeslagen. Tegenwoordig wordt daarvoor vaak gebruik gemaakt van een mechanische ballenwerper, die een groot aantal, bijvoorbeeld 450 tennisballen bevat en deze één voor één naar de betreffende persoon afschiet, om door deze te worden 10 teruggeslagen. In beide gevallen moeten, nadat alle ballen zijn gebruikt, deze van de baan worden opgeraapt en in een houder worden gebracht, wat een vermoeiend en tijdrovend werk is.

Om dit werk te verlichten is volgens de Nederlandse octrooiaanvrage 7901620 reeds voorgesteld een korf te gebruiken die, bij de bodem, 15 een langwerpige invoeropening voor de tennisballen heeft, die is voorzien van een de ballen uitsluitend in opwaartse richting doorlatend kleporgaan.

De korf is draaibaar in een pootconstructie opgehangen, die tevens als handvat kan dienen, waarbij voor het oprapen van de ballen, de korf aan het handvat hangend met de invoeropening telkens over de op de baan liggende 20 ballen moet worden gedrukt.

Hoewel op deze wijze het oprapen van de ballen minder vermoeiend is, duurt het toch nog geruime tijd voordat alle ballen van de baan zijn verwijderd, terwijl bovendien bij toepassing van een ballenwerper, de ballen uit de korf in de houder van de ballenwerper moeten 25 worden gebracht.

Het doel van de uitvinding is een inrichting van het genoemde type te verschaffen, waarmee op snelle geheel mechanische wijze de tennisballen van een tennisbaan kunnen worden verwijderd, en bij toepassing van een ballenwerper, deze ballen meteen in de houder daarvan kunnen worden 30 gebracht.

Dit doel wordt bereikt doordat de inrichting volgens de uitvinding omvat, een balk die beweegbaar is tussen tenminste twee standen, een uitgangs- of ruststand waarin de balk evenwijdig aan en vlak naast het over de tennisbaan gespannen net ligt, en een tweedestand waarin de balk 35 in wezen buiten het speelveld ligt, welke balk een van het net afgekeerde voorkant heeft en een lengte die tenminste gelijk is aan de dwarsafmeting 0204813 « * -2- van het speelveld, en op zodanige hoogte boven het baanvlak wordt ondersteund, dat tussen de onderkant van de balk en het baanvlak een spieetvormige ruimte aanwezig is waarvan de hoogte kleiner is dan de diameter van een tennisbal; middelen voor het over het baanvlak bewegen van de 5 balk tussen de twee genoemde standen; tenminste één buiten het speelveld gelegen horizontaal lopende transporteur, zoals een bandtransporteur, waarvan de transporterende baan een totale lengte heeft die tenminste gelijk is aan de lengte van de balk en die, evenwijdig aan de balk lopend, vlak voor de voorkant van de balk ligt, wanneer deze zich in de tweede stand 10 bevindt, en daarbij lager dan de onderkant van de balk is gelegen; en tenminste één buiten het speelveld gelegen, schuin omhoog lopende, hellende transporteur, zoals een bandtransporteur, waarvan het lager gelegen opneem-eind aansluit aan het afvoereind van de horizontale transporteur en het hoger gelegen afvoereind boven de invoeropening van de houder is gelegen.

15 Nadat een aantal tennisballen door de betreffende per soon over het net zijn teruggeslagen en zich dan verspreid over en op de aan de andere kant van het net gelegen speelveldhelft bevinden, wordt de zich in de uitgangsstand bevindende balk naar de tweede stand bewogen*, waarbij de balk over de genoemde speelveldhelft veegt en daarbij alle daarop 20 liggende ballen voor zich uit rolt naar de horizontale transporteur toe, die deze ballen overneemt en vervolgens naar de hellende transporteur overbrengt, die op zijn beurt de ballen in de houder voert, waarbij in de tussentijd de balk weer naar de uitgangsstand kan worden bewogen, zodat na een zeer korte onderbreking, waarbij niemand zich hoeft te vermoeien, alle 25 ballen weer kunnen worden gebruikt voor het oefenen van een tennisspeler.

Moet de betreffende tennisbaan worden gebruikt voor een werkelijke partij tennis, dan wordt balk in de bergstand gehouden waar hij het spel niet hindert.

Bij voorkeur kan de balk, door de bewegingsmiddelen, 30 evenwijdig aan zichzelf dwars over het speelveld worden bewogen, zodat de balk in de tweede stand achter het speelveld ligt.

Op deze wijze kan de speelveldhelft goed wordt bestreken door de balk, terwijl daarbij de horizontale transporteur zich achter het speelveld in dwarsrichting uitstrekt, zodat door het aanbrengen van een 35 verticaal hangend gordijn of een soortgelijk middel direkt achter deze transporteur, alle in wezen te ver teruggeslagen ballen die tegen dit gordijn aankomen, daar langs naar beneden, direkt op de transporteur vallen.

Bovendien kan daarbij de horizontale transporteur zich in zijn geheel boven het baanvlak bevinden, zodat het niet nodig is in de 8204813 . y.-w -:. - -τ- -.- - * ^ f -3- baan een sleuf aan te brengen, wat bij bestaande tennisbanen vrijwel ónmogelijk is, waartoe slechts, voor de horizontale transporteur, een schuin omhoog lopend oploopstuk voor de balk behoeft te worden aangebracht.

Bij toepassing van een ballenwerper loopt de hellen-5 de transporteur in een richting dwars op het speelveld, waarbij het af-voereind daarvan boven de invoeropening van de houder van de ballenwerper ligt die op een afstand achter het speelveld in het verlengde van het middendeel daarvan is opgesteld.

Wanneer het gewenst is twee op een afstand naast 10 elkaar gelegen ballenwerpers te hebben, dan zijn twee in eikaars verlengde liggende horizontale transporteurs aanwezig, waarvan de afvoereinden naast elkaar liggen, en twee hellende transporteurs, die in een verticaal vlak evenwijdig aan en achter de horizontale transporteurs lopen en waarvan de opneemeinden naast elkaar liggen, nabij de afvoereinden van de horizon-15 tale transporteurs, en de afvoereinden elk boven de invoeropening van een ballenwerper zijn gelegen.

Op deze wijze kan worden verzekerd dat de, door de balk, van de baan geveegde tennisballen gelijkmatig over de twee ballenwerpers worden verdeeld.

20 Bij voorkeur is elke hellende transporteur een band- transporteur, waarvan de onderste baan de transporterende baan is, waartoe op een afstand tennaastebij gelijk aan de diameter van een tennisbal onder deze baan een evenwijdig daarmee lopende geleidingsplaat is aangebracht.

Op deze wijze kan de transporterende baan van de 25 horizontale transporteur zich op een betrekkelijk geringe hoogte ten opzichte van het baanoppervlak bevinden, zodat het oploopstuk voor de balk Slechts onder een betrekkelijk kleine hoek schuin hoeft te lopen, waardoor geen moeilijkheden ontstaan bij de overgang van de balk naar en van het oploopstuk.

30 Bij voorkeur worden de ondersteuningsmiddelen voor de balk gevormd door op de balk gemonteerde, met het baanvlak in rollende aangrijping zijnde loopwielen, waarbij de verplaatsingsmiddelen van de balk kunnen worden gevormd door één of meer aandrijfbare loopwielen.

Voor een goede, evenwijdig aan zichzelf plaats 35 vindende verplaatsing van de balk kunnen twee op een afstand evenwijdig aan elkaar lopende, met de einddelen van de balk in aangrijping zijnde geleidingsmiddelen voor de balk zijn aangebracht, die zich van een punt nabij het net naar een achter het speelveld gelegen punt uitstrekken, waarbij bij voorkeur deze geleidingsmiddelen worden gevormd door kabels, 8204 813 -4- t k die op eenvoudige wijze kunnen worden verwijderd, voor het gereed maken van de tennisbaan voor een partij tennis, en daarna op eenvoudige wijze kunnen worden aangebracht.

Bij voorkeur lopen tenminste de einddelen van de voorkant 5 van de balk schuin naar achteren in de richting naar het midden van de balk, waardoor wordt verzekerd dat bij het over de baan vegen van de balk geen tennisballen om de einden van de balk heen wegrollen en daardoor buiten het bereik van de balk komen.

De uitvinding wordt nader uiteengezet aan de hand van het 10 in de tekening getoonde uitvoeringsvoorbeeld, waarin figuur 1 in bovenaanzicht een tennisbaan toont waarop een inrichting volgens de uitvinding is aangebracht, figuur 2, een aanzicht in dwarsrichting is, figuur 3 een aanzicht in overlangse richting is, en 15 figuur 4 een andere uitvoeringsvorm van de balk van de inrichting volgens de uitvinding in bovenaanzicht weergeeft.

Zoals getoond in figuur 1 is de tennisbaan 1 voorzien van de standaardlijnen 2 die de verschillende baanvlakken afbakenen. Dwars over de tennisbaan is het net 3 tussen de netpalen 4 gespannen.

20 Aan één kant van het net 3 is een balk 5 gelegen die door de loopwielen 6 wordt ondersteund en door de aangedreven loopwielen 7, evenwijdig aan zichzelf kan worden verplaatst naar een achter het speelveld gelegen tweede stand 5', zoals getoond in figuur 3, waarbij de balk 5 wordt geleid door de kabels 8, die van een punt nabij de netpalen 4 naar 25 een achter het speelveld gelegen punt lopen. De einddelen 9 en 9' van de voorkant van de balk lopen schuin naar achteren in de richting van het midden van de balk.

Achter het speelveld zijn twee horizontale bandtransporteurs 10 en 10' aangebracht, waarvan de afvoereinden 11 en 11' naast elkaar 30 liggen. Voor deze transporteurs 10 en 10' is een schuin omhoog lopend oploopstuk 12 gelegen, dat scharnierbaar is gemonteerd, zodat het omhoog kan worden gezwaaid, zoals getoond met gebroken lijnen in figuur 3. Tussen dit oploopstuk 12 en de horizontale transporteurs 10 en 10' is een plaat 13 aangebracht.

35 Achter de transporteurs 10 en 10' zijn twee hellende bandtransporteurs 14 en 14' aangebracht. Deze transporteurs omvatten een band zonder eind 15, 15' en een onder de onderste baan van deze band 15, 15' aangebrachte geleidingsplaat 16, 16'. De opneemeinden 17, 17' van de hellende transporteurs 14 en 14' liggen naast elkaar nabij de afvoereinden 8204813 "r ^ ill • '<· ' '' "'l;·' 11, 11' van de horizontale transporteurs 10, 10', terwijl de afvoereinden 18, 18' van de hellende transporteurs 14, 14' boven de invoeropeningen van twee ballenwerpers 19, 19' zijn gelegen.

Achter de horizontale transporteurs 10 en 10' zijn 5 opstaande platen 20 en 20' aangebracht.

Nadat alle of een aantal van de in de ballenwerpers 19 en 19' opgeslagen tennisballen door deze ballenwerpers over het net 3 zijn geschoten en door een daar aanwezige tennisspeler over het net 3 zijn teruggeslagen, waardoor op de speelveldhelft achter· het net een groot 10 aantal tennisballen 21 komen te liggen, wordt de balk 5 vanaf de in figuur 1 getoonde ruststand evenwijdig aan zichzelf naar de tweede stand 5' bewogen, waarbij deze balk alle op de baan liggende tennisballen 21 voor zich uit rolt naar de horizontale transporteurs 10 en 10' toe. Bij het eind van zijn baan loopt de balk 5 op het scharnierbare oploopstuk 12 en 15 stuwt de ballen 21 via de plaat 13 op de horizontale transporteurs 10 en 10'. Deze transporteurs 10 en 10' voeren de ballen naar de punten 11 en 11' waar deze naar de onderkanten van de hellende transporteurs 14 en 14' rollen en van daar door deze hellende transporteurs 14 en 14' omhoog worden gebracht naar de invoeropeningen van de ballenwerpers 19 en 19', waarbij 20 de ballen door de onderste banen van de transporteurs 14 en 14' over de daaronder aangebrachte geleidingsplaten 16 en 16' rollend omhoog worden gestuwd.

Op deze wijze worden alle op de baan liggende ballen 21 op geheel mechanische wijze en betrekkelijk snel weer in de 25 ballenwerpers 19 en 19' gevoerd, waarna de balk 5 weer in de uitgangsstand kan worden gebracht en het afschieten van de ballen kan worden hervat.

Moet de tennisbaan 1 worden gebruikt voor het spelen van een werkelijke partij tennis, dan wordt de balk 5 in een derde of bergstand gebracht waarin de balk 5 boven op de transporteurs 10 en 30 10' ligt, en het oploopstuk wordt omhoog gezwaaid totdat het tegen de balk 5 aanligt, en de kabels 8 worden verwijderd.

In plaats van de kabels 8 kunnen ook geleidings- rails worden toegepast.

Bij de balk 22 volgens figuur 4 zijn aan de 35 einden daarvan uitstekende delen 23 en 23' aangebracht waaraan beugels 24 en 24' zijn bevestigd, die bij hun vrije einden flappen 25 en 25' dragen.

Deze uitvoeringsvorm is in het bijzonder geschikt voor tennisbanen die door gordijnen 26 en 26’ zijn afgescheiden, waarbij de flappen 25, 25' tegen deze gordijnen aanliggen, zodat bij het bewegen van de balk 22 van 8204813 -6- # ο het net 3 af, alle teruggeslagen en op de baan liggende ballen 21, ook die, die door de gordijnen 26 en 26' zijn tegengehouden, naar de transporteurs 10 en 10' (fig. 1) worden gevoerd.

8204813

Claims (12)

1. Inrichting voor het verwijderen en in een houder voeren van op een tennisbaan liggende tennisballen, met het kenmerk, dat de inrichting omvat, een balk die beweegbaar is tussen tenminste twee standen, een uitgangs- of ruststand waarin de balk evenwijdig aan en vlak naast 5 het over de tennisbaan gespannen net ligt, en een tweede stand waarin debalk in wezen buiten het speelveld ligt, welke balk een van het net afgekeerde voorkant heeft en een lengte die tenminste gelijk is aan de dwarsafmeting van het speelveld, en op een zodanige hoogte boven het baanvlak wordt ondersteund, dat tussen de onderkant van de balk en het baanvlak een 10 spieetvormige ruimte aanwezig is, waarvan de hoogte kleiner is dan de diameter van een tennisbal; middelen voor het over het baanvlak bewegen van de balk tussen de twee genoemde standen; tenminste één buiten het speelveld gelegen horizontaal lopende transporteur, zoals een bandtransporteur, waarvan de transporterende baan een totale lengte heeft die tenminste 15 gelijk is aan de lengte van de balk en die evenwijdig aan de balk lopend vlak voor de voorkant van de balk ligt wanneer deze zich in de tweede stand bevindt, en daarbij lager dan de onderkant van de balk is gelegen; en tenminste één buiten het speelveld gelegen schuin omhoog lopende, hellende transporteur, zoals een bandtransporteur, waarvan het lager gelegen opneem-20 eind aansluit aan het afvoereind van de horizontale transporteur en het hoger gelegen afvoereind boven de invoeropening van de houder is gelegen.

2. Inrichting volgens conclusie 1, m e t het kenmerk, dat de balk evenwijdig aan zichzelf dwars over het speelveld kan worden bewogen door de bewegingsmiddelen, en in de tweede stand achter het 25 speelveld ligt.

3. Inrichting volgens conclusies 1 of 2, met het kenmerk, dat de hellende transporteur in een richting dwars op het speelveld loopt en het afvoereind daarvan boven de invoeropening van de houder van een ballenwerper ligt, die op een afstand achter het speelveld 30 in het verlengde van het middendeel daarvan is opgesteld.

4. Inrichting volgens conclusies 2 of 3,met het k e n m e r k, dat voor de horizontale transporteur een schuin omhoog lopend oplooptstuk voor de balk is aangebracht en de horizontale transporteur in zijn geheel boven het baanvlak is gelegen.

5. Inrichting volgens conclusies 2-<t-, m e t h e t k e n- 8204813 «r V -S'- πι e r k, dat twee in eikaars verlengde liggende horizontale transporteurs aanwezig zijn, waarvan de afvoereinden naast elkaar liggen, en twee hellende transporteurs zijn aangebracht die in een verticaal vlak evenwijdig aan en achter de horizontale transporteurs lopen, en waarvan de opneemeinden naast 5 elkaar liggen nabij de afvoereinden van de horizontale transporteurs, en de afvoereinden elk boven de invoeropening van een ballenwerper zijn gelegen.

6. Inrichting volgens conclusies ^ of 5,met het kenmerk, dat elke hellende transporteur een bandtransporteur is 10 waarvan de onderste baan de transporterende baan is, waartoe een, op een afstand tennaastebij gelijk aan de diameter van een tennisbal onder deze baan gelegen en evenwijdig daarmee lopende geleidingsplaat is aangebracht.

7. Inrichting volgens conclusies 1-6, met het kenmerk, dat de ondersteuningsmiddelen van de balk worden gevormd door op 15 de balk gemonteerde, met het baanvlak in rollende aangrijping zijnde loopwielen.

8. Inrichting volgens conclusie 7, methet kenmerk, dat de verplaatsingsmiddelen van de balk worden gevormd door één of meer aandrijfbare loopwielen.

9. Inrichting volgens conclusies 7 of 8,met het ken merk, dat twee, op een afstand evenwijdig aan elkaar lopende, met de einddelen van de balk in aangrijping zijnde geleidingsmiddelen voor de balk zijn aangebracht, die zich vanaf een punt nabij het net naar een achter het speelveld gelegen punt uitstrekken.

10. Inrichting volgens conclusie 9,met het ken merk, dat de geleidingsmiddelen worden gevormd door kabels.

11. Inrichting volgens conclusies 1-10, met het kenmerk, dat tenminste de einddelen van de voorkant van de balk schuin naar achteren in de richting van het midden van de balk lopen.

12. Inrichting volgens conclusies 1-10, met het ken merk, dat de balk, bij beide einden is voorzien van uitstekende delen, waaraan naar buiten uitstaande beugels zijn bevestigd. 8204813